Mulisch ziet het Licht 19 Wiesenthal wil geen wraak maar gerechtigheid ZATERDAG 22 OKTOBER 1988 Zo lang ik kan zal ik er f mee doorgaan. De nazi's moeten weten dat ze geen rust zullen hebben". Simon Wiesenthal publiceert zijn mémoires. Een interview met één joodse 'dwarskop en buitenstaander', bezeten door een doel: gerechtigheid. i I Bill ilN w «I? Laatste mop Niets illegaals Oostenrijk Geheugen Arthur Maandag Paradox Peter Dicker ■m week-uit - ;0 7' V mU X1 1 §||f, - s"; r V' v V;* "'"7 &g|S f'T"?-?-'O,v' Ti- li';; v i ïjif7 v '7 m m lis 'fmWM -/} '''S K'' |f&? s 7 lil V ÊÈ&:;i£fd Simon Wiesenthal: weet u, de nazi's overschatten mij vaak. Moordenaar van morgen moet weten dat hij nooit rust zal hebben Een Amerikaanse journalist vroeg me eens wat mijn grootste voldoe ning was. Ik zei toen: mijn grootste vol doening is wanneer twee nazi's ruzie ma ken en de een tegen de ander zegt: Ik ga naar Wiesenthal en vertel alles over je. Om dat als jood te mogen beleven! Een grotere voldoening bestaat niet. En ze komen". Amsterdam, 17 september 1988. Aan de vooravond van zijn tachtigste verjaardag praat de Oostenrijker Simon Wiesenthal over zijn levenstaak: de jacht op misdadi gers uit de nazitijd. „Zoveel prachtige mensen zijn onder de nazi's te gronde ge gaan. Het heeft met het verleden te doen. Maar ook met de toekomst: de moorde naars van morgen moeten weten dat ze nooit rust zullen hebben". Aanleiding voor het gesprek vormen de memoires van de Oostenrijkse speurder, die binnenkort in tenminste 14 talen ver schijnen. 'Geen wraak maar Gerechtig heid, herinneringen van Simon Wiesen thal' is de Nederlandse titel. „Het zijn ei genlijk geen echte memoires", relativeert de Oostenrijker. „Mijn hele leven tot de nazitijd is niet interessant. Student, later architect. Zoals honderduizend, miljoe nen anderen. Mijn leven werd interessant door de nazi's". „Af en toe zit in het boek wel een flash back, maar het gaat allemaal maar om één zaak. Wat er is gebeurd, is zo ver schrikkelijk, zo groot, zo gewelddadig dat het überhaupt niet bestraft kan worden. Ieder proces tegen een nazi heeft dan ook een veel grotere historische betekenis dan een juridische. Veel mensen hebben dat vanaf het begin niet begrepen". „Ik ben niet naar mijn oude beroep terug gekeerd. Eerst waarheid, dan gerechtig heid, dat werd mijn richtlijn. En niet om gekeerd. Ik heb in die 43 j aar nog nooit een verklaring afgelegd die ik moest terugne men. Omdat ik wist wat op het spel stond. Ons bureau is immers het enige in de we reld. En wat een jood doet, telt dubbel. Of driedubbel, misschien wel tien keer dub bel". „Men staat ons niet toe net zo normaal te worden als de anderen.... Toch heb ik in mijn boek de joden niet gespaard. Ik ver tel over de Nobelprijswinnaar Elie Wiesel die niets wilde doen voor de zigeuners, die toch ook slachtoffers zijn van de nazitijd. Dat is geen fraaie zaak, maar zo is het. Ik heb geschreven zoals het is. Waarom zou ik dat met mijn bijna 80 jaar niet mogen?" U bent eigenlijk altijd een kritisch buiten beentje, een Einzelganger geweest. „In vergelijking met andere mensen was ik een dwarskop. Een buitenstaander. Ze wilden allemaal normaal leven. Ze kon den met mij niet... ik heb ook met joodse organisaties vaak strijd. Die waren gefi xeerd op de Wiedergutmachung. Ik heb zelf mijn halve wiedergutmachung uitge geven voor dit werk. Pas later kwamen er inkomsten uit onder meer mijn boeken, maar eerst was er niets". „Kijk: er is een proces van desintegratie geweest. Joden hebben veel hun niet- joodse omgeving in zich opgenomen. En hebben veel opgegeven van hun banden met andere joden. In 1939 zijn schepen met joodse vluchtelingen