JUDOVOORZITTER HENK VAN OOSTEN ...ik heb me nooit nerveus gemaakt over die fraude. PZC/ week-in 37 foute boel wurggreep puinhoop frauduleus gedrag topsport fouten uiterste grens koen mijnheer ZATERDAG 30 APRIL 1988 Henk van Oosten wast zijn handen nog steeds in onschuld. Als voorzitter van de Nederlandse judobond werd zijn naam zes jaar geleden genoemd bij de frauduleuze handelingen, die de bond in opspraak brachten. De in het Zeeuwse Renesse woonachtige praeses werd zelfs drie dagen lang ondervraagd op het politiebureau, maar bij gebrek aan bewijs werd Van Oosten van rechtsvervolging ontslagen. De nu 53-jarige voorzitter beschouwt het nog altijd als een smet op zijn blazoen. „Ik werd als een bandiet opgepakt, terwijl nota bene op dezelfde dag aan de Stopera in Amsterdam voor een miljoen gulden werd vernield en de schuldigen vrijuit gingen", zegt hij verontwaardigd. Van Oosten, eigenaar van een zaak in accu's in Rotterdam, heeftin de affaire rond de malversaties bij de judobond nooit aanleiding gezien zijn zetel ter beschikking te stellen. Hij hield het na die tumultueuze periode nog zes jaar vol. Het ligt ook niet in zijn karakter om een stap opzij te doen, laat staan een stap achteruit. Als zwaargewicht judoka wilde hij jaren geleden ten koste van alles zijn tegenstanders van de mat vegen en die mentaliteit heeft hij nog steeds. „Ik wil graag winnen. Ik kan best tegen m'n verlies, daar kan ik me bij neerleggen, maar ik zal me altijd kapot vechten om het te voorkomen". Daarom zal zaterdag 7 mei, bij de vergadering van de judobond in Nieuwegein, hier en daar opgelucht adem gehaald worden als het vertrek van Henk van Oosten als voorzitter bekrachtigd wordt. De rondborstige praeses zal niet bepaald de geschiedenis ingaan als de meest tactvolle leider van het judokorps. De Vlaardinger van oorsprong volgde als voorzitter van de judobond zijn zakeninstinct, stoorde zich nauwelijks aan anderen en trok vaak zijn eigen plan. „Ik kan niet anders werken", klinkthet verontschuldigend. „Als er een probleem is tussen twee groepen of twee mensen dan moetje altijd iemand pijn doen. Je probeert tot een oplossing te komen en brengt die dan ten uitvoer. Op zo'n moment wijk ik geen millimeter meer". Henk van Oosten werd 53 j aar geleden geboren als telg van streng gereformeerde ouders. In de armoede van de grauwe crisis- en oorlogsjaren werd de toekomstige judovoorzitter volgens strakke principes opgevoed. Een paar jaar lagere school ging vooraf aan zij n kennismaking met het arbeidsproces. Als kind stond Van Oosten al in de fabriek, maar hij gaat er beslist niet prat op dat in die tijd zijn sterke karakter gevormd is. „Ik zou die tijd ook niet met de huidige tij d willen vergelij ken. Ik durf te stellen dat het nu moeilij ker is dan toen. Iedereen was in die tijd arm. Als je nu arm bent dan ben je één van de weinigen en dat is nog veel erger". „Voor m'n achttiende heb ik weinig gelegenheid gehad om te sporten. Er moest altijd gewerkt worden. Sporten op zondag was sowieso al een foute boei bij ons thuis en de sportkrant werd op maandag met afschuw terzijde geschoven. Als ik naar het voetballen wilde, dan mocht het wel van m'n vader, maar het dubbeltje entree moest ik zelf betalen". „In 1954 ben ik lid geworden van de judobond. Je had vroeger nog van die echte actieve onderwijzers. In Vlaardingen zat er ook één. Die organiseerde vaak demonstraties op straat. Zo ben ik met jiu jitsu in aanraking gekomen. Ik was achttien en die sport oefende gelijk aantrekkingskracht op me uit. Ik heb in die tak van sport nog een paar graden gehaald, maar daarna heb ik me toch op judo gestort. Ik ben nog een keer tweede van Nederland geworden, maar toch was er voor mij geen carrière als judoka weggelegd. Wij zaten ook achter Anton Geesink. Hij was het idool en dat is hij nu nog voor velen. Men zei dat ik een talent was, maar ik ben er te laat mee begonnen". „Ik was een jaar of 25 toen ik voorzitter werd van een club: budokai Rijnmond. Ik organiseerde zelf in de Margriethal in Schiedam een toernooi dat landelijke bekendheid kreeg. Het was een gigantisch spektakel. Later vroeg men of ik zitting wilde nemen in het landelijk bestuur. Dat heb ik in 1975 gedaan en na ruim een jaar ben ik voorzitter geworden". Het