PZC De Baltische vrijheidsdrang ZATERDAG 24 DECEMBER 1988 25 Hoe ging dat ook al weer op school? De kaart van de Sovjetunie hing voor de klas. De aardrijkskundeleraar liet zijn aanwijsstok even op drie landjes aan de rand van de Oostzee rusten: Estland, Letland en Litouwen. Daarmee waren de Baltische staten behandeld. Het rijtje namen werd opgeborgen in dat gedeelte van het geheugen waar meer overbodige reeksen een plaatsje hebben gevonden. Inmiddels zijn de drie Baltische staten voorpaginanieuws geworden. Op de drempel Omwenteling Deportaties Vlucht Perestrojka Militair belang Gezantschap Ben Jansen VILNIUS/ Tallinn, de oude stad. Foto Wim Riemens Mevrouw Haslinghuis-Laatsarus. Haar vader werd naar Siberië gedeporteerd. Er is nooit meer iets van hem vernomen. Bij het Russische consulaat een visum aanvragen? Nooit! Estland, Letland en Litouwen maken gebruik van Gorbatsjovs politiek van glasnost en perestrojka om te proberen zich een vrijere positie binnen de Unie van Socialistische Sovjet Republieken te ver werven. De ontwikkelingen van de laatste maan den vervullen niet alleen de bevolking van de drie landen aan de Oostzee met hoop. Ook de honderdduizenden Esten, Letten en Litouwers, die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog uit hun land zijn ge vlucht voor de oprukkende Sovjet-troe pen en die zich in het westen hebben ge vestigd, volgen de ontwikkelingen met grote spanning. Ze zijn aangenaam ver rast dat het streven naar onafhankelijk heid in Estland, Letland en Litouwen bin nen en buiten de Sovjetunie zoveel indruk maakt en tegelijkertijd zijn ze bezorgd over het manier waarop Moskou zal reage ren op de anti-Russische gevoelens in het Balticum. Op de televisie bij de familie Haslinghuis in Goes staat een blauw-zwart-witte vlag. Het symbool van de vrije republiek Est land. Het heeft Asta Haslinghuis-Laatsa rus (63) diep geroerd dat ze de vlag van haar vaderland de afgelopen maanden verscheidene keren heeft gezien in televi siereportages van demonstraties en Volksfront-vergaderingen in Estlands hoofdstad Tallinn. Hoe hartverwarmend dat openlijk vlagvertoon ook moge zijn, de nationale driekleur van Estland hoort maar op één plaats thuis: op de Lange Herman, de toren bij het kasteel Toompea in de bovenstad van Tallinn. En daar staat al meer dan veertig jaar een andere, rood met hamer en sikkel. De vlag van Estland heeft net als de dun doeken van Letland en Litouwen maar twintig jaar frank en vrij kunnen wappe ren. De tragiek van de drie landen schuilt in hun ligging: op de drempel tussen West-Europa en Rusland. Die ligging is voor buurlanden al eeuwenlang aanlei ding geweest er de hand op te leggen. De nen, Duitsers, Polen, Zweden en Russen hebben elkaar als overheersers afgewis seld. Na de Eerste Wereldoorlog en de om verwerping van het Russische tsarendom konden Estland, Letland en Litouwen zich eindelijk vrij maken. Dat moet in 1920 in Estland een mooi moment zijn geweest. Konstantin Pats, de eerste en tot nu toe enige president van de vrije republiek Est land, weigerde zich bij zijn installatie in het Russisch of het Duits tot zijn buiten landse gasten te richten. Dat waren im mers de talen van vroegere onderdruk kers. Het Engels was Pats niet machtig. Daarom bediende hij zich maar van het Latijn. Het land bloeide op. Een grootscheepse landhervorming hielp de grootgrondbe zitters, overwegend Duitse adel, van hun eigendommen af. Ze kregen een schade loosstelling en de grond werd onder de boeren verdeeld. Sociale voorzieningen werden ingevoerd, het culturele leven flo reerde en het hele land gloeide van trots toen Estlandse worstelaars de eerste olympische medailles veroverden. Alleen de economische crisis van de jaren 30 en de politiek ontwikkelingen later in dat de cennium verstoorden de idylle. Het niet-aanvalsverdrag dat Nazi-Duits- land en de Sovjetunie in 1939 sloten, het Molotov-Ribbentrop pact, luidde het ein de van