Lessen in omgang
met parlement
PIETER VAN VOEEENHOVEN:
PZC/ °P'n<e en achtergrond
Pakkans
Ingebouwd
Medaille
levensbeschouwing
Zondag van de Arbeid
Buiten spel
ZATERDAG 30 APRIL 1988
De Nederlandse automobilist
is steeds met zichzelf bezig
(Van onze verslaggevers
Frits van Someren
en Ron de Groot)
Konden we door allemaal onge
hoorzaam te zijn, net als bij de
maximumsnelheid, ook de belastin
gen maar zo naar ons hand zetten. On
der druk van de 'publieke opinie
wordt vanaf morgen de maximum
snelheid op de meeste stukken auto
snelweg in ons land verhoogd van 100
naar 120 kilometer per uur. Massaal
reden automobilisten de afgelopen ja
ren harder dan 100.
Het is voor het eerst sinds 1973, toen
Nederland te maken kreeg met snel
heidsbeperkingen op de grote wegen,
dat aan de maximumsnelheid wordt
gesleuteld. Volgens de bewindslieden
zijn onze wegen gemaakt voor 120 kilo
meter per uur, rijden ze in het buiten
land ook al harder en dwingt de ge
noemde burgerlijke ongehoorzaam
heid tot aanpassing van de regels.
Maar wat zijn de gevolgen voor de vei
ligheid van de weggebruikers als de
maximum snelheid wordt verhoogd?
Mr. Pieter van Vollenhoven, voorzitter
van de Raad voor de Verkeersveilig
heid, had het liefst aan de 100 kilome
ter per uur vastgehouden maar ziet
ook de positieve kanten van een hoge
re maximumsnelheid met zwaardere
sancties en betere controle. Al jaren
brengt hij adviezen uit om de verkeers
veiligheid in ons land te verhogen.
- Denkt u dat er door een verhoging
van de maximumsnelheid naar 120 ki
lometer per uur meer slachtoffers in
het verkeer zullen vallen?
„Het bewijs daarvoor is heel moeilijk
te leveren omdat we natuurlijk al ja
renlang die snelheid rijden. Als je
praat over de verkeersveiligheid, lig
gen de problemen niet op de autosnel
wegen. De snelwegen behoren tot de
veiligste wegen. We steken energie in
die autosnelwegen maar ik zou liever
zien dat meer aandacht aan bebouwde
kom en provinciale wegen werd ge
schonken. Ik hoop dat ook daar de ma
ximumsnelheden strenger worden ge
controleerd. Ik ben voorstander van
verstrakking en eenheid. Zodra er een
mentaliteit ontstaat van 'ach jongens,
een maximum van 100 is toch niet no
dig want niemand doet het', dan houdt
niemand zich eraan en kom je nergens
meer. Dat was bij de 100 kilometer
aanvaard. Het is dan ook merkwaar
dig te zien dat er in de discussies rond
de verhoging, ineens zoveel voorstan
ders van die 100-kilometergrens wa
ren. In de praktijk viel dat niet te mer
ken."
- Maar vanuit het oogpunt van ver
keersveiligheid de maximumsnelheid
verhogen?
„Een verhoging van de snelheid blijft,
zeker als dat tot botsingen leidt, zeer
kwalijk. Dat is zeker. Het liefst had ik
eensgezindheid gezien over 100 kilo
meter per uur. We hebben een merk
waardige stuiptrekking kunnen zien
Mr. Pieter van Vollenhoven (midden): het liefst had ik eensgezindheid gezien over 100 kilometer per uur.
in de Tweede Kamer. Net alsof een
aanzienlijk deel van de Kamer nu in
eens dolgraag die 100 kilometer had
willen hebben. Dat was de omgedraai
de wereld. Ik vind het gezien de ver-
keersveiligheid een stap voorwaarts, OpvOCuMg
mits de 120 kilometer door strenge
controle wordt gehandhaafd. Het is
dan zelfs zo dat de gemiddelde snel
heid daalt.
eraan te houden. Daarom geloof ik dat
120 kilometer een stap voorwaarts is:
als er streng op naleving wordt toege
zien en politieke rust is.
- Er wordt nu gezegd dat de controle
wordt verscherpt en de pakkans gro
ter wordt. Denkt u dat dat ook een uit
straling heeft op de overige veiligheid
in het verkeer?
