baby in
couveuse
thuis op
de buis
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP
I ...de driestheid verbannen,
de vadsigheid beschamen.
PZC/ week-iii
33
overleefd
opgepoetst
jan van damme
ideetje
kosten
joop spanjersberg
ITER DAG 4 JUNI 1988
Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen laat na lange,
kommervolle jaren weer eens van zich horen. Volgende week woensdag
staat op een algemene ledenvergadering de toekomst van het meer dan
twee eeuwen oude gezelschap ter discussie. Momenteel streven Zomeruni-
versiteiten, Summerschools en andere initiatiefgroepen de oudste loot aan
de Zeeuwse wetenschapsboom brutaal voorbij. Kan het illustere gezelschap
een leidende en coördinerende rol in de plotseling turbulente ontwikkelin
gen van het Zeeuwse wetenschapsbeleid gaan opeisen?
ST et lijkt langzamerhand een ra-
[lge. Zeeland mag dan een eigen
liversiteit ontberen, de weten-
iiap doet dit jaar op een breed
Ent haar intrede. De Summer-
icl )ol van de Open Universiteit,
larnaast de Zomer Universiteit
In een groep verontruste voortrek-
ie i onder leiding van de Vlissingse
Irgervader Van der Doef, weten-
liappelijke congressen in de
leuwse Bibliotheek en het Roose-
Bt Studie Centrum, een Hoge-
sct )ol Zeeland die op verre einders
■kt... het kan niet op. En dat alles
Éier het motto: zorgen dat we de
lot niet missen, het intellectuele
Bmaat stimuleren en achterstan-
|n inhalen. Om elkaar in al het en-
umsiasme niet voor de voeten te lo
in wordt de behoefte aan
tordinatie steeds sterker.
I vergelijking zal ongetwijfeld hier
I daar mank gaan. Maar verplaat-
|i we ons naar de tweede helft van
I achttiende eeuw, de periode dat
|t verlichtingsdenken in talloze
luw opgerichte genootschappen
|rd gepropageerd, dan viel er toen
gizelfde koortsachtige wetenschap
ijver waar te nemen. Zo zeer zelfs,
|t het illustere Zeeuwsch Genoot-
Biap in 1785 een prijsvraag uit-
Bireef over de problemen - concur-
Itie! - die de niet te stuiten groei
|h het aantal geleerde genoot-
ipappen met zich meebracht.
In van de factoren die een derge-
ke wildgroei in de hand werkte was
he: gekwetst nationaal gevoel. De
Ipubliek raakte voelbaar achterop
in uropa, er werd een groeiende we-
®|ischappelijke achterstand ten op-
ihte van andere landen geconsta-
Rrd. We missen de boot. het intel-
ituele klimaat moet verbeterd wor-
Bi... De woorden werden toen mooi
er gekozen: ...de driestheid verhan
gt vadsigheid beschamen, de be-
ftmpenheid van ziel en vooroorde-
bestrijden... Het in 1768 uit een
■ssings leesgezelschap ontstane
■nootschap ter bevordering van
Nyttige Kunsten en Wetenschappen.
Et een jaar later al in Zeeuwsch Ge-
■Hschap der Wetenschappen werd
■gedoopt, was - schrijft de Utrecht-
istoricus W. W. Mijnhardt in zijn
Ejaar verschenen proefschrift over
gturele genootschappen in Neder-
- een poging om te bewijzen dat
op wetenschappelijk gebied
mocht worden uitgevlakt. 'Non
lent in Undis', was de zinspreuk
de Zeeuwen, die volgens Mijn-
lt op twee manieren kan worden
terpreteerd: 'laten we onze
erstand opheffen', en 'laten ze
niet verachten'.
inmiddels van het predikaat Ko-
lijk voorziene Zeeuwsch Ge-
schap heeft anno 1988 nog geen
>vraag uitgeschreven om tot een
r gerichte aanpak van de provin-
- wetenschapsbevordering te
en. De tijden zijn veranderd, de
niging schrijft al meer dan een
v geen prijsvragen meer uit. Vol
le week woensdag (8 juni) wordt
el een algemene ledenvergade-
belegd waarin de toekomst van
;igen organisatie ter discussie
t- Temidden van steeds meer in-
ingen en initiatiefgroepen, die
gemis van een universiteit in
and willen doen vergeten, moet
eerbiedwaardige genootschap
zien te handhaven. Geen stoffig
lschap van geballoteerde regen
de gewogen toelating van leden
i 1981 afgeschaft maar een in-
ing die in de brandhaard van de
iwse wetenschap moet staan.
