PZC week-uit ZATERDAG 22 OKTOBER 1988 201
Komrij vertaalt alle stukken van Shakespeare
Hollands Glorie
in Haags
Letterkundig
Museum
letterkundige kroniek
Over het leven van Shakespeare
(1564-1616) is in deze eeuw tamelijk
veel bekend geworden. In zijn 'Sonnets'
vindt men een aantal van de mooiste ge
dichten die ooit geschreven werden.
Schelde
Strandjutten
Peter Huysman
Hans Warren
De Vliegende Hollander, Sil
de Strandjutter, Op hoop
van zegen. De expositie
Hollands Glorie in het
Letterkundig Museum in Den
Haag belicht de periode 1900-
1960, toen het water de
Nederlandse literatuur
overspoelde.
Mystiek
(zoals Much ado about nothing en As you
like it), historische stukken, treurspelen
(zoals Hamlet en King Lear) en roman
ces.
Romeo en Juliet - soms in 1591, meestal
in 1595 gedateerd - behoort tot de treur
spelen. Anders dan bij Shakespeare ge
bruikelijk is, komt de tragiek niet voort
uit de karakterstructuur van de persona
ges, maar uit een ongelukkige speling
van het toeval. Het noodlot verstoort de
ideale liefde van Romeo en Julia.
Dit verhaal werd tientallen keren be
werkt in muziek, film en literatuur. Het
deels in proza, deels in verzen geschre
ven drama is zo tot het beroemdste werk
van Shakespeare geworden. De schrijver
op zijn beurt heeft de stof ook aan andere
literatuur ontleend, naar het schijnt
vooral aan The Tragicall Historye of Ro-
meus and Juliet van Arthur Brooke. In
de Italiaanse literatuur komt het motief
van Giulietta e Romeo al in de vijftiende
eeuw voor.
Komrij heeft in zijn vertaling gekozen
voor een italianiserende aanpak. Het
duidelijkst blijkt dat uit de namen. De
familie die bij Shakespeare Montague
heet, wordt bij Komrij Montecchi ge
noemd. De familie die in het origineel
met Capulet wordt aangeduid, heet in de
Nederlandse versie Capuletti. Het stuk
speelt zich af in Verona. Dus zo vreemd is
het niet dat de nurse bij Komrij met don
na, de gentleman met signor, de madam
met signorina aangesproken wordt.
Helemaal consequent is de vertaler in dit
opzicht echter niet geweest: hij had het
meisje dat bij Shakespeare Juliet heet,
dan geen Julia maar Giulietta moeten
noemen.
Br heerst tussen de families Montecchi
en Capuletti een onverzoenlijke vijand
schap. Romeo - aan het begin van het
stuk gekweld door liefdesverdriet om
Rosalina - is de zoon van Montecchi. Ju
lia is de dochter van Capuletti. Zodra ze
elkaar zien ontbloeit een grote liefde tus
sen Romeo en Julia. Door de vete lijkt
het een onmogelijke liefde te zijn. Een
geestelijke, frater Lorenzo, zorgt echter
dat ze in het geheim zullen kunnen trou
wen.
Dan gaat het fout. Romeo raakt op onge
lukkige wijze betrokken in een duel en
wordt verbannen. Zijn geliefde dreigt
aan een ander te worden uitgehuwelijkt.
Frater Lorenzo bedenkt een list: hij zorgt
dat het meisje in schijndode toestand
raakt en dan met Romeo zal kunnen ver
trekken. Dat bericht bereikt Romeo ech
ter niet, hij hoort slechts de tijding van
haar dood. Hij begeeft zich naar haar graf
en pleegt zelfmoord. Wanneer Julia ont
waakt en ziet wat er gebeurt is, maakt zij
ook een einde aan haar leven. Het enige
positieve resultaat is dat tussen de fami
lies vrede wordt gesloten. Er is geen en
kele gedachte te bespeuren over een ge
lukkige hereniging van de geliefden in
het hiernamaals.
