...zeeland kan nog alle kanten op... DRS H. H. F. WIJFFELS ...op onze akkers past vooral grove tuinbouw. PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT PAGINA 29 opvatting wir m. p. dieleman basis grove tuinbouw bankwezen PZC 1 k \NEEK-IN ZATERDAG 30 APRIL 1988 Daarnaast ontplooit hij echter activiteiten op tal van terreinen, waarvan het houden van lezingen - „ik kan niet aan elke uitnodiging gevolg geven; twee maal in de maand ergens in het land een spreekbeurt houden, acht ik meer dan voldoende" - niet de minste is. Zo ziet hij er bijvoorbeeld geen been in een toespraak te houden voor de Vereniging tot behartiging der belangen van burgemeesters, waarin hij zijn gehoor voorhoudt dat de overheid er bij het aanzwengelen van de discussie over het Public Private Partnership niet te gemakkelijk vanuit moet gaan dat het particuliere initiatief haar budgettaire problemen wel eventjes zal oplossen. Daarentegen ziet Wijffels wel wat in het verwezenlijken van projecten via, wat hij noemt, 'de uit de voetbalwereld bekende één-tweetjes tussen overheid en bedrijfsleven'. Hij is van oordeel dat als hij ergens een verhaal komt vertellen de mensen er recht op hebben datje je hebt verdiept in hun denk- en belangstellingswereld. Datje op een begrijpelijke manier je verhaal vertelt. Zo eenvoudig ligt dat voor hem. Wij ffels heeft - het is bij na vanzelfsprekend - als vele andere Nederlanders kennis genomen van de Vierde nota ruimtelijke ordening. - Zeeland komt er in die nota niet zo best af. We liggen een beetje buiten de route. Wat is Wijffels raad aan Zeeland? Waar moet deze provincie zich op richten? „Ja, kijk, het is toch een beetje watje zelf wilt. Daar heb ik eigen opvattingen over. Rotterdam, Antwerpen, Gent, met enige fantasie Zeebruggeer ligt een grote ring rond Zeeland. Het belang van de Kanaaltunnel tussen Frankrijk en Engeland schat ik hoog in. Naar mijn gevoel wordt dat een belangrijke as in de ontwikkeling van Europa. Zeeland zal zich toch een voorstelling moeten maken van de consequenties van dit soort bewegingen. Wat zijn dan de gevolgen en welke mogelijkheden en bedreigingen zitten eraan vast? Ik heb er minder kijk op h o e de reactie moet zijn. Maar het staat voor mij vast dat daar dingen aan vastgekoppeld raken. Zeeland is totnutoe een provincie geweest waar men zich eerder op toerisme en dat soort ontwikkelingen heeft geworpen dan op verdergaande industrialisatie. Ik heb wel eens gezegd dat als Zeeuwsch-Vlaanderen Belgisch was geweest de haven van Antwerpen nu aan de kust zou liggen en Zeeuwsch-Vlaanderen vol industrie zou staan. Al die tijd hebben de Noordnederlanders er voor gezorgd de Westerschelde in handen te hebben. Ik wil ermee zeggen datje alle kanten op kunt. Een vraag bijvoorbeeld is: Wat betekent telecommunicatie in de toekomst? Gaan we werken op afstand? Wonen in Zeeland dus en elders werken. Woongebieden in Zeeland in combinatie met een recreatief aantrekkelijke omgeving en geavanceerde kennisactiviteiten. Als je dat zou willen moetje voor de infrastructuur zorgen. Daarin is niet voorzien in de Vierde Nota. Je ziet het, er zijn heel wat vragen. Ik ben niet in de positie oplossingen aan te dragen. Het begint voor de Zeeuwen met de juiste vraagstelling. Een schone provincie met niet al te veel industriële activiteiten? Of ga je door op het punt van de ligging in relatie tot de Kanaaltunnel? Komt er een Vaste Oeververbinding Westerschelde. Als dat bereikbaar is, krijg je een ander plaatje. Maar opties voor Zeeland in de zin van de Vierde Nota heb ik niet bij de hand". - U volgt het allemaal wel? „Jazeker, maar wel op enige afstand". Alles wat in dit land op economisch gebied gebeurt heeft de belangstelling van Herman Wijffels. Over de afschaffing van de WIR-premie voor het bedrijfsleven heeft hij zo zijn eigen opvattingen. Wijffels: „Het gaat om mijn persoonlijke visie; ik spreek duidelijk niet namens de bank. Ik ben nooit een groot voorstander van de WIR geweest. Het is toch een soort omweg. Eerst de bedrijven geld ontnemen en dan met een heleboel bureaucratie en fraudemogelijkheden - die inherent waren aan deze wet - dat geld weer uitdelen, is een soort herverdelingscircus, waarvoor ik weinig waardering heb. Ik heb langdurig in overheidsdienst gezeten of ook zo dicht bij de overheid gestaan dat ik heel goed heb kunnen zien hoe mensen zich opstellen ten opzichte van subsidies. Uiteindelijk verslijt elk subsidiesysteem. Ik bedoel ermee te zeggen dat na verloop van tijd sprake is van oneigenlijk gebruik. De houdbaarheid van zo'n benadering houdt op een gegeven moment op. Met de WIR was dat duidelijk het geval. Verlaging van belasting en premie is per saldo een goede beweging. Ik bekijk het dan zowel uit de bestuurlijke als de maatschappelijke optiek. Ik ben ervan overtuigd dat drie of vier andere overwegingen van groter belang zijn voor het investeren dan het wel of niet bestaan van de WIR. De eerstkomende tijd zal de afschaffing wel enige negatieve effecten hebben, maar op de lange duur maakt het, naar mijn gevoel, echt niet veel uit. Op basis van wat ik in de loop van mijn loopbaan ben tegengekomen is een grote uitruil van subsidies en lasten een beweging waarvan het land beter wordt. Daarvan ben ik overtuigd". Wijffels die zijn loopbaan begon in publieke dienst, zegt daaraan goede herinneringen te bewaren. Naar zijn oordeel zouden meer mensen uit het bedrijfsleven een publieke functie moeten vervullen c. q. vervuld moeten hebben. Voor zichzelf sluit hij niet op voorhand uit zijn loopbaan in een andere functie voort te zetten. Een politieke rol ambieert hij echter niet. Hij zegt 'niet happig te zijn op het politieke gewring'. Voor drs Herman Wijffels telt heel zwaar dat hij zich 'buitengewoon senang voelt' op de plek, waar hij nu zit. Wijffels: „Ik voel me hier op mijn plaats. Hier hoor ik bijMisschien dat ik over een ruime periode nog eens elders aanspoel. Dat is best mogelijk, maar voorlopig zie ik mij nog vele jaren bij de Rabobank werken. Dat is uitdagend ge noeg". Zesenveertig jaar geleden werd hij geboren op een boerenhoeve onder IJzendijke. Sinds een paar jaar is drs Herman H. F. Wijffels voorzitter van de hoofddirectie van Rabobank Nederland, een functie die hij met veel ambitie vervult. Wijffels doorliep de middelbare school in Schoondijkeen Oostburg (St. Eloy), waarna hij economie ging studeren aan de Katholieke Universiteit Tilburg. Tussen 1969 en 1977 werkte hij voor het ministerie van Landbouw en Visserij als directeur marktordeningsvraagstukken en directeur verwerking en afzet van agrarische produkten. Alvorens hij in 1981 lid werd van de hoofddirectie van de Rabobank Nederland, was hij vier jaar algemeen secretaris van de NCW. In 1986 werd hij in zijn huidige functie benoemd. Bijna dertig jaar is drs Wijffels nu weg uit Zeeland, maar zijn belangstelling voor de wederwaardigheden van dit gewest is niet af genomen. Voor de Zeeuwen in het algemeen en de akkerbouwers in het bijzonder heeft hij een bescheiden raad wat hun toekomstperspectieven aangaat. van Utrecht klopt. Een centraler plaats voor een bankgebouw is nauwelijks denkbaar. In ons gesprek wil Wijffels best bekennen dat hij altijd 'gevoel' voor het bankwerk heeft gehad, maar het is beslist niet zo dat zijn loopbaanplanning de functie van bankdirecteur vermeldde. „Het had best wat anders kunnen zijn, maar mijn economische opleiding geeft nu eenmaal een stuk belangstelling voor het bankwezen. In diverse functies heb ik er mee te maken gehad. Als het ware er tegenaan gehangen. Het is dus niet verwonderlijk dat ik bij de bank terecht ben gekomen". - Waaruit bestaat het dagelijks werk van de voorzitter van de directie „Wij zijn, om te beginnen, een redelijk omvangrijke club. Onze organisatie bestaat uit negenhonderd zelfstandige Rabobanken met zo'n drieëntwintighonderd kantoren en nog eens elfhonderd zittingen met beperkte openstelling. Als je hier zit moetje in elk geval een paar dingen doen: één daarvan is coöperatieve wereld. Punt één is dus weten waar we naartoe willen en punt twee omvat de zorg voor een goede bemanning, die voorzien is van de juiste instrumenten. Als ik het goed wil doen, heb ik er mijn handen aardig aan vol". - Onlangs heeft deAmrobank een samenwerkingsverband