De tweedeling van katholiek Nederland Oostenrijk vol ongeduld om toe te treden tot EG MR H. RIJPSTRA, OUD-COMMISSARIS DER KONINGIN: opinie en achtergrond BULG levensbeschouwing Energieverspilling Reactie ZATERDAG 22 OKTOBER 1988 Populair m Comecon I Geen samenzwering 'IJSLAND1 GROOT- BRITTANNIË: —Dene marken: SOVJETUNIE ÜERLAND' POLEN HONG ROEMENIË [GRIEKEN5] ^LAND^ Burgemeester is in zijn beroep een eenzaam mens De Nederlandse bisschoppen heb ben op 12 augustus jl. een brief geschreven aan het bestuur van de Acht-Mei-Beweging (AMB), waarin zij meedeelden voorlopig van ver dere gesprekken te willen afzien. Men mag aannemen dat terdege over deze beslissing is nagedacht, want dat besluit kan verstrekkende ge volgen hebben voor de nabije toe komst van de katholieke kerk in Ne derland. Het gaat hier niet zo maar om een kleine groep katholieken die zonodig weer eens moeilijk moet doen. De AMB, ontstaan in 1985 naar aanlei ding van het pausbezoek aan Neder land, is een platform/gesprekspo- dium, waarbij ongeveer 95 progres sieve verenigingen en organisatie zijn aangesloten, de zogenaamde participanten. Dat deze beweging niet aan vitaliteit heeft ingeboet, blijkt onder anderen uit het feit dat ook dit jaar weer 12.000 mensen aan de jaarlijkse manifestatie hebben deelgenomen. De contacten tussen de bisschoppen en de AMB zijn van meet af aan zeer stroef geweest. Uiteindelijk is er dan dit jaar drie maal eenontmoeting ge weest tussen een delegatie van de bisschoppenconferentie en van het bestuur van de AMB. Een analyse van deze gesprekken maakt duide lijk hoe op het ogenblik de verhou dingen in katholiek Nederland lig gen. Het centrale punt, waarop de ge sprekken telkens weer terugkwamen en vervolgens vastliepen, is het be grip kerk en de vraag, wie bij die kerk hoort. Bij de AMB wordt sterk de nadruk gelegd op de afzonderlijke personen, het subject. Dat wil niet zeggen dat daarom zonder meer iedereen bij de kerk hoort, die dat wil. De vraag is echter, wanneer en op welke wijze duidelijk wordt of iemand wel of niet bij de kerk hoort. Op dat punt is sinds het Tweede Vaticaans Concilie heel wat veranderd en veel is nog niet uit gekristalliseerd. Wat terughoudender stelt Pax Chris- ti Nederland zich op, de participant met de grootste achterban. Pax Christi wil alleen aan de AMB blijven deelnemen, wanneer deze beweging afziet van standpunten over geloof en zeden die tot een conflict met de bis schoppen leiden. Deze reactie is niet onbegrijpelijk, wanneer men be denkt dat de voorzitter van Pax Christi bisschop Ernst van Breda is. Pax Christi wil haar voorzitter im mers niet in verlegenheid brengen. Binnen de AMB is het duidelijk ge worden dat verdere pogingen om met de bisschoppen in gesprek te blijven, voorlopig alleen maar energieverspil ling is. Het gaat niet om de discussie wie er gelijk heeft. De participanten zullen zich, meer dan ooit, moeten be zinnen op de vraag, hoe zij binnen de AMB staan en dit kenbaar maken, zowel aan de bisschoppen als aan hun leden, want juist in de achterban heerst vaak grote onwetendheid. De AMB zelf voelt zich aangespoord om te zorgen dat de beweging, die zich inzet voor de kerkvernieuwing in Nederland, voort gaat op de ingesla gen weg. Daarbij is zij zich terdege bewust van het gevaar los van de bis schoppen komen te staan. Er leeft nu meer dan ooit het besef dat zij zich niet mag laten verleiden tot het doen van uitspraken op het terrein van ge loof en zeden, ze is immers gesprek- spodium. Maar dat wil niet zeggen dat zij niet voortdurend moeten pro beren duidelijk te maken hoe de gelo vigen aan de basis vaak worstelen met richtlijnen van hoger hand. Er wordt nu hard gewerkt aan de voorbereiding van de manifestatie op 6 mei 1989, waarbij ook aan het conciliair proces veel aandacht zal worden besteedt. Veel werk, dat wel, maar de AMB weet zich daarbij, meer dan ooit, gesteund door de par ticipanten. Dr. G. H. Buijssen Van onze verslaggever Albert Holtermani Tegen een burgemeester die het f f hoog in de bol had, zei ik eens: u maakt de indruk dat u 't zö goed weet dat uw vrouw' binnenkort