A. ROLAND HOLST
mythe en
ontluistering
letters S letteren
COSTER EN HET BOEK
de strijd
om de eer
penningske
DE STRAAT EN HET STRUIKGEWAS
autobiografisch boek van armando
PZC/ week-uit
LETTERKUNDIGE KRONIEK
mythe
milieu
hans warren
hans warren
ZATERDAG 4 JUNI 1988
Maandag, 23 mei was het hon
derd jaar geleden dat de dich
ter A. Roland Holst werd geboren.
Het feit is wel niet helemaal onopge
merkt gebleven, maar men kan nu
ook niet bepaald beweren dat er
grootse festiviteiten ter herdenking
op touw werden gezet.
De papieren van de man die tiental
len jaren lang als de Prins der Neder
landse letteren werd gedoodverfd
staan niet meer zo hoog genoteerd.
Bij de jongere generaties vindt hij
weinig of geen weerklank en zelfs de
ouderen lijken vermoeid te zijn ge
raakt door zijn elysische jargon, zijn
profetische toon die soms tot gebral
doorslaat. Toch zal ieder die zich in
zijn werk verdiept erkennen dat het
een aantal grandioze gedichten be
vat die tot de beste Nederlandse poe-
"zie van deze eeuw behoren.
Of zijn proza de tijd zal trotseren is de
vraag, mogelijk dat het in de scha
duw van zijn dichtwerk zal blijven be
staan. Zulk speculeren is altijd aan
trekkelijk en geheel vrijblijvend. De
ervaring leert dat een al te grote roem
tijdens het leven, hoe aangegaan
voor de kunstenaar ook, vaak be
taald moet worden met een snelle da
ling in waardering na de dood, terwijl
grote postume roem voor aanvanke
lijk slechts in beperkte kring gewaar-
deerden geregeld voorkomt.
Net iets te laat voor de 23e mei, maar
toch duidelijk bedoeld als bijdrage
tot het herdenken van de honderdste
geboortedag verscheen het boek
Adriaan Roland Holst door Jan van
der Vegt. Deze literator is al vele ja
ren bezig met een studie over de dich
ter. In 1974 verscheen van zijn hand
De brekende spiegel, handelend over
de ontwikkelingen, samenhangen en
achtergronden in Hoists werk. De be
doeling is dat Van der Vegt ooit een
grote Holstbiografie voltooien zal.
Zover is het nog niet, maar thans heb
ben we dan de beschikking over een
voorbereiding erop, in de vorm van
deze biografische schets.
Wie het boek gaat lezen moet zich
maar schrap zetten, want er blijft
van de ook door de dichter zorgvul
dig opgebouwde mythe over rijk
dom, buitenlandse studies, distinc
tie, enorm succes bij vrouwen en
dergelijke maar weinig over. Nu was
het geleidelijk goeddeels wel be
kend geworden dat het allemaal zo'n
vaart niet liep, maar wanneer men
het in beknopt bestek op een rij ge
presenteerd krijgt werkt het ont
luisterend.
Wie aan A. Roland Holst als persoon
denkt, ziet onwillekeurig een dandy
achtige man voor zich, gebruind,
eeuwig poserend in rare kamrjassen
en met een wandelstok, in een hou
ding die op effect berekend is. Ox
ford, dubbele naam, nooit hoeven
werken blijkbaar, dus rijkdom, veel
buitenlandse reizen, roem, prijzen,
scharen mooie vrouwen, held in oor
logstijd, op het laatst huisvriend van
Beatrix en Claus, kortom: Prins der
Dichters.
Na lezing van het boekje van Van der
Vegt weet men beter (als men het nog
niet wist): de dubbele naam is zo'n
bijgetrokken moedersnaam uit de
vorige eeuw, in dit geval zelfs van een
grootmoeder, het studeren in Oxford
was liefhebberen zonder enig con
creet resultaat, de rijkdom kwam van
een levenslange toelage van papa
Holst, die assuradeur was. Zonder
diens geld was de bouw van huizen in
Laren en Bergen, waren de buiten
landse verblijven onmogelijk ge
weest. De vrouwen brachten meer
problemen dan geluk, de gezondheid
van de dichter was slecht, al zou hij 88
worden, en vooral de geestelijke toe
stand was nogal labiel. Van jongsaf
leed hij aan depressies die hem op ho
ge leeftijd zelfs tot tijdelijke opname
in een inrichting noopten. Hij was op
den duur verslaafd aan allerlei medi
camenten, en, naar ikzelf heb menen
A. Roland Holst
redactie andré oosthoek
te kunnen constateren, ook nog vaag
gelovig of bijgelovig geworden.