„Dan neem ik u even mee terug naar
het verleden. Die maximumsnelheid is
er gekomen in 1973 ten tijde van de
energiecrisis. Die is voor honderd per
cent geaccepteerd juist vanwege de
crisis. Gezegd werd wel dat ook de vei
ligheid een rol speelde maar dat aan
vaardde niemand. Toch was dat eigen
lijk het geval: de maatregel lag al enige
tijd in de kast. De beperking was er al
gekomen in de bebouwde kom. Er was
geen sprake van een meerderheid de
Tweede Kamer voor een maximum
snelheid op de snelwegen, alleen ter-
wille van de verkeersveiligheid. Wel
terwille van de energie. Hij is daarna
toch gebleven maar is in de discussie
daarover zo uitgehold, dat niemand
zich enigszins geroepen voelde om zich
- Is er niet het risico dat we over tien
jaar praten over 140 omdat tegen die
tijd iedereen toch harder rijdt dan
120? En dat we over twintig jaar pra
ten over een maximumsnelheid die
dan weer twintig kilometer hoger ligt?
„Ik acht op dit gebied niets uitgeslo
ten. Het is een kwestie van opvoeding.
Je krijgt dadelijk een nieuwe genera
tie. Ik ben opgevoed in een tijd van ab
solute vrijheid. Onze kinderen weten
niet beter dat er een maximumsnel
heid is. Maar als u zegt: zullen we sa
men wedden, dan denk ik dat ik win. Ik
denk dat het maximum nooit meer'
wordt verhoogd. De wegen worden zo
druk. Onmogelijk
We zijn in Europa opgevoed met een
auto-industrie die gericht was op hoge
snelheden. Ook nu nog is er tegenstrij
dig belang in de eenwording van Euro
pa met een maximumsnelheid voor
auto's en de auto-industrie. Kijk naar
de Amerikaanse situatie. Daar is de
auto veel meer afgestemd op de maxi
mumsnelheid. Auto's beginnen aan al
le kanten te trillen en de loopvlakken
van de banden lopen er zelfs af als je er
te hard mee rijdt. Vroeger waren het
alleen de happy few die hard konden
rijden. Nu zitten we met de turbo en is
het voor ieders portemonnee toegan
kelijk geworden om hard te rijden."
- Is het niet mogelijk om daar regels
voor vast te stellen. Alleen auto's in de
showroom die gewoon niet harder
kunnen dan 120 kilometer per uur?
„De auto-industrie is met alles wat er
bijhangt de grootste werkgever van
Europa. Ze hebben zoveel geld geïn
vesteerd om ons 200 te kunnen laten
rijden, dat de industrie het verloren
energie vindt als dat aan regels wordt
gebonden. Technisch gezien kan ik
morgen auto's niet harder laten rijden
dan bijvoorbeeld 140. Waarom dat niet
gebeurt? Omdat de verkeersveiligheid
nu eenmaal niet zo'n hoge prioriteit
heeft."
- Waarom pleit u niet voor ingebouwde
maximumsnelheden in auto's?
„Dat zullen we ook wel doen. Het ge
vaar in Europa is dat men zich heel ge
makkelijk kan verbergen achter ande
re landen. U gaat dat dadelijk meema
ken. Bijvoorbeeld met de autogordels.
In sommige landen zegt men: dat is
een inbreuk op m'n privacy. En dat is,
denk ik,ook een argument als we over
beperkingen van de snelheden van au
to's praten. Ik denk dat de verkeers
veiligheid en het toekomstige verkeer
een steeds verdere inperking van de
vrijheid zullen betekenen. Dan krijg je
natuurlijk een enorm verzet."
- Hoe verkeersveilig is Nederland?
„Over het algemeen is men erg tevre
den. Als je dat vergelijkt met de jaren
zeventig. In 1973 kenden we hethoogst
aantal doden met veel minder auto's.
Het aantal lag toen rond de driedui
zend per jaar en dat is nu terugge
bracht tot zo'n vijftienhonderd dus dat
betekent een aanzienlijke verbetering.
Je kunt stellen dat het publiek aan het
drukke verkeer gewend is. We zeggen
als Raad voor de Verkeersveiligheid
wel: laat dat gegeven je geen zand in de
ogen strooien. Er is sprake van een ver
schuiving in de ernst van de ongeval
len. Vroeger werden de mensen bij een
ongeval gedood, nu zijn ze ernstig ge
wond. Jaarlijks vallen rond de vijftig
duizend gewonden. Uit andere bron
nen, zoals verzekeringsmaatschappij
en en enquêtes blijkt dat getal wel
tegen de tweehonderdduizend te lig
gen."
