Lessen in omgang met parlement PIETER VAN VOEEENHOVEN: PZC/ °P'n<e en achtergrond Pakkans Ingebouwd Medaille levensbeschouwing Zondag van de Arbeid Buiten spel ZATERDAG 30 APRIL 1988 De Nederlandse automobilist is steeds met zichzelf bezig (Van onze verslaggevers Frits van Someren en Ron de Groot) Konden we door allemaal onge hoorzaam te zijn, net als bij de maximumsnelheid, ook de belastin gen maar zo naar ons hand zetten. On der druk van de 'publieke opinie wordt vanaf morgen de maximum snelheid op de meeste stukken auto snelweg in ons land verhoogd van 100 naar 120 kilometer per uur. Massaal reden automobilisten de afgelopen ja ren harder dan 100. Het is voor het eerst sinds 1973, toen Nederland te maken kreeg met snel heidsbeperkingen op de grote wegen, dat aan de maximumsnelheid wordt gesleuteld. Volgens de bewindslieden zijn onze wegen gemaakt voor 120 kilo meter per uur, rijden ze in het buiten land ook al harder en dwingt de ge noemde burgerlijke ongehoorzaam heid tot aanpassing van de regels. Maar wat zijn de gevolgen voor de vei ligheid van de weggebruikers als de maximum snelheid wordt verhoogd? Mr. Pieter van Vollenhoven, voorzitter van de Raad voor de Verkeersveilig heid, had het liefst aan de 100 kilome ter per uur vastgehouden maar ziet ook de positieve kanten van een hoge re maximumsnelheid met zwaardere sancties en betere controle. Al jaren brengt hij adviezen uit om de verkeers veiligheid in ons land te verhogen. - Denkt u dat er door een verhoging van de maximumsnelheid naar 120 ki lometer per uur meer slachtoffers in het verkeer zullen vallen? „Het bewijs daarvoor is heel moeilijk te leveren omdat we natuurlijk al ja renlang die snelheid rijden. Als je praat over de verkeersveiligheid, lig gen de problemen niet op de autosnel wegen. De snelwegen behoren tot de veiligste wegen. We steken energie in die autosnelwegen maar ik zou liever zien dat meer aandacht aan bebouwde kom en provinciale wegen werd ge schonken. Ik hoop dat ook daar de ma ximumsnelheden strenger worden ge controleerd. Ik ben voorstander van verstrakking en eenheid. Zodra er een mentaliteit ontstaat van 'ach jongens, een maximum van 100 is toch niet no dig want niemand doet het', dan houdt niemand zich eraan en kom je nergens meer. Dat was bij de 100 kilometer aanvaard. Het is dan ook merkwaar dig te zien dat er in de discussies rond de verhoging, ineens zoveel voorstan ders van die 100-kilometergrens wa ren. In de praktijk viel dat niet te mer ken." - Maar vanuit het oogpunt van ver keersveiligheid de maximumsnelheid verhogen? „Een verhoging van de snelheid blijft, zeker als dat tot botsingen leidt, zeer kwalijk. Dat is zeker. Het liefst had ik eensgezindheid gezien over 100 kilo meter per uur. We hebben een merk waardige stuiptrekking kunnen zien Mr. Pieter van Vollenhoven (midden): het liefst had ik eensgezindheid gezien over 100 kilometer per uur. in de Tweede Kamer. Net alsof een aanzienlijk deel van de Kamer nu in eens dolgraag die 100 kilometer had willen hebben. Dat was de omgedraai de wereld. Ik vind het gezien de ver- keersveiligheid een stap voorwaarts, OpvOCuMg mits de 120 kilometer door strenge controle wordt gehandhaafd. Het is dan zelfs zo dat de gemiddelde snel heid daalt. eraan te houden. Daarom geloof ik dat 120 kilometer een stap voorwaarts is: als er streng op naleving wordt toege zien en politieke rust is. - Er wordt nu gezegd dat de controle wordt verscherpt en de pakkans gro ter wordt. Denkt u dat dat ook een uit straling heeft op de overige veiligheid in het verkeer? „Dan neem ik u even mee terug naar het verleden. Die maximumsnelheid is er gekomen in 1973 ten tijde van de energiecrisis. Die is voor honderd per cent geaccepteerd juist vanwege