weimar en dessau DOMELA NIEUWENHUIS prediker van het aardse paradijs PZC/ week-uit 23 grondslag uitvoering traditie andré oosthoek andré oosthoek aanhang integratie jan van damme ZATERDAG 30 APRIL 1988 Als proiessor iviax Biii, architect, constructivistisch kunstenaar en lid van het Zwitserse parlement, in 1958 in 'zijn' Hochschule für Ge- staltung Ulm exposeert, doet hij dat op het thema Die Gute Form. Daar mee raakt hij aan doel en streven van het instituut dat hij enkele jaren -min of meer in de geest van het Bau- haus- heeft geleid. Max Bill is een van de tientallen leer lingen van het Bauhaus die een spraakmakende carrière hebben op gebouwd. Die Gute Form, van asbak tot trein. Of het nu gaat om rinkelend servies goed, een setje stoelen, de Sony-tv, speelgoedmobielen, een Olivetti- schrijfmachine, een sterke belette ring, brugontwerpen, tuinschaar blikopener, bestek naast het bord, ge gist bestek in boekvorm, een ontwerp voor vele huizen nieuwbouw of het Braun-scheermasjien, de Gestal- tungsbrigade is er goed voor. De resultaten zijn te zien in een aan trekkelijke, kleine tentoonstelling, één van de reeks die het Centre Pom pidou deze maand mei op het pro gramma heeft. Wat vooral opvalt aan deze expositie is, het mag ook wel, de goede vorm waarin deze produkten van alledag in een centrum voor schone kunsten worden gepresenteerd. Parallel met de grote Bauhaus-tentoonstelling in Brussel loopt in het Parijse Centre Pompidou een wat kleinere exposi tie die doelstellingen en produktie van de Hochschule für Ge- staltung in Ulm in beeld brengt. De HfG wordt algemeen gezien als een van de voortzettingen van de Idee van het Bauhaus. Ulm wordt daarmee op één lijn gesteld met onder meer The New Bauhaus Chicago (Laszlo Moholy-Nagy/Gropius), The School of Design Chicago (Moholy) en The Institute of Design (Chermayeff). De HfG is vooral verbonden met de namen van haar bouwer en directeur Max Bill en de tweede leider Tomaso Maldona- do. Het instituut in Ulm was actief van 1950 tot 1968. In dat laatste jaar maakte (alweer) de politiek een einde aan de Hochschule. De regering van Baden-Württemberg stelde de penningen hoger dan het aanzien van de Gute Form... zelfs dat er sprake is van het Experi ment om het Experiment. Ulm daar entegen blijkt veel meer produktge- richt: de consument moet de produ cent in alle klaarheid kunnen volgen. Er zijn nogal wat punten van over eenkomst met het Bauhaus al blijkt dat Ulm, hoewel minder bekend, op een aantal punten aanzienlijk ver der is gekomen in de uitvoering van de leer. In de Donaustad heeft men ook meer tijd en een beter werkkli maat gekend. De dreiging van een naderende oorlog, de uitzonderlijk zware repressie en haatcampagnes hebben er ontbroken. In feite ligt het beginpunt -1950- midden in de jaren van wederopbouw; er is allerwege behoefte aan een goede en vooral werkbare vorm. Zowel Bauhaus als HfG streefden naar het uitbannen van de versierde ten faveure van de beredeneerde vorm. Zoals de architectuur niet -let terlijk- schuil mag gaan achter krul len en prullen, zo moeten ook de toe gepaste kunsten hun karakter kun nen tonen. Het Bauhaus zwoer het romantisch streven naar een Kunst óm de Kunst af. Men maakt produkten uit een ze kere noodzaak, niet louter vanwege de vreugde van het produceren, was de redenering. In een groeiend aantal gevallen ziet men evenwel Bauhaus- ler de estetische ervaring boven het toepasbaar resultaat stellen, zozeer Die helderheid is bij de stichting als voorwaarde gesteld. Max Bill kon bouwen dankzij een privé-fonds dat niet voor niets de naam van Die Weisse Rose droeg. Inge Scholl en en kele medestanders trachten door dat fonds de gedachtenis levend te hou den