Js. de beleidsvoornemens. En,
'uidelijkt voorzitter mr. J. van
Marion, het genootschap zou wat de
wetenschap betreft een
coördinerende rol kunnen spelen
ten aanzien van de over elkaar buite
lende initiatieven.
Het moet aan het toeval toegeschre
ven worden. Voor het eerst sinds ja
ren de doorbraak van de gedachte
dat het wetenschappelijk klimaat in
Zeeland gestimuleerd moet worden,
het verschijnen van het proefschrift
van dr. Mijnhardt en de herbezinning
binnen het Zeeuwsch Genootschap.
Heden, verleden en toekomst. Toe
val, maar het is een opvallende trits.
Het antiek aandoende genootschap
der wetenschappen kan in die con
stellatie de toekomstgedachte verte
genwoordigen. En verdient daardoor
extra aandacht. Ook dat mag mo
dieus worden genoemd. Lange tijd
werden genootschappen als overleef
de instellingen beschouwd, die de
ontwikkeling van de wetenschap
veeleer belemmerden dan stimuleer
den. Dat idee ontstond in de eerste
helft van de vorige eeuw, nadat de
Belgische afscheiding het koninkrijk
van Willem I in een crisis stortte. De
zwarte piet werd naar de achttiende
eeuw geschoven, die sindsdien werd
omschreven als de Pruikentijd, de
periode waarin de Republiek ten op
zichte van de omringende landen ter
rein had verloren. De in de Pruiken
tijd ontstane genootschapscultuur
werd op die manier mede schuldig
verklaard aan het verval van weten
schap en cultuur.
Pas de laatste twintig jaar is er bij
historici sprake van een herwaarde
ring van de verguisde achttiende
eeuw. De belangstelling voor het
verleden van de genootschappen
vaart daar wel bij. Misschien heeft
de herwaardering van de historie
een positieve uitstraling op het he
den. Het Zeeuwsch Genootschap
kan in elk geval op een sterk groeien
de aanhang bogen. De toename van
het aantal leden - van 900 in het jubi
leumjaar 1969 tot bijna 1700 nu - is
daar het tastbare bewijs van.
In feite stond het Genootschap in
1980 op het punt zich als hèt weten
schappelijk instituut van de provin
cie te gaan profileren. In een ambi
tieus beleidsplan werden in dat jaar
de lijnen naar de toekomst uitgezet.
Een toekomst, waarin de organisatie
zich weer tot het brandend middel
punt van de Zeeuwse weten
schapsbeoefening wilde ontwikke
len. De praktijk pakte anders uit. Om
te beginnen rolden bestuurders in
het begin van de jaren tachtig plotse
ling vechtend over straat.
„Incompabilité d'humeur", zegt
de vorig jaar tot voorzitter benoemde
Van Marion minzaam. Verder zand
erover, maar de interne strijd werkte
bepaald verlammend.
Er was een tweede kwestie: de
Zeeuwse Encyclopedie. Dat omvang
rijke project legde - en legt - zo'n
zwaar beslag op de financiële mid
delen, dat de afgelopen jaren voor het
voortbestaan van de organisatie
werd gevreesd. De uitgave van het in
middels alweer op vele onderdelen
achterhaalde boekwerk heeft 1,3 mil
joen gulden gekost. Dat ging de
draagkracht van het Genootschap in
feite te boven. Op alle andere activi
teiten moest drastisch worden bezui
nigd om het hoofd boven water te
houden. Met de aanschaf van aan
winsten voor de verzamelingen
moest pas op de plaats worden ge
maakt. Sprekend voorbeeld was ook
de aanpassing van het jaarlijks ver
schijnende Archief, naar de leden toe
Mr. J. van Marion, voorzitter van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen. foto ruben oreel
toch één van de belangrijkste vi
sitekaartjes. Uit bezuinigingsover
wegingen moest er een kleiner letter
type worden gekozen. Met nog 800
onverkochte encyclopedieën - 450
gulden per stuk - zit het genootschap
vooralsnog opgescheept met een
kostbare erfenis van het uitgeversa-
vontuur. De verkoop loopt nog, maar
naar verwachting duurt het minstens
tien jaar voor dat de laatste encyclo
pedie over de toonbank gaat. De
noodzaak van een supplement wordt
onderkend, maar ja, de middelen...
Van Marion: ,,De encyclopedie een
financiële molensteen? Ja, dat
klopt wel."