de zelfstandigheid van Estland en de andere Baltische republieken in. De Sovjetunie drong de drie staten een ver drag van wederzijdse bijstand op en Est land, Letland en Litouwen moesten toe staan dat de machtige oosterbuur marine- en luchtmachtbases op hun grondgebied vestigde. Nog geen jaar later eiste de Sov jetunie dat in de drie landen regeringen aan zouden treden die zich minder afwij zend tegenover Moskou zouden opstellen. En tegelijkertijd moesten nog meer Sov jet-troepen worden binnengelaten. Na vervalste verkiezingen traden in juli 1940 communistisch georiënteerde volksverte genwoordigingen aan. Het verzoek van Estland, Letland en Litouwen te mogen toetreden tot de Sovjetunie was daarna nog maar een formaliteit. En vanzelfspre kend accepteerde Moskou die verzoeken grootmoedig. Asta Haslinghuis-Laatsarus - ze was toen vijftien jaar - herinnert zich die omwente ling in Estland nog goed. President Pats hield zijn laatste toespraak voor de radio. „Wanneer ik daaraan denk moet ik nog steeds huilen," zegt ze. De Estlandse com munisten trokken met muziek en rode vlaggen de straat op om de toetreding tot de Sovjetunie te vieren en de Russische troepen te verwelkomen. Er zijn die dagen in Estland heel wat gordijnen demonstra tief gesloten. De bange vrees van de Esten werd be waarheid. De geheime politie van de Sov jetunie drukte verzetsactiviteiten met massale arrestaties de kop in. Mevrouw Haslinghuis' vader, de reserve-officier Au gust Laatsarus, vervulde ook een rol in het verzet. Begin december 1940 werd hij tij dens een vergadering van zijn verzets groep in Tallinn opgepakt. Zijn dochter heeft hem niet meer gezien. Zijn vrouw wel. Die mocht in mei 1941, kort voordat hij naar Siberië zou worden getranspor teerd, in de gevangenis wat kleding ko men brengen. Hij had tien jaar dwangar beid gekregen. Dat viel mee, vond hij, want hij had op de doodstraf gerekend. Maar meevaller of niet, nooit meer is iets van hem vernomen. Het valt voor wat oudere Esten niet mee met droge ogen over de Sovjet-onderdruk king te praten. In juni 1941 begonnen grootscheepse deportaties van 'vijanden van het volk', zoals de aanduiding in Rus sische geschiedenisboekjes luidt. Esten die tot de gegoede stand hadden behoord, die blijk gaven van nationalistische ge voelens of die naar het buitenland ge vluchte familieleden hadden, kwamen heel gemakkelijk voor dat predikaat in aanmerking. In één nacht werden 10.000 Esten, dat wil zeggen 1 procent van de be volking, afgevoerd. Toen de Duitsers later in dezelfde maand de Baltische landen binnenvielen, waren 40.000 personen op transport gesteld. Vergelijkbare aantal len Letten en Litouwers zijn in die periode eveneens met goederenwagons diep de Sovjetunie in gebracht. Na de Duitse te rugtocht in 1944 zijn de deportaties voort gezet. Tot aan het begin van de jaren 50 is ongeveer een tiende deel van de bevolking der drie Baltische staten naar werkkam pen verbannen. De Esten bekeken de binnenkomst van de Duitsers afwachtend, geheel in overeen Anna Taru, de enige medewerkster van het Estlandse gezantschap in Londen bij het portret van Konstantin Pats. stemming met hun volksaard. De Sovjet- terreur was weliswaar ten einde, maar er was toch wel veel verbeeldingskracht voor nodig om in de Duitse troepen de be vrijders te zien. De vervolging van com munisten en joden onderstreepten de op vatting dat het weinig uitmaakt of je van de kat of van de kater gebeten wordt. Asta Haslinghuis-Laatsarus: „De Duitsers wa ren alleen wat beleefder dan de Russen." Het tij keerde in 1944. Het Rode Leger dwong Duitsland tot de terugtocht. Op de golven van de oorlog spoelden vele tien duizenden Esten, Letten en Litouwers mee westwaarts. Vluchtelingen, die een nieuwe Sovjet-overheersing niet wilden afwachten. In het najaar van 1944 nam ook Asta Haslinghuis-Laatsarus de be nen. Haar moeder en haar broer bleven achter. „Er heerste volkomen paniek. Ver