- Wat is volgens u het eerste dat moet
veranderen?
„Technisch is er al heel wat gebeurd.
Autoconstructies zijn aanzienlijk ver
beterd. Een achtergebleven gebied is
de mens. Je wordt opgeleid tot ver
keersdeelnemer maar de opleiding
daarvoor is minimaal. Er wordt iets ge
daan op de basisschool, daar hebben
we het verkeersdiploma. Verder ge
beurt er niets meer tot je je rijbewijs
gaat halen. En dat is niet zo zwaar dat
tachtig percent zakt. Dat heb je echt
wel na twee of drie keer. Daarna hou je
dat tot je zeventigste jaar. Dat bete
kent, dat je verder geheel naar eigen
inzicht en ervaring rijdt. Dat is een
heel zwak punt in het verkeersveilig-
heidsbeleid."
- U pleit voor een nieuw examen om de
vijfjaar?
„Is een rijbewijs voor het leven een
juiste zaak? Van je achttiende tot je ze
ventigste is onjuist. Het zou heel goed
zijn om minstens een verfrissingson-
derzoek te doen om de vijf jaar. Een
soort voortgezette rij-opleiding. Of het
invoeren van een puntenstelsel zoals
in West-Duitsland. Bij het bereiken
van een bepaald maximum aan pun
ten zou je vragen kunnen zetten bij de
rijvaardigheid van iemand. Maar als je
ontdekt dat iemand er niets van bakt
kun je je afvragen of je zo iemand nog
wel op de weg mag laten."
- Hoe is volgens u de mentaliteit van de
gemiddelde Nederlandse automobi
list?
„De Nederlander is ook door de ont
wikkelingen na de Tweede Wereldoor
log heel individualistisch geworden.
Dat zie je ook in het sociale en maat
schappelijke opzicht. Men is met zich
zelf bezig en dat is in de auto nog erger.
Agressief. Ja, met heel veel mensen
met een hele geringe acceptatiegrens
voor de ander. Je ziet dat als je bij een
zebra stopt, degene die gaat overste
ken met enige verbazing kijkt. En ver
volgens heel voorzichtig oversteekt en
kijkt of je misschien niet toch op
trekt."
1 mei: vragen bij de vooruitgang
De moderne techniek en technolo
gie zijn niet meer tegen te hou
den of weg te denken uit ons leven.
Dagelijks en in bijna elke situatie
maken we er gebruik van. Het hoort
er helemaal bij. In de fabriek en op
het kantoor, in het ziekenhuis, op
school, maar ook thuis. Nieuwe tech
nologie is overal. Soms is ze zicht
baar: de streepjescode op levens
middelen, de personal computer in
de aanbieding of de video bij het kin
derfeestje. Maar meestal zien we er
helemaal niets van. Wie denkt im
mers bij het eten van een portie fri
tes na over de invloed van nieuwe
technieken bij de fabricage daar
van? Of wie breekt het hoofd er over
hoe technische toepassingen bloe
men doen groeien of elektriciteit op
wekken?
We staan er niet bij stil, behalve als
de media die technologie in het mid
delpunt van de aandacht brengen,
zoals bij een giframp of bij een discus
sie over reageerbuis-baby's. Dan be
kruipt ons het gevoel dat ontwikke
lingen op dit terrein ons van buitenaf
worden opgedrongen. Dat we er mis
schien onvoldoende greep op kunnen
krijgen.
Technologie is niet van gisteren: al
eeuwen heeft ze ons leven vorm gege
ven. Toch spreken we tegenwoordig
van nieuwe technoloigie. Daarmee
willen we iets aanduiden van de snel
heid waarmee de technische ontwik
kelingen ons overspoelen. Maar ook,
omdat we er bang van worden. Tech
nologieën lijken meer dan ooit diep in
te kunnen grijpen in ons leven en
werken. Bijvoorbeeld door de moge
lijkheden van genetische manipula
tie. Of door het feit dat voor het eerst
in de geschiedenis de rol van mensen
in het produktieproces volledig kan
worden overgenomen door robots.