de crisis. Gezegd werd wel dat ook de vei ligheid een rol speelde maar dat aan vaardde niemand. Toch was dat eigen lijk het geval: de maatregel lag al enige tijd in de kast. De beperking was er al gekomen in de bebouwde kom. Er was geen sprake van een meerderheid de Tweede Kamer voor een maximum snelheid op de snelwegen, alleen ter- wille van de verkeersveiligheid. Wel terwille van de energie. Hij is daarna toch gebleven maar is in de discussie daarover zo uitgehold, dat niemand zich enigszins geroepen voelde om zich - Is er niet het risico dat we over tien jaar praten over 140 omdat tegen die tijd iedereen toch harder rijdt dan 120? En dat we over twintig jaar pra ten over een maximumsnelheid die dan weer twintig kilometer hoger ligt? „Ik acht op dit gebied niets uitgeslo ten. Het is een kwestie van opvoeding. Je krijgt dadelijk een nieuwe genera tie. Ik ben opgevoed in een tijd van ab solute vrijheid. Onze kinderen weten niet beter dat er een maximumsnel heid is. Maar als u zegt: zullen we sa men wedden, dan denk ik dat ik win. Ik denk dat het maximum nooit meer' wordt verhoogd. De wegen worden zo druk. Onmogelijk We zijn in Europa opgevoed met een auto-industrie die gericht was op hoge snelheden. Ook nu nog is er tegenstrij dig belang in de eenwording van Euro pa met een maximumsnelheid voor auto's en de auto-industrie. Kijk naar de Amerikaanse situatie. Daar is de auto veel meer afgestemd op de maxi mumsnelheid. Auto's beginnen aan al le kanten te trillen en de loopvlakken van de banden lopen er zelfs af als je er te hard mee rijdt. Vroeger waren het alleen de happy few die hard konden rijden. Nu zitten we met de turbo en is het voor ieders portemonnee toegan kelijk geworden om hard te rijden." - Is het niet mogelijk om daar regels voor vast te stellen. Alleen auto's in de showroom die gewoon niet harder kunnen dan 120 kilometer per uur? „De auto-industrie is met alles wat er bijhangt de grootste werkgever van Europa. Ze hebben zoveel geld geïn vesteerd om ons 200 te kunnen laten rijden, dat de industrie het verloren energie vindt als dat aan regels wordt gebonden. Technisch gezien kan ik morgen auto's niet harder laten rijden dan bijvoorbeeld 140. Waarom dat niet gebeurt? Omdat de verkeersveiligheid nu eenmaal niet zo'n hoge prioriteit heeft." - Waarom pleit u niet voor ingebouwde maximumsnelheden in auto's? „Dat zullen we ook wel doen. Het ge vaar in Europa is dat men zich heel ge makkelijk kan verbergen achter ande re landen. U gaat dat dadelijk meema ken. Bijvoorbeeld met de autogordels. In sommige landen zegt men: dat is een inbreuk op m'n privacy. En dat is, denk ik,ook een argument als we over beperkingen van de snelheden van au to's praten. Ik denk dat de verkeers veiligheid en het toekomstige verkeer een steeds verdere inperking van de vrijheid zullen betekenen. Dan krijg je natuurlijk een enorm verzet." - Hoe verkeersveilig is Nederland? „Over het algemeen is men erg tevre den. Als je dat vergelijkt met de jaren zeventig. In 1973 kenden we hethoogst aantal doden met veel minder auto's. Het aantal lag toen rond de driedui zend per jaar en dat is nu terugge bracht tot zo'n vijftienhonderd dus dat betekent een aanzienlijke verbetering. Je kunt stellen dat het publiek aan het drukke verkeer gewend is. We zeggen als Raad voor de Verkeersveiligheid wel: laat dat gegeven je geen zand in de ogen strooien. Er is sprake van een ver schuiving in de ernst van de ongeval len. Vroeger werden de mensen bij een ongeval gedood, nu zijn ze ernstig ge wond. Jaarlijks vallen rond de vijftig duizend gewonden. Uit andere bron nen, zoals verzekeringsmaatschappij en en enquêtes blijkt dat getal wel tegen de tweehonderdduizend te lig gen." - Wat is volgens