Zoals gezegd heeft Komrij dit stuk
prachtig vertaald. Om rijm, ritme,
betekenis recht te doen moest hij zich
vrijheden permitteren. Men is soms ge
neigd alleen de verheven kant van Sha
kespeare te zien. Hij kon echter ook bij
zonder grof uit de hoek komen. De meest
dubbelzinnige toespelingen in dit stuk
werden Mercutio in de mond gelegd. De
ze kan Romeo over zijn geliefde aldus
ter. Aan de ene kant is er het delta-achtige
karakter met Rijn, Maas en Schelde die
ons landschap doorkruisen en aan de an
dere kant is er zee die Nederland nog niet
zo lang geleden tot een aanzienlijke zee
macht maakte. Voorts hebben we veel van i
ons grondgebied ontworsteld aan het wa
ter'.
'Een mooie afronding' noemt Salverda de
afsluiting van het overzicht over onze wa
ter-literatuur bij het jaar 1960. 'Na 1960 is
er eigenlijk alleen nog wat poëzie met be
trekking tot het water gemaakt, onder an
deren door Jan Eijkelboom en Ed Lee-
flang. Er is vrijwel geen proza meer over
dit onderwerp verschenen sinds dat jaar,
met uitzondering van bijvoorbeeld dé
dagboeken van Hans Warren (Geheim
Dagboek 1952-1953)'.
'We zijn een ander soort land geworden,
ons veel meer op de landzijde gaan oriën
teren. Na 1953 zijn de dijken verhoogd en
is veel van de dreiging van het water bij de
mensen weggenomen. Bovendien is Ne
derland als zeevarende natie na de oorlog
erg achteruitgegaan, ook al omdat we on
ze overzeese gebieden verloren. En verder
- ook niet onbelangrijk - spelen de op
komst van het vliegverkeer en bepaalde
loontechnische aspecten in de zeevaart
een rol waardoor hooguit nog Nederland
se officieren schepen bemannen en ander
personeel voornamelijk uit lage Ionen-
landen wordt gerecruteerd'.
Het meeste tentoongestelde materiaal be
staat uit eerste drukken van befaamde,
boeken (o.m. Het Fregatschip Johanna
Maria van Arthur van Sehendel) en poe-
'ziebundels, originele handschriften, goua
ches en tekeningen van Eppo Doeve, als
mede modellen van schepen die een
hoofdrol speelden in de romans, zoals een
sleepboot a la De Schelde uit de boeken
van De Hartog, een model van een pinas
waarop De Vliegende Hollander voer en
een houten zeillogger uit 1917, de Scheve-
ningen 366 waarop Hermans Heijermans'
toneelstuk Op hoop van zegen voor een
belangrijk deel gebaseerd was.
Interessant is ook werk van schrijvers en
dichters aan te treffen dat specifiek tot
doel had financieel bij te dragen tot het
Nationale Rampenfonds dat was opge
richt na de watersnoodramp van '53. Zo is
er plaats ingeruimd voor De kleine ark
van J an de Hartog en Ballade van den Wa
tersnood, een gedicht van Werumeus Bu!
ning dat verluchtigd is met een tekening
van Doeve.
Veel van wat in het Letterkundig Museum
tot en met 12 februari 1989 te zien is, be
vindt zich - op de talrijke verklarende tek
sten aan de wand na - in vitrines en maakt
daardoor een wat cleane indruk. Toch, als
de bezoeker enigszins doortastend te
werk gaat, ontdekt hij ontroerende zaken
als een aantekenboekje van A. den Dool
aard waarin deze tijdens de oorlog als ver
bindingsofficier voor de geallieerden in
enkele zinnetjes en op een onbeholpen
piepklein schetsje de ligging van zink-
stukken voor Westkapelle aangeeft.
Vanzelfsprekend ontbreken op een ten
toonstelling over literatuur en het water
Antoon Coolen (Dorp aan de Rivier), Her
man de Man (Het wassende water) en Cor
Bruijn (SU de Strandjutter) niet. Niet al
leen de zee en de rivieren maar ook de hel
dendaden van het eigen volk op het ge
bied van het inpolderen en het voorkomen
van rampen krijgen volop aandacht. Op
de Zuiderzee vóór de afsluiting wordt men
attent gemaakt door verwijzingen naar
bijvoorbeeld Harry Mulisch' De versierde
mens. Daarnaast prijkt het gedicht De Af
sluitdijk van Vasalis uit Parken en Woes
tijnen (1940) aan de muur.
