FILM venetie en cannes spiegel eendracht herkomst HANS WARREN De Etrusken handel andré oosthoek parlement programma pieter van lierop ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1988 ZO glooit aan de lage warme zij kant van Toscane het land de zee in: vele vierkante meters zand, een stukje rots, dennen, steeneiken en pijnen. Hogerop wijzen de cipressen de weg naar de steden en stadjes, het zomerse strooisel van dorpen en ne gorijen. De kleuren van de ijscokar, het strakke lazuurblauwe spansel boven de duizend soorten groen, de kleuren van de elementen die de mens dicht bij zijn stukje aarde hou den. De toeristen zijn in rijen gekomen, de politiemannen doffen zich op voor het eindeloos concert en vanaf een lampjesterras waagt een verwaaide harmonica zich aan een verloren con currentieslag. In het binnenland, ver van de ruis, verstoft het spoor van de reiziger. Het hart van het land klopt nog zo'n beetje, maar het is warm, de klop klinkt doffer en de zoeker naar koelte telt de kilometers in uren. Zachtgeel is hier het merkteken van de tijd, oker ook en groen, roze en ver- leefd wit. De droom in pastel en de harde hitte van de dag. De uren en de eeuwen, zandsteen en gesleten mar mer, sporen in de tijd. Tijd en mens. Hier de Romeinen, buiten hun stad, op hun pad van goudstof en wrede spelen. Daar de ootmoed van het vroege Christen dom. Kerken en kapellen als een roep om genade. Verder en verder, hóger ook, de geest van de gothiek. Klinkt daar vanaf de transen een schreeuw naar de hemel en maakt de mens zich op tot zelfbevrijding? We meten de kracht van de Wederge boorte en benoemen de kenmerken: zelfbewustheid, uitbundige pracht en een hervonden zelfgenoegzaam heid. De steen werd een spiegel en de herkenning weldadig. Zo rijgen zich in het Land van Geduld dat Toscane heet de eeuwen aaneen. De hand werd er nooit helemaal een vuist maar bleef open, de palm tot ontvangen gestrekt. De reiziger staat er, het zij gezegd, met één been in het graf. Want terwijl hij de eeuwen oogst, zakt soms het tufsteen onder hem ineen en wordt hij opgenomen in de kleine schare van de wetenden. Hij wordt één met het geheim van de verdwenen beschaving. En terwijl het zanderig vermaak de onweten den in de zon houdt, vindt hij onver wachte schoonheid in de koele kroch ten des verderfs. Het graf van de Etrusken. Blaast daar de poortwachter en treedt de jonge fluitspeler naar voren? Etrurië, de toerist vindt het niet op zijn kaart. De machtige federatie van twaalf stadstaten kon zich slechts handhaven zolang het devies Eendracht maakt Macht méér was dan een trotse regel. De gezamenlijke aanpak van zaken als buitenlandse politiek, handel en defensie bracht de Etrusken al hon derden jaren voor onze jaartelling welvaart. De steden werden geduch te machtscentra. De cultuur kon er bloeien. In korte tijd werden grote omliggende gebieden binnen de di recte invloedssfeer gebracht. Etrurië was een factor van grote betekenis in het middengebied van Europa. Hoewel een aantal sluiers over gaan en staan van dit fascinerende volk nimmer is weggenomen, is in de loop van veel jaren een boeiend beeld ontstaan. Wie teken en getuigenis zoekt vindt ze in ruime mate in het land van Tos cane, tussen wijngaard en tuin, langs oude ezelpaden, op heuvels en rotsen. Vier eeuwen lang, van de zevende tot de derde eeuw voor Christus, beheer sten de Etrusken het land tussen Ar no en Tiber, Appenijnen en Thyr- reense Zee. Ze werkten er in het besef van een grootse toekomst aan de ver volmaking van het aards bestaan. Ze boden er weerstand tegen de opdrin gerige zeevolken en de nieuwe cultu ren die hun verbond over land aan vochten. Onderlinge verdeeldheid luidde de ondergang in. De steden vielen één voor één en ook de hardnekkigste werden tot knechtschap gebracht. De Romeinen voegden op die manier