Dat is allemaal heel menselijk, maar
ook wel desillusionerend. Het doet
niets af aan de grootheid van zijn bes
te gedichten en het maakt zijn leven
voor de biograaf in elk geval beslist
niet minder interessant. Alleen: van
het poëtische sprookje blijft niet veel
over. Een verlegen man vol tics die in
een schijnwereld leefde, dat is de in
druk die men na lezing van Van der
Vegts beknopte biografie overhoudt.
Van der Vegt heeft zijn boekje in vijf
hoofdstukken verdeeld. In de eerste
twee, 'Het begin' en 'Leerjaren'
wordt Hoists leven beschreven van
af zijn geboorte tot aan zijn vesti
ging, op 9 november 1918 te Bergen
aan Zee, twee dagen voor het sluiten
van de wapenstilstand.
Hij was in Amsterdam geboren als
oudste zoon in een gegoed burgerge
zin van makelaars, touwslagers en
assuradeurs. Een broer van zijn va
der, Richard (Oom Rik) trouwde met
Henriëtte van der Schalk (tante Jet).
Hun milieu was kunstzinniger dan
het ouderlijke, vandaar dat Oom
Rick en Tante Jet op de opgroeiende
jonge dichter nogal invloed kregen.
Het gezin verhuisde naar het Gooi,
waar Jany, zoals zijn roepnaam was,
in 1906 eindexamen hbs deed. Er wa
ren drie zonen in het gezin en men
moet de ruime opvattingen van de
beslist niet kunstzinnige vader prij
zen die zijn oudste alle kansen gege
ven heeft om zich als letterkundige te
kunnen ontplooien. De studie in Ox
ford, die mislukte, het verblijf te Lau
sanne, het levenslange jaargeld, de
ruime vakantietoelagen, ze zijn alle
maal van een zeldzaam voorkomen
de groothartigheid. Dat het in het ge
zin wel eens tot conflicten leidde kan
men afleiden uit een opmerking van
de jongste zoon Henk die af en toe
dreigde 'ook dichter te willen wor
den'.
Vanaf het verschijnen van de bundel
Voorbij de wegen in 1920 was Hoists
faam als dichter gevestigd. De drie
laatste hoofdstukken heten 'Dichter
te Bergen I', 'In Ballingschap' en
'Dichter te Bergen II'.
'In Ballingschap' behandelt de oor
logsjaren, maar ook Hoists bezoek
aan Zuid-Afrika van 16 juli 1946 tot 21
maart 1947, een 'uit de hand gelopen
vakantie', die de dichter erg op de ze
nuwen werkte en die hij vooral op het
laatst als een ballingschap had erva
ren. Dit hoofdstuk geeft ook veel in
formatie over Hoists verhoudingen
met onder andere het animeermeisje
Mies Peters en de actrice Asta Lee.
In 'Dichter te Bergen II' worden de
laatste jaren van de dichter ge
schetst, de vereenzaming, de achter
uitgang.
'Meer dan door zijn werk bestaat Ro
land Holst voort in de herinneringen
aar zijn leven, en dat had natuurlijk
andersom moeten zijn', schrijft Jan
van der Vegt op de eerste bladzij, en
op de laatste vraagt hij zich af 'Was
zijn leven belangrijker dan zijn
werk?'
Dit voorproefje doet verlangend naar
de uitvoerige biografie uitzien, alleen
is te hopen dat Van der Vegt zijn defi
nitieve tekst stilistisch nog eens
grondig zal bekijken. Ook zou hij
kunnen overwegen het al te gemeen
zaam gebruik van voornamen wat te
beperken.
Jan van der Vegt: Adriaan Roland Holst,
een beknopte biografie. Geïll. met foto's, 96
pag. De PRom, bibliofiel, Baarn, f 19,50.