Maar vooral vanwege de ervaring
dat, wat we nieuwe technologie zijn
gaan noemen, geen geïsoleerd ver
schijnsel is. Het gaat gepaard met
een eigen manier van denken, met
een nieuwe wijze van organisatie van
de produktie en arbeid.
Ook aan de medaille van de nieuwe
technologie zitten twee kanten. In
veel gevallen kunnen we ons met de
gevolgen van de technische ontwik
kelingen gelukkig prijzen. Onze wel
vaart is voor een groot deel het re
sultaat van de moderne techniek. En
ons leven is er aangenamer en ons
werk vaak gemakkelijker op gewor
den. Maar door de nieuwe technolo
gie wordt het leven ook ingewikkel
der en onzekerder.
Hoe vaak worden we met onze vragen
niet afgescheept met een: 'Het zit in
de computer'? En bestaan we nog wel
zonder nummers: het fiscaal num
mer, ziekenfondsnummer, polisnum
mer, ons bank- of gironummer? Dui
delijk is ook, dat door de nieuwe tech
nologie werkgelegenheid wordt
geschapen. Maar de andere kant van
de medaille is, dat door de automati
sering ook arbeidsplaatsen vervallen
en de kwaliteit van bestaande arbeid
verslechtert.
Een ander voorbeeld: wij zitten hier
met voedsel- en mestoverschotten en
op een afstand, die voor ons toerisme
geen probleem is, komen mensen om
van de honger door de droogte. De
nieuwe technologie is een realiteit
waar we niet omheen kunnen. Zij
heeft goede en slechte kanten, daar
over zijn we het wel eens. Maar het is
geen natuurverschijnsel. Het wordt
door mensen bedacht en ingevoerd.
Want techniek en technologie zijn op
zichzelf niet goed of slecht. Het zijn
instrumenten om er de doelen mee te
realiseren, die de gebruiker kiest.
Het moeilijke is wel, dat al die gebrui
kers deel uitmaken van een econo
misch bestel. Ons bestel hier wordt
gekenmerkt door de noodzaak om te
groeien en te concurreren. Wie sterk
is heeft het daarbij voor het zeggen.
Ook wat betreft het aanwenden van
nieuwe technologische toepassin
gen. Wie toegang heeft tot 'de wereld
van de techniek' kan zichzelf en zijn
doeleinden doen gelden. De anderen
moeten er letterlijk en figuurlijk aan
geloven.
Het probleem ligt dus niet bij de tech
niek zelf, maar bij de mensen die er
hun doelen mee willen bereiken. We
zouden ons daarbij de vraag moeten
stellen of we bereid zijn de techniek
ondergeschikt te maken aan de
ethiek. Niet wat kan, mag, maar om
gekeerd: wat nodig is voor het samen
mens-zijn, mag en moet ook kunnen.
Als we ons van de mogelijkheden van
de technologie, zowel ten goede als
ten kwade, bewust worden, dan kan
het niet anders, of we komen voor een
keuze te staan. Blijven we achter de
'technische feiten' aanhollen, of zul
len we de moed vinden om onze ver
antwoordelijkheid jegens elkaar en
de schepping als uitgangspunt te ne
men?
Nieuwe technologie: een heilzaam alternatief?
Waar we vanuit de bijbelse ethiek
mee kunnen beginnen: kijken naar
de nieuwe technologie met de ogen
van de mensen die er door getroffen
worden in hun levensmogelijkhe
den.
Bijvoorbeeld de werknemers hier en
kleine zelfstandigen in de Derde We
reld, die als gevolg van automatise
ring hun broodwinning kwijt raken.
Of zij die in onze samenleving blij
vend bij de groep 'uitvallers' terecht
komen, omdat hun opleiding voor
veel functies te beperkt gevonden
wordt en het 'eenvoudige' werk
steeds meer verdwijnt. Dit treft met
name een grote groep jongeren. Of de
vakmensen die gewend waren om
een machine naar hun hand te zetten
en nu op een eenmanspost voor een
beeldscherm zitten.
Of de groep van mensen, die constant
de druk ervaren dat ze de snelle ont
wikkelingen in de elektronica net
niet kunnen bijbenen. Ze voelen zich
gedwongen om allerlei cursussen te
volgen, vaak in eigen tijd. Niet om
vooruit te kunnen komen, maar al
leen om niet achterop te raken. Aan
mensen die de dupe worden van de
keuze voor nieuwe technologie wordt
gemakkelijk voorbij gelopen. Als het
je treft heb je gewoon pech gehad. Die
reactie van medemensen zet je pijn
lijk in een isolement.