Niettemin lijkt financieel de ergste
druk nu van de ketel. Het genoot
schap maakt zich voorzichtig op
voor de toekomst. In de meeste ande
re provincies hebben de uit de Ver
lichting stammende wetenschappe
lijke verenigingen de modernisering
van de samenleving niet overleefd.
Voorzitter Van Marion waakt ervoor
te hard van stapel te lopen. „We zijn
vrijwilligers", zegt hij, „en de
financiële polsstok blijft be
perkt." Toch ziet ook hij mogelijkhe
den om het Genootschap een meer
centrale positie in de ontwikkeling
van het Zeeuwse wetenschapsbeleid
te geven.
Een eerste vereiste is dan wel dat in
eigen huis orde op zaken wordt ge
steld. Het imago van het Zeeuwsch
Genootschap is en blijft belegen, en
de structuur naar de buitenwereld
toe is ondoorzichtig. „Je kunt die in
stelling nergens op aanspreken",
wordt er op het provinciehuis gezegd.
„Het is net of je in drijfzand terecht
komt als je met het bestuur praat. Als
ze een rol willen spelen, dan zal er
veel moeten veranderen."
Dat is nu precies wat in de beleids
voornemens wordt verwoord. Eén
van de hoofdpunten is een betere
coördinatie van de onder de para
plu van het Genootschap opererende
werkgroepen en commissies. Met na
me de werkgroepen - ondermeer voor
historie en archeologie, geologie en
muziek - hebben een autonome sta
tus, ze opereren zonder dat het be
stuur voldoende zicht heeft op hun
activiteiten. Aan die autonomie kan
blijkbaar niet getornd worden, cen
tralistische tendenzen worden met
een in de kiem gesmoord. Het is zelfs
mogelijk lid te worden van een werk
groep, zonder dat dat een lidmaat
schap van het Genootschap met zich
meebrengt. Via betere afspraken en
overleg hoopt het bestuur toch een
hechtere eenheid te kunnen smeden.
Verder wil het Genootschap meer op
de Zeeuwse actualiteit inspelen. Dat
houdt in dat er aandacht moet wor
den besteed aan tot nu toe onderbe
lichte wetenschappen als sociologie,
geneeskunde en literatuur. Samen
werking met bestaande instellingen
als het Natuurkundig Gezelschap en
de Zeeuwse Bibliotheek wordt moge
lijk geacht. Tevens wordt gedacht
aan de jaarlijkse organisatie van een -
wat Van Marion noemt - wetenschap
pelijke nascholing: een serie lezingen
en colleges, waarin voor Zeeland be
langrijke thema's worden aangesne
den. De in 1975 opgeheven werkgroep
'Levend Zeeland' zou nieuw leven in
geblazen kunnen worden. Wester-
schelde-vervuiling, vaste oeverver
binding, regionale omroep en grens
overschrijdende actviteiten zijn on
derwerpen die het Genootschap een
meer maatschappelijk gezicht zou
den kunnen geven.
Vanuit die versterkte, opgepoetste
organisatie hopen de genootschap
pers meer aan de weg te timmeren.
Een naar buiten tredende instelling
ter bevordering van de wetenschap
in en van Zeeland zou automatisch
een prominente plaats voor zich op
eisen. De stap naar een stimulerende
en coördinerende rol ten aanzien
van door andere instellingen aange
zwengelde activiteiten is dan klein.
De noodzaak wordt gevoeld. Voor
zitter Van Marion: „Om een voor
beeld te noemen: vorig jaar werd er
plotseling een nieuwe commissie
voor regionale geschiedschrijving
opgericht. Dat heeft me zeer ver
baasd, er is nooit overleg met ons ge
weest. Onze werkgroep historie en
archeologie had best die taak kun
nen uitoefenen. Nu moeten er twee
organisaties worden gesubsidieerd.
Ik begrijp echt niet waar dat voor
nodig is."
Veel zal afhangen van de wijze waar
op het Zeeuwsch Genootschap zich
als eensgezinde en moderne organi
satie gaat profileren. Afgezien van de
financiën dreigt ook de huisves
ting een belemmering te worden. Al
weer een erfenis uit het recente verle
den: in het begin van de jaren zeven
tig werd het riante onderkomen in de
Wagenaarstraat in Middelburg van
de hand gedaan. Het geld - wordt er
gezegd - kon voor de financiering van
de encyclopedie worden gebruikt.
Sindsdien zijn de verzamelingen on
dergebracht in het Rijksarchief en
het Zeeuws Museum. Over die gang
van zaken wordt nu getreurd.