Postbus 1, Baarn.
De strijd over wie de
boekdrukkunst heeft
uitgevonden zal wel nooit
beëindigd worden. Laurens Jansz.
Coster, de Haarlemse held, staat -
evenals rivaal Gutenberg uit
Mainz - deze maanden weer in de
belangstelling. Het Teylers
Museum wijdt aan Coster en het
fenomeen van de boekdrukkunst
een interessante tentoonstelling
waarin wetenschap en anecdote
zijn vereend. Er is een aantal
bijzondere items te bewonderen
waarvan de kwaliteit in elk geval
njet betwist is. Zoals de
Gutenbergbijbel (ongeveer 1455),
afkomstig uit het Franse St.
Omer; verder een van de eerste
boeken gedrukt in Rome (1468) en
niet te vergeten de Haarlemse
blokboeken alsmede voorbeelden
van prototypografie.
Prof. Braches, een levende
encyclopedie op het gebied van
het boek en de boekdrukkunst, in
zijn inleiding tot het boek Laurens
Janszoon Coster was zijn Naam
,Er leefden heel lang geleden twee
nette personen. De ene
Haarlemmer, gemakshalve
Louwerijs Janssoen genoemd,
overleed in 1439. De tweede, die de
familienaam Coster droeg,
Laurens Janszoon Coster dus,
overleed na september 1483. Het
lot heeft gewild dat deze twee
historische figuren door de
geschiedenis zijn samengegoten
tot die bronzen legendarische
Laurens Janszoon Coster, de
uitvinder van de
boekdrukkunst...'
Natuurlijkis hetverhaal over
Laurens een mooi sprookje. In de
loop van de geschiedenis is er zelfs
een legende met een min of meer
godsdienstige strekking van
gemaakt: Laurens, de 'heilige'
inventor. Gutenbergs Bijbel is in
elk geval een feit. Maar of deze
goudsmid nu de boekdrukkunst
in Mainz heeft uitgevonden
gesteld dat hij zo slim geweest zou
zijn—is ook alweer twijfelachtig.
Want Straatsburg, waar zeker in
het begin van deze nieuwe kunst
boeken zijn gedrukt, heeft de eer
voor zich opgeëist. In die stad zou
Gutenberg zijn vondst hebben
gedaan. En zo heeft Straatsburg
zijn standbeeld, Mainz evenzeer.
Seriverius komt in zij n boek
Laure-crans voor Laurens Coster
uit 1628 met 'bewijzen' voor
Costers uitvindersschap, louter
gebaseerd op veronderstellingen.
,Deze Coster maakte op de juiste
gronden aanspraak op de roem
van het uitvinden van de
boekdrukkunst, waarmee
anderen als dieven zijn gaan
strijken,' schreefHadrianus
Junius in de tweede helft van de
16de eeuw in zijn geschiedboek
Batavia. ,Met het volste recht
dienen wij hem de eer toe te
Laurens Janszoon Coster, gefan
taseerd portret uit later tijd.
kennen van de grootste aller
triomfen.'
Het mag betwijfeld worden.
Deze expositie over het
geschreven en vervolgens
gedrukte woord geeft de burger
in onze tijd van televisie en video
moed. De schone drukkunst is
eeuwen oud en zal nog duizenden
jaren ouder worden. De poorten
van de tv-hel zullen haar niet
overweldigen.
Laurensz. Jansz. Coster Teylers
Museum. Haarlem. Open: ma t/m za
10-17 u., zo 13-17u. TlmlOjuli.Boek:
Laurens Janszoon Coster was zijn
naam. Lotte Hellinga-Querido en
Clemens de Wolf, uit. Joh. Enschede en
ZonenPrijs t/m 1 Ojuli f 25, daarna
39,50.
Poëzieminnend Nederland
houdt aanstaande week zijn
hart vast: sneuvelt er weer een
goedbewaard geheim of blijft het
mysterie voortbestaan?