Maar we kunnen nog meer doen dan
naar deze mensen omzien. En wel ons
bewust worden van de invloed, die de
technologische revolutie op onze
mentaliteit heeft. Wij lopen namelijk
het gevaar, dat we de nieuwe techno
logie gaan zien als een soort hogere
macht, waaraan de mens zich maar
te onderwerpen heeft. Want wie kan
het nog sneller en beter dan een robot
en wie weet het nog sneller en beter
dan een computer?
Die verleiding wordt versterkt door
het exacte denken, dat nu door de
overheid wordt gepropageerd in het
onderwijs. 'Kies exact' is de leuze.
Vrij vertaald betekent dat: alleen
datgene telt watje kunt zien, meten,
bewijzen, uit elkaar halen. Als je op
gaat in dat denken, ontkom je er niet
aan om ook mensen te gaan meten en
als dingen te gaan zien. Hoe vaak ho
ren we niet: in dat bedrijf ben je ge
woon een verlengstuk van de machi
ne, bij die dokter ben je een geval, bij
dat bureau ben je een dossierkaart.
Het tegenwicht dat onze christelijke
levensovertuiging kan bieden tegen
de verering van de technologie en het
exacte denken is: steeds concrete
mensen overeind laten komen, naar
het midden van de samenleving, zo
dat zij van dingen weer echt mensen
worden. Verder zullen we een scher
per besef moeten krijgen van het eco
nomisch systeem, dat de motor is van
de nieuwe technologie. Wie en wat
worden met de resultaten ervan ge
diend?
We staan voor de keuze, of we door
gaan met het inwisselen en opofferen
van mensen voor 'perfecte arbeids
krachten die nooit ziek of lastig zijn',
of dat we kiezen voor verdeling van
het werk en bestaanszekerheid voor
iedereen. Of we doorgaan met het
vervullen van onze luxe verlangens
ten koste van de mensen in de Derde
Wereld, die nog niet eens in hun eer
ste noden kunnen voorzien, of dat we
grenzen stellen aan de groei. Of we
doorgaan met het belasten van onze
leefwereld waarmee we een zware hy
potheek leggen op de toekomst van
de volgende generaties, of dat we kie
zen voor gezondheid en behoud van
de schepping.
Over deze ingrijpende keuzes gaat
dit jaar in de kerken op of rond 1 mei
de Zondag van de Arbeid. Het motto
is dan ook: 'Achter de schermen - mo
derne techniek - vragen bij de voor
uitgang'.
Het is al weer voor de vijfde keer, dat
parochies, kerken en gemeenten ge
vraagd worden een Zondag van de
Arbeid te houden. Het gaat hierbij
om belangrijke maar ook erg inge
wikkelde problemen. In de kerken
staan we daar nog wat onwennig te
gen aan te kijken. Maar in het bijbels
geloven gaat het steeds om de mense
lijke verantwoordelijkheid voor de
toekomst Daarbij kunnen we nu niet
meer om de vraag heen, of de nieuwe
technologie een zegen of een vloek is.
Dat zal ook afhangen van de keuzes
die we maken, van de manier waarop
we met de nieuwe verworvenheden
om willen gaan.
De Zondag van de Arbeid daagt ons
uit stil te staan bij de ethische vragen
rond de ontwikkelingen van de nieu
we technologie en de vele technische
mogelijkheden. Hopelijk komt daar
uit een standpunt en een levenshou
ding voort, die echt heilzaam zijn
voor onze wereld en onze samenle
ving.
Jan W. Scheffers.
Van den Broek
(Van onze parlementaire redacteur
Henri Kruithof)
Als minister Van den Broek de 'kroonprins van het CDA' wil blijven, zal
hij eerst nog enige lessen omgang met het parlement moeten nemen. In
premier Lubbers vindt hij de leermeester, die hij nodig heeft, want Van den
Broek toonde deze week in de Tweede Kamer duidelijk op de verkeerde
momenten de verkeerde dingen te zeggen.
Tijdens de zoveelste aflevering van de minister de verantwoordelijk-
het paspoortdrama hield de minister
van buitenlandse zaken aanvanke
lijk een ijzersterk betoog, zonder
overigens echt in te gaan op de vra
gen die waren gesteld. De kamerle
den waren vooral onder de indruk
van de manier waarop hij zijn staats
secretaris Van der Linden verdedig
de.