In het verrassende en boeiend ge
schreven proefschrift van Mijnhardt
wordt voor de achttiende eeuw ge
wag gemaakt van de vele regenten,
die het genootschap gebruikten om
in prijsvragen actuele kwesties aan
de orde te stellen. De problemen met
de zeewering, de koers van de Zeeuw
se rijksdaalder en de najaarskoort
sen in de Zeeuws-Vlaamse garni
zoenssteden werden aan het grote
publiek voorgelegd. Misschien een
hint voor de huidige bestuurders van
provincie en gemeenten? Weten
schap wordt weer - of nog steeds - met
vooruitgang geassocieerd. Met een
Zeeuwsch Genootschap in de provin
cie moet daar toch - in stijl en tot heil
van het Zeeuwsche menschdom - op
kunnen worden ingespeeld?
W. W. Mijnhardt, Tot heil van 't mensch
dom, culturele genootschappen in Neder
land 1750-1815. Editions Rodopi, Amster
dam 1988, prijs 75 gulden. Bij uitgeverij De
Boekerij verschijnt binnenkort een gebon
den editie.
Nog nooit gehoord, nee.
Maar het is wel een
prachtverhaal. Zo'n binding
tussen moeder en kind, dat is
iets bijzonders hoor". De arts
heeft een vriendelijke, maar
waakzame blik, een donkere,
borstelige kuif; hij luistert met
de handen gevouwen tegen het
gezicht.
Het ging om een moeder wier
kind drie maanden in een
couveuse lag, onbereikbaar
achter het glas van de
kinderafdeling. Na de te vroege
geboorte was het weggehaald,
zonder dat ze het mocht
aanraken. Ze kocht uiteindelijk
een verrekijker om, al was het
maar visueel, zo dicht mogelijk
bij haar baby te kunnen zijn.
Een dag later komt hij er op
terug: „Datverrekijker-verhaal
van je, dat wil ik graag
gebruiken voor een stukje in het
blad van de Couveuseclub. Vind
je toch wel goed hè?"
Kinderarts R. Rodrigues Pereira
(42), werkzaam in het
Rotterdamse Clara Ziekenhuis,
is de bedenker van een apparaat
waarmee ouders hun
couveusebaby thuis kunnen zien,
op het televisiescherm. Een
wereldwijde primeur die mede
gestalte kreeg door de
inspanningen van twee
onvermoeibare secondanten,
Leen Oosterling (de audio
visuele technicus van het Clara)
en Monique Blokland (de
geldgeefster van de Stichting
Couveuseclub uit Capelle aan
denIJssel).
Het principe van de vinding, de
zogenoemde telefonische
navelstreng, is vrij simpel.
Ouders krijgen een 'koffertje'
met elektronica mee naar huis
dat ze op hun televisie en
telefoon moeten aansluiten. Op
het moment dat ze hun kind
willen zien, bellen ze met de
couveuse-afdeling die daarna de
beeldverbinding tot stand
brengt. „Het had nog veel mooier
gekund", zegt Rodrigues Pereira
met een ondertoon van spijt.
„Nog directer - met een
parabool-antenne hier op het
dak van het ziekenhuis. Maar
dat wil de PTT niet".
Iets minder dan een etmaal,
nadat het ziekenhuis de primeur
over de telefonische navelstreng
had bekendgemaakt, stonden
verslaggevers en cameraploegen
en masse op de stoep. 'Pereira'
was echter al gevlogen - op een
korte pinksterfietsvakantie naar
Engeland, met z'n dochter.
Op de boot over Het Kanaal
hoorde hij dat Sonj a hem graag
in haar uitzending wilde hebben.
Ook het Tros-duo Jongbloed
Joosten was geestdriftig, maar
voor hen wilde Pereira de ruim
tevoren geplande trip niet
onderbreken. Wel voor Sonja, die
te elfder ure echter liet weten al
'iets anders' te hebben.
Uiteindelijk spoedde het koppel
Oosterling en Blokland zich naar
de Tros-studio waar in een
rechtstreekse uitzending uitleg
werd verschaft bij een
proefopstelling van de vinding.
- Veel publiciteit. Maar waar
komt het idee vandaan. Een
behoefte vanuit ouders met een
couveusekindje?
Rodrigues Pereira, vaag
blozend: „Nou nee, eigenlijk
niet..".
- ...hoe bedoeltu?