Woensdagmiddag 8 juni krijgt de
dichteres Eva Gerlach in de
Ruinekerk in Bergen uit handen
van minister B rinkman de A
Roland Holst-penning en het
bijbehorend stipendium. Dit alles
ter gelegenheid van de officiële
herdenking van de honderdste
geboortedag van Adriaan Roland
Holst. Nu is Eva Gerlach zo
langzamerhand het best
bewaarde pseudoniem uit de
Nederlandse literatuur.
Meesterspeurder Wim Hazeu
moest in zijn Groot
Pseudoniemenboek met twee
vraagtekens volstaan. Weliswaar
onthulde Gerrit Komrij -eerder
zelve voor Gerlach gehouden- in
de laatste druk van zijn
Poëziebijbel haar echte! naam
Margaret Dijkstra), maar dat is
dan ook alles wat we weten.
Uitgever Martin Ros, dol op
mystificaties, hult zich al jaren in
een voor hem ongebruikelijk
stilzwijgen. De oplossing staat
zelfs niet in zijn notitieblokje...
Eenportret van Eva Gerlach is,
voor zover te achterhalen, nog
nooit gepubliceerd, laat staan een
diepgravend interview.
Wie is Eva Gerlach? In 1979
debuteerde zij bij De
Arbeiderspers met de
poëziebundel Verder geen leed.
Voor dit debuut werd speciaal een
prijs in het leven geroepen als
exclusieve bekroning van haar
gedichten: deJ.B. Charles-prijs.
Dezelfde bundel werd ook nog
eens bekroond met de Van der
Hoogtprijs. Na haar debuut zijn er
van Eva Gerlach bij dezelfde
uitgeverij nog drie bundels
verschenen: Een kopstaand beeld
1983), Dochter (1984en Domicilii
(19871.
TT aar werk verkoopt goed,
li maar de maakster blijft een
mysterie. In haar laatste bundel
staat alleen vermeld, dat Eva
Gerlach in 1948 werd geboren.
Meer weet Marijke Gelderman,
hoofd verkoop en publiciteit van
Uitgeverijen Singel 262, ook niet.
'Wij hebben alles geprobeerd om
voor 8 juni een biografie los te
krijgen, maar dat wil zij absoluut
niet. Ik heb nauwelijks informatie
voor een persbericht. Ofzekomt?
Ze heeft gezegd van wel, maar
diep in ons hart zijn wij natuurlijk
doodsbenauwd dat ze op het
laatste moment toch thuisblijft. Ik
vind het allemaal ook heel
spannend. Ik heb haar zelfs nog
nooit ontmoet. Het contact
verloopt uitsluitend via onze
directeur Theo Sontrop.'
De dichteres heeft overduidelijk
ge%n behoefte aan publiciteit. Des
te vreemder is het dat zij de
penning aanneemt. Was het niet
moeilijk haar zover te krijgen?
Organisatrice Umtul Kiekens:
'Dat is heel moeilijk geweest, ja.
Ze heeft echter toegezegd te zullen
komen. Maar ze is erg
publiciteitsschuw. We zullen haar
dan ook wel een beetje moeten
beschermen.'MartinRos: 'Het
belooft een bijzondere dag te
iporden. Ik heb gehoord dat de
koningin zelfs al een nieuwe hoed
heeft gekocht!'
Lo de Ruiter, voorzitter van de
stichting A. Roland Holst Fonds:
'Of ze achter een pilaar wordt
gezet? Nee hoor, er zijn geen
pilaren in die kerk'
Armando's nieuwe boek De straat en het struik
gewas bevat honderden afgeronde herinne
ringsfragmenten, thematisch verdeeld over korte
hoofdstukken met titels als 'De helden van het
schoolplein', 'In de buurt van de plek', 'De doods
koppen', 'De vervolgden'. Het is ongeveer de sim
pelste vorm die zich voor een autobiografie denken
laat, maar tegelijk de vorm die het best is toegesne
den op de kortaangebonden schrijfwijze die deze
auteur zich heeft aangemeten. Hij registreert, maar
hij verklaart nauwelijks. Hij legt zijn herinnerin
gen vast, maar wil ze niet tot een verhaal verbin
den. Hij stelt vragen maar dwingt zich, lang niet
altijd tot het geven van een antwoord.