aan de door de nazis vermoorde leden van de Duitse verzetsgroep Die Weisse Rose. Haar broer en zuster, Hans en Sophie Scholl, mobiliseer den vanuit München het aanvanke lijk puur intellectuele, later ook ge wapende verzet tegen de binnen landse Hitlerterreur. Ze moesten het met de dood bekopen. De Hochschu le für Gestaltung waar op basis van zindelijk denken, gevoel en medege voel, zou worden gebouwd aan een het zichtbare deel van een nieuwe sa menleving, kon zo'n baken gebrui ken. Docenten en studenten hebben die opdracht geïntegreerd in hun werk. Het geeft het geheel een extra-dimen sie, die men de achterkant -de bin nenkant misschien- kan noemen van wat de wereld als Goede Vorm moest veroveren. In de beste traditie van het Bauhaus verbond de HfG-UIm grote namen aan de instelling: Albers, Enzensber- ger, Jens, Gropius, Mies van der Ro- he, Mitserlich, Sugiura, Eames, Bill, Maldonado, Aicher, Gugelot, Zei- schegg, Itten en Vordemberge-Gilde- wart. De HfG zette ook de traditie voort, wortelend in het intellectuele milieu van mensen als Adolf Loos die over ornamentiek sprak als over misdaad, Peter Behrens die de eerste industrie- Ie ontwerpen voor AEG maakte, con structivisten, Werkbunders (Muthe- sis), Bauhaus 1-2-3, de functionalis ten Le Corbusier, de gebroeders Roth, Alvar Aalto, Saarinen, Nervi, Prouvé, Nizzoli. We moeten bij Ulm vooral denken aan de vorm van een omgeving waar in de dingen van alledag, bewegend of niet, hun plaats hebben gekregen. Het beeldmerk van Lufthansa bij voorbeeld, de diatrommel van Ko dak, de hifï-installatie van Braun, de metrovoertuigen van Hamburg. We moeten ook denken aan de invloed van dat alles op de ontwikkeling van het kunstonderwijs in Europa, de VS, Japan. Ulm telde immers vijftig procent bui tenlanders onder zowel docenten als studenten. De uitstraling van de Go- de Vorm. (L'école d'Ulm, Centre Pompidou, Parijs- Rambuteau. Tot 24 mei. Toegang gratis, catalogus Ffrs 130) Slot van pagina 21 Dat komt onder meer tot uiting in de directe herkenning van veel vormen die in de dagelijkse leefomgeving - van deurknop tot leunstoel - een toepassing hebben gevonden. De inrichters van de expositie hebben de nadruk gelegd op de pedagogische kanten. Zo krijgt men de blauwdruk én de uitwerking voor ogen van een onderwijssysteem in al zijn aspecten: voorbereidingscursus (brugklas), theorie, werkplaatsen, produktie-afdelingen. De integratiegedachte, bij het begin door Gropius geformuleerd, heeft binnen de sferen van Bauhaus en gelijkgerichte stromingen volledig ingang gevonden. Resultaat: kunstnijverheid is als secundair begrip opgeheven en staat niet langer ónder de Kunsten. De wereldwijde verspreiding van voorwerpen heeft de tentoonstelling die op volledigheid mikt, parten gespeeld. Lang niet alles kon achterhaald worden. Maar toch, uit de veertien j aren Weimar en Dessau zijn driehonderd werken van 64 kunstenaars bijeengebracht. Daarnaast is er een uitgebreide documenatatie. Behalve de baanbrekende vorser Wingler heeft ook de Oostduit.se regering- Weimar en Dessau horen nu tot de DDR - danig aan inventarisatie gedaan. Uit de DDR is bovendien een opmerkelijke collectie werkstukken - textiel, meubelen, keramiek, voorwerpen van vrije en gebonden kunst én ontwerpen - naar België gekomen. Dat leidt alles tot een manifestatie van de eenheidsgedachte, het document van een ideaal dat weerklank heeft gevonden. Meer cultuur dan kunst: de verzoening van het streven naar artistieke subjectiviteit en de meer objectieve instelling van het technisch complex. Een boeiend verslag. Bauhaus 1919-1933, Weimar en Des sau, Museum voor Moderne Kunst, Mu seumplein/Kunstberg, Brussel. Open: dagelijks van 10 tot 13 en van 14 