I
op jacht
naar de
brilj ante
student
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
strenge selectie
rijke zoontjes
janine boddé
rode loper
NATUUR
LANDSCHAP
vluchtplaats
rinus antonisse
\N
ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1988
Nederland telt nu 686.400 werkloze mannen en vrouwen. Het lijkt
daarom nogal vreemd dat veel bedrijven klagen over een groot te
kort aan goed personeel. Maartoch is de nood in sommige bedrijfs
takken heel hoog. Zo hoog zelfs, dat anderen daar weer brood in
zien. Zoals het Career Development Center (CDC) in Amstelveen.
Een wervingsbureau dat jonge, veelbelovende, aankomende aca
demici rechtstreeks uit de universiteitsbanken plukt en aan het gre
tige bedrijfsleven levert.
De eerste aanblik van het Career
Development Center in Amstel
veen is weinig imposant. Gevestigd
in een klein kantoortje op de derde
verdieping van een gebouw pal
naast een alledaags winkelcentrum,
krijgt men niet meteen het gevoel
een plaats te betreden die voor velen
een eerste stap naar een succesvolle
toekomst in de top van het Neder
landse bedrijfsleven betekent. Hoe
wel CDC Nederland al in 1985 zijn
deuren opende komen de zaken pas
nu op gang, zegt de Belgische oprich
ter en directeur drs. D. Claus. Iro
nisch genoeg bleek het bureau dat
het bedrijfsleven voorziet van goed
personeel aanvankelijk zelf niet in
staat de juiste werknemers te vin
den.
Al vanaf 1983, toen het eerste CDC-
kantoor in Brussel ontstond, 'han
delt' Claus als het ware in universitai
re afstudeerders. Met een mooi woord
heet dat campus recruitment. Het
bureau scheidt het koren van het kaf
op de universiteiten om talentvolle
afstudeerders te werven voor het be
drijfsleven. Op zich niet zo uniek.
Sommige bedrijven doen dat al jaren.
Claus: „Inderdaad, maar dat is alleen
weggelegd voor hele grote concerns,
zoals Shell, Akzo en Unilever. Cam
pus recruitment kost enorm veel tijd
en geld. Want wil je het goed doen,
dan moet je full-time mensen in
dienst hebben die niets anders doen
dan veelbelovende studenten opspo
ren. Door het werven aan ons over te
laten, besparen de bedrijven naast
tijd ook geld. Wij voeren namelijk als
het ware een doorlopende wervings
actie, die door meerdere concerns
wordt gefinancierd. Daardoor zijn we
in feite goedkoop en kunnen nu ook
kleinere bedrijven de vruchten pluk
ken".
Door het houden van onder meer
voorlichtingsdagen op de universi
teiten, stelt CDC toekomstige afstu
deerders op de hoogte van zijn be
staan. Iedereen die in de kaartenbak
van het bureau wil komen, kan een
inschrijvingsformulier invullen.
Daarvan belanden de meesten in de
vuilnisbak, omdat het kantoortje
volgens Claus „zeer selectief' te werk
gaat.
„De meeste mensen in ons bestand
beschikken over een opleiding waar
voor het bedrijfsleven een moord zou
doen. Bijvoorbeeld chemisch techno
logen, werktuigbouwkundigen, infor
matici of bedrijfskundige ingenieurs.
Je kunt echt van een schaarste spre
ken wat die beroepsgroepen betreft.
Het is trouwens zo dat er altijd een
tekort is aan bepaalde deskundigen
op de arbeidsmarkt. Mensen stem
men hun studierichting tegenwoor
dig meer af op de hoeveelheid werk in
de verschillende beroepssectoren.
Als er bijvoorbeeld geen behoefte
meer is aan belasting-deskundigen,
dan schrijven gegarandeerd veel
minder mensen zich in voor zo'n stu
die. Het bedrijfsleven zit dan na een
paar jaar om fiscalisten zit te sprin
gen, omdat er nauwelijks nieuwe af
studeren. Als bedrijf moet je er dus
als de kippen bij zijn om zulke perso
nen te kunnen contracteren. Wij hel
pen hen daarbij".