Maar later in het debat ging hij dui
delijk in de fout. Van den Broek raak
te geïrriteerd door wat hij zag als ge
zeur van de 'eigen' CDA-fractie en
WD-fractievoorzitter Voorhoeve
over de portefeuilleverdeling tussen
hemzelf en staatssecretaris Van der
Linden. Op schofferende wijze maak
te de minister zijn onvrede duidelijk
aan de WD-fractievoorzitter. Zoiets
blijft niet ongestraft.
De botte manier waarop de minister
vervolgens de door de meerderheid
van de Tweede Kamer uitgesproken
wens tot een onderzoek naar het tot
stand komen van het nieuwe pas
poort afwees, schoot naast de oppo
sitie ook de WD in het verkeerde
keelgat. Toen de minister vervolgens
halsstarrig bleef weigeren duidelijk
heid te verschaffen over de positie
van Van der Linden in het paspoort-
drama, was voor Voorhoeve de maat
vol.
De PvdA rook de kans, en diende een
motie in, waarin om die duidelijk
heid werd gevraagd. Aanvaarding
van die motie zou een flinke politieke
nederlaag voor minister Van den
Broek hebben betekend. Schorsin
gen brachten geen uitkomst, en het
kostte nog een gesprek van een
kwartier tussen De Vries, Voorhoe
ve, Van den Broek en de specialisten
uit de regeringsfracties voor de mi
nister bereid bleek enige buigzaam
heid te tonen.
Voorhoeve zette Van den Broek voor
het blok. Of hij zou duidelijk zeggen
dat Van der Linden vanaf heden
geen verantwoordelijkheid meer
draagt voor het paspoortbeleid, of de
VVD zou de PvdA-motie steunen.
Het werd uiteindelijk een midden
weg. Voorhoeve formuleerde de ex
clusieve verantwoordelijkheid van
Van den Broek en vroeg hem of hij
het daarmee eens was. Van den
Broek slikte, maar kon niet anders
doen dat dat beamen.
Daarmee is Van der Linden overi
gens door zowel de Tweede Kamer,
als zijn eigen minister buiten spel
gezet. In feite is hiermee vastgelegd,
dat Van der Linden de paspoort
kwestie niet aan kan en dat daarom
heid heeft overgenomen. Het is nog
geen motie van wantrouwen, maar
van veel vertrouwen getuigt het ook
niet. Ondanks zwakke pogingen van
zowel VVD als CDA om Van der Lin
den te prijzen voor diens Europees
beleid.
WD-fractievoorzitter Voorhoeve
kan met weinig moeite bestempeld
worden als de held van het debat. Hij
hield, tegen de druk van coalitiege
noot CDA en van minister Van den
Broek in, vol dat er een parlementair!
onderzoek moet komen naar het be
leid dat tot nu toe in de paspoort
kwestie is gevoerd. En dat onderzoek]
komt er dan ook, ondanks het feit
dat het CDA na het debat nog een]
ondermaatse poging deed het te tor
pederen.
Dat tijdens dat onderzoek ook de roll
van minister van defensie Van Eeke-
len aan de orde komt, zit de WD
nauwelijks dwars. Deze WD-be
windsman was in het vorige kabinet'
staatssecretaris van buitenlandse
zaken en belast met de paspoort
kwestie. Hij wordt algemeen be
schouwd als degene die de meeste)
fouten heeft gemaakt.
Na de blunder die Van Eekelen heeft)
begaan met de aankoop van termijn
dollars voor de aanschaf van de F16,
waardoor de Staat er voor vele tien
tallen miljoenen bij inschoot, is het
niet uitgesloten dat de WD van deze
brekebeen af wil. En als dat kan op
grond van feiten die in het paspoort-
onderzoek naar voren komen, is dat
alleen maar meegenomen.
Het hoge spel dat minister Van den
Broek deze week speelde, kan ook
hem echter nog aardig opbreken. Hij
heeft paspoortproducent KEP op
nieuw een laatste kans gegeven, na
dat hij dat vorige maand ook al een
keer had gedaan. Van den Broek
hoopt nu dat KEP in staat zal zijn
voor 1 september wel met een echt
goed, fraudebestendig paspoort te
komen. Bovendien is de manier
waarop hij vierkant achter zijn
staatssecretaris ging staan, niet echt
handig.