met de Belgische Generale Bank bekend gemaakt. Is de Rabobank ook met iets dergelijks bezig en zo jamet wat? „U zegt het al: we zijn inderdaad met iets bezig, maar we gaan - voorzover we dat althans nu kunnen bekijken- zeker niet de richting van een fusie uit. Tien jaar geleden waren we een puur nationale bank. We hadden zelfs geen buitenlandse vestigingen van enige betekenis. Inmiddels heeft het proces van internationalisering een flinke omvang aangenomen, wantje moet met je tijd meegaan. Eenvijfde van de balans betreft buitenlandse activiteiten. Dat is voor ons de indicatie dat het wel wat betekent. We hebben onder meer een bank in een koers uitzetten. Je moet weten waarheen je wilt, wat de dingen zijn die je in de toekomst wilt verbeteren. De belangen van onze leden vereisen dat we optimaal zijn in de dienstverlening. Daarvoor zijn we trouwens opgericht. Hoe je dat doet? Je moet daarvoor nieuwe technologie gebruiken en er tegelijkertijd voor zorgen datje de goede mensen in huis hebt. Je beleidslijnen moeten optimaal zijn. Wat dat laatste betreft heb ik op een plek als de mijne tot taak intern richting te geven aan het debat over de ontwikkeling van die beleidslijnen. Bij ons is dat uiterst democratisch geregeld. We hebben daarvoor een heel overlegcircuit, waarin de lokale banken nadrukkelijk worden betrokken. Het organiseren van het beleid, ja dat is een heel belangrijke taak in mijn werk. De juiste mensen op de juiste plaats. Dat is een van de aardigste kanten. J e hebt met opleiding te maken, met deskundigheid uiteraard. Die kant van mijn werk is boeiend. Verder zijn er zaken als het externe overleg, onder meer met andere banken, grote klanten en de West-Duitsland overgenomen, waardoor we in acht belangrijke steden over vestigingen beschikken. Daarnaast hebben we kantoren geopend in New York, Londen, Antwerpen, HongKong, Jakarta, Singapore. Ons kantorennet in de VS gaan we uitbreiden. Kortom, er zit duidelijk beweging op het internationale vlak. Is dat nu toereikend voor de komende jaren? Neen, is dan ons antwoord. Om onze klanten ook in het buitenland te kunnen bedienen zullen we op dit terrein verder moeten uitbreiden. Te denken valt aan Zuid-Europa. In het algemeen is de verwachting dat bij één grote Europese markt ook grotere Europese bankinstellingen zullen ontstaan. Wij praten al geruime tijd met instellingen van dezelfde signatuur. Met andere coöperatieve banken in Europa oriënteren wij ons op de vraag wat ons te doen staat in het zicht van die grotere markt en met welke nieuwe vormen van samenwerking wij een antwoord op die uitdaging kunnen geven. Alle coöperatieve banken in Europa zijn begonnen op lokaal niveau. Al vrij snel heeft men daar overheen regionale samenwerkingsverbanden wortel gegeven. In een volgende fase is dit uitgegroeid tot overkoepelende nationale instituten. We staan nu voor de vraag of we moeten aansturen op een Europese overkoepeling van het coöperatieve banksysteem. Of dat überhaupt kan en welke vorm dat zou moeten aannemen, maakt deel uit van dat overleg". - Ziet u wel wat in een dergelijke samenwerkingsvorm? „Jazeker. In elk geval vinden we dat die mogelijkheid - die toch zo dicht bij huis ligt - in eerste aanleg moet worden onderzocht. Wij als coöperatieve banken in Europa zijn als het ware van dezelfde familie. Er zijn natuurlijk verschillen, maar die zijn te overbruggen. Onze doelstelling als coöperatieve banken stoelt op dezelfde basisfilosofle en dat is een mooi uitgangspunt". - Is er op dit moment dan toch een fusie in zicht? „Nee, de gesprekken en voorbereidingen bewegen zich in de sfeer van een vorm van samenwerking. Een fusie tussen de coöperatieve banken in Europa zie ik niet zitten, ook niet op langere termijn. Je moet natuurlijk niet echt iets ooit voor alle eeuwigheid uitsluiten, maar fusie, nee dat zou zeer moeilijk zijn, gezien de opbouw van het coöperatieve bankwezen. Onze lokale bankenhebben geen aandelen, dieje kunt uitwisselen om te kopen. In termen van eigendomsverhoudingen ligt het bij ons geheel anders dan bij de andere banken. Wat ons betreft moet samenwerking op Europees niveau