Armando is een onvervalste romanticus. Zijn boek
heeft een motto van de romantische Duits-Franse
schrijver Von Chamisso: 'Ich bin der Zeiten ohn-
machtiger Sohn, nicht wir machen, was wir machen,
wir werden geschoben, sind Werkzeuge'. Elders ci
teert hij het bekende woord van Jean Paul 'Die Erin-
nerung ist das einzige Paradies, woraus wir nicht
vertrieben werden können'. De herinnering wordt in
het boek uitbundig verheerlijkt. 'O, wat is er mooier
dan het verleden dat door de zeef van de herinnering
gegaan is' (239), leest men bijvoorbeeld. Het verle
den kon hier dan ook tot een idylle worden. Alles zou
vroeger beter zijn geweest. Zelfs de wegen waren
toen 'van grote waarachtigheid' omdat ze in tegen
stelling tot de moderne snelwegen 'een voorgeschie
denis, een verleden' hadden. De romantiek van Ar
mando is niet in alle opzichten vriendelijk. Hij heeft
een scherp oog voor de schoonheid van het lelijke,
voor het belang van het gruwelijke. In zijn hele werk
- deze autobiografie inbegrepen - blijkt hij gefasci
neerd te zijn door de Tweede Wereldoorlog.
In die belangstelling betoont hij zich onconven
tioneel. Voortdurend beklemtoont hij dat de
schuldvragen veel ingewikkelder zijn dan gewoon
lijk wordt verondersteld. 'Was Abel een beter mens
dan Kaïn?', vroeg hij zich af in zijn vorige boek
Krijgsgewoel.
Zijn de slachtoffers betere mensen dan de daders, is
ook nu weer het probleem. Goed en fout, zwart en wit
zijn begrippen die Armando niet liggen. De meeste
mensen houden zich 'in het rijk der tussentinten' op.
Hij verkiest een neutrale positie 'omdat anders de
werkelijkheid der toenmalige verschijnselen niet be-
grepen kan worden' (96). Zelfs vermijdt hij zoveel
mogelijk om over De Duitser en De Nederlander te
praten. Liever houdt hij het bij veel minder specifie
ke termen. Hij benadrukt dat al de gebeurtenissen
die onmenselijk heten te zijn, wel degelijk het werk
van mensen waren. Juist daarom interesseert hij
zich ervoor wat voor mensen de daders zijn.
De vijand is niet alleen een vijand. Hij die veraf
schuwd wordt, kan tot indrukwekkende dingen in
staat zijn.
Een van de meest veelzeggende taferelen uit De
straat en het struikgewas speelt zich kort na de oor
log af. Hij zag 'nieuwe gevangenen: zij, die geheuld
hadden met de bezetter, handlangers' (184). Een
groep van hen passeert, een vrouwelijke omstander
roept plotseling naar een gevangene: 'En toch ben ik
trots op je, hoor Piet!' De vijand betoont zich soms
moedig, de bondgenoot blijkt soms laf. Bij Armando
is het beeld van de oorlogsjaren zo genuanceerd en
diffuus geworden dat niemand meer persoonlijk
voor de excessen verantwoordelijk kan worden ge
steld. De vijand handelde volgens hem vooral uit on
nadenkendheid; er wordt meteen aan toegevoegd:
'Daar kon ie niets aan doen' (71). Soldaten volgen
bevelen op, 'dat kan niet anders' (74). Op deze ma
nier redenerend kom je dicht in de buurt van het fa
talistische motto van Von Chamisso. Wij mensen
hebben geen wil, we worden voortgedreven door het
noodlot, we kunnen onze neigingen niet in de hand
houden.
Het is beslist niet zo dat Armando behoefte voelt
om te verdoezelen, goed te praten, te verontschuldi
gen. Maar onder andere omstandigheden hadden
volgens hem de slachtoffers de daders kunnen zijn
en andersom.
