WILLEM OLTMANS carmiggelt een pijnlijk precies portret boeli van leeuwen HET TEKEN VAN JON A letters S letteren - enno endt onhandig indonesië hans warren vertalingen LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren ZATERDAG 30 APRIL 1988 Niemand ter wereld vindt de Me moires die Willem Oltmans sinds 1985 publiceert zo interessant als Oltmans zelf. Verdienen deze per soonlijke geschriften ook de belang stelling van anderen? Mogelijk wel, maar dan om andere redenen dan de schrijver veronderstelt. Zijn dag boeknotities, voorzien van uitvoeri ge toelichtingen, zijn sléchts te waarderen als de getuigenis van een zeer merkwaardige persoonlijkheid. Oltmans blijkt namelijk de tegen strijdigheid in levende lijve te zijn. Hij is geheel van zichzelf overtuigd en tegelijk uiterst kwetsbaar. Hij kan opscheppen en dan weer zonder enige terughoudendheid al zijn mis lukkingen opbiechten. Hij is iemand die poseert maar vervolgens alle middelen aandraagt om zich te laten ontmaskeren. Nu eens debiteert hij onwaarschijnlijkheden, dan weer blijkt hij tot onthutsende eerlijk heid in staat. Hoewel het erop lijkt dat hij zijn Memoires openbaar is gaan maken met de hoop het vader land eindelijk eens te laten zien dat hij een groot man is, hoeveel spot hij ook moest gedogen, geeft hij in feite met deze boeken zijn tegenstanders een heel arsenaal wapens in handen om hem belachelijk te maken. Op deze Memoires valt veel aan te merken. Dat alles is terug te voeren op de onhandigheid van de auteur. De stijl is gebrekkig, het arrange ment chaotisch. De mengeling van dagboekaantekeningen en herinne ringen bevredigt niet. Zoals ook de combinatie van overgeschreven kranteberichten en intieme confes sies weinig gelukkig blijkt. De dag boeknotities is hij achteraf gaan be werken, maar vaak op ondoordachte manier. Je künt niet op 20 juli 1958 genoteerd hebben. 'Schreef een re portage over de UNO voor Vrij Ne derland, die de prullemand in zou gaan'. Die laatste zes woorden zijn la ter toegevoegd en passen in de me- moirestijl. Je künt niet op 28 jan. 1959 in je dagboek noteren: 'Willem Drees meldde later schijnheilig in zijn me moires....' wanneer die Memoires pas in 1962 verschenen zijn. Het kost ook weinig moeite hem op onwaarheden te betrappen. In het boekje Het dagboek als Camera Ob scura meldt hij dat hij in de Verenig de Staten woont, terwijl zijn thuis te genwoordig in Amsterdam is. Is het zijn behoefte om zich af te zetten te gen het kleinburgerlijke Nederland die hem tot zo'n irrelevante uit spraak verleidt? Voortdurend stelt hij zich immers op als man van de we reld, terwijl bijvoorbeeld minister president Drees wordt afgeschilderd als 'het type van de brave vaderlan der, die om 09.00 op de flets stapte om naar kantoor te gaan, tas onder de snelbinder, boterhammen mee'. Vanzelfsprekend kan zo'n brave va derlander volgens Oltmans geen be kwaam staatsman zijn, terwijl hijzelf met al zijn flair gemakkelijk de weg zou vinden in de wereldpolitiek. redactie andré oosthoek Willem Oltmans foto cees zorn De acteur Ton van Duinhoven was de dag na de dood van Simon Carmiggelt nadrukkelijk in het nieuws vanwege zijn streven naar een 'klein maar prachtig' standbeeld in het Eerste Weteringplantsoen. Er was lichte irritatie bij de weduwe, Tine Carmiggelt. Ze voelde zich overrompeld, overdonderd. Van Duinhoven zou nauwelijks overleg hebben gepleegd. Het wordt allemaal bijgelegd. De Amsterdamse beeldhouwer Kees Verkade, een vriend van de acteur, gaat in zijn Franse atelier aan het werk. Van Duinhoven vindt dat Verkade schitterende dingen maakt. Zijn eigen borstbeeld in het Nieuwe de la Mar kwalificeert hij als 'meesterlijk', 'beeldschoon'. „Het zal geld rééégenen", voorspelt Van Duinhoven. „Guldens en tientjes van de gewone mensen die Simon als geen ander kende en die hij zo prachtig heeft beschreven. Ik zie de bui al hangen". Daarna is het opeens stil, lijkt het. Van Duinhoven: „Haha, nee hoor, duizenden hebben gebeld, duizenden