u te gen u zegt". De man is er heel lang boos om geweest, maar zei na jaren te gen Rijpstra: ,,'t Was toch wel terecht dat u dat toen zei". Zo ging commissaris der koningin mr. H. Rijpstra in de tijd dat hij de scepter zwaaide in Friesland (van 1970 tot 1982) met zijn burgemeesters om. De CdK was niet gewoon er doekjes om te winden en zei de heren terdege waar het op stond. Na zijn pensionering is Rijpstra in Del den gaan wonen en daar wil hij best eens zijn licht laten schijnen over de verhouding van de commissaris der koningin tot de burgemeesters. Aan leiding is uiteraard het avondlijk uitje van de burgemeesters Smallenbroek (Smallingerland) en Faber (Hooge- veen) in Zwolle. Naar verwachting zal minister Van Dijk (binnenlandse za ken) begin volgende week over hun lot beschikken, als hij het rapport van de Rijksrecherche binnen heeft. De com missaris in ruste wil geen oordeel vel len over de escapades van Smallen broek en Faber. „Maar mijn bestuur lijk gevoel zegt dat het een ernstige zaak is". Een burgemeester is in zijn beroep een eenzaam mens. Er is immers niemand anders in zijn gemeente die hetzelfde beroep heeft. In elke streek zijn welis waar de zogeheten burgemeesters kringen (de heren vergaderen en borre len eens in de maand en de dames ma ken een uitstapje) maar een burge meester die problemen heeft, zal het in die kring zeker niet bespreken. „Hij zal zich groot houden en komt er daar niet mee voor de dag", zegt Rijpstra, die weet waarover hij praat als hij het over het burgemeesterschap heeft. Zijn va der was burgemeester van Zelhem en voordat hij CdK in Friesland werd, was hij zelf burgemeester van Smilde, Terneuzen en Almelo. Als iemand (m/v) tot burgemeester is benoemd, moet - zoals bij elk ander be roep - uiteindelijk in de praktijk blij ken of hij daar ook werkelijk geschikt voor is. Want een burgemeester moet op een aantal fronten zorgen dat hij de boel goed voor elkaar heeft: in relatie tot de bevolking, in relatie tot de ge meenteraad en in relatie tot het ge meentelijk apparaat. Dat kan helemaal fout lopen, zo heeft de ervaring Rijpstra geleerd. „Het is voor een commissaris de kunst vroeg tijdig op de hoogte te zijn van span ningen, want dan kan hij er misschien nog wat aan doen". In een persoonlijk gesprek probeerde hij zelf dan de bur gemeester adviezen te geven over wat hij zou kunnen doen om zijn functio neren te verbeteren. Een belangrijke bron voor een CdK zijn - en veel burgemeesters vreesden dat al - krante-artikelen (vooral de ge meenteraadsverslagen). Rijpstra las ze altijd aandachtig. In dit verband is het buitengewoon pikant of gênant - 'De zaak-Smallenbroek/Faber' heeft de laatste weken de gevoelige positie van de burgemeester in zijn ambt weer eens nadrukkelijke in de publieke aandacht gebracht. In Den Haag wordt het incident met het burgemeesters-duo hoog opgenomen. Burgemeester Smallebroek van Smal lingerland is inmiddels met ziekteverlof; zijn collega Faber kwam deze week opnieuw in het nieuws. In bijgaand inter view geeft oud-commissaris van de koningin in Friesland, mr. H. Rijpstrazijn visie op het vak van burgemeester en zijn relatie destijds tot deze eerste ambtsdragers van de Friese gemeenten. Mr. Rijpstra was van 1960 tot 1966 zelj burgemeester van Terneuzen net hoe men het noemen wil - dat uit gerekend de nu in opspraak geraakte burgemeester dr. Faber in 1973 in zijn proefschift „Burgemeester en demo cratie" al signaleerde dat burgemees ters bang waren voor negatieve kran te-artikelen over hun persoon en hun functioneren. Behalve de krant als informatiebron zijn er verder de periodieke bezoeken van de gedeputeerden aan de gemeen tes. „Het kwam wel voor, dat een gede puteerde bij een burgemeester kwam die over een bepaalde zaak van toeten noch blazen wist. Zoiets is altijd een signaal". En dan zijn er - als klap op de Burgemeester AG. Smallenbroek vuurpijl - de periodieke bezoeken van de commissaris der koningin zelve aan de gemeentes. Zien burgemeesters zo'n bezoek altijd met een zekere spanning tegemoet, zo als een school met spanning afwacht hoe het bezoek