uit Amerika te ruggestuurd, omdat de joden daar geen borgstelling wilden of konden geven. En toen in Nederland de nazi's zijn gekomen, hebben ze eerst een soort jodenraad ge maakt. Die hebben gecollaboreerd: voor de deportaties hebben ze het eerst lijsten met vreemde joden gegeven. Dat bestond in de middeleeuwen niet. Toen had iedere joodse gemeenschap een speciaal fonds om joden te redden. En dat in een tijd waarin er geen telefoon, geen telegraaf, geen post, helemaal niets was". „Na de oorlog kreeg ik joodse kranten uit de Verenigde Staten onder ogen. Ik was geschokt: september 1943. Mensen leef den normaal. Terwijl hier mensen in de gaskamer werden gedreven, gaf god hen een normaal leven. Ze hebben natuurlijk niet alle details geweten, maar men wist wat er hier gebeurde. En in de joodse kran ten stonden daar grote foto's van een bar mitsjwa en een bruiloft en zo! Dit uit el kaar leven, daar schrijf ik over". Wiesenthal blijft Wiesenthal. Hij onder breekt plotseling voor de laatste mop die hij heeft gehoord. „Komt een Russische hond een Amerikaanse hond tegen. Vraagt die Amerikaanse hond: hoe gaat het nu. Onder Gorbatsjov moet het mak kelijker voor je zijn. Zegt die Russische hond: de ketting is zo'n twee meter langer. De Amerikaanse hond: dan kan je wat meer rondlopen. Zegt die Rus: dat wel, maar het eten staat drie meter verder". „Ik ben even gestopt met schrijven, maar mijn volgende boek gaat over humor als wapen van de weerlozen. In 1963 heb ik on der pseudoniem een boek geschreven: Hu mor achter het IJzeren Gordijn. Ik had toen nog officiële medewerkers in de Sov jetunie en kon dus niet onder eigen naam publiceren. Over humor heb ik toen veel nagedacht. Het is werkelijk het ventiel. Zonder humor gaat het niet". „Voor de oorlog tekende ik karikaturen, ik gaf Hitier al een naam: Mussolenin, be grijpt u. Zonder die twee was hij er niet geweest. Ik heb in Praag gestudeerd en was de conferencier. Wanneer ik naar huis reisde, naar Lemberg, 18 uur met de trein, kwam ik helemaal hees aan. Dan wist mijn moeder het al: die heeft achttien uur lang moppen verteld. Eén ding was voor mij echter altijd belangrijk: dictaturen zijn humorloos. Een een mop kan de ex plosieve lading van een bom hebben". Was het ook een mogelijkheid om te over leven? Het blijft even stil. „Nee, niet in de tijd in het concentratiekamp. Ik heb nooit ge hoord dat iemand toen maar iets vertelde om over te lachen. Ons leven was onder elk menselijk niveau. Er was in het geheel geen humor. Er kwam geen glimlach over de lippen. Het heeft bij mij dan ook een tijd geduurd, voordat ik er weer toe kon komen". genstander was de joodse bondskanselier Kreisky, die geen jood wilde zijn. Ik heb het hem ook gezegd: de enige mens in Oos tenrijk die gelooft dat Kreisky geen jood is, is hij zelf'. „In Oostenrijk bestaat een onzichtbaar gordijn. Tussen de mensen die geleden hebben en de mensen die niet hebben ge leden. De ene groep kan niet vergeten, ook al zouden ze willen, en de anderen willen er niet aan herinnerd worden. De anderen vormen de overgrote meerderheid, jaze ker". „Er zijn echter twee redenen waarom mijn kantoor toch in Oostenrijk is. In de eerste plaats ben ik als Oostenrijker geboren. Daarnaast is de rol van de Oostenrijkers in deze hele tragische geschiedenis groot. Oostenrijk maakte wat betreft inwonertal 8,5 procent van het Derde Rijk uit. Maar de nazi's uit Oostenrijk zaten op zulke sleutelposities dat ze verantwoordelijk zijn voor 50 procent van de misdaden. En veel van de Oostenrijkse misdrijven ge beurden vanachter een bureau". „Er is iets opvallends bij die Oostenrijkse en Duitse nazi's. Van de 1100, precies weet ik het ook