was een duik in het diepe. De judobond zat vast in een wurggreep na een financieel wanbeleid van jaren. Er was een schuld van ruim vier ton. Onder voorzitterschap van de Zandvoorter M. J. Methorst was in het begin van de jaren zeventig al een administrateur in de gevangenis beland wegens financiële malversaties. Methorst zelf trof geen blaam, al had hij zich op bestuursniveau nooit weten te onderscheiden. Bij zijn aftreden in 1975 was hij de eerste voorzitter van de judobond, die na zijn ambtsperiode niet tot erelid werd benoemd. N a Methorst volgde J an Verkerk uit Huizen. Verkerk beheerde tijdens de regeerperiode van Methorst de bondsgelden en kon als voorzitter van de financiële commissie medeverantwoordelijk worden gesteld voor de financiële puinhoop. Als nieuwe voorzitter en penningmeester werd hij echter beschouwd als de redder van de bond, maar in plaats daarvan bezorgde Verkerk, die zich uitgaf voor accountant, de judobond bijna een faillissement. De Huizenaar declareerde met zijn buurman, die hem assisteerde, een bedrag van 140.000 gulden voor bewezen diensten. In plaats van de door de judobond beschikbaar gestelde onkostenvergoeding van 750 gulden per maand, berekende Verkerk voor zijn diensten het uurloon van een accountant: 60 gulden. Hij beriep zich daarbij op een mondelinge overeenkomst met de vroegere voorzitter Methorst, die wegens ziekte echter niet kon worden gehoord, waardoor de waarheid nooit kon worden achterhaald. De scheidende judovoorzitter Henk van Oosten. foto wim riemens In 1977 vond de algemene ledenvergadering van de judobond het welletjes. Verkerk moest vertrekken en Henk van Oosten werd instemmend begroet als de nieuwe sterke man van de judobond. „Het was een gigantische puinhoop", herinnert Van Oosten zich nog. „Er was 450.000 gulden schuld en er lagen nog allerlei claims, waar de bond vanaf moest. Ik heb heel wat moeten reizen en praten om daar vanaf te komen. Je kunt je afvragen waarom je er ondanks die rotzooi toch instapt. Een psycholoog zegt misschien dat je gek bent, maar ik heb er nooit spijt van gehad. Ik ben gek van die sport en ik vind het leuk om te organiseren. Je hebt er een soort bezetenheid voor nodig en die heb ik". Een jaar na de aanstelling van Van Oosten werd Arie de Bruyne uit Maassluis als nieuwe penningmeester toegevoegd aan het bestuur. De Bruyne was in de periode Methorst chef de bureau geweest, maar had ontslag genomen toen de judobond werd overspoeld door problemen. Na zijn indiensttreding in het 'kabinet' Van Oosten werd De Bruyne al vlot een keer op de vingers getikt door een afgevaardigde, die onraad rook en openheid in het financiële beleid eiste. De Bruyne gaf zó mondjesmaat gevolg aan die eis, dat de betrokken afgevaardigde aftrad. Voorzitter Henk van Oosten en secretaris Jan Post bleven De Bruyne echter steunen, omdat hij daadwerkelijk een bijdrage leverde aan het saneringsplan. De bezem moest door de bond en het drietal Van Oosten, De Bruyne en Post deed dat rigoureus. De spaanders, die het gehak van het bondstrio opleverde, bleven echter bestaan uit geruchten over frauduleuze handelingen. Er werd een commissie van onderzoek ingesteld, die ontoelaatbare financiële transacties en frauduleus gedrag van peningmeester De Bruyne constateerde. Ook Henk van Oosten had zich volgens de onderzoekscommissie schuldig gemaakt aan buitensporige uitgaven. De voorzitter noemde het zijn manier van werken. „Je moet een visje uitgooien om een kabelj auw te vangen", zei Van Oosten in het begin van de jaren tachtig. De praeses van de judobond had tot dan toe altijd het maandelijkse bedrag van 750 gulden geweigerd, dat de judobond betaalde aan de eigen bestuurders. „Ik hoefde dat geld niet", zegt Van Oosten Henk van Oosten woont nu vijf jaar in Renesse, maar zijn liefde voor Zeeland dateert al van het begin van de jaren zestig. Renesse werd voor het Vlaardingse gezin Van Oosten een uitvalsbasis in weekeinden en in vakantietijd. „We begonnen met een tent. Dat werd een caravan, een grotere caravan en later een nóg grotere caravan. Daarna hebben we een bungalow gekocht en toen ik het op een gegeven moment zó druk had dat ik 's nachts niet meer wist waar ik naar het toilet moest, hebben we een huis gekocht in Renesse", aldus Van