van de onderwijsin- specteur afloopt?. „Dat zou ik denken, ja. Ik vond het ten minste zelf als burgemeester wel span nend als de commissaris op bezoek kwam. In die tijd was het bovendien zo dat de commissaris bij de burgemees ter thuis de lunch gebruikte, zodat er ook van de echtgenote het een en an der werd verwacht". Eenmaal in de zes jaar moeten de bur gemeesters een gevoel hebben of ze een tussentijds examen moeten afleg gen. Want na zes jaar loopt immers hun benoeming af en moeten ze wor den herbenoemd. Het is de commissa ris van de koningin die de minister van binnenlandse zaken tot herbenoe ming adviseert (en normaal gespro ken is het een formaliteit), en het is 't moment dat de CdK eens goed nagaat „hoe de man zich als burgemeester ontwikkeld heeft". Net als bij de be noemingsprocedure waarbij de voor dracht van de commissaris een be langrijke rol speelt, toont het, zoals Burgemeester S. Faber Mr. H. Rijpstra Rijpstra zegt, de „innige verweving" van CdK en burgemeesters. Maar als in zijn tijd een burgemeester in de fout ging, schiet niet meteen het woord „innig" in gedachten. „Als er aanleiding toe was, trok ik een burge meester even flink aan het oor en meestal was dat voldoende, omdat een burgemeester niet graag ruzie heeft met een commissaris". In zijn Leeuwardense tijd heeft Rijp stra een paar situaties meegemaakt waarin het optreden van een burge meester zodanig was dat hij niet viel te handhaven. Alcoholmisbruik was in deze gevallen de grote boosdoener. Maatstaf bij de beoordeling van zo'n zaak is altijd of de bestuurlijke verhou dingen in de gemeente zijn geschaad. Als dat het geval is, moet de burge meester weg, en in de gevallen die Rijpstra bij de hakken heeft gehad, volgde altijd een afkeuring wegens psychische problemen. „Hoe dan ook..., het zijn altijd heel vervelende dingen, omdat er natuurlijk ook het hele gezin van zo'n burgemeester bij betrokken is", zegt Rijpstra, die na een van die gevallen nog jaren na dato re gelmatig met nachtelijke telefoontjes werd lastig gevallen door de vrouw van zo'n voormalige burgemeester. Het is heel merkwaardig dat ondanks die „innige verweving" van CdK en burgemeesters in de ambtsinstructie van eerstgenoemde niets staat over de relatie tot de eerste burgers der ge meenten. Een commissaris onder houdt de contacten zoals hij meent ze te moeten onderhouden. Rijpstra had er bijvoorbeeld gewoonte van ge maakt om eenmaal per jaar alle burge meesters met hun echtgenotes in de ambtswoning te ontvangen en zijn vrouw ontving elke maand steeds een paar burgemeestersvrouwen op de thee. Rijpstra maakt er geen geheim van dat hij via de weg van de theevisi tes soms nuttige informatie kreeg over de echtgenoten. Rijpstra prijst zich nog steeds geluk kig dat hij voordat commissaris werd, een hele loopbaan als burge meester achter de rug had. Het maak te de „inschatting" van allerlei situa ties en problemen waar „zijn" burge meesters mee te maken kregen, veel gemakkelijker. Voor een commissaris die uit het lan- delijk-politieke circuit komt (Wiegel en Meijer bijvoorbeeld) of uit de Haag se ambtelijke top (Hendrikx bijvoor beeld) is die inschatting veel moeilij ker te maken, omdat hij niet uit eigen ervaring weet hoe belangrijk een op het oog futiele zaak voor een kleine ge meenschap kan zijn. Net als ieder ander is Rijpstra be nieuwd hoe de zaak Smallenbroek en Faber af zal lopen. Hij zegt niet waar toe hij in dit geval de minister van bin nenlandse zaken zou adviseren. Veel zeggend is wel dat hij nog wel even wil herhalen wat" hij in zijn Friese periode bij elke beëdiging van een nieuwe bur gemeester zei: „U kunt in dit ambt wel vooruitgaan, maar niet achteruit; want dan bent u weg, dan gaat het fout". f De bisschoppen daarentegen zijn van mening dat er, los van de goede bedoelingen van afzonderlijke men sen, vaststaande criteria moeten be staan, waaraan afgemeten kan wor den of iemand tot de kerk gerekend kan worden of niet. Bovendien bleek al snel dat de bisschoppen er geen behoefte aan hadden om met de AMB theologie te bedrijven. Want, zo werd er door hen gesteld, 