„Ach, het een volgt zo uit het
ander. We hebben hier een
elektronische navelstreng, een
rechtstreekse videoverbinding
couveuse-kraamafdeling -
afgekeken van het Nijmeegse
Canisius-ziekenhuis. Kuhnen we
video-bandjes opnemen voor de
ouders - hoe het kind wordt
gevoed, hoe het langzaam groeit,
hoe het later borstvoeding krijgt
van de moeder. We doen dat nu
een j aar en zo'n idee rolt dan
verder. Maar het kwam niet uit
een bestaande behoefte nee. Die
maak je soms zelf'.
- is het voor ouders een
psychologische schok is als hilh
baby in de couveuse
terechtkomt?
„Natuurlijk, nou en of. Zo'n
vrouw heeft thuis een
kinderkamer ingericht, heeft
zeven of acht maanden met zo'n
kind gelopen en dan pakken wij
het ineens af. Is ze het weer
kwijt. Heel logisch dat er dan
een gat ontstaat..". En dan, na
wat uitwijdingen, heel ernstig:
„Dat directe contact moeder
kind is zo van belang, zo
noodzakelijk. Daarom mag een
moeder nu haar kind in de
couveuse aanraken. Vroeger "L
dachten we alleen aan infectie;
Een teer kind dat bescherming
nodig had en dat is ook zo. Maar
tegenwoordig vinden we die
moeder-kind relatie veel
belangrijker".
- Dan neem je wel risico's?
„Ja, zo min mogelijk. Maar het
blijft een risico hoewel dat in cje
praktijk reuze meevalt. Het kind
wordt er niet ziek van. En ten
slotte raken wij het ook aan.
- De nieuwe telefonische
navelstreng gaat eind augustus
functioneren. Hoe moeilijk of
makkelijk is de bediening voor
de ouders?
„We werken met apparatuur die
door bewakingsdiensten wordt
gebruikt bij het beveiligen van
gebouwen en Oosterling maakt
alles wat eenvoudiger. Minder
functies en minder knoppen,
zodat we niet steeds worden
lastig gevallen omdat er weer
iets kapot is. Het zal inderdaad
eind augustus zijn als we ermee
gaan draaien. Maar één ding is.
nu al duidelijk: het tv-beeld dat
we de ouders kunnen brengen, is
voldoende scherp".
HP
- Met het ingrijpende gesnoei in
de gezondheidszorg kun je je
afvragen of zo'n telefonische 11
navelstreng echt noodzakelijkis.
Rodrigues Pereira, heftig
knikkend: „Dat is zeker waar ja.
Maar je moet niet vergeten dat
het niet met overheidsgeld wordt
gefinancierd. De Couveuseclub
betaalt het (fl. 15.000)en datis
geld van particulieren. Nee, van
het ziekenhuis hier hoefje echt
niks te verwachten. Ik heb ook
niet eens bij de directie
aangeklopt, omdat ik het
antwoord vantevoren weet. Een
klein restbedragje of zo, dat
zouden ze misschien bijdragen,
maar niet eens van harte.
Inderdaad, ik zou het eens zijn
met mensen die zeggen dat zo'n
navelstreng in feite luxe is. Maar
ja, de hele couveuse is pure luxe
vergeleken met wat er in de rest
van de wereld gebeurt. Dat zie ik
heus wel. We zitten hier in een
oase en we hebben het vreselijk
goed. Zo'n navelstreng is
mogelijk een grote investering
voor een relatief nut".
Hij begint over het 'enorme
gesleep' met couveuse-kinderen,
een andere zorgelijke
ontwikkeling. Als pasgeborenen
die langdurig intensive care
nodig hebben het'niet goed
doen' en wegens plaatsgebrek"
niet terecht kunnen in het zeer
gespecialiseerde Sophia
Kinderziekenhuis in Rotterdam,
dan is de boot goed aan. In
babylances, ambulances voor
heel jonge kinderen, helikopters
en soms in een vliegtuig gaan
couveuse-patiëntjes heel
Nederland door. Levert dat geen
succes op, dan wordt er met de
kinderen uitgeweken naar
ziekenhuizen in Düsseldorf,
Aken en Luik.
Pereira: „Juist in deze gevallen
komt zo'n navelstreng uit. Als
kinderen ver van huis,
bijvoorbeeld in Groningen in een
couveuse komen te liggen,
kunnen de ouders hun kindje
toch op de tv zien. Ja, ik hoop
dat veel academische centra ook
navelstreng-apparatuur willen
aanschaffen. Zou een prachtig
succes zijn".
*K\i
v-
Het Zeeuwsch Genootschap in 1010 bij de viering van hei 150-jarig bestaan.
f