Toch blijkt een veelgevraagde studie
en goede cijfers alleen („Wij zijn èrg
geïnteresseerd in mensen die cum
laude afstuderen") niet genoeg om
via Claus en zijn medewerkers moei
teloos in een goede baan te stappen.
Hoewel het bureau daar in eerste in
Met zoveel mensen in Nederland die
op zoek zijn naar werk, lijken de ac
tiviteiten van CDC wel erg elitair.
Geen kaartenbakken voor postbo
den en melkmannen, maar slechts
een bemiddeling voor personen die
stuk voor stuk eigenlijk toch al een
rooskleurige toekomst tegemoet
gaan.
„Elitair.... ergens zijn we dat natuur
lijk", zegt Claus. „Je bent tenslotte
op zoek naar mensen die in de toe
komst deel uit zullen maken van de
top van het Nederlandse bedrijfsle
ven. Ik hoor ook wel eens dat we zo'n
instelling zijn die zoontjes van rijke
papa's aan fijne banen helpt. En daar
verzet ik me pertinent tegen. Dat is
absoluut niet waar".
stantie de nadruk op legt, moet een
student al rap tonen wat meer in zijn
mars te hebben. Claus: „Wij toetsen
afstudeerders aan de hand van een
aantal criteria. Het gaat ons er om er
achter te komen of iemand ook naast
zijn studie bezig is geweest de weg te
plaveien voor zijn toekomst. Bijvoor
beeld met internationale stages of
een bestuursfunctie in een studen
tenvereniging. Dergelijke zaken zeg
gen veel over iemand. Zo komen we
te weten of iemand ambitieus en ge
motiveerd is. Dat kan net zo belang
rijk zijn als goede cijfers".
De gesprekken met de potentiële
CDC-kandidaten worden gevoerd
door psychologen. „Ze zetten je echt
aan het denken over jezelf', zegt de
27-jarige historica Marty Huisman.
„Ik heb bijvoorbeeld geleerd om niet
zo uit te weiden tijdens sollicitatiege
sprekken, maar alles kort en bondig
te formuleren". Huisman vond echter
geen baan via CDC. Op eigen houtje
lukte het haar wel.
Het Belgisch/Nederlandse bureau
zegt inmiddels in het bezit te zijn
van elf vaste en „enthousiaste" op
drachtgevers uit het bedrijfsleven.
Die betalen, ieder afzonderlijk,
18.000 gulden aan 'abonnee-geld' per
jaar. In ruil daarvoor belooft CDC
niet met concurrenten in zee te gaan
en stelt het uitvoerige psychologi
sche rapporten op over personen
waarop bedrijven hun oog laten val
len. Wanneer een kandidaat door een
bedrijf wordt aangenomen, ont
vangt CDC een extra bedrag. Dat is
meestal zo'n acht procent van het
bruto-jaarsalaris. Kleine bedrijven
die slechts af en toe van de diensten
van het wervingsbureau gebruik
maken, betalen zo'n 2.500 gulden.
Wanneer ook zij nieuwe werkne
mers via CDC aannemen, komt daar
nog een bedrag bovenop dat gelijk
staat aan 15 tot 20 procent van het
bruto-jaarsalaris van het nieuw ge
worven personeelslid.
Net als ieder ander moeten de CDA-
kandidaten ook door de wettelijk
verplichte sollicitatieprocedure
heen. „Maar meer dan 50 procent van
onze kandidaten wordt uiteindelijk
aangenomen. Heel soms bellen we
zelfs een bedrijf op met de medede
ling dat ze het beste maar de rode lo
per uit kunnen leggen. In zo'n geval
wordt een sollicitatieprocedure na
tuurlijk helemaal op z'n kop gezet,
maar dan hebben we ook een echte
kanjer. Een schaap met vijf poten en
die kom je niet iedere dag tegen".
Drs. D. Claus: „Soms bellen we een bedrijf en zeggen: leg de rode loper maar
uit. Dan hebben we een echte kanjer".