Zelfs filmaffiches (De dijk is dicht van A.
Koolhaas) en gefotografeerde toneelscè
nes (Ko van Dijk en Ank van der Moer in
Het water van Ed. Hoornik), door Paul Ci
troen getekende portretten van Jan de
Hartog en Jef Last en op De Vliegende
Hollander geïnspireerde stripboeken (Ro
bert en Bertrand van Willy van der Steen)
heeft Murk Salverda niet willen uitslui-'
ten. Daardoor is een kloppend en uiterst
boeiend beeld ontstaan van een periode
waarin het water de Nederlandse litera
tuur overspoelde.
Een van de indrukwekkendste literai
re ondernemingen van de laatste ja
ren is de vertaling van alle toneelstuk
ken van William Shakespeare die Gerrit
Komrij op zich heeft genomen. Uitgeve
rij Bert Bakker durfde het aan de achten
dertig delen in de komende jaren op de
markt te brengen. Romeo en Julia is het
eerste stuk dat verscheen. Binnenkort is
Pericles verkrijgbaar, volgend voorjaar
zijn Hamlet en Richard III te verwach
ten. Het is voor alle partijen een riskant
project. Voor de uitgever, die af moet
wachten of de publieke belangstelling
groot genoeg is. Maar vooral voor de ver
taler, die een gigantische taak op zich ge
nomen heeft. Want Shakespeare op een
bevredigende manier vertalen is zo goed
als onmogelijk.
Natuurlijk hebben ook in Nederland ve
len hun beste krachten aan dit werk ge
wijd. Een monument blijft de tussen 1886
en 1888 verschenen integrale weergave
door L. A. J. Burgersdijk. Maar het
spreekt vanzelf dat voor de belangstel
lende van heden zo'n oude vertaling geen
optimaal zicht op Shakespeare meer
biedt. Komrij gaat dus voor de Neder
landse Shakespeare van de twintigste
eeuw zorgen. Hij is daar al jaren mee be
zig en zal er nog vele jaren zijn energie in
steken. Het is een daad van opperste be
wondering, én een opoffering. Want on
getwijfeld zal de produktie van zijn eigen
werk eronder lijden. Hij heeft het er blijk
baar allemaal voor over om deze onder
neming tot een goede einde te brengen.
Een aantal van Shakespeares stuk
ken is reeds in de weergave van
Komrij opgevoerd en in bescheiden edi
ties gedrukt. Zo verscheen Romeo en Ju
lia in 1984 al eens als uitgaafje van de In
ternational Theatre Bookshop en de
Haagse Comedie. De ontvangst van
Komrij's vertalingen was tot nu toe ge
mengd. De meeste beoordelaars betoon
den zich enthousiast, sommigen echter
mokten over zijn verrichtingen. Na Ro
meo en Julia met het origineel te hebben
vergeleken, kan ik niet anders doen dan
mijn bewondering uitspreken voor de
toespreken: O that she were/An open et-
caetera, thou a poperin pear! Wie dicht
bij de tekst wil blijven, zou die open et-
caetera met open je-weet-wel kunnen
vertalen. Komrij 's weergave is goedge
vonden: had ze maarEen pruim en jij
een toverhazelaar.
Er is over deze vertaling lang nagedacht,
en dat laatste leidde vaker tot gelukkige
oplossingen voor moeilijke problemen.
Wanneer Romeo voor het eerst Julia
aanschouwt verzucht hij: Did my heart
love till now? forswear it, sight/For I
ne'er saw true beauty till this night. De
vertaling is knap en compact: Heb ik ooit
liefgehad? Vergeet het ogen./Al wat ik
zag aan schoons was maar gelogen.