niet, die ik voor het gerecht heb gebracht, komt er geen één uit een crimi neel milieu. Ze waren onopvallend, half opgeleid, sommigen waren professoren. Toen kwam de nazitijd. Nadat ze hun uni form bij de kledingkamer hadden opge haald, hebben ze daar hun geweten ach tergelaten. Verschrikkelijke dingen ge daan. En na de oorlog hebben ze zich zelf geresocialiseerd. Ze zijn teruggekeerd naar het normale leven, alsof ze alleen griep hadden gehad. Dat was alles: een griepje! En ongelukkig en verwonderd zei men: wat wilt u nu eigenlijk? Het zijn toch keurige mensen, na de oorlog hebben ze helemaal niets misdaan. Dus liet men hen vrijuit gaan". Heeft u er nooit aan gedacht Oostenrijk de rug toe te kerenUw woning is zelfs een keer bij een bomaanslag beschadigd. „De tijd van de vlucht is voor mij voorbij. Dat zou al mijn tegenstanders in de poli tieke partijen voordeel hebben gebracht. Vooral Kreisky. Dan zouden nog meer na zi's op hem hebben gestemd. Maar het was niet gemakkelijk om met nul te beginnen en dan ondanks alle teleurstellingen niet af te wijken van de weg die ik me had ge steld". We komen op Wiesenthals moeizame ver houding met Oostenrijk. „Ik werd in Oos tenrijk erg onderdrukt. Mijn grootste te il heeft daarbij steeds geprobeerd op een legale manier te werk te gaan. „Ja, heel bewust. Op een legale manier be staan er veel, heel veel mogelijkheden. Gedurende mijn strijd met Kreisky, die mijn werk ondermeer mafia heeft ge noemd, is er vanuit het parlement aan de minister van justitie gevraagd: wat heeft Wiesenthal illegaal gedaan? Die minister was mijn grootste tegenstander, maar hij moest toegeven: niks". Maar hoe denkt u dan over de ontvoering, door de Israëlische geheime dienst, van Eichmann uit Argentinië? U had hem op gespoord. „Voordat hij werd ontvoerd, hebben we geprobeerd Mengele uitgeleverd te krij gen. Op het moment dat de 'procurador de la nacion' verklaarde dat de misdaden van Mengele politiek waren, had Eich mann het groene licht. Wat is dan legaal, menselijk: dat een man die schuldig is aan zes miljoen doden vrijleeft? En honderd duizenden die ziek zijn, kreupel enzo voort. Voor hen is het een teken van ge rechtigheid". „Dat heb ik destijds ook tegen minister Van Agt verklaard toen het over de twee van Breda ging. Hij had het over humani taire gronden. Toen zei ik dat hij het woord humanitair niet moest gebruiken. Waarom dan niet, vroeg hij, ze zitten al zo lang vast. Gaat u dan eens in de kliniek van professor Bastiaans kijken, zei ik toen. Wat voor de twee van Breda humaan is, zal voor de slachtoffers inhumaan zijn. En hun recht is groter dan het recht van die twee mensen. Ze moeten die twee niet vrijlaten. De Nederlandse bevolking is verdeeld. En twee van zulke misdadigers zijn het niet waard dat men een volk ver deelt. Zo simpel ligt het". Grote kracht van Wiesenthal is zijn feno menale geheugen. Het bureau in het Weense kantoor moet een chaos zijn, zijn kracht zit in zijn hoofd. „Als ik dat bureau zou moeten opruimen, zou het vier weken duren. Het wordt wat minder, maar mijn geheugen is inderdaad mijn grote kracht geweest. Geheugen èn vermogen om te combineren. Niemand heeft waarschijn lijk zo goed medicijnen gestudeerd als ik nazisme. Weet u: de nazi's overschatten me vaak. Vaak toon ik een vuist, maar achter die vuist zitten geen vingers". „Men vraagt me wel eens hoe het met mijn veiligheid zit. Natuurlijk: ik heb thuis een pistool en op kantoor ook, maar er bestaat toch geen zekerheid. Kijk maar naar Aldo Moro en tientallen anderen". „In het boek ziet u ook dat de bekende in ternationale terrorist Carlos me het leven heeft gered. Ik kwam erachter via een boek dat Hans Joachim