Het Paulinaschor
foto wim riemens
Bij bioloog Eric Marteijn is geen spoor
van twijfel aanwezig. Zowel feiten als
gevoelens zijn overduidelijk. „We moeten
de schorren koesteren. Ze worden steeds
zeldzamer. Het gaat om een rijk
landschapstype. Veel planten, vogels en
insecten. Specifieke soorten die alleen
daar te vinden zijn. Schorren zijn een
volledige levensgemeenschap. Ze hebben
een belangrijke functie binnen een
zeearm. Bovendien beschermen schorren
het achterland; ze vergroten de veiligheid
voor de mensen". Voor drs Marteijn,
werkzaam bij de dienst binnenwateren
van rijkswaterstaat, is aantasting van de
schorren uit den boze. Ze zijn onmisbaar
deel van het ingewikkelde stelsel van
leven.
In de dikke van Dale staat het nuchter.
Een schor is een buitendijkse aanwas, die
alleen bij zeer hoog water onderloopt, dus
begroeid is. Dit in tegenstelling tot de
onbegroeide, bij ieder tij onderlopende
slikken. Ooit was Zeeland rijk aan
schorren. Die tijd is achter de rug.
Landbouw, industrie en deltawerken
slokten vele hectares schor op. Dat proces
is niet ten einde. In de ogen van de
beslissers heeft een schor alleen waarde als
het kan worden ingepolderd. Om er te
boeren, om er fabrieken te bouwen, om er
recreatievoorzieningen tot stand te
brengen, om er vervuilde grond te dumpen.
Staande op de glooiing van de door
schapen gladgeschoren Westerscheldedijk
kost het geen enkele moeite in het
Paulinaschor een bijzonder landschap te
herkennen. Opwassen doorsneden door
geulen, waarin de vloed water heeft
gebracht. Geulen, die krioelen van het
leven: krabben, garnalen, visjes. Dichter
bij het water kale, ogenschijnlijk levenloze
slikken. Op de oeverwallen het grijsgroen
van strandkweek, zeealsem en
schorrekruid. In de kommen het
heldergroen van lamsoor, zeeaster en
zeeweegbree. De kokmeeuwenkolonie is
leeg; de dieren zijn elders aan het eten.
Maar er zijn volop andere vogels. Op de
slikken steltlopers als grutto en
scholekster. Meer richting zeedijk tureluur,
grauwe gors en een kwikzilverige zwerm
kneus. De wind is matig. De grauwgroene
golfjes van de rivier plooien zich fragiel
PAULINASCHOR
- in de Westerschelde tussen
Hoofdplaat en Terneuzen;
- mondingsgebied voormalige
Braakman;
-oppervlakte 86 hectare;
- doortrek- en overwinteringsgebied
voor veel vogels;
- grote kolonie kokmeeuwen;
- bijzondere zout-gebonden vegetatie;
-in beheer bij HetZeeuwse
Landschap;
- verboden toegang; vanaf de zeedijk
uitstekend te overzien.
tegen de slikrand. Op het Paulinaschor
lijkt, even, de droom nog niet voorbij.
Hoewel de zon schijnt, is het diezig. De
witte opslagtanks van chemische industrie
bij Terneuzen, die op de oostgrens van het
schor lijken te staan, blikkeren daardoor
minder hel en dreigend. De waakvlammen
van de fabrieken zorgen wel voor continu
gegons. In die richting hebben
zonaanbidders zich meester gemaakt van
een opgespoten restje Mosselbanken.
Enkele rustzoekers liggen bij het
Paulinaschor. Op zich geen probleem; wél
hun loslopende hond; wél het plukken van
paarse lamsoor voor een droogboeket. Eric
Marteijn ziet het fronsend aan. Maar hij is
ongeruster over de industriële
uitbreidingsplannen: Terneuzen-West, met
een haven precies op de plaats van het
schor. „Daar ben ik niet blij mee. Ze
kunnen beter een polder ergens bij
Terneuzen laten vollopen. Dat is dan écht
het uit produktie nemen van
landbouwgronden. Als men havens nodig
heeft, waarom moet men dan altijd
natuurgebieden nemen?".