een belangrijk cultuurlandschap aan hun groeiend imperium toe. En zoals dat vaker gaat met overwonnen na ties, mocht ook hier collaboratie op de lange duur niet baten. Een volk raakte verstrooid en ging op in grote re gehelen. Een cultuur verdween en kon slechts rudimentair voortbe staan bij de gratie van de weten schap. Een strijdpunt voor die wetenschap is nog steeds de vraag naar de her komst. Vormden de Etrusken een oorspronkelijk Italisch volk of was hun afstamming Eurazisch? Er zijn veel verwijzingen naar het oostelijk deel van het middellandse zee-bekken die pleiten voor het laat ste. Bouwtrant, sier- en gebruiks voorwerpen, de karakters van het schrift duiden in veel gevalen op een overzees verleden. Het schrift is nooit helemaal ontcijferd omdat een aan tal schakels ontbreekt. Duidelijk is de uiterlijke overeenkomst met het griekse letterteken. Dit schrift, frag mentarisch bewaard in allerlei op- en uitgegraven voorwerpen, is gevon den op zowel Etruskisch territoir als in de expansiegebieden. Het betekent niet dat - daarom - geen indruk zou bestaan over een aantal aspecten van het dagelijkse leven van dit volk. Archeologische in- Krijger Vulci, brons spanningen leverden een overigens nimmer sluitend te maken beeld op van de economische en sociale kan ten van het bestaan. Er bestaat voorts een indruk over de militaire cultuur en er zijn voorzichtige con clusies getrokken over het geestelijk leven en de toekomstverwachting. De wetenschap hoeft daarbij niet uit sluitend dicht te varen op het resul taat van de opgravingen. Zij vinden bij oude schrijvers talrijke verwijzin gen die een boeiend patroon van sterk wisselende gegevens schetsen. Of die geschriften altijd even be trouwbaar zijn valt te betwijfelen. Het betreft immers niet zelden getui gen in het kamp van de vijand: Grie ken en Romeinen die maar beter over een goede vluchtweg konden be schikken. Het geheim van de Etrusken is niet helemaal het geheim van het graf. Juist deze kamers van ruste, voor portalen tot een ander en wat langer leven, hebben een schat aan infor matie opgeleverd. Mogen we de verhalen geloven dan ligt de ontdekking van de schatka mers van de oude cultuur bij de land man. Die zou diep geploegd hebben, in een gat gevallen zijn en zich toen hebben bevonden in een grafkamer, wonderschoon beschilderd en vol merkwaardige voorwerpen. Het kan gebeurd zijn. Feit is dat in een groot deel van Toscane doden steden werden gevonden, onder graf heuvels, in een stratenpatroon soms. Feit is voorts dat deze grafkamers ware schatkamers bleken. Veel is in de loop van eeuwen onder de bebou wing van steeds nieuwere tijden ver dwenen. Daar staat tegenover dat Jongen Veji, klei hier en daar - ruineus schoon - leven en werken van de Etrusken aan de oppervlakte komen. De vondsten zijn op een vaak schrik barende manier geexploiteerd. Er is, met andere woorden, grof en glim mend geld aan verdiend. Veel ver dween in zeer gesloten privé-verza- melingen, nog meer vond via aan koop of staatsroof een weg naar de musea. Sommige paleizen van kunst en cul tuur ontlenen hun fraaie naam voor niet onbelangrijk deel aan de handvaardigheid van de oude bewo ners van Etrurië. De overwinnaars blijken, ook in de voortgang van de tijd te zegevieren. Rome kan nu nog uitbundig mooi weer spelen met de schatten die eens over de Via Aurelia en de Via Clodia werden aangevoerd. Leven in de dood, het graf als schatkamer. In het land van Toscane vindt men tussen de merktekens van het Rijk der Romeinen, de Middeleeuwers en de vorsten van de Re naissance de overblijfselen van een oudere cultuur. De Etrusken blijven de mensheid fascineren. De musea en hun begraafplaat sen trekken vele duizenden. Bijna achten twintig eeuwen geleden namen zij hun voorschot op de eeuwigheid. het gedicht De Etrusken zijn van fijn brons