u het eerste dat moet veranderen? „Technisch is er al heel wat gebeurd. Autoconstructies zijn aanzienlijk ver beterd. Een achtergebleven gebied is de mens. Je wordt opgeleid tot ver keersdeelnemer maar de opleiding daarvoor is minimaal. Er wordt iets ge daan op de basisschool, daar hebben we het verkeersdiploma. Verder ge beurt er niets meer tot je je rijbewijs gaat halen. En dat is niet zo zwaar dat tachtig percent zakt. Dat heb je echt wel na twee of drie keer. Daarna hou je dat tot je zeventigste jaar. Dat bete kent, dat je verder geheel naar eigen inzicht en ervaring rijdt. Dat is een heel zwak punt in het verkeersveilig- heidsbeleid." - U pleit voor een nieuw examen om de vijfjaar? „Is een rijbewijs voor het leven een juiste zaak? Van je achttiende tot je ze ventigste is onjuist. Het zou heel goed zijn om minstens een verfrissingson- derzoek te doen om de vijf jaar. Een soort voortgezette rij-opleiding. Of het invoeren van een puntenstelsel zoals in West-Duitsland. Bij het bereiken van een bepaald maximum aan pun ten zou je vragen kunnen zetten bij de rijvaardigheid van iemand. Maar als je ontdekt dat iemand er niets van bakt kun je je afvragen of je zo iemand nog wel op de weg mag laten." - Hoe is volgens u de mentaliteit van de gemiddelde Nederlandse automobi list? „De Nederlander is ook door de ont wikkelingen na de Tweede Wereldoor log heel individualistisch geworden. Dat zie je ook in het sociale en maat schappelijke opzicht. Men is met zich zelf bezig en dat is in de auto nog erger. Agressief. Ja, met heel veel mensen met een hele geringe acceptatiegrens voor de ander. Je ziet dat als je bij een zebra stopt, degene die gaat overste ken met enige verbazing kijkt. En ver volgens heel voorzichtig oversteekt en kijkt of je misschien niet toch op trekt." 1 mei: vragen bij de vooruitgang De moderne techniek en technolo gie zijn niet meer tegen te hou den of weg te denken uit ons leven. Dagelijks en in bijna elke situatie maken we er gebruik van. Het hoort er helemaal bij. In de fabriek en op het kantoor, in het ziekenhuis, op school, maar ook thuis. Nieuwe tech nologie is overal. Soms is ze zicht baar: de streepjescode op levens middelen, de personal computer in de aanbieding of de video bij het kin derfeestje. Maar meestal zien we er helemaal niets van. Wie denkt im mers bij het eten van een portie fri tes na over de invloed van nieuwe technieken bij de fabricage daar van? Of wie breekt het hoofd er over hoe technische toepassingen bloe men doen groeien of elektriciteit op wekken? We staan er niet bij stil, behalve als de media die technologie in het mid delpunt van de aandacht brengen, zoals bij een giframp of bij een discus sie over reageerbuis-baby's. Dan be kruipt ons het gevoel dat ontwikke lingen op dit terrein ons van buitenaf worden opgedrongen. Dat we er mis schien onvoldoende greep op kunnen krijgen. Technologie is niet van gisteren: al eeuwen heeft ze ons leven vorm gege ven. Toch spreken we tegenwoordig van nieuwe technoloigie. Daarmee willen we iets aanduiden van de snel heid waarmee de technische ontwik kelingen ons overspoelen. Maar ook, omdat we er bang van worden. Tech nologieën lijken meer dan ooit diep in te kunnen grijpen in ons leven en werken. Bijvoorbeeld door de moge lijkheden van genetische manipula tie. Of door het feit dat voor het eerst in de geschiedenis de rol van mensen in het produktieproces volledig kan worden overgenomen door robots. Maar vooral vanwege de ervaring dat, wat we nieuwe technologie zijn gaan noemen, geen geïsoleerd ver schijnsel is. Het gaat gepaard met een eigen manier van denken, met een nieuwe wijze van organisatie van de produktie en arbeid. Ook aan de medaille van de nieuwe technologie