Klein, een lid van de Baader-Meinhof-bende, heeft geschre ven. De foto van Carlos kwam me al vaag bekend voor, toen een vriend met wie ik in Mauthausen zat, erover begon: Simon weet je nog die herdenking in het begin van de jaren zeventig? We spraken toen met leden van een Russische delegatie. Je zei nog dat een van hen zo komisch Rus sisch sprak. En toen zeiden zij dat het een Zuidamerikaan was". „Nadat de Russen die Zuidamerikaan hadden verteld wie ik was, is hij naar vo ren gekomen, heeft mijn beide handen vastgepakt en zoiets als gracias gezegd. Toen Baader-Meinhof had besloten me om te brengen, heeft Carlos gezegd: 'Die niet. Je kunt hem noemen zoals je wilt, maar het is een echte anti-faeist.' Zo zie je hoe een toevallige kennismaking over je leven kan beslissen". Onvermijdelijke vraag. U wordt op 31 de cember tachtig jaar. Hoe lang gaat u nog door? Zolang ik kan, zal ik er mee doorgaan. Zonder dit werk zou ik zitten wachten op de dood. Die natuurlijk toch zal komen. Onverwachts, naar ik hoop". En als er geen Simon Wiesenthal meer is? „Aan alles komt een eind. Getuigen gaan dood, misdadigers sterven. Maar zolang er nog slachtoffers, daders en getuigen le ven, moet uw vraag open blijven. In het belang van de toekomst". „Weet u: mijn hele werk heeft maar één doel. Als we daardoor een waarschuwing kunnen uitspreken aan de moordenaars van morgen, die misschien vandaag wel zijn geboren. De hele geschiedenis van de mensheid is een geschiedenis van misda den. Men zegt dat de geschiedenis zich herhaalt, maar dat klopt niet: onze fouten herhalen zich. Fouten, die iedere genera tie maakt. Maar dat wat in de nazitijd is gebeurd, was honderd aardbevingen tege lijk". „Misdaden worden altijd begaan, iedere oorlog is een misdaad. Daarna worden te genstanders weer verbonden en voeren weer oorlog tegen een derde. Maar wat de nazi's deden, had met de oorlog niets te maken. De misdaden waren lang voor de oorlog gepland. En ook tijdens de oorlog had het ook helemaal geen invloed op het verloop van de strijd. Dat men in Ausch witz miljoenen mensen heeft vergast, heeft de Duitsers niets geholpen. Integen deel: in 1944 heeft het de oorlogsmachine zelfs gehinderd". „Wij die het overleefd hebben, moeten op een of andere manier dat overleven rechtvaardigen. Ik was architect in Lem berg. Daar waren we met 150.000 joden. De halve bevolking. Toen ik voor het proces tegen degenen die daar hadden huisge houden, op zoek was naar getuigen, heb ben we vastgesteld dat er van die 150.000 geen 500 in leven waren gebleven. Begrijpt u dat. Als je over de zin daarvan nadenkt, kom je alleen maar op vragen die niemand beantwoorden kan". „De nazi's moeten weten dat men ze niet heeft vergeten. Dat is ook een deel van de straf. Ik ken er één die niet langer dan drie weken in hetzelfde bed slaapt. Zijn vrouw heeft gezegd dat hij bang is, omdat ie mand heeft gezegd dat Wiesenthal achter hem aanzit. Ik heb geen idee wie het is. Ik heb naar zijn naam gekeken: die zal wel vals zijn, maar deze drie weken hier, en dan weer ergens anders, dat is toch ook een straf?" „Door mijn toedoen is nog niet zo lang ge leden de Duitser Schwammberger in Ar gentinië gearresteerd. Vijfenveertig jaar na de daad. Bijna 10.000 kilometer van de plaats van de misdaad verwijderd. Een man zonder betekenis, zonder invloed, 76 jaar oud. Wat wil hij: hij wil in rust ster ven". „Zijn zaak is een waarschuwing: wie in zulke moorddadigheid verwikkeld was, zoveel heeft misdaan, heeft geen recht in rust te sterven. De les voor de moorde naars van morgen is dat ze op deze wereld geen rust zullen hebben. Als we deze waar schuwing niet kunnen uitspreken, zijn miljoenen mensen voor