met glanzende starre glimlach. Maar een blauwe mantel waait open en dan treedt vochtig bruin de rankste knaap van heden fluitspelende en dansende naar voren. De Etrusken staan in ons op dit moment, hun schenker danst om ons en blijft zeventien immer zeventien en de schoonste zwartlokkigste zolang de wereld nog schenkers nodig heeft. Tussen de Etrusken en ons staat slechts de heldere spiegel: zie onze archaïsche glimlach en zie, zij leggen ons gruwzaam verkort op hun askist, maar in onze tombe danst hun geurige dronken fluiter tot hij valt en zijn blauwe mantel ons heerlijk dekt. Fluitspeler, Tomba del Colle, Chiusi (uit: Hans Warren, Said, A. A. M. Stols, 's-Gravenhage, 1957, in: Verzamelde Gedichten, Bert Bakker, 's-Gra- venhage/Amsterdam, 1972/1981. Hans Warren, Bors- sele 1921, publiceerde een twintigtal dichtbundels, enkele prozawerken, bloemlezingen, essays, vertalin gen en kritieken. Dit najaar verschijnt deel 7 van zijn Geheim Dagboek. De bundel Said werd in 1958 be kroond met de Van der Hoogt-prijs. In het gedicht De Etrusken verbindt de dichter twee beelden met el kaar: dat van de fluitspeler uit de Tomba del Colle te Chiusi met dat van de danser uit de Tomba del Tricli- nio te Tarquinia. En, sinds het belang van de vondsten in de eigen streek niet uitsluitend door handelaren wordt begrepen, kent ook elke kleine stad tussen Vol- terra en Cerveteri zijn archeologisch museum. Die streek heeft als groot voordeel dat men de necropolen in si tu kan bezoeken. Daar wordt duide lijk dat het ondanks de pracht en staatsie in de Romeinse Villa Giulia, het Vaticaanse Gregoriana en zelfs het Archeolgisch Museum van Flo rence, maar plaatsvervangend genie ten is. Men mist er de sfeer van de bar se stenen toegang tot een stad als Vulci, de hellende terrassen bij Mon- tepulciano en de grote groene tumuli van de dodensteden bij Tarquinia en Cerveteri. In dat land deden zich in de strijd om een steeds weelderiger bestaan schrijnende voorbeelden van een te duchten handelspraktijk voor. De markt vraagt om aanbod. Een van de belangrijkste grossiers was vele jaren Lucien Bonaparte, broer van de hier en daar nog vereer de massamoordenaar die in Frank rijk voor de behoeder van grandeur wordt gehouden. Er was enige onmin tussen de gebroeders: Luciano had de hersens, Napoleone de macht. Dat kon niet goed gaan en het ging niet goed. Ook Madame-Mère die al haar kinderen zo gaarne getooid zag met vorstenkronen, kreeg nu eens niet haar zin. Zeker, Joseph schoof op het Spaanse pluche. Louis bracht het, zeer tegen zijn zin, tot konijn van Gholland. Schoonzoon Joachim Mu- rat, zoon van een kroegbaas, werd ook al prins én koning van Napels. Koning Pluim heette deze Giacomo daar naar zijn liefde voor goud en op schik. Ook zijn wat vroege dood speelde tegen een operette-decor. Maar, niet getreurd: nakomelingen genoeg. Nog steeds waart een schare hoogprinselijke Murats door de stra ten van Parijs. Ze worden met onder scheiding behandeld... Hoe anders verging het Lucien Bo naparte. Hij kreeg last met de fami- liekliek en derhalve kroon noch in komsten. Hoe vervelend nu, moet paus Pius VII Montechiari gedacht hebben. Hij had nog een koffertje ti tels over en bombardeerde zijn eigen Buonaparte fluks tot prins van Cani- no en Musignano, toentertijd twee gehuchten waar weinig roep en roem vanuit gingen. Het was alles begonnen om de vele hectaren grond die bij de titel hoor den en zo werd 's keizers broeder he- reboer. In de oogsttijd blonk de sik kel bovengronds, op minder geschik te dagen werden de vele grafkamers op zijn uitgestrekte terreinen van hun inhoud ontdaan. Lucien wenste uitsluitend kwaliteit, mooie vormen, fraaie schilderingen. De rest diende ter plekke verwoest te worden. Wie ook maar een scherfje trachtte mee te nemen werd met 's pausen zegen aan flarden