zitten twee kanten. In veel gevallen kunnen we ons met de gevolgen van de technische ontwik kelingen gelukkig prijzen. Onze wel vaart is voor een groot deel het re sultaat van de moderne techniek. En ons leven is er aangenamer en ons werk vaak gemakkelijker op gewor den. Maar door de nieuwe technolo gie wordt het leven ook ingewikkel der en onzekerder. Hoe vaak worden we met onze vragen niet afgescheept met een: 'Het zit in de computer'? En bestaan we nog wel zonder nummers: het fiscaal num mer, ziekenfondsnummer, polisnum mer, ons bank- of gironummer? Dui delijk is ook, dat door de nieuwe tech nologie werkgelegenheid wordt geschapen. Maar de andere kant van de medaille is, dat door de automati sering ook arbeidsplaatsen vervallen en de kwaliteit van bestaande arbeid verslechtert. Een ander voorbeeld: wij zitten hier met voedsel- en mestoverschotten en op een afstand, die voor ons toerisme geen probleem is, komen mensen om van de honger door de droogte. De nieuwe technologie is een realiteit waar we niet omheen kunnen. Zij heeft goede en slechte kanten, daar over zijn we het wel eens. Maar het is geen natuurverschijnsel. Het wordt door mensen bedacht en ingevoerd. Want techniek en technologie zijn op zichzelf niet goed of slecht. Het zijn instrumenten om er de doelen mee te realiseren, die de gebruiker kiest. Het moeilijke is wel, dat al die gebrui kers deel uitmaken van een econo misch bestel. Ons bestel hier wordt gekenmerkt door de noodzaak om te groeien en te concurreren. Wie sterk is heeft het daarbij voor het zeggen. Ook wat betreft het aanwenden van nieuwe technologische toepassin gen. Wie toegang heeft tot 'de wereld van de techniek' kan zichzelf en zijn doeleinden doen gelden. De anderen moeten er letterlijk en figuurlijk aan geloven. Het probleem ligt dus niet bij de tech niek zelf, maar bij de mensen die er hun doelen mee willen bereiken. We zouden ons daarbij de vraag moeten stellen of we bereid zijn de techniek ondergeschikt te maken aan de ethiek. Niet wat kan, mag, maar om gekeerd: wat nodig is voor het samen mens-zijn, mag en moet ook kunnen. Als we ons van de mogelijkheden van de technologie, zowel ten goede als ten kwade, bewust worden, dan kan het niet anders, of we komen voor een keuze te staan. Blijven we achter de 'technische feiten' aanhollen, of zul len we de moed vinden om onze ver antwoordelijkheid jegens elkaar en de schepping als uitgangspunt te ne men? Nieuwe technologie: een heilzaam alternatief? Waar we vanuit de bijbelse ethiek mee kunnen beginnen: kijken naar de nieuwe technologie met de ogen van de mensen die er door getroffen worden in hun levensmogelijkhe den. Bijvoorbeeld de werknemers hier en kleine zelfstandigen in de Derde We reld, die als gevolg van automatise ring hun broodwinning kwijt raken. Of zij die in onze samenleving blij vend bij de groep 'uitvallers' terecht komen, omdat hun opleiding voor veel functies te beperkt gevonden wordt en het 'eenvoudige' werk steeds meer verdwijnt. Dit treft met name een grote groep jongeren. Of de vakmensen die gewend waren om een machine naar hun hand te zetten en nu op een eenmanspost voor een beeldscherm zitten. Of de groep van mensen, die constant de druk ervaren dat ze de snelle ont wikkelingen in de elektronica net niet kunnen bijbenen. Ze voelen zich gedwongen om allerlei cursussen te volgen, vaak in eigen tijd. Niet om vooruit te kunnen komen, maar al leen om niet achterop te raken. Aan mensen die de dupe worden van de keuze voor nieuwe technologie wordt gemakkelijk voorbij gelopen. Als het je treft heb je gewoon pech gehad. Die reactie van medemensen zet je pijn lijk in een isolement. Maar we kunnen nog meer doen dan naar deze mensen omzien. En wel ons bewust worden van de invloed, die de technologische revolutie op onze mentaliteit heeft. Wij lopen namelijk het gevaar, dat we de nieuwe techno logie gaan zien als een soort hogere macht, waaraan de mens zich maar te onderwerpen heeft. Want wie kan het nog sneller en beter dan een robot en wie weet het nog sneller en beter dan een computer? Die verleiding wordt versterkt door het exacte denken, dat nu door de overheid wordt gepropageerd in het onderwijs. 