tot 17 uur. Niet op maandagen, zondag 1 mei en donderdag 12 mei. Driedelige cata logus, 600Bfrs, toegang lOOBfrs. Tot 30 mei.) Precies honderd jaar geleden werd Fer dinand Domela Nieuwenhuis als eerste socialist in de Tweede Kamer gekozen. Een mijlpaal in de geschiedenis van de arbeidersemancipatie, die vooral in Friesland op grote schaal wordt her dacht. De voormalige predikant kon ook in Zeeland op een vaste aanhang reke nen. Vooral Vlissingen ontwikkelde zich tot een bastion van het syndicalisme. Domineeszoon Bert Altena heeft zich in de geschiedenis van de oude arbeiders beweging verdiept. Als secretaris van het Domela-Nieuwenhuisfonds zet hij zich in voor de verbreiding van de denk beelden van de socialistische voortrek ker. In Zeeland, schreef Domela Nieuwenhuis in zijn memoires, slaat vooral het onderwerp Christendom en socialisme aan. Met dat item trok hij eind negentiende eeuw volle zalen in de veel meer christelijke dan socialistische provincie. Christendom en socialisme, als gewezen dominee en strijdbaar socialist - later anarchist - was dat onderwerp de verkondiger van het rode woord op het lijf geschreven. Prediker van het aardse paradijs, werd hij later genoemd. In de Zeeuwse dreven en stadjes liet de apostel van de arbeiders de harten van zowel voor- als tegenstanders sneller kloppen. Momenteel wordt landelijk herdacht dat Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) een eeuw geleden als eerste socialist zijn intrede deed in het parlement. Een mijlpaal in de geschiedenis van de arbeidersemancipatie. Want in een tijd^aier alleen nog maar over algemeen kiesrecht werd gepraat had de gezeten burgerij het politieke alleenrecht. Groot was in die kringen dan ook de ontzetting, toen het Friese district Schoterland de ex-predikant toegang tot de volksvertegenwoordiging verschafte. Of Domela Nieuwenhuis zelf lang onder de indruk van zijn verkiezing is geweest, valt te bezien. Al vlug ontdekte hij dat het parlement niet de weg openlegde naar de vrije, socialistische maatschappij die hem voor ogen stond. In 1891 hield hij het dan ook voor gezien, om zich zes jaar later definitief tot de anarchistische beweging te bekeren. Het optreden van Domela Nieuwenhuis is nauw verbonden met de ontwikkeling van het socialisme. Overal in het land had hij fervente medestanders, die hem op de voet volgden. Ook in Zeeland. Al mag P. J. Meertens dan beweren, dat er in het Zeeuwse geen voedingsbodem was voor het anarchisme, toch bestond er weldegelijk een trouwe aanhang. Zeker Vlissingen was in die jaren een bastion van vrije socialisten. Afgezien van de historicus- letterkundige Meertens hebben de vroege rode bewegingen in Zeeland weinig of geen onderzoekers en schrijvers mogen inspireren. Daar komt enige verandering in. Domineeszoon Bert Altena maakt sinds 1978 studie van de Vlissingse en - ter vergelijking - Middelburgse arbeidersbeweging. In 1950 geboren in het Gelderse Nijkerkerveen kwam hij op 11-jarige leeftijd in Koudekerke terecht, waar zijn vader dominee werd. Een jaar voor hij in 1969 aan de Vrije Universiteit in Amsterdam geschiedenis ging studeren, verhuisde de familie naar Zoutelande. Na het afstuderen - precies tien jaar geleden - gingen zijn gedachten uit naar een promotie op de arbeidersbeweging en de maatschappelijke ontwikkeling in de Scheldestad tussen 1875 en 1928. Zijn werk op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis liet hem aanvankelijk weinig ruimte. Vijf jaar geleden kon hij zich met een beurs van de Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek volledig op zijn proefschrift toeleggen, zodat hij binnen een jaar denkt te promoveren. „Een baard, een dikke buik en een gebroken