Hij geeft verschillende voorbeelden van slachtoffers
die hun beulen geen verwijten maken. Iedereen treft
blaam, of niemand is schuldig. Het kwaad wordt een
volkomen abstract begrip. Kenmerkend is dat Ar
mando niet kan spreken van schuldige mensen,
maar dat hij het bij wijze van uitweg vaak heeft over
schuldige bouwsels, schuldige bossen, schuldige
landschappen, schuldige plaatsen. Wat er ook voor
verschrikkelijks gebeurt: 'Het landschap geeft nog
steeds geen kik. Het volgt slechts de bevelen der sei
zoenen op. Het pronkt, het groeit en vervalt. Het
zwijgt'. (187). Ook de schoonheid moet zich van de
schrijver schamen, want ze 'trekt zich nergen wat
van aan' (247). Evenmin is de tijd te vertrouwen: 'Er
ligt een schreeuw van schrik tussen nu en toen'.
(254). Het klinkt allemaal diepzinnig, het valt echter
niet te ontkennen dat deze gedachten je op een
dwaalspoor dreigen te zetten.
rmando werd in 1929 geboren te Amsterdam.
xXKort voor de oorlog verhuisde het gezin naar
Amersfoort. Men krijgt uit zijn herinneringen de in
druk dat hij een gelukkige jeugd heeft gehad.
Maar de rust was 'onheilspellend', ieder moment
kon ons land worden aangevallen. Hij en een andere
jongen van tien jaar bekennen elkaar dat ze de oor
log 'leuk' vinden. Hem was altijd voorgehouden dat
de vreemde soldaten zonder meer moordenaars wa
ren. Deze visie op de vijand wordt al snel aan het
wankelen gebracht. Het blijkt slechts te gaan om
'gehoorzame soldaten, die bevelen kregen en uit
voerden' (54). Als er bommen vallen en iemand zegt
dat 'vier Duitsers en drie mensen' omgekomen zijn,
vindt hij dat een twijfelachtige opmerking. Zoals hij
het ook twijfelachtig vindt wanneer bij het overvlie
gen van geallieerde bommenwerpers gezegd wordt:
'Laat ze daar de boel van die vuile rotzakken maar in
elkaar donderstenen' (92).
Na de oorlog gaat hij zo snel mogelijk naar Duits
land: 'Hoe ziet een vijand eruit die geen vijand meer
is. Dat lijkt me het aanzien waard'. (209). Het kost
hem tijd eraan te wennen dat vele Duitsers 'vriende
lijke, aardige mensen waren'. (211).
Aan de ene kant is er die belangstelling voor de mo
tieven van de daders. Aan de andere kant schrijf!
Armando ook indringend over de lotgevallen van
de slachtoffers.
Hij woonde in de oorlogsjaren nabij het terrein waar
op een concentratiekamp werd ingericht. Die 'plek
heeft een centrale rol in zijn werk gekregen. Het is
natuurlijk bij uitstek een schuldige plek geworden
Hij kan geen partij kiezen. Hij vindt alle mensen te
gelijk onschuldigen en medeplichtigen, bondgeno
ten en vijanden. Wie met macht bedeeld is word
vanzelf een dader. Wie zonder macht is wordt vanzeï
een slachtoffer. Armando beoefent de bokssporl
Ook in zijn literatuur doet hij aan een bokser van eer.
niet al te ruw slag denken. Soms geeft hij nog wt
stoten die de lezer van zijn stuk zullen brengen. Mal'
hij houdt zich vooral bezig met - weliswaar heel elf
gante uitziende - manoeuvres om de slagen die mei
hem wil toebrengen te ontwijken. De schrijver da®'
in cirkels rond, hij is in een dilemma beland, weel
niets nieuws meer te zeggen maar camoufleert dal
behendig.
Het werkt daarom verademend wanneer in Dl
straat en het struikgewas de oorlog eens naai
de achtergrond wijkt. Plotseling wordt de ban val
het al te strakke stramien gebroken. Zijn schoolhf
rinneringen lees je met veel genoegen.
Hij schrijft onbevangen over de eerste contacts
met meisjes. Boeiend zijn de pagina's over de 'jon-
gens van de straat' en over 'de jongens die op straal
niet meededen'. De jongens van de straat hadden
zijn voorkeur, hij wilde bij hen horen, een stoere in
druk maken. Nog heel precies weet hij wat stoer is
wat niet. Zulke herinneringen brengen hem terug
naar een paradijs dat door geen enkele boze drootf
te schokken is.
Armando: De straat en het struikgewas - 264 pag.lf 29,Sn
De Bezige Bij, Amsterdam.
Armando