'Kies exact' is de leuze. Vrij vertaald betekent dat: alleen datgene telt watje kunt zien, meten, bewijzen, uit elkaar halen. Als je op gaat in dat denken, ontkom je er niet aan om ook mensen te gaan meten en als dingen te gaan zien. Hoe vaak ho ren we niet: in dat bedrijf ben je ge woon een verlengstuk van de machi ne, bij die dokter ben je een geval, bij dat bureau ben je een dossierkaart. Het tegenwicht dat onze christelijke levensovertuiging kan bieden tegen de verering van de technologie en het exacte denken is: steeds concrete mensen overeind laten komen, naar het midden van de samenleving, zo dat zij van dingen weer echt mensen worden. Verder zullen we een scher per besef moeten krijgen van het eco nomisch systeem, dat de motor is van de nieuwe technologie. Wie en wat worden met de resultaten ervan ge diend? We staan voor de keuze, of we door gaan met het inwisselen en opofferen van mensen voor 'perfecte arbeids krachten die nooit ziek of lastig zijn', of dat we kiezen voor verdeling van het werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Of we doorgaan met het vervullen van onze luxe verlangens ten koste van de mensen in de Derde Wereld, die nog niet eens in hun eer ste noden kunnen voorzien, of dat we grenzen stellen aan de groei. Of we doorgaan met het belasten van onze leefwereld waarmee we een zware hy potheek leggen op de toekomst van de volgende generaties, of dat we kie zen voor gezondheid en behoud van de schepping. Over deze ingrijpende keuzes gaat dit jaar in de kerken op of rond 1 mei de Zondag van de Arbeid. Het motto is dan ook: 'Achter de schermen - mo derne techniek - vragen bij de voor uitgang'. Het is al weer voor de vijfde keer, dat parochies, kerken en gemeenten ge vraagd worden een Zondag van de Arbeid te houden. Het gaat hierbij om belangrijke maar ook erg inge wikkelde problemen. In de kerken staan we daar nog wat onwennig te gen aan te kijken. Maar in het bijbels geloven gaat het steeds om de mense lijke verantwoordelijkheid voor de toekomst Daarbij kunnen we nu niet meer om de vraag heen, of de nieuwe technologie een zegen of een vloek is. Dat zal ook afhangen van de keuzes die we maken, van de manier waarop we met de nieuwe verworvenheden om willen gaan. De Zondag van de Arbeid daagt ons uit stil te staan bij de ethische vragen rond de ontwikkelingen van de nieu we technologie en de vele technische mogelijkheden. Hopelijk komt daar uit een standpunt en een levenshou ding voort, die echt heilzaam zijn voor onze wereld en onze samenle ving. Jan W. Scheffers. Van den Broek (Van onze parlementaire redacteur Henri Kruithof) Als minister Van den Broek de 'kroonprins van het CDA' wil blijven, zal hij eerst nog enige lessen omgang met het parlement moeten nemen. In premier Lubbers vindt hij de leermeester, die hij nodig heeft, want Van den Broek toonde deze week in de Tweede Kamer duidelijk op de verkeerde momenten de verkeerde dingen te zeggen. Tijdens de zoveelste aflevering van de minister de verantwoordelijk- het paspoortdrama hield de minister van buitenlandse zaken aanvanke lijk een ijzersterk betoog, zonder overigens echt in te gaan op de vra gen die waren gesteld. De kamerle den waren vooral onder de indruk van de manier waarop hij zijn staats secretaris Van der Linden