Oosten. De afgelopen elf jaar was hij letterlijk en figuurlijk de sterke man van de Nederlandse judo bond. Zaterdag 7 mei treedt hij af als voorzitter. Een terugblik op een roerige periode. nu. „Voor mij was het voorzitterschap een hobby. Die vergoeding had ik niet nodig, maar ik wilde wel de vrijheid om af en toe een fatsoenlijk hapje te eten. Daar is men akkoord meegegaan. Maar ik moest me het lazerus werken om iets aan die schulden te doen. Er was onnoemelijk veel te praten en daaruit vloeiden hoge declaraties voort. Alsjemeteen uitgeverij als Samsom praat over een ton, dan gebeurt dat nooit om de hoek. Ik reisde heel wat af. Toen er bezwaren kwamen tegen die declaraties - dat waren werkelijke kosten, ik kon alles met bonnen staven - heb ik maar gekozen voor het vaste bedrag". Intussen overleefde het hoofdbestuur een motie van wantrouwen, die was ingediend naar aanleiding van het rapport van de onderzoekscommissie. Wel werd bij justitie een klacht ingediend tegen De Bruyne, die ervan werd verdacht geld achterover gedrukt te hebben. De accountantsdienst van het toenmalige ministerie van CRM (nu WVCkwam tot de conclusie dat De Bruyne inderdaad geld verduisterd had. Van Oosten en Post ontsprongen de dans, hoewel zij volgens de CRM-ambtenaren wel erg royaal en onzorgvuldig met bondsgelden waren omgegaan. In die periode werd zowel Van Oosten als Post drie dagen vastgehouden voor verhoor. „Ik heb me in die tijd nooit nerveus gemaakt", aldus Van Oosten. „Ik wist alleen niet dat zoiets kon in dit land. Ik vind dat nog steeds onbegrijpelijk". Hoewel penningmeester De Bruyne steeds volhield dat ook Van Oosten en Post afwisten van de verduisteringen, werd het tweetal niet gedagvaard. „Het was ook belachelijk dat wij werden vastgehouden. Achterafkan ik het wel begrijpen. Zo'n officier van justitie wil ook wel eens in de publiciteit en wat kun je dan beter doen dan een voorzitter oppakken van een landelijke sportorganisatie. Gegarandeerd, dat je dan de voorpagina's haalt", stelt Van Oosten. Hoewel het trio Van Oosten, Post en De Bruyne door ingewijden de 'drie Musketiers' werd genoemd, moest uiteindelijk alleen Arie de Bruyne boeten voor zijn zonden die bestonden uit het verduisteren van ruim 11.000 gulden. Voor de rechtbank verklaarde de vroegere penningmeester: „Alles deden wij gezamenlijk. De samenwerking was uitstekend. Ik vertrouwde Van Oosten blindelings. Het is dan ook een vreemde gewaarwording, dat ik nu in mijn eentje voor deze rechtbank sta". De Bruyne werd echter veroordeeld tot een geldboete van 3000 gulden en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Wegens gebrek aan bewijs werden Van Oosten en Post ontslagen van rechtsvervolging. Volgens Henk van Oosten kwamen de beschuldigingen van De Bruyne aan zijn adres voornamelijk voort uit rancune. „Toen ik voorzitter werd, waren er dingen gebeurd, die niet door de beugel konden. Onder mijn leiding dacht hij de zelfde kant op te gaan. Op dat moment is er aan de bel getrokken. Maar die man wilde niet weg. Als hij ging, wilde hij ons ook weg, maar wij zijn uiteindelijk vrijuit gegaan. Die zaak is dan over. Het is voor de rechter beslist. Die consequenties heb je dan te aanvaarden", zegt Van Oosten, die De Bruyne sindsdien nooit meer ontmoet heeft. „Als je voorzitter van een sportbond wordt, houd je er niet gelijk rekening mee datje nog eens in de gevangenis terecht komt. Jammer, dat het gebeurd is, maar nadien heb ik er geen nadeel meer van ondervonden. Het is niet de fijnste periode geweest. Het hele spul heeft misschien alles bij elkaar een halfjaar geduurd. Ik heb nooit overwogen om er op dat moment mee te kappen. Als je wegloopt, zeggen ze al gauw: zie je wel. dat hij er iets mee te maken had. Ik voelde er niets voor om mezelf op die manier een brevet van onvermogen op te spelden". „Ik heb niet de indruk dat ik zakelijk te lijden heb gehad onder die affaire. Mijn zakelijke relaties wisten natuurlijk wel wat er speelde, maar zij wisten ook dat zoiets in mijn geval niet kon. Daarom heb ik er nooit nadeel van ondervonden. Niet merkbaar althans. De naaste medewerkers bij de judobond zijn ook altijd achter me blijven staan. Jadat verraste me. Dat had ik niet verwacht, maar uiteindelijk heeft niemand in de judobond mij