een initiatief zijn van de nationale coöperatieve organisaties. Wij als Rabobank Nederland moeten dan aandeelhouder zijn van zo'n overkoepelende Europese bankinstelling". Eén van de sterke punten van zijn functie noemt Wijffels het nauwe contact met de basis. „Echt een aangenaam aspect van het werk in deze club. Wij gaan als directie tweemaal per jaar het land in. Een dezer weken heb ik de rondgang langs de Zeeuwse kringen gemaakt. Dat betekent bijeenkomsten in Sas van Gent, Goes en Ouddorp met bestuurders en directeuren van de lokale Rabobanken. Dit is een vorm van intensief overleg voeren met de basis, óók van beleid uitstippelen. Je kunt je in deze club echt niet permitteren vanuit een ivoren toren te dirigeren". Als hoogste werknemer van de Rabobank-organisatie liggen Wijffels' prioriteiten vanzelfsprekend bij die zaken, waarmee de bank veel te maken heeft. Zijn positie is hoog, zijn opstelling bescheiden. Herman Wijffels, geboren en getogen Zeeuws-Vlaming, mag dan in het dagelijks leven de functie van hoofddirectie-voorzitter van Rabobank Nederland - zeg maar de vroegere boerenleenbank- uitoefenen, het komt niet bij hem op zijn landbouwende broer op Turkije advies te geven over diens toekomst als boer. „Ieder heeft zijn eigen vak. Ik heb niet de pretentie dat ik kan zeggen hoe een ander het moet doen. Stel je voor dat ik zou zeggen je moet dit of dat produkt telen. Dat kan toch niet. Daarvoor ben ik niet deskundig genoeg". Aan de deskundigheid van Wijffels op landbouwgebied twijfelen overigens weinigen. Opgegroeid als boerenzoon en nu hoogste baas van de Rabobank is hij bij uitstek de man, die het brede terrein van de landbouw kan overzien. Ook al is hij terughoudend met het geven van individueel advies, hij heeft wel degelijk een boodschap voor de Zeeuwse landbouw. De Rabo-topman is er absoluut van overtuigd, dat de akkerbouw in het zuid-westen van Nederland belangrijke aanpassingen nodig heeft om in de toekomst te blijven bestaan. Aan twee voorwaarden zal moeten worden voldaan: schaalvergroting en verandering van het bouwplan. Wijffels verwacht dat de komende tien jaar de helft van de bedrijven zonder opvolger komt te zitten. Tegen die achtergrond is schaalvergroting een voorspelbare zaak. De overblijvende akkerbouwers zullen met nieuwe produkten moeten komen. Een kwestie van overleven. Turkeije, halverwege IJzendijke en Waterlandkerkje, een gehucht zoals Zeeuwsch-Vlaanderen er zovele telt. Een vlek op de kaart, niet meer dan een verzameling huizen en boerderijen, aan en vlakbij de dijk gebouwd, waarover de weg loopt. Op de boerderij in de bocht van de weg groeide Herman Wijffels op, als oudste zoon in een gezin met acht kinderen. Zeventien j aar - tot en met middelbare schooltij d - woonde hij er en ging er naar school. Daar werd hij gevormd, daar kreeg hij zicht op het leven. Met grote liefde spreekt hij over het land en de mensen. Naar de middelbare school (St. Eloy) in Schoondijke en het laatste jaar naar Oostburg. Op de fiets, door weer en wind. Zelfs die ene keer toen het decimeters had gesneeuwd. Herman Wijffels was zo ongeveer de enige die de elementen trotseerde en op tijd op school arriveerde. Leraren en mede-leerlingen lieten verstek gaan, zodat de jeugdige boerenzoon zichzelf maar een vrije dag gaf. Hij kan er nog om lachen. Zoals Herman Wijffels het vertelt, was het leven één groot feest voor hem. „Als ik terugkijk zeg ik: het waren buitengewone aangename omstandigheden waaronder ik opgroeide. Zo'n boerderij was vroeger een soort kosmos. Je had er het leven in een notedop. Een wereld op zichzelf. Er zat evenwicht in, maar ook beweging en verandering. Daar heb ik een hoop evenwicht opgedaan. Een heel belangrijk aspect, dat je je hele verdere leven meeneemt. Ik vind dat een heel sterk deel van mijn vooropleiding". - Heeft Wijffels er ooit over gedacht na zijn studie naar Zeeland terug te keren? „Nee, dat niet. Kijk, wij warén met drie jongens thuis. Ik was de oudste en ik kon redelijk goed studeren. Thuis zeiden ze: Ga jij maar verder leren. Zeventien was ik en het werd economie in Tilburg. Dat was de stap weg, nietwaar. Zo