verdedig de. Maar later in het debat ging hij dui delijk in de fout. Van den Broek raak te geïrriteerd door wat hij zag als ge zeur van de 'eigen' CDA-fractie en WD-fractievoorzitter Voorhoeve over de portefeuilleverdeling tussen hemzelf en staatssecretaris Van der Linden. Op schofferende wijze maak te de minister zijn onvrede duidelijk aan de WD-fractievoorzitter. Zoiets blijft niet ongestraft. De botte manier waarop de minister vervolgens de door de meerderheid van de Tweede Kamer uitgesproken wens tot een onderzoek naar het tot stand komen van het nieuwe pas poort afwees, schoot naast de oppo sitie ook de WD in het verkeerde keelgat. Toen de minister vervolgens halsstarrig bleef weigeren duidelijk heid te verschaffen over de positie van Van der Linden in het paspoort- drama, was voor Voorhoeve de maat vol. De PvdA rook de kans, en diende een motie in, waarin om die duidelijk heid werd gevraagd. Aanvaarding van die motie zou een flinke politieke nederlaag voor minister Van den Broek hebben betekend. Schorsin gen brachten geen uitkomst, en het kostte nog een gesprek van een kwartier tussen De Vries, Voorhoe ve, Van den Broek en de specialisten uit de regeringsfracties voor de mi nister bereid bleek enige buigzaam heid te tonen. Voorhoeve zette Van den Broek voor het blok. Of hij zou duidelijk zeggen dat Van der Linden vanaf heden geen verantwoordelijkheid meer draagt voor het paspoortbeleid, of de VVD zou de PvdA-motie steunen. Het werd uiteindelijk een midden weg. Voorhoeve formuleerde de ex clusieve verantwoordelijkheid van Van den Broek en vroeg hem of hij het daarmee eens was. Van den Broek slikte, maar kon niet anders doen dat dat beamen. Daarmee is Van der Linden overi gens door zowel de Tweede Kamer, als zijn eigen minister buiten spel gezet. In feite is hiermee vastgelegd, dat Van der Linden de paspoort kwestie niet aan kan en dat daarom heid heeft overgenomen. Het is nog geen motie van wantrouwen, maar van veel vertrouwen getuigt het ook niet. Ondanks zwakke pogingen van zowel VVD als CDA om Van der Lin den te prijzen voor diens Europees beleid. WD-fractievoorzitter Voorhoeve kan met weinig moeite bestempeld worden als de held van het debat. Hij hield, tegen de druk van coalitiege noot CDA en van minister Van den Broek in, vol dat er een parlementair! onderzoek moet komen naar het be leid dat tot nu toe in de paspoort kwestie is gevoerd. En dat onderzoek] komt er dan ook, ondanks het feit dat het CDA na het debat nog een] ondermaatse poging deed het te tor pederen. Dat tijdens dat onderzoek ook de roll van minister van defensie Van Eeke- len aan de orde komt, zit de WD nauwelijks dwars. Deze WD-be windsman was in het vorige kabinet' staatssecretaris van buitenlandse zaken en belast met de paspoort kwestie. Hij wordt algemeen be schouwd als degene die de meeste) fouten heeft gemaakt. Na de blunder die Van Eekelen heeft) begaan met de aankoop van termijn dollars voor de aanschaf van de F16, waardoor de Staat er voor vele tien tallen miljoenen bij inschoot, is het niet uitgesloten dat de WD van deze brekebeen af wil. En als dat kan op grond van feiten die in het paspoort- onderzoek naar voren komen, is dat alleen maar meegenomen. Het hoge spel dat minister Van den Broek deze week speelde, kan ook hem echter nog aardig opbreken. Hij heeft paspoortproducent KEP op nieuw een laatste kans gegeven, na dat hij dat vorige maand ook al een keer had gedaan. Van den Broek hoopt nu dat KEP in staat zal zijn voor 1 september wel met een echt goed, fraudebestendig paspoort te komen. Bovendien is de manier waarop hij vierkant achter zijn staatssecretaris ging staan, niet echt handig. Want wat moet de minister als KEP op 1 september opnieuw geen goed