geweertje", zegt hij, als hem telefonisch gevraagd wordt hoe voorkomen kan worden dat het rendez-vous op het Amsterdams centraal station misloopt. In het Domela Nieuwhuismuseum op de Herengracht doet hij gedetailleerd verslag van de pionierende socialisten, die in Zeeland het voortouw namen. Geduldig, met veel uithoudingsvermogen. In de zaal van het museum zijn slechts twee stoelen voorhanden: één voor bezoekers, en één van Domela Nieuwenhuis, waar enkel naar mag worden gekeken. Staand praten, laat hij meerdere keren weten, is geen enkel probleem. Bert is secretaris van het Domela Nieuwenhuis Fonds. Verbreiding van de denkbeelden van de grote voorganger, dat is het ideaal dat nog altijd nastrevenswaardig wordt geacht. „Zeker", klinkt het na een lichte aarzeling, „ik heb affiniteit met de ideeën van Domela Nieuwenhuis, ik stel mezelf op het syndicalistische standpunt." In Friesland wordt Domela Nieuwenhuis grootscheeps met tentoonstellingen, lesprogramma's voor scholen en symposia herdacht. Afgelopen vrijdag sprak fonds secretaris Altena op een studiedag in Leeuwarden over Zeeuwse anarchisten en andersoortige gelovigen. Met de dag van de arbeid voor de deur is het een drukke tijd voor wie het rode kamp een warm hart toedraagt. Bert Altena, secretaris van het Do mela Nieuwenhuisfonds, bij een serie portretten van het de socialistische voortrekker. foto emiel van lint De ontwikkeling van de oude arbeidersbeweging laat zich het best aan de hand van de levensloop van Domela Nieuwenhuis beschrijven. Voor velen was hij de opvolger van Multatuli als voorganger in de Vrijdenkerij. Van 1870 tot 1879 werkte hij als Luthers predikant in Harlingen, Beverwijk en Den Haag. Voor de burgerij ontpopte de dominee zich als een 'afgezant van de duivel' door de kerk de rug toe te keren en zich aan te sluiten bij de voor de belangen van de lagere klassen strijdende socialisten. De Sociaal Democratische Bond (SDB) werd in 1881 de eerste socialistische partij in Nederland. Domela was in de beginjaren partijsecretaris, en redigeerde het door hem opgerichte blad Recht voor Allen. De opvattingen waren anti-kerkelijk, anti-koningsgezind en revolutionair. In 1893 ontstond verschil van mening over deelname aan de verkiezingen. Dat werd het startpunt van Troelstra's Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) - de voorganger van de PvdA - die voor een parlementaire benadering koos. Principiële anarchisten als de gewezen predikant konden die weg niet begaan, hij hield vast aan een strategie buiten volksvertegenwoordiging en andere machtsstructuren om. „Anarchisme", zegt Altena, „wordt te dikwijls gezien alsweg met de staat, weg met alles, we maken eerst een puinhoop om dan weer iets nieuws op te bouwen. Dat is een verdraaiing, op die manier zal nooit goed begrepen worden hoe de beweging zich ontwikkeld heeft. De wereld veranderen, de overtuiging datje in staat bent om dat te bereiken, dat is een hoofdkenmerk van de anarchistische stroming. Het gaat om de vrijheid van het individu, dus moetje zorgen dat er in de beweging voor iedereen ruimte wordt gelaten. Dat is ook de grote kritiek op de Russische revolutie, waar Domela Nieuwenhuis aanvankelijk nog wel heil in zag. Al gauw ziet hijdat er regeringen komen die weer nieuwe onderdrukkingsmechanismen ontwikkelen.In de syndicalistische vakbeweging kwam die anarchistische overtuiging tot uiting in het sterk gedecentraliseerde Nederlands Arbeids Secretariaat (NAS). Altena: „De syndicalisten wilden een zo groot mogelijke democratie binnen de vakbond. Een goed gevulde stakingskas, die niet open mocht vanwege de strategische positie van de bond, dat was niets voor hen. Wie wilde staken moest hoe dan ook gesteund