Getijdegebieden als het Paulinaschor zijn
in de Delta bijna uitgestorven. Het zoute
water en het flinke getijverschil zorgen
voor het aparte. Zoals de diepe geulen, de
hoge oeverwallen en de vorming van
nieuw schor door pollen Engels sli jkgras.
Ruim dertig jaar kon het gebied zich
ongestoord ontwikkelen. Daar ontstond
Eric Marteijns belangstelling voor natuur
en milieu. Het is 'zijn' schor. Als
adolescent zag hij de Mosselbanken - toen
voortzetting van het Paulinaschor -
inpolderen. „Ik was me nog niet echt
bewust van wat er gebeurde; ik werd er
ook niet kwaad om. Als de Mosselbanken
er nu nog zouden liggen, dan zou ik stad
en land bewegen om ze te behouden".
De bijdrage van de schorren aan het
leefmilieu is nog niet compleet in beeld
gebracht. Natuurlijk: buitendijks land,
dat begroeid is met een zoutminnende
plantengemeenschap - zoiets is opvallend.
Ook het belang als hoogwatervluchtplaats
voor vogels staat vast. Een plek waar ze
kunnen slapen, rusten en het verenpakket
onderhouden. Marteijn: „Maar wat
biologisch gezien de functie van een schor
is, daar is men nog niet achter. Een schor
wordt wel eens een micro-mangrove
genoemd, afspiegeling van de rijke
tropische vloedbossen. De geulen in het
schor zijn belangrijk voor de levenscyclus
van bepaalde dieren. Of het schor
voedingsstoffen levert aan het slik, of dat
de zee juist het schor voedt - dat is niet
helemaal duidelijk".
Voor veel vogels is het schor onmisbaar.
De Westerscheldemonding is een rijk
vogelgebied; het doet niet onder voor de
Oosterschelde. Eric Marteijn vertelt dat
het Paulinaschor tot de drukste
vogelgebieden in Zeeland behoort 'en dus
van Nederland'. Dat komt door de
voedselrijkdom. Opvallende
voorjaarsgasten zijn de drieteen-
strandloper, kanoetstrandloper, rosse
grutto en zilverplevier. Ze komen eind
april/begin mei enkele weken naar het
schor, eten zich vol en trekken dan naar
de broedgebieden in het hoge Noorden.
In het najaar biedt het schor onderdak aan
opvallende gasten als de strandplevier,
bontbekplevier en krombek-strandloper.
Vanuit hun broedgebied pleisteren ze eind
augustus/begin september in de
Westerschelde, tussenstop op de duizenden
kilometers lange weg naar het warme
zuiden. De vogels slaan vet op en meten
zich een nieuw verenkleed aan voor de
verre reis. 's-Winters wonen andere gasten
op het schor. Zoals de bonte-strandloper,
kanoetstrandloper (niet de voorjaarsgast
maar het familielid uit Groenland),
scholekster, smient, pijlstaarteend. Voor
ganzen is het schor te klein. In het voorj aar
gebruiken regenwulpen het schor enkele
weken als slaapplaats; eten doen ze in
België.
Op die fascinerende leefgemeenschap heeft
de watervervuiling - oprukkend vanuit
België - nog geen merkbare invloed
uitgeoefend. Westelijk voorbij Terneuzen is
de ellende verdund. Het slib op het
Paulinaschor komt ook niet uit
Vlaanderen en Wallonië, maar uit de
Noordzee. Die is minder vervuild dan de
Schelde. „Ik heb nog geen signalen gehad
dat de vervuiling is opgerukt. Uit de
vogelaantallen blijkt niet dat het
bodemleven dood is", zegt Eric Marteijn.
Dat lijkt verheugend. Echt bewijzen doet
het niks. Veel giftige stoffen zijn niet
rechtstreeks dodelijk. De effecten treden
sluipend op. De impotentie bij de
purperslak. De kankergezwellen bij platvis.
De oneetbare zeekraal.