paspoort kan leveren en als rond die zelfde tijd uit het parlementair on derzoek blijkt dat staatssecretaris Van der Linden politiek ernstige za ken kunnen worden verweten. Stapt de minister dan op? Als hij conse quent is, zou dat wel moeten. Maar gezien de ervaringen die we de laat ste jaren op dit gebied hebben, zal dat vermoedelijk niet gebeuren. Als kroonprins heeft Van den Broek dan echter afgedaan. (Van onze medewerker Kees Wiese) Stel: de medische wetenschap ont wikkelt een vrij eenvoudige test, waarmee met een statistische zeker heid van zo'n zeventig percent uw sterfdag tot op zo'n halfjaar nauw keurig kan worden vastgesteld, on geacht uw huidige leeftijd. Aangeno men dat u niest eerder de dood vindt door tegen u gericht geweld (inclu sief zelfmoord), een verkeersongeluk of blikseminslag. Zou u zich dan la ten testen? Zou u willen dat die test voor iedereen verplicht werd? Zou u willen dat allen met wie u zaken doet (uw werkgever, verzekeraar, erfge namendie testuitslag zouden ken nen? Het lijkt een absurde vraag. Zo'n test bestaat immers niet en zal wel nooit worden ontwikkeld. Bovendien is een statistische zekerheid van ze ventigpercent in de orde van grootte van die van de weersvoorspelling over een periode langer dan drie da gen en die voorspelling ervaart u te recht als hoogst onbetrouwbaar. Bo vendien: wat heb je er aan, behalve zorgen, narigheid en verdriet en bo venal: wat gaat het een ander aan. Het is niet zo'n absurde vraag. De aidstest bevat elementen, die er spre kend op lijken. Het belang van met name de levensverzekeraar (maar ook de pensioenverzekeraar, de werkgever, een ieder met wie u ver plichtingen aangaat) bij zo'n ge schatte levensverwachting ligt voor de hand. De levensverzekeraar probeert al via de medische wetenschap en de statistiek een zo goed mogelijke schatting van zijn risico op uw over lijden te maken en niemand verzet zich principieel tegen de daartoe uit gevoerde keuringen en ondervragin gen. De vraag of uw bloed ooit is on derzocht op bloedziekte, suikerziek te, nierziekte, vetgehalte, geelzucht of sexueel overdraagbare aandoe ningen (als syfilis) en zo ja met welk resultaat, wordt al heel lang routine matig gesteld. Waarom dan die vraag niet uitgebreid naar de even eens sexueel overdraagbare ziekte aids? En de keuring niet uitgebreid met de aidstest? Minister Korthals Altes (Justitie) en het kabinet vinden dit een logische uitbreiding. Maar dat is het niet. De statistische zekerheid dat zo'n ze ventig percent van alle dragers van het aidsvirus - althans volgens huidi ge inzichten - binnen tien jaar aan aids zal overlijden (als het noodlot niet eerder in andere vorm toeslaat en als binnen die termijn niet een ge neesmiddel tegen aids is gevondeni maakt hen ten onrechte tot een apar te categorie. Met alle, vergaande maatschappelijke gevolgen van dien. Dat is onontkoombaar. Immers men kan de aidstest bij aanstellings- of pensioenkeuringen of keuringen voor de ziektekostenverzekering wel verbieden, maar niet de regel dat al leen iemand wordt aangesteld of ver zekerd, die een levensverzekering heeft. Straks wil niemand meer za ken doen met mensen, die geen le vensverzekeringspolis kunnen to nen. Onzin natuurlijk: zo'n polis geeft geen enkele garantie tegen doodgaan, noch tegen met aids be smet raken. Maar het toestaan van de verplichte aidstest bij levensverzekeringen opent de deur voor de meest gruwe lijke vormen van discriminatie. Het lijkt een vanzelfsprekend recht dat u zelf beslist of u wilt weten wanneer u sterft. Dat u ook het recht hebt dat helemaal niet te willen weten. En dat zulks verder niemand wat aangaat Hoe vanzelfsprekend blijft dat recht?

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 4