hebben gegeven. Vijfennegentigduizend guldens. Twee ontwerpen zijn gereed. Half mei zullen wij de ontwerpen tijdens een diapresentatie tonen. Eerst voor een aantal mensen dat, hoe moetje dat noemen, jgezag heeft, bevoegd is tot oordelen. Wie? Daar kan ik nog niet expliciet over wezen, want ik moet ze nog uitnodigen. Maar ze zijn van verschillende disciplines, mensen uit de theaterwereld, een professor in de psychiatrie, journalisten op hoge posten, vrienden van Carmiggelt vooral. Het is nog te prematuur om namen te noemen". En de gewone mensen, de gevers? „Voor hen komt een permanente presentatie van de ontwerpen in het NTI, het Nederlands Theater Instituut, een schitterende locatie, volstrekt belangeloos ter beschikking gesteld. Bij het NTI zijn ze dol op Carmiggelt en mij". Over de ontwerpen wil hij eveneens nog even in het vage blijven. „Maar het betreft in ieder geval geen mannetje op een sokkeltje". Oltmans spreekt zichzelf in zijn Me moires ook bij herhaling tegen. Op pagina 14 van het vierde deel roddelt hij er lustig op los over koningin Juliana die een zekere Adamski, spe cialist op het gebied van vliegende schotels, ten paleize had genodigd. Twee bladzijden verder volgt een aantekening dat hij een brief aan Juliana stuurt omdat hij het 'een schande (vindt) zoals de media het bezoek van mijnheer Adamski had den opgeblazen'. Zoiets komt ronduit hypocriet over, maar mogelijk is het alleen zijn gerin ge aanleg voor literaire vormgeving die hem parten speelt. Anders zou hij niet zo openhartig zijn over de gewei gerde boeken, ni£t geplaatste artike len, ongelukkig verlopen sollicitaties en al die andere pijnlijke kwesties waarvan niemand behalve hijzelf op de hoogte kan zijn. De onhandigheid heeft weieens ko mische gevolgen. In het voorwoord van deel vier bedankt hij iemand die 'met eindeloos veel geduld zoveel mogelijk slordigheden of onneder- landse zinswendingen heeft bijgesle pen'. Oltmans verontschuldigt zich dan: 'Na dertig jaar voornamelijk in het buitenland en de VS te hebben gewoond, ben ik niet alléén steeds meer in het Engels gaan denken, maar vooral ook gaan schrijven, met alle nadelige gevolgen voor het zuive re gebruik van het Nederlands van dien'. Het buitenland en de VS. Dat is met een weer een stilistische slordigheid erbij. De Memoires gaan inderdaad meer en meer in het Engels geschre ven passages bevatten. Op zijn ken nis van het Engels is Oltmans nogal trots. Maar hij moffelt tekenend ge noeg niet de brief weg van The New York Times waarin men zijn mede werking afwijst met als argument: 'Your English is not up to it, not even close'. En inderdaad is zijn Engels zwak, zoals ieder met een redelijke kennis ervan kan constateren. Sex is een belangrijk thema in zijn werk, maar zelfs de Engelse term daarvoor spelt hij steevast fout. Het grootste misverstand van Olt mans lijkt mij zijn idee dat alleen het leven van iemand die steeds op' reis is, die zich voortdurend met het wereldgebeuren bezig houdt, boeiend kan zijn. Wie thuis blijft kan volgens hem nooit iets van enig be lang meemaken. Ik denk niet dat hij daarin gelijk heeft. Je kunt beter een scherp waarnemer van je eigen om geving zijn dan een alom tegenwoor dige reporter die de voornaamste dingen over het hoofd ziet. Oltmans wekt graag de indruk dat hij allerlei hoogstinteressante, onbeken de historische feiten biedt. Zijn grootste bron van informatie blijft echter net als voor u en voor mij de krant, zoals hij overigens ruiterlijk erkent. Weliswaar bezoekt hij af en toe brandhaarden - op een verkeerd mo ment. Weliswaar hoort hij dan wel eens wat - uit twijfelachtige bron. Maar wie wat weten wil over de jaren die Oltmans beschrijft heeft meer houvast aan bijvoorbeeld Keesings Historisch Archief dan aan deze Me moires. In Het dagboek als Camera Obscura becommentarieert hij uitvoerig de recente ontwikkelingen in de Sovjet unie. De Russen zouden 'slaapwan delen door hun nachtmerrieachtige levens'. Gorbatsjov is een 'gehersen spoelde communist'. Het succes van diens boek Perestrojka verklaart Oltmans uit dezelfde 'verstandsver bijstering' die indertijd van Mein Kampf een succes maakte. De waar de van zulke met aplomb gegeven commentaar is vrijwel nihil. Alleen al omdat hij de Russische taal niet be heerst blijft hij van inside informa tion verstoken. Het dagboek als Camera Obscura is bedoeld als een theoretisch werkje over dagboekliteratuur, een tegen hanger van mijn vorig jaar versche nen Het dagboek als kunstvorm. Het is een typisch staal van Oltmans- schriftuur. Inderdaad maakt hij en kele opmerkingen over het dagboek, het zijne houdt hij bij om 'meer baas te worden in eigen brein'. De brochu re bevat echter vooral uitweidingen waaraan kop noch staart te ontdek ken valt. Hij ontpopt zich niet alleen als Kremlinwatcher maar ook als fi losoof over het menselijk brein, Suri- namespecialist en Zuidafrikakenner. Het boekje schreef hij op reis in Suri name, Frans-Guyana en Zuidafrika. Daardoor kon hij 'nauwlijks' naslag werken raadplegen - toch bevat de li teratuurlijst titels van zestig zeer ge leerde boeken. De Memoires hebben zich uitgebreid met deel III over de jaren 1957-1959 en deel IV over de periode 1959-1961. In deel drie voelt Oltmans zich nog steeds achtervolgd door de BVD. De spanningen tussen Indonesië en Ne derland hebben volop zijn belang stelling. Zijn journalistieke onaf hankelijkheid zet hij op het spel door zich zonder mandaat als diplo maat te gedragen. Hij ontmoet Su karno en zegt deze dat Frieda, Olt mans' echtgenote, 'van mening was dat ik meer van hem hield dan van haar'. Jammer genoeg krijgen we Sukarno's reactie daarop niet te ho ren. De moeilijkheden in zijn persoonlijke leven gaan door. De mariage blanc met Frieda verloopt en hij 'heeft sex' met hele stoeten jongens. De inhoud van deel vier komt in grote lijnen op hetzelfde neer. Hij houdt le zingen in Amerika, reist naar Cuba en Kongo en ziet achter elke tegen slag de hand van de BVD. In 1987, schrijft hij, pest de Neder landse overheid hem nog steeds: 'Een onwettige activiteit waarvan ik de bewijzen heb'. Een ongelukkig toeval wil dat Oltmans vergeet deze bewij zen te geven. De jongensavonturen krijgen een vervolg, het huwelijk met Frieda eindigt en er lijkt even een nieuwe vrouw in zijn bestaan te ko men. Alles mag onhandig zijn aan deze Memoires, de historische waarde er van mag beperkt zijn, er mag nog veel meer aan mankeren - Oltmans' oprechtheid staat, ook al heeft hij de schijn tegen, buiten kijf. De lezer is daardoor in ieder geval verzekerd van een pijnlijk precies portret van een figuur zoals je er waar ook ter wereld geen tweede tegen zal ko men. 1. Willem Oltmans: Het dagboek als Ca mera Obscura - 60 pag.lf 15,90. 2. Willem Oltmans: Memoires 1957-1959 - 340 pag.lf 32,50, geïll. 3. Willem Oltmans: Memoires 1959-1961 - 340 pag.lf 32,50, geïll. Alle uitgaven: In den Toren, Baam. Carmiggelt Zeven vertalers van literair werk hebben van de stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst een vertaalopdracht gekregen. Peter Bergsma kreeg de opdracht „Gravity's Rainbow" van Pynchon te vertalen, Carolien Brouwer het boek „Mutmassungen über J acob" van Uwe Johnson, Thérèse Cornips het derde deel van „Sodome et Gomorrhe" van Proust en Barber van de Pol „Suenos" van Quevedo. Verder kreeg Anneke Pijnappel opdracht „Salon de 1859" van Beaudelaire te vertalen, Peter Nijmeijer gedichten van Michael Hartnett en Paul Muldoon en M. d'Hane-Scheltema werd de opdracht verstrekt „Metamorphosen" van Ovidius te vertalen. Voor de opdrachten is in totaal een bedrag van 40.000 gulden beschikbaar. De Neerlandicus Enno Endt houdt dinsdag 10 mei in de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg een lezing over het gedicht Mei van Herman Gorter. Op 18 april 1887 schreef Gorter 1864-1927) de beginregels ,Een nieuwe lente en een nieuw geluid'. Het gedicht verscheen in 1889 als boek. Endt gaat in op de levensloop van Gorter en vertelt over de verschillende handschriften van het gedicht. Ook getuigenissen van Van Looy, Kloos, Van Eeden en Verwey komen aan de orde. Verder besteedt hij ondermeer aandacht aan de latere drukgeschiedenis en de waardering gedurende de afgelopen honderd j aar. Enno Endt 1923) studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1953 tot 1962 was hij leraar aan lycea in Den Haag en Amsterdam, en van 1960 tot 1986 was hij wetenschappelijk medewerker neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Met zijn Herman Gorter Documentatie en de heruitgave van de bundel Verzen (1890) heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan een beter begrip van de dichter. Mei wordt als één van de hoogtepunten van de poëzie van de Tachtigers beschouwd. Gorter schreef in de voorrede bij een herdruk van De School der Poëzie in 1905 .Terwijl ik Mei schreef, werd ik bekoord door de prozaïsten der Fransche en Hollandsche realistische, naturalistische en impressionistische school. Zij hadden een gloed en een kracht van leven, van onmiddellijkheid, hun pogen om uit ons leven zelf de schoonheid te halen betooverde mij zoo, ik had zelf dat onmiddellijke leven zoo lief, ik had zoo'n voorgevoel ook, dat er in dat leven een nog veel dieper schoonheid verborgen lag, dat ik besloot te trachten poëzie te maken van de onmiddellijke realiteit - zonder de traditie van vroegere tijden'. De lezing wordt georganiseerd door de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland SLAZ, dinsdag 10 mei, 20 uur. Hoe zou de Nederlandse literatuur eruit zien wanneer ons land geen koloniale mogendheid was geweest? Als we bijvoorbeeld nooit over Indo nesië hadden geregeerd? Veel minder interessant, zal ieder moeten toegeven. Zelfs dat heel kleine rijksdeel dat door de Antillen wordt gevormd - al bij al met een kleiner oppervlak dan de provincie Utrecht - heeft onze moderne letterkunde in aan zienlijke mate verrijkt. Schrijvers als Marugg, Arion, Van Leeuwen zorgen ervoor dat het decor van Nederlandse boeken niet alleen door druilerige Hollandse polders wordt gevormd, maar ook door zonnige Caribische eilanden. Door hen kunnen we niet enkel over de frustraties in binnenhuisjes le zen doch ook over de armoe in sloppenwijken. In een gesprek met H. M. van den Brink, opgenomen in diens Reis door de West, verklaarde Van Leeuwen tegenover zijn Nederlandse gast onder meer: 'Wij be grijpen de trends bij u niet, de manier waarop de mentaliteit zich ontwikkelt Het heeft er alles mee te maken dat wij aan de rand van een continent le ven waar mensen van de honger verrekken. Dat zet de dingen in een heel ander licht'. Van Leeuwen voelt zich nauwelijks thuis in de Ne derlandse literatuur, maar niet alleen doordat hij in het Nederlands schrijft hoort hij er wel degelijk bij. Ongetwijfeld past zijn werk in de Zuidamerikaanse cultuur, dat wil evenwel niet zeggen dat hij zich van Nederland heeft losgemaakt. Hij citeert in zijn nieu we roman Het teken van Jona even goed Greshoff als Garcia Marquez. Het boek is doorspekt met Engelse en Spaanse zinnen, zonder dat zijn Nederlands te kortschiet. Merkwaardig is dat de bijbel door de hoofdpersoon in het Nederlands wordt gelezen maar dat hij in het Engels bidt. In ondubbelzinnige be woordingen beweert hij over Europa: 'er zijn geen nieuwe horizonten meer, geen frontiers of the mind, de cultuur is tenslotte doodgelopen in de met kurk omlijnde kamer van Proust. Geen nieuwe oceanen, continenten of openbaringèn, maar een speurtocht naar de verloren tijd. '(12) Die opmerking houdt een scherpe veroordeling in, verraadt echter ook een grote mate van betrokken heid. Boeli van Leeuwen werd in 1922 op Curasao ge boren. Hij studeerde in Nederland, bekleedde later hoge ambtelijke posten op de Antillen. Tussen 1959 en 1966 publiceerde hij drie belangwekkende romans, te weten De rots der struikeling, Een vreemdeling op aarde en De eerste Adam. Na zijn pensionering in 1983 ging hij zich inzetten voor de armen en hervatte hij zijn literaire loopbaan. In 1985 verscheen de uitstekende roman Schilden van leem en nu kwam dus Het teken van Jona uit. Het christelijk geloof is in het werk van deze auteur een thema van grote betekenis. Benadrukte hij aan vankelijk vooral de zinloosheid van het menselijk bestaan, meer en meer is hij de zin van het leven bij God gaan vinden. In een interview met Jos de Roo - groot kenner van de Antilliaanse letteren en auteur van het Antilliaans Literair Logboek - uit 1976 gaf hij nog te kennen uiteindelijk niet te geloven. Aan Van den Brink vertelde hij tien jaar later evenwel: 'Ik heb me mijn leven lang met in wezen religieuze onder werpen beziggehouden, zonder dat ik mezelf gelovig wilde noemen. Ik had een rationale afkeer van die laatste stap. En toch heb ik die nu gezet'. Van Leeuwen werd ook altijd heen en weer getrok ken tussen de logiaa van het calvinisme en de mys tiek van het katholicisme. Hij heeft voor het katholi cisme gekozen. Niet voor de conventionele Europese religie overigens, maar voor de Zuidamerikaanse be vrijdingstheologie. Dianklo, hoofdpersoon in Schilden van leem, gaat liefst om met de outcasts. In de lijdende medemens herkent hij Christus. In Het teken van Jona is de situatie niet veel anders, er wordt geko zen voor solidariteit met de verdrukten en niet voor vrome praatjes. De Roomse clerus en de Paus worden in hardvochtige bewoordingen aangeval len. Een van de personages zegt zelfs over de Paus: „Hij kruisigt iedere dag opnieuw de revolutionair van Nazareth' (114). De hoofdpersoon beleeft 'het sterkst de realiteit van de Man van Nazareth' in zijn contact met hoeren. Hij benadrukt hoe aardig Jezus altijd voor hen was. Niemand anders zou 'zulk een verpletterend oordeel (hebben) uitgesproken over het establishment' als Christus. Enige bijbelkennis is vereist voor een behoorlijk be grip van Het teken van Jona. Dat 'teken van Jona' is ontleend aan Mattheus 12:40 e.v. Aan Jezus wordt een teken gevraagd, waarop deze antwoordt dat slechts 'een boos en overspelig geslacht' een teken verlangt. Het enige teken dat hen gegeven zal wor den is het teken van Jona: 'Want zoals Jona drie da gen en drie nachten in de buik van het zeemonster was. zo zal de zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn'. In Van Leeuwens boek beheerst het symbool van de walvis vooral het denken van Juan Carlos, de tegen speler van de hoofdpersoon. Voor hem staat de walvis gelijk met God. Er is een femme fatale in het leven van Juan Carlos gekomen - Laila heet zij en die naam verwijst uiteraard naar Lilith. Zij heeft duivelse eigenschappen, schept niet voor niets groot behagen in de walvisj acht. De hoofdpersoon van deze roman is een in Willemstad woonachtige schrijver die veel weg heeft van Van Leeuwen zelf. Hij is met het klimmen der jaren van een respectabele figuur 'een bekende straatfilosoof geworden. Hoeren, dronkaards, zwervers en allerlei andere arme sloebers horen tot zijn vrienden. Naar huis gaan doet hij altijd heel laat, niet in de eerste plaats omdat zijn weinig sympathieke vrouw daar op hem wacht, maar vooral uit angst voor 'het paard van Johannes' dat in zijn slaap aan hem verschijnt. Ook dit gegeven is ontleend aan de bijbel en wel aan Openbaringen 6:8: 'En ik keek, en zie: een vaal paard en de naam van wie daarop zat was de dood en het dodenrijk volgde hem'. De angstige visioenen over de dood zijn een hoogtepunt in de roman. Het is prachtige, maar gruwelijke poëzie. Er worden in de hedendaagse Nederlandse litera tuur zelden zulke sterke en huiveringwekkende be spiegelingen gescnreven. Het paard van Johannes komt hem steeds herinneren aan de eigen dood, maar brengt de hoofdpersoon ook deze gedachte: 'Nu staan wij voor het einde van de hele wereld, voor de ondergang van alle mensenkinderen' (24). De rest van de roman is lang niet zo intens, maar de hallucinaire sfeer werd consequent volgehouden. Het hele boek is bovenal een fantastische droom. Voor