Want wat moet de minister als KEP
op 1 september opnieuw geen goed
paspoort kan leveren en als rond die
zelfde tijd uit het parlementair on
derzoek blijkt dat staatssecretaris
Van der Linden politiek ernstige za
ken kunnen worden verweten. Stapt
de minister dan op? Als hij conse
quent is, zou dat wel moeten. Maar
gezien de ervaringen die we de laat
ste jaren op dit gebied hebben, zal
dat vermoedelijk niet gebeuren. Als
kroonprins heeft Van den Broek dan
echter afgedaan.
(Van onze medewerker Kees Wiese)
Stel: de medische wetenschap ont
wikkelt een vrij eenvoudige test,
waarmee met een statistische zeker
heid van zo'n zeventig percent uw
sterfdag tot op zo'n halfjaar nauw
keurig kan worden vastgesteld, on
geacht uw huidige leeftijd. Aangeno
men dat u niest eerder de dood vindt
door tegen u gericht geweld (inclu
sief zelfmoord), een verkeersongeluk
of blikseminslag. Zou u zich dan la
ten testen? Zou u willen dat die test
voor iedereen verplicht werd? Zou u
willen dat allen met wie u zaken doet
(uw werkgever, verzekeraar, erfge
namendie testuitslag zouden ken
nen?
Het lijkt een absurde vraag. Zo'n test
bestaat immers niet en zal wel nooit
worden ontwikkeld. Bovendien is
een statistische zekerheid van ze
ventigpercent in de orde van grootte
van die van de weersvoorspelling
over een periode langer dan drie da
gen en die voorspelling ervaart u te
recht als hoogst onbetrouwbaar. Bo
vendien: wat heb je er aan, behalve
zorgen, narigheid en verdriet en bo
venal: wat gaat het een ander aan.
Het is niet zo'n absurde vraag. De
aidstest bevat elementen, die er spre
kend op lijken. Het belang van met
name de levensverzekeraar (maar
ook de pensioenverzekeraar, de
werkgever, een ieder met wie u ver
plichtingen aangaat) bij zo'n ge
schatte levensverwachting ligt voor
de hand.
De levensverzekeraar probeert al
via de medische wetenschap en de
statistiek een zo goed mogelijke
schatting van zijn risico op uw over
lijden te maken en niemand verzet
zich principieel tegen de daartoe uit
gevoerde keuringen en ondervragin
gen. De vraag of uw bloed ooit is on
derzocht op bloedziekte, suikerziek
te, nierziekte, vetgehalte, geelzucht
of sexueel overdraagbare aandoe
ningen (als syfilis) en zo ja met welk
resultaat, wordt al heel lang routine
matig gesteld. Waarom dan die
vraag niet uitgebreid naar de even
eens sexueel overdraagbare ziekte
aids? En de keuring niet uitgebreid
met de aidstest?
Minister Korthals Altes (Justitie) en
het kabinet vinden dit een logische
uitbreiding. Maar dat is het niet. De
statistische zekerheid dat zo'n ze
ventig percent van alle dragers van
het aidsvirus - althans volgens huidi
ge inzichten - binnen tien jaar aan
aids zal overlijden (als het noodlot
niet eerder in andere vorm toeslaat
en als binnen die termijn niet een ge
neesmiddel tegen aids is gevondeni
maakt hen ten onrechte tot een apar
te categorie. Met alle, vergaande
maatschappelijke gevolgen van
dien.
Dat is onontkoombaar. Immers men
kan de aidstest bij aanstellings- of
pensioenkeuringen of keuringen
voor de ziektekostenverzekering wel
verbieden, maar niet de regel dat al
leen iemand wordt aangesteld of ver
zekerd, die een levensverzekering
heeft. Straks wil niemand meer za
ken doen met mensen, die geen le
vensverzekeringspolis kunnen to
nen. Onzin natuurlijk: zo'n polis
geeft geen enkele garantie tegen
doodgaan, noch tegen met aids be
smet raken.
Maar het toestaan van de verplichte
aidstest bij levensverzekeringen
opent de deur voor de meest gruwe
lijke vormen van discriminatie. Het
lijkt een vanzelfsprekend recht dat u
zelf beslist of u wilt weten wanneer u
sterft. Dat u ook het recht hebt dat
helemaal niet te willen weten. En dat
zulks verder niemand wat aangaat
Hoe vanzelfsprekend blijft dat
recht?