Voortdurend wordt duidelijk dat Sha
kespeare vertalen voor Komrij geen kar
wei maar een roeping is. Zijn plezier
wordt bijvoorbeeld verraden door de bij
namen die hij de muzikanten in het vier
de bedrijf geeft: Kareltje Kattedarm, Ti-
nus Tokkelaar, Jopie Jammerkast.
Romeo en Julia is vol zinnen die altijd in
herinnering van lezer of toeschouwer zul
len blijven. Bijvoorbeeld Romeo's ver
klaring: But come what sorrow can,/It
cannot countervail the exchange of joy
That one short minute gives me in her
sight.
Gerrit Komrij laat hem zeggen: Laat el
ke kwelling komen./Het weegt niet op te
gen de heerlijkheden/Van één minuut in
haar aanwezigheid.
Dat klinkt even schitterend als Shakes
peare zelf. Een bijna bovenmenselijke
prestatie, die de vertaler nog in zevenen
dertig stukken zal moeten herhalen.
William Shakespeare: Romeo en Julia - Ver
taald door Gerrit Komrij -104 pag./gebon
den/ f 29,90 - Op de eerste tien delen van de
complete Shakespeare kan bij de boekhandel
worden ingetekend. Er wordt dan f 5,- korting
gegeven voor elk deel en als geschenk ont
vangt men bovendien Komrij's bloemlezing
met de poëzie van de 17e en 18e eeuw - Uitge
verij Bert Bakk*.Amsterdam.
Overstroming op Walcheren in 1944. De Engelsen hadden de dijken gebombardeerd om de Duitse militaire installaties te hinderen.
Conservator Murk Salverda met op de achtergrond Jan de Hartog
Behalve in mythologische zin, zijn het wa
ter en allerlei daarbij behorende elemen
ten als scheepvaart, overstromingen, dij
ken en polders gebruikt als ingrediëten
voor realistische avonturenromans. Jan
de Hartog is zonder veel twijfel de belang
rijkste vertegenwoordiger van dit genre;
zijn boeken - Hollands Glorie, Schipper
naast God en Stella - oogstten internatio
nale vermaardheid en werden verfilmd.
Een andere categorie die op de expositie
aan de orde komt is het water als estheti
sche ervaring voor dichters als Ida Ger-
hardt en als mystieke ervaring in bijvoor
beeld het werk van Nescio (De Uitvreter,
Titaantjes, Dichtertje). Tenslotte is er dan
nog het water als bedreiging, zoals tijdens
watersnoodrampen die zich voltrokken in
1916 (overstroming Waterland ten noor
den van Amsterdam), 1944 (onderlopen
van Walcheren als gevolg van Engelse
bombardementen) en 1953 (de grote ramp
die miljoenen Nederlanders nog vers voor
de geest staat).
Volgens Salverda is het niet erg verba
zingwekkend dat de Nederlandse litera
tuur doortrokken is van water. Hij zegt:
'Niemand ontkomt in dit land aan het wa
Gerrit Komrij
vindingrijkheid, de precisie, de zeggings
kracht, het dichterlijk vermogen die uit
vrijwel iedere regel spreken.
Het is een hoogtepunt in onze vertaal
kunst, met geen tien Nijhoffprijzen vol
doende bekroond.
Voor alle Shakespeare-liefhebbers moet
het heerlijk wezen zijn volledige stukken
te lezen in plaats van ze in een talentloze
bewerking opgevoerd te zien.
We beleven vreemde tijden: museumdi
recteuren kunnen vrijelijk ons nationaal
kunstbezit op de meest ridicule wijze
presenteren, toneelregisseurs mogen on
gehinderd de prachtigste toneelstukken
bederven. Wie bijvoorbeeld het tekst
boekje van Shakespeares Troilus and
Cressida opslaat, ook weer in de verta
ling van Gerrit Komrij, zal ontdekken
dat de regisseur het stuk op essentiële
punten heeft gewijzigd. Blijkbaar meent
Kabbelen en Spoelen
Foto: Roland de Bruin
Gerardjan Rijnders dat hij het beter
weet dan Shakespeare en Komrij samen.