halen over verkrachtingen door de Rus sen. Iedereen zei tegen me: je kunt hier niet blijven. Ik ben toen met een groepje Esten in een Rode Kruis-auto gevlucht. We dachten dat we maar een paar dagen, hooguit een paar weken weg zouden hoe ven te blijven. Want we rekenden op hulp van Engeland en de Verenigde Staten." Maar de vlucht duurde langer, tot in Ne derland. Even voor de grens met Letland schepten de Esten wat aarde van hun va derland in een zakje. Mevrouw Hasling huis raakte het hare maanden later kwijt toen haar koffers werden gestolen. Vier jaar geleden bracht haar dochter van een reis door de Sovjetunie een nieuw zakje echte Estische aarde mee. Ze bewaart het nu zorgvuldig. Een bestemming heeft ze er ook al voor. Na haar overlijden moet die aarde in haar kist worden gestopt, zo heeft ze bepaald. Want als ze niet in Estlandse grond kan worden begraven, dan toch in ieder geval mèt. Asta Haslinghuis-Laatsarus is nooit meer terug geweest in Estland, ondanks een voortdurend knagende heimwee. Op de vraag waarom niet reageert ze licht ver ontwaardigd: „Dan moet ik bij het Russi sche consulaat een visum aanvragen om mijn eigen land te mogen bezoeken. Dat doe ik nooit!" Behalve deze principiële re den is het ook nog een kwestie van onbere deneerde vrees. De USSR beschouwt alle Balten die na 1940 uit hun land zijn ge vlucht als inwoners van de Sovjetunie. Mevrouw Haslinghuis: „Ik ben niet van plan na al die jaren alsnog in de handen van de Russen te vallen." Net als zoveel naar het westen gevluchte Esten, Letten en Litouwers is ze verheugd maar gereserveerd over de inhoud die de bevolking van de Baltische staten aan het begrip perestrojka geeft. Verheugd omdat veertig jaar russificatie geen enkele in vloed lijkt te hebben gehad op de cultuur en de vrijheidsdrang van de Balten. De Sovjet-autoriteiten hebben er toch alles aan gedaan: immigratie van grote aantal len etnische Russen (twee vijfde deel van de Estlandse bevolking is van Russische afkomst en de Letten zijn inmiddels een minderheid in eigen land), langdurige le gering van dienstplichtigen uit de Balti sche staten ver buiten eigen land en ach terstelling van onderwijs in het Estisch, Lets en Litouws vergeleken bij dat op scholen waar uitsluitend Russisch wordt gesproken. De reserve geldt het tempo waarmee vooral de Esten proberen een zo groot mogelijke zelfstandigheid te krij gen. De ingrepen van de Sovjetunie in Hongarije en Tsjechoslowakije liggen nog vers in het geheugen. Bezorgd vraagt ze zich af wat er toch zal komen van bijvoor beeld de weigering van Estische ambtena ren en winkelbedienden Russen in het Russisch te woord te staan. Grote bewon dering heeft ze voor de Onafhankelijk heidspartij, die een doel voor ogen heeft dat de Sovjetunie zonder meer onwelge vallig moet zijn: volstrekte autonomie voor Estland. Wilma Belinfante-Saidlo, voorzitter van de Estlandse vereniging in Nederland, is somber gestemd over een vervulling van het onafhankelijkheidsstreven in Est land. Ze haalt een kaart tevoorschijn, waarop zeventig in het westen bekende Sovjet-bases op Estische bodem staan aangegeven: ijsvrije marinehavens, mili taire vliegvelden, raketbases, radarsta tions en legerplaatsen van pantserdivi sies. „Hier zie je welk militair belang Est land voor de Sovjetunie vertegenwoor digt", zegt ze. „Je denkt toch niet dat de Russen dat zomaar zullen opgeven." Daarbij komt dan nog dat een groot deel van de 600.000 in Estland wonende Rus sen in het Baltische land is geboren en ge togen. Voor hen is Estland ook min of meer een vaderland geworden en ze voe len er weinig voor zich door de Esten naar de andere kant van de grens te laten ver wijzen. Mevrouw Belinfante heeft ook weinig ver trouwen in de oprechtheid van de bedoe lingen van veel vooraanstaande Volks front-leden: „Dat zijn trouwe communis ten. Die hebben geen behoefte aan ingrij pende veranderingen. Ze hebben zich al leen bij het Volksfront aangesloten om de ontwikkelingen in de gaten te houden. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat ie mand die voor de onafhankelijkheid van Estland ijvert, naar Moskou mag komen om het Estische standpunt toe te lichten. De Estlandse kolonie in Nederland is nooit groot geweest. Mevrouw Belinfantes vereniging telt op dit moment nog ruim veertig leden. Aanwas is er nauwelijks. De viering van Estlands onafhankelijkheids dag op 24 februari en een kerstdienst vor men de belangrijkste activiteiten van de vereniging. De laatste jaren zijn ook begrafenissen in toenemende mate een gelegenheid elkaar weer eens te ontmoeten. Aanzienlijk levendiger is het Estische ver enigingsleven in Zweden, Canada en de Verenigde Staten, waar Estlandse ge meenschappen van meer dan 20.000 per sonen bestaan. Ook in Engeland, Duits land en Australië wonen enkele duizen den Esten. In Londen bestaat nog een Est lands gezantschap, samen met een consu laat-generaal in New York het enige over blijfsel van de tijd dat de onafhankelijke republiek Estland in de diplomatieke we reld een rol speelde. De Britse regering heeft zich neergelegd bij de situatie in Est land, maar heeft de annexatie door de Sovjetunie nooit officieel erkend. En dus wordt het Estlandse gezantschap ge doogd. Het is even zoeken in Queens Gate. Wie uitkijkt naar de blauw-zwart-witte vlag of naar een wapenschild dat andere diplo matieke vestigingen in de buurt herken baar maakt, loopt het statige pand voor bij. Op de deur prijkt slechts een klein maar glimmend gepoetst koperen bord. Binnen lijkt het of de tijd stil is blijven. Mevrouw Anna Taru, de enige overgeble ven medewerkster van het gezantschap, heeft de meeste vertrekken in de staat ge houden waarin ze zich bevonden toen er nog een staf van 25 personen werkte. De bureaus in de werkkamers zijn opge ruimd; schrijfgerei ligt gereed. In de salon groepen gerieflijke fauteuils bij de open haard. Konstantin Pats blikt vanaf een schilderij boven de schoorsteenmantel stuurs het vertrek in. In een erker staat een vleugel klaar voor achtergrondmu ziek bij een diplomatieke ontvangst. Een kwastje verf hier en daar en het gezant schap kan binnen een paar dagen weer volop in gebruik worden genomen. Mevrouw Taru kwam al voor de Tweede Wereldoorlog naar Londen om Engels te studeren. In de oorlog verrichtte ze vrij willigerswerk in het gezantschap en daar na trad ze er in dienst als medewerkster. Haar taak was onder meer te zorgen voor een officiële vertaling van in de Estische taal gestelde documenten. Dat doet ze nu nog, voor Britse ministeries. En ze geeft af en toe nog een Estlands paspoort uit. Ver der fungeert het gezantschap als informa tiebureau. Vooral de laatste tijd krijgt ze steeds meer verzoeken van scholen om in lichtingen over de geschiedenis van Est land, bedrijven informeren naar mogelijk heden zaken te doen met de Baltische re publiek en aanstaande ouders vragen haar een lijstje met originele Estische jon gens- en meisjesnamen. Een gevolg van de perestrojka is, zo is de ervaring van mevrouw Taru dat inwoners van Estland gemakkelijker dan vroeger het land mogen verlaten om bijvoorbeeld familie in het westen te bezoeken. En te genwoordig durven meer van hen een kijkje te komen nemen in het gezant schap. Want naar het buitenland reizende Esten kregen steeds het advies liever maar niet te komen in dat symbool van het vrije Estland. Vanzelfsprekend praat mevrouw Taru met haar gasten dan over de toekomst van haar land. Die gesprek ken zijn niet altijd even hoopgevend. Me vrouw Taru: „Iemand vergeleek het Esti sche volk laatst met een hond die aan de ketting ligt. Die ketting is nu een beetje langer geworden, zei hij, de voerbak een stuk kleiner en we mogen blaffen zo hard als we willen. Dat is alles." FINLAND EUROPA ^^TALLINN ■HIIUMAA WIT- RUSLAND Kaliningrad y. Koningsbergenj! POLEN

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 25