'dit is een ontmoeting van de vertegen woordigers van het leergezag met een beweging in de kerk'. Dat bete- Na het beëindigen van de gesprekken zijn de bisschoppen er toe overge gaan de participanten van de AMB op te roepen zich op hun relatie met deze beweging te bezinnen. Zij wor den gevraagd hun behoren tot de Rooms-Katholieke Kerk te onder zoeken. Want, aldus de bisschoppen, alleen vanuit een zuiver kerk-ver- staan kunnen vragen naar een ver nieuwing tot hun recht komen. Voor de participanten is echter inmiddels duidelijk geworden dat bezinning op zuiver kerk-verstaan wel inhoudt dat een theologische discussie daarover is uitgesloten. Dat lijkt dus op slik ken of stikken. De reactie van de participanten is anders dan de bisschoppen zich waarschijnlijk hebben voorgesteld. Het bestuur van de AMB, dat na mens de participantenraad wordt gekozen en ook op democratische wijze wordt gecontroleerd, heeft uit voerig verslag gedaan aan de parti cipanten en om een standpuntbepa ling gevraagd. Daarop heeft geen en kele participant zich uit de AMB te ruggetrokken. Zo schrijft het be stuur van de Nederlandse dominica nen (toch geen theologische lichtge wichten!) dat zij ervan overtuigd zijn er goed aan te doen participant te blijven van de AMB omdat zij juist als participant tot de Rooms- Katholieke Kerk behoren, want het lidmaatschap van de AMB drukt juist de modaliteit van ons kerklid maatschap uit. kende dus dat deze 'gesprekken' ge zien moesten worden in het licht van de kerkelijke discipline. Vandaar dat er aanvankelijk ook een lijstje van punten met betrekking tot de geloofs- en zedenleer was opge steld met de bedoeling dat de AMB deze eerst zou onderschrijven alvo rens rond de tafel te gaan zitten. Daarop moest de delegatie van de AMB proberen duidelijk te maken dat zij niet gekomen was om over ge loof en zeden te praten en dat ze bo vendien als gesprekspodium van de participanten ook niet de bevoegd heid had iets dergelijks te doen, daar mee zou ze immers in de verantwoor delijkheid van de afzonderlijke parti cipanten treden. De bisschoppen ble ven echter op het standpunt staan dat zij, juist wanneer zij in gemeen schap met de paus onderricht geven, ook gehoorzaamd dienen te worden. Daar had (en heeft) de AMB ook geen problemen, alleen zij constateert dat zeer veel mensen in de kerk op dit moment die leer niet leefbaar vinden. Dus dient toch de vraag gesteld te worden, hoe je met dat probleem moet omgaan. Maar dat blijkt voorlo pig niet bespreekbaar te zijn. De 'dia loog' werd op twee verschillende golf lengten gehouden. Het roeren van de Europese trom heeft de Oostenrijkse regering dan ook geen kwaad gedaan. Een dit jaar gehouden enquete wijst uit dat het EG-lidmaatschap op zijn zachtst ge zegd populair is geworden onder de Oostenrijkers. De algemene ver wachting is dat door deelname aan de interne markt Europese produk- ten goedkoper worden en de werkge legenheid toeneemt. Met het uitzicht op mogelijke toe treding krijgt de Oostenrijkse rege ring in ieder geval een lokmiddel in handen waarmee het de vakbonden, de boeren en de industrie over de streep kan halen om vaart te maken met de zo noodzakelijke modernise ring van 's lands economie. Zelfs als daarvoor pijnlijke offers moeten worden gebracht. 45 05 TURKIJE (Van onze redacteur buitenland Margreet Vermeulen De Oostenrijkse aankondiging dat het begin volgend jaar een officieel toetredingsverzoek aan het EG-hoofdkwartier in Brussel zal sturen, komt nauwelijks als een ver rassing. Van het moment af dat de EG-lidstaten ernst maken met de totstandkoming van de interne markt, bestaat binnen de Oosten rijkse coalitie een onweerstaanbaar verlangen om mee te doen. Want bij ongewijzigd beleid dreigt Oosten rijk vast te lopen in een doodlopen de straat: ingeklemd tussen de hoge handelsbarrières van de EG aan de ene en die van de Comecon (het com munistische economische blok) aan de andere kant. Dat het Oostenrijkse kabinet publie kelijk aan haar ongeduld heeft toe gegeven, duidt op een succesvolle af loop van het recente bezoek van bondskanselier Vranitzky