Natuurlijk, Shakespeare kon altijd nog
in zijn eigen taal gelezen worden.
Maar zelfs voor wie goed Engels kent is
het prettig een betrouwbare vertaling
naast het gecompliceerde origineel te
kunnen leggen.
Over de meeste van zijn toneelstukken
kan alleen in superlatieven gesproken
worden. Waar je zijn oeuvre ook opslaat-
je wordt direct getroffen door onvergete
lijke wendingen, grote wijsheid, prachti
ge poëzie, gevleugelde woorden. Zijn to
neelwerk laat zich verdelen in komedies
De melodieuze stem van dichter Ed
Leeflang klonk door het Letterkun
dig Museum in Den Haag. Door hem ge
zongen liederen van J. Slauerhofï over de
zee begeleidden de opening van de exposi
tie Hollands Glorie - het water als thema
in de Nederlandse literatuur. Niet cul
tuurminister Brinkman maar een be
windsvrouwe die alles met water en ha
vens (haar wiegje was een Rotterdams
stijfselkissie) te maken heeft - Neelie
Smit-Kroes - liet de tentoonstelling 'te wa
ter'.
De door conservator Murk Salverda (44)
samengestelde expositie sluit aan op één
van de zeven thema's van Nederland/Mu-
seumland 1988, namelijk Nederland/Wa
terland. Salverda: 'We hebben ons moeten
beperken tot de periode 1900-1960. Er is
ook vóór en na die tijd over water, zee en
scheepvaart geschreven, maar naar ver
houding toch veel minder dan in het tijd
vak dat wij nu belichten'.
Met auteurs als Jan Prins, Slauerhoff en
Jef Last traden voor het eerst in de ge
schiedenis zeelui als schrijver op. Mensen
dus die vanuit de praktijk van de zeevaart
werkten. Vóór die tijd waren zeelieden
vaak analphabeet. Maarten Toonder Sr.,
de vader van de beroemde striptekenaar,
kon aanvankelijk geen letter schrijven of
lezen, maar werkte zich door zelfstudie op
tot kapitein en is later ook gaan schrijven.
Salverda merkt op dat het water in de Ne
derlandse literatuur van die decennia een
zeer belangrijke rol heeft gespeeld, maar
steeds op een andere manier. Zo is er de
mythologische benadering die in veel ge
vallen De Vliegende Hollander - een ver
haal dat begin 19de eeuw voor het eerst in
de Engelse literatuur opdook, bij onder
anderen Walter Scott (1812) - als inspira
tiebron heeft.
Esther de Boer-Van Rijk vertolkt de rol van 'Kniertje' in Op hoop van zegen.
De sage van de supersnelle Hollander is
bekend: de Terneuzense kapitein Van der
Decken kwam in botsing met god, sloot
een verbond met de duivel en werd daar
door gedwongen tot het einde zijner da
gen op de wereldzeeën rond te zwalken.
Zijn spookschip voer, ook bij windstilte,
dwars door andere schepen heen. De sage
heeft een merkwaardige ontwikkeling
doorgemaakt. Van een verdoemde gods
lasteraar werd de Hollander een indivi
dualistische held, die zijn eigen weg moést
gaan om hooggestelde doelen te bereiken.
Allengs krijgt De Vliegende Hollander
steeds meer positieve bijbetekenissen.
In de Duitse literatuur groeide de doortas
tende kapitein dankzij Heinrich Heine uit
tot een tragische held, die Richard Wag
ner inspireerde tot zijn opera Der Fliegen-
de Hollander (1841). Het thema beleeft in
de Nederlandse literatuur een hausse tus-.
sen 1920 en 1950. Vooraanstaande schrij
vers als Marsman, Slauerhoff, Vestdijk en
Nijhoff gebruikten het verhaal meer dan
eens. Maar ook Werumeus Buning, Mau-
rits Kok en Jan Engelman - bijvoorbeeld -
waagden zich eraan. Na de tweede wereld
oorlog gaven Louis Ferron en Gerard Re-
ve wel bijzonder afwijkende interpretaties
van het verhaal.