geschoten. Een prins van Ca- nino mag tenslotte wel een béétje honds zijn en Italiaantjes genoeg, luidde de redenering. De vergelijking met Afrikaanse mijnen voor goud en edel gesteente dringt zich op. Het Bonaparte-geweld blijkt exem plarisch. Een stroom goederen ver liet de landerijen en vond gretig af trek in kringen waar naar de her komst nauwelijks werd geïnfor meerd. Er is niettemin veel bewaard voor de publieke zaak. Prachtig vaatwerk, gouden sieraden, de schilderingen die behalve van het krijgsbedrijf ge wagen van het versierde leven: zang en dans, de elegantie van het spel. In de musea, in de graven, onder de hemel van Toscane kan men zo even raken aan het omrankte bestaan van de mediterrane vorsten. Eeuwen voor onze jaartelling leverden zij een bijdrage aan wat veel jaren later de Europese cultuur genoemd zou worden. De echo van een beschaving, nog steeds omgeven met de sluiers van geheimenis, werd een inspiratie bron voor velen. En zo klinkt opnieuw, ontelbre ma len, het spel van de fluit dat de die ren uit hun schuilplaatsen lokt en oproept tot een dans die van alle tij den is. Als de voortekenen niet bedriegen- en waarom zouden ze - gaat Venetië vanaf dit weekeinde een gedenkwaardig filmfestival beleven. Uitgerekend in het jaar dat Cannes haar slechtste programma in tien jaar tijd te zien gaf, stelt de 45-ste Mostra Internazionale del Cinema een programma in het vooruitzicht om van te likkebaarden. En dat terwijl vier maanden geleden het er niet alleen op leek alsof alle interessante cineasten waren opgehouden met filmen, maar het er bovendien naar uitzag dat het eeuwige politieke gekonkel rond de Biennale (waar de Mostra officiéél onder ressorteert) het Venetiaanse filmfestival nagenoeg om zeep had geholpen. Vorigjaar waren er al problemen over de opvolging van de op een zijspoor gerangeerde directeur Gian Luigi Rondi. Te elfder ure had men toen Guglielmo Biraghi, directeur van het Festival van Taormina, bereid gevonden om voor de periode op te treden als curator van Venetië. Op het nippertje heeft die toen nog een kleine honderd films weten te verzamelen waarvan het gehalte overigens verrassend hoog bleek te zijn. Wat lag er meer voor de hand dan Biraghi met ingang van 1988 een definitieve benoeming te geven voor de gebruikelijke termijn van vier jaar? Om te begrijpen waarom dat nog niet zo vanzelfsprekend zou zijn, dient men te weten dat de Biennale geregeerd wordt als een staat in de staat. President is socialist Paolo Portoghesi die verantwoording moet afleggen aan de burgemeester van de Dogenstad maar bovendien een soort kunstparlement tegenover zich heeft waarin christen democraten, socialisten en communisten evenredig zijn vertegenwoordigd. Daarnaast bestaat een soort kabinet met net zo veel directeuren (ministers eigenlijk) als er kunsten bestaan. De portefeuilles voor beeldende kunst, cinema en architectuur zijn de zwaarste. Maar de verschillende fracties van dat kunstparlement zien, als vacatures ontstaan, het liefst gebeuren dat er vervangers komen van de eigen politieke kleur en men is tot alles bereid om dat door te drukken. Daarnaast probeert de pers nog speciale invloed op de benoemingen uit te oefenen, daarbij niet zelden functionerend als een vierde partij, graag lobbyend voor een kandidaat uit eigen gelederen. De christen-democraten hebben er alles aan gedaan om partijgenoot Gian Luigi Rondi terug te krijgen op de zetel waar hij slechts met grote moeite vanaf geduwd was. Vorig jaar was de gepasseerde Rondi tijdens het festival op het Lido alom tegenwoordig en altijd bereid om curator Biraghi te kritiseren. Het heeft alleen averechts gewerkt. Maar Biraghi veroverde de positie niet zonder slag of stoot. Eerst hadden de filmkritici geprobeerd Pesaro- Festivaldirecteur Micciché (tevens ere-voorzitter van de