aan Mos kou. Kennelijk heeft Moskou de langverwachte handreiking gedaan en beloofd geen grote bezwaren te zullen maken, mocht het daadwer kelijk tot een volwaardig EG-lid maatschap komen. Toen de Sovjetunie zich op 14 april 1955 bereid verklaarde haar troepen uit Oostenrijk terug te trekken, be taalde Oostenrijk daarvoor met de belofte 'strikt neutraal' te blijven. Het 33-jaar oude Staatsverdrag waarmee Oostenrijk officieel zijn on afhankelijkheid herwon, verbiedt nadrukkelijk elk economisch en po litiek verbond tussen Oostenrijk en Duitsland. Moskou had immers ge noeg ervaring opgedaan met het Grootduitse Rijk. Toch zien de Oostenrijkers hun neu traliteit niet langer als een obstakel voor het EG-lidmaatschap. Zelfs Oostenrijks felste tegenstander van de EG, oud-kanselier Kreisky, ging begin dit jaar door de knieën. Hij ver klaarde het strikte neutraliteitsprin- cipe achterhaald, als gevolg van de ontspanning in Europa. „Als er geen oorlog meer is, is er ook geen neuto liteit meer", zo zei hij letterlijk. In eerste instantie leek Moskou daa anders over te denken. Zodra d EG-euforie in Wenen losbrak, onl bood de ambassadeur van de Sovjel unie in Oostenrijk iedere Weense pc liticus die de afkorting EG vaker ge bruikte dan strikt noodzakelijl Stuk voor stuk kregen ze van hemt horen dat het lidmaatschap van d EG onverenigbaar was met het prin cipe van de neutraliteit. Bondskanselier Vranitzky ziet d Russische diplomaat echter als ee vertegenwoordiger van een inmii dels verouderde harde lijn. Hij ve; wijst daarbij naar de gewijzigde zi kelijke en nuchtere opstelling va het Oosten ten opzichte van de E( waarbij de Gemeenschap veel mei als een interessante afzetmarkt da als een kapitalistische samenzw ring wordt gezien. En moed kon de Oostenrijkse kam lier ook al putten uit de woorden va Sjenajev, het hoofd van het Moskoi se centrum voor Westeuropese sti dies. Deze zei begin dit jaar dat eci nomische en politieke integratie va Oostenrijk in EG niet strijdig hoe te zijn met het neutraliteitsbeginse Want dat Oostenrijk bereid is has neutraliteit prijs te geven in ruil voc het EG-lidmaatschap heeft Vranit: ky uitgesloten genoemd. In kringen van de Gemeenschap ze wordt heel wat minder luchtharti gedaan over de toetreding van ee neutraal Oostenrijk. De EG heeftin: mers méér voor ogen dan de vormin van een economische eenheid. Rf gelmatig nemen de EG-minister van buitenlandse zaken gemeen schappelijke standpunten in teij aanzien van bijvoorbeeld het inteij nationaal terrorisme of politiek! kwesties als het Midden-Oosten o Zuidafrika. Als Oostenrijk zich ach ter dergelijke standpunten schaar komt het zonder meer in aanvarinj met het neutraliteitsbeginsel. Het al ternatief: een louter economisch! verbinding met de EG is in Brusse volstrekt onbespreekbaar. Willy de Clerq, EG-comissaris voo: buitenlandse handelsbetrekkingen wond er geen doekjes toen hij di voorjaar in Wenen zei: „Alle lidsta ten zijn verplicht een deel van hur zelfstandigheid prijs te geven. De lid staten dienen de bestaande EG-re gels te aanvaarden. Uitzonderingen daarop zijn niet mogelijk". Met an dere woorden: het lidmaatschap en het neutraliteitsbeginsel zijn onver enigbaar. De voorzitter van het Europees par lement, Lord Plumb, deed gisteren een soortgelijke uitspraak. „Op ter mijn moeten alle lidstaten een stuk van hun identiteit opgeven", aldus de Brit in een Oostenrijkse krant. Spanje acht de toetreding van Oos tenrijk „een delicaat probleem dat de integratie van Europa ernstig in gevaar kan brengen". Zelfs Duits land, weliswaar voorstander van toe treding, heeft Oostenrijk voorzichtig geadviseerd tot 1993 te wachten met het indienen van een officiële aan vraag, om ongelukken te voorko men. Ondertussen raakt de Oostenrijkse economie met de dag verwevenei met die van de EG. 64 procent van de Oostenrijkse export gaat naar de EG - in 1985 was dat nog 56 procent - en 68 procent van de import komt ei vandaan. De Oostenrijkse export naar Oostblok- en Opeclanden daar entegen vertoont een dalende lijn.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 4