niets gestorven". (Zie ook pagina 25: De jacht op Franz Stangl) Harry Mulisch heeft eindelijk het licht gezien. Een uitspraak met een hoog waarheidsgehalte, maar de wat denigrerende bijklank doet geen recht aan Mulisch nieuw ste meesterwerkje, de korte roman De Elementen. Een feit is dat hij in deze parabel over het sterven een allesbeheersende plaats toekent aan 'het licht'. En dat nadat hij eer der dit jaar een studie schreef met de veelzeggende titel Het licht. Zoals gewoonlijk is niets toevallig in het werk van de schrijver Mu lisch, die het toeval ziet als de drij vende motor achter de wereldge schiedenis. Zo speelt zijn jongste boek op Kreta, in het duizeling wekkende licht dat al door menige literator is bezongen. Kreta, de ba kermat van de Europese geschie denis, het snijpunt van de culturen van het avondland en het Egypti sche dodenrijk. Tegen dat decor laat Mulisch een geschiedenis spelen die op min stens twee niveaus valt te genieten. Op het tweede niveau geeft hij een gelijkenis van het menselijke ster ven. Op het eerste viert art director Dick Bender (Ik ben d'r?) in gezel schap van zijn vrouw en twee kin deren zijn vakantie en zijn veertig ste verjaardag. 'Het leven begint bij veertig' zegt Mulisch en dat be tekent dus oppassen geblazen. Ui terlijk is alles zeer schone schijn, maar op de laatste dag van zijn vakantie loopt het inderdaad niet goed af met de reclameman die lie-! ver schrijver had willen worden. Voor het zover is, heeft de lezer Benders ideaal lijkende bestaan al steeds meer zien afbrokkelen. Zo spreekt hij eigenlijk al jaren niet meer met zijn vrouw en de relatie met zijn kinderen is ook niet vrij van misverstanden. In feite is hij volstrekt alleen. De schrijver weekt hem steeds meer los van de aarde als om hem klaar te maken voor zijn ondergang. Die roept Bender zelfs eenmaal letterlijk over zich zelf af, door op de vraag: 'Waarom leef je?' te antwoorden: 'Om te ster ven'. Mulisch zit zoals gewoonlijk vol pa radoxen, want hoewel de dood van de hoofdpersoon onafwendbaar lijkt, komt die op een zeer onver wachte manier, geheel volgens Mu lisch' credo dat alles toevallig is in het leven (zo staat Bender bij een bezoek aan Knossós stil bij de wijze waarop natuurkrachten 37 eeuwen eerder een einde maakten aan die paleisbeschaving). Dat einde is misschien wat gecon strueerd, maar de manier waarop de vier elementen (aarde, water, lucht en vuur) daarin versmelten is razend knap. Volgens diezelfde ele menten is het boek ook in vieren verdeeld. Als toegift volgt nog het korte Quintessens (letterlijk: het vijfde deel). Daarin legt de schrijver zowel aan de lezer als de hoofdper soon het waarom van deze ster- vensgeschiedenis uit. Het ant woord is allesbehalve doorzichtig en verdient zeker nadere bestude ring door de Mulisch-exegeten. Maar het lijkt er op dat hij de men selijke angst voor de dood wil weg nemen met een troostend LICHT. Hiermee raken we nog aan een fe nomeen, waarmee Mulisch in feite zijn knap geconstrueerde roman begint. Hij zet het boek op als een experiment tussen schrijver, lezer en hoofdpersoon ('Een experiment dat wij beiden hier met ons drieën ondernemen'). Daarmee samen hangt de je-vorm volgens welke de hele roman is opgebouwd (Je kijkt naar je vrouw, je vraagt je af enz...). Door de afstand tot zijn hoofdper soon en tot zijn lezer telkens te va riëren voorkomt Mulisch op knap pe wijze dat zijn vertelling verslapt en ontaardt in saaiheid. Al wordt dat gevaar ook al door de inhoud van De Elementen ruimschoots be zworen. Mulisch Harry Mulisch: De Elementen, uitg. De Bezige Bij, 154 p., 22,50 (geb. 34,50).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 19