persorganisatie) naar voren te schuiven, maar die wilde niet meer omdat dezelfde functie hem een jaar eerder al geweigerd was. Vervolgens stelde Micciché cineast Bertolucci voor, die geen zin meer had toen hij begreep dat zelfs hij voor het directeurschap zou moeten knokken. De christendemocraten wisten de benoeming door te drukken van een voormalige RAI-functionaris die van zijn leven niets met fllm te maken had gehad, maar televisie-zo werd geargumenteerd - valt eveneens in deze portefeuille. De arme man werd zo zwaar van alle kanten onder vuur genomen (onder meer tijdens een persconferentie van de Italiaanse pers op het Filmfestival van Berlijn!) dat hij zijn benoeming schielijk weer inleverde. De naam van Biraghi dook weer op. Maar de conservatieven waren nog niet verslagen en kwamen met de hoogbejaarde professor Tinazzi uit Padua aanzetten. Die bleek niet geheel ongenegen, maar vroeg drie dagen bedenktijd en zei vervolgens 'ja'. Maar binnen een week was het toch weer 'nee' en was ook die benoeming weer ongedaan gemaakt. Net een operette. Intussen was het al half maart, toen alleen een snelle benoeming van Biraghi het festival nog zou kunnen redden van dreigende onbestuurbaarheid. Hij werd gekozen nadat zijn tegenstanders nog enige malen obstructie hadden gepleegd door op uitgeschreven vergaderingen weg te blijven, zodat er onvoldoende mensen aanwezig waren om de knoop door te hakken. En half juli hebben de christendemocraten nog geprobeerd Biraghi's programma weg te stemmen. Slechts dankzij de persoonlijke stem van president Portoghesi bleek een meerderheid haalbaar binnen de uit 19 leden bestaande Biennale Raad. Interessant is tegelij kertijd dat het in diezelfde tumulteuze bijeenkomst wel mogelijk was om unaniem te besluiten Joris Ivens een Gouden Leeuw toe te kennen. En dan moeten we het verder maar over het programma hebben. Het zou wel eens zo kunnen uitpakken dat dit jaar de voornaamste aandacht niet eens zal uitgaan naar de competitie (hoe zwaar ook, op papier) maar naar de E venti Speziali waaronder zich de wereldpremières bevinden van niet alleen Ivens' nieuwe film (Une Histoire de Vent) maar ook de films van de antagonisten Franco Zeffirelli (De Jonge Toscanini, waarin Eliabeth Taylor haar come-back maakt, niet in de titelrol naar we aannemen) én Scorsese (The Last Temptation of Christ). En dat is vooral zo pikant omdat het Zeffirelli geweest is die in Italië de eerste steen heeft geworpen naar de Amerikaanse Jezusfilm en toen ogenblikkelijk werd bijgesprongen door de nog namokkende christendemocraten. Biraghi heeft zich in elk geval al weten te verzekeren van een voorpubliciteit die groter is geweest dan de Mostra ooit heeft meegemaakt. Onder de Eventi Speziali bevinden zich tevens de wereldpremières van nieuwe films vervaardigd door de twee fameuze Georgiërs Iosseliani en Paradzjanov. Het Sovjet-accent is trouwens groot, want de Mostra wordt ook nog geopend met een opvoering van Volkovs klassieker Casanova, met 'live' muziek uitgevoerd onder leiding van componist Georges Delerue. Maar dat is dan een happening die we anderhalf jaar geleden in Rotterdam al een keer hebben meegemaakt. Het competitie-programma stelt films in het vooruitzicht van toppers als Theo Angelopoulos, Claude Chabrol, Carlo Lizzani, Ermanno Olmi (zijn Legend of a Holy Drinker heeft Rutger Hauer in de hoofdrol), Alan Rudolph, Wojciech Has, John Schlesinger, Sembene Ousmane, Jaime Camino, Ivan Passer en Lea Pool. De meesten van hen hebben ooit in Cannes in het hoofdprogramma gestaan, maar dit jaar (toeval of niet?) lijken ze massaal te zijn uitgeweken naar het Venetiaanse festival dat qua belangrijkheid 'Berlijn' al lang en breed gepasseerd was, maar nu zelfs 'Cannes' naar de kroon lijkt te steken. Joris Ivens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 21