veroordeeld. Dat gaf me het idee dat ik niet alleen stond". Henk van Oosten heeft daarom nooit de indruk gehad dat de judobond hem in een houdgreep had. Naast zijn dagtaak als eigenaar van een zaak in accu's stak hij - naar zijn eigen schatting - wekelijks nog zo'n veertig uur in organisatorische en bestuurlijke activiteiten bij de judobond. „Ik ben ook geen type om stil te zitten. Soms heb ik zó veel te doen dat ik niet weet waar ik moet beginnen. Ik kom altijd tijd tekort en dat zal straks niet anders zijn als ik geen voorzitter meer ben". „Ik ben niet zo'n diepe graver, maar in de loop der jaren ben ik wel erg emotioneel bij het judo betrokken geraakt. Het is een flinke brok van m'n leven geworden. Je hoeft thuis maar een kast open te trekken en de foto's en oorkondes rollen eruit. Met kennissen praat ik ook altijd over judo of over zaken, die wel betrekking hebben op judo. Ik vind het een prachtige sport. Ik hou ook vooral van topsport. Dat is een prachtige afspiegeling van het maatschappelijk leven. In topsport zie je in een paar dagen, watje in het gewone leven in jaren ziet. Ben je niet goed, dan ben je snel ingehaald. Die instelling heb ik zelf ook". Topsport geldt als een stokpaardje van de scheidende judovoorzitter. Onlangs nog, na de Nederlandse titelstrijd in Nieuwegein, onthulde Van Oosten een zelf ontworpen puntensysteem aan de hand waarvan judoka's hun selectie voor belangrij ke wedstrij den zelf kunnen afdwingen. „Een stevige aanpak is noodzakelijk, wil je er internationaal bij blijven horen", motiveerde hij zijn plan. De presentatie ervan leidde in Nieuwegein, in bijzijn van vele gretig noterende journalisten, tot een discussie tussen Van Oosten, trainers en bestuurders. „Dat was nooit de bedoeling geweest. Het was een foutje om het zo te doen, maar de praktijk wijst nu uit dat het systeem werkt. Veel bonden hebben trainingsraden en adviescommissies. Hoe meer mensen zich er mee bemoeien, hoe beter, terwijl je het zo simpel mogelijk moet houden. Ik heb ook wel eens een man van het NSF bij me gehad, die de bond doorlichtte. Hij zei ook, dat ik zo gemakkelijk over bepaalde zaken sprak. Maar zo moet het toch? Houd het zo simpel mogelijk en iedereen weet waar hij of zij aan toe is". „Ik heb natuurlij k fouten gemaakt de afgelopen jaren. Je kunt ook op je krent blijven zitten en niets doen. Ik heb gekozen voor het tegenovergestelde en dan gaat er wel eens iets fout. Fouten kun je altijd van verschillende kanten benaderen. Ik heb er mede voor gezorgd dat het bondscentrum er kwam in Nieuwegein. Dat had ik ook achterwege kunnen laten, maar dat is niet mijn stijl. Ik ben zoals ik ben. Anderen zullen waarschijnlijk veel geleidelijker te werk gaan. Die halen het niet in hun hoofd een WK te organiseren waarvoor je je het lazerus moet werken. Ik vind datje zoiets wel moet doen en daarom zijn er in mijn tijd twee WK's en vier EK's in Nederland gehouden". Henk van Oosten is er van overtuigd dat hij een goed gestructureerde organisatie achterlaat. Daarom kost het hem weinig moeite zijn zetel ter beschikking te stellen. Als bestuurder blijft hij bovendien actief als vice-voorzitter van de Europese judounie (E JU). Als voorzitter van de Nederlandse bond voelt hij dat zijn tijd gekomen is. „Als de interesse iets minder wordt, moetje er mee uitscheiden. Men verdient tenslotte een enthousiaste vent, die bovendien iets uitstraalt. Met wedstrijden als het WK, het EK en de Olympische Spelen op je programma, moet er een enthousiast bestuur zijn. Is dat er niet, dan is het snel over". „Ik heb het elf jaar gedaan. Naar mijn mening is het een vorm van topsport geweest. Tien, elf jaar is in mijn ogen de uiterste grens. Dan moet je stoppen. Ik heb altijd met de harde hand gewerkt. Het kan best dat mijn opvolger het anders doet, maar ik vond dat het zo moest. Ik heb in die elf jaar toch min of meer datgene bereikt wat ik wilde. We doen aan de top leuk mee. Er is een bondscentrum. De organisatie draait naar behoren en er zijn geen schulden meer. Ik laat iets goeds achter. Er zullen wel mensen zijn, die het fijn vinden, dat ik opstap, maar dat zal mè een zorg zijn. Ik heb nooit de populariteitsprijs gewild. Ik deed wat ik moest doen".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 37