heb ik dat beleefd. Je kon toen al zien dat er in Zeeland weinig emplooi is voor economen. Ik heb me van meet af aan gerealiseerd: Dit is de definitieve stap over de Schelde en hoogstwaarschijnlijk uit Zeeland. Ik ben nu bijna dertig jaar weg uit Zeeuwsch-Vlaanderen. Ik kom er nog regelmatig, maar ik voeg er gelijk aan toe: het is goed dat er telefoon is". Wijffels woonde - 'zeer naar mijn zin' - in Den Haag, Wassenaar en Brussel, maar sinds hij werkt op het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht, woont hij in het meer landelijke Maarn. Een dorp dicht bij een stedelijk müieu, met alle mogelijkheden voor muziek, schouwburg, bioscoop, winkels spreekt hem wel aan. Herman Wijffels en de landbouw. Hij heeft zo zijn eigen mening over het reilen en zeilen in deze bedrijfstak. „Akkerbouw", doceert de Rabo-topman, „is geen echte Nederlandse activiteit, althans in internationaal verband gezien. Optimale omstandigheden voor de akkerbouw zijn er bijvoorbeeld op de grote vlakten van Noord- en Zuid-Amerika en in enkele grotere Westeuropese landen. Het kostenaspect speelt daarbij een belangrijke rol. De grondprijs is er de helft of minder van wat zij bij ons is. In de optiek van een Engelse en Franse akkerbouwer houden wij ons met een soort grove tuinbouw bezig: aardappelen, uien, verschillende soorten zaden, grove groenten. Op die weg zullen we verder moeten gaan. Je ziet die elementen al meer en meer terugkeren in het bouwplan. Dat lijkt me een goede zaak. Maar het is een illusie te denken dat hiermee de oplossing is gevonden. Zo kun je het niet stellen. Daarvoor is het probleem te complex. De Het buurtschap Turkeije: 'de kosmos in een notedop'. foto wim riemens De voorzitter van de hoofddirectie van de Rabo-bank, drs H. H. F. Wijffels. oplossing moet worden gezocht door langs verschillende lijnen vernieuwing tot stand te brengen. Voor een deel ook zal schaalvergroting voor een oplossing moeten zorgen. Toen ik opgroeide was het gebruikelijk dat op veertig hectare twee jongens thuisbleven. Het waren geen gouden tijden, maar toch gebeurde het volop. Voor de generatie van toen, dat zijn nu mensen van in de vijftig, is het uitgesloten dat zij allen een opvolger zullen hebben. Minstens de helft van de bedrijven komt de komende tien jaar zonder opvolger te zitten. Vroeger kon je nog met twee gezinnen van honderd gemet (40 ha) leven; dat is nu uitgesloten. De opvolgingsdruk vroeger, heeft de relatieve bedrijfsomvang in Zeeland klein gehouden. Kijk, aardappelen en uien zullen ooit wel weer eens wat meer gaan opbrengen. Deze produkten worden nu alweer enkele jaren beneden de kostprijs afgezet. Dat kan gewoon geen jaren meer duren. Dat is ondenkbaar. Zo werkt de markt ook niet. Er komt wel weer een betere tijd. Maar de echte grote uitschieters naar boven, zoals die in het verleden nog wel eens wilden voorkomen, nee, die moet je niet meer verwachten". Wijffels heeft een groot vertrouwen in de daadkracht van de boer. Met geld op de bank uitzetten méér verdienen dan in de landbouw? De Rabobank-hoofddirecteur weet dat het 'zo niet werkt.' „Een boer redeneert op een andere en naar mijn gevoel niet minder relevante logica: die wil investeren in de continuïteit van zijn arbeidsplaats. Dat is de reden waarom wordt gehandeld in quota voor melk. Daar kun je ook van zeggen dat als je drie ton besteedt voor het aankopen van honderdduizend kg melk, je een investering doet, waarvan op geen enkele wijze is te berekenen dat deze echt rendabel is in vergelijking met andere investeringsmogelijkheden. Toch rekent een boer niet zo. Die kijkt naar zijn arbeidsplaats. Door de jaren blijkt tenslotte toch dat zo'n investering een positief reëel rendement oplevert. Als je met geldontwaarding rekening houdt valt het best mee". Het gesprek met drs Wijffels vindt plaats in zijn kamer op de vijfde verdieping van het Rabobankgebouw aan de Croeselaan in Utrecht. Een plaats hoog boven het gewoel van het Utrechtse zakencentrum. Herman Wijffels heeft er uitzicht over een keur van gebouwen, waarin het economische hart

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 29