worden, want zelfs als de werkgevers wonnen, je kon er altijd van leren. In zekere zin kun je Domela Nieuwenhuis en zijn mensen apostelen van de nieuwe wereld noemen. Ze probeerden al vóór de revolutie volgens de principes van de echte socialistische staat te leven." Die denkbeelden vonden in de arbeidersstad Vlissingen een rijke voedingsbodem. Veel rijker dan in Middelburg, waar - aldus Altena - meneer de graaf en meneer de jonkheer het voor het zeggen hadden. De krachten voor maatschappelijke integratie waren in de hoofdstad met een goed ontwikkelde middenstand en een omvangrijke intelligentsia sterk. In Vlissingen daarentegen maakten de arbeiders het grootste deel van de bevolking uit. De middenstanders waren op hen aangewezen, omdat een maatschappelijke bovenlaag vrijwel ontbrak. Twee notarissen, een burgemeester en enkele bedrijfsdirecteuren - onder wie de iedereen overvleugelende Schelde- directeur - meer notabelen waren er niet te vinden. Altena: „Voor anarchistische denkbeelden werd een zekere onafhankelijkheid geëist. In Vlissingen proefje dat nog altijd. Ga maar eens meteen lintje op je jas in de Palingstraat lopen, dat zal niet meevallen. Je moet het zélf doen, dat idee leefde sterk. Het parlement werd als een organisatie beschouwd, waarin mensen op jouw schouders proberen omhoog te klimmen." Domela Nieuwenhuis grapte ooit: parlement, dat komt van parler en mentir, praten en liegen. Vlissingen gold als één van de bolwerken van het syndicalisme. Uit die stad, werd er in de SDAP gezegd, kan nooit iets goeds komen. Tot ruim na de eerste wereldoorlog bleef de syndicalistische vakbeweging dominant. De uit Axel afkomstige A. J. Lansen, Lodewijk Mieremet, de later tot Tolstojaan uitgegroeide Johannes Koenraad van der Veer, Christiaan Cornelissen, J. de Lange en Bram Hooze waren in het Zeeuwse strijders van het eerste uur. Het van 1894 tot 1922 in Middelburg uitgegeven blad 'De Toekomst' kreeg als socialistische spreekbuis landelijke bekendheid. Domela Nieuwenhuis kwam zijn medestanders in het verre zuidwesten op gezette tijden een hart onder de riem steken. Van zijn spreekbeurten werd in de Middelburgsche Courant - een liberaal blad dat zich volgens Altena aanvankelijk vrij welwillend tegenover de socialisten opstelde - uitgebreid verslag gedaan. Slechts een enkele keer liepen de bijeenkomsten uit de hand. Zoals in 1894, toen Domela Nieuwenhuis en Van der Veer bij Heinkenszand door dronken boeren met messen werden belaagd. Die gebeurtenis - blijkt uit zijn memoires - maakte diepe indruk op de anarchistische voorman. De gestaalde propagandist Van der Veer was minder uit het veld geslagen, hij had als leider van grote werklozendemonstraties al meer kluiten en aardappels naar zijn hoofd gehad. Naarmate de arbeiders meer rechten verwierven, nam de aanhang van de radicale beweging af. De gematigder sociaal democraten kregen de wind in de zeilen. Eerst in Middelburg met figuren als Wibaut, en in de loop van de j aren twintig ook in Vlissingen. De vrije socialistische beweging rond Domela Nieuwenhuis kon niet op tegen het algemeen stemrecht en de via de vakbonden ingevoerde werkloosheidsverzekering. De syndicalisten hielden zich principieel afzijdig van dergelijke nieuwe ontwikkelingen. De revolutionaire strijd tegen kapitaal, kazerne, kerk, kroeg en koning liet geen concessies toe. Miskend en onbegrepen. Heeft de syndicalistische beweging zin gehad? Volgens Bert Altena kan het belang van de radicale stroming niet onderschat worden. „De syndicalisten hebben de arbeiders wakker gemaakt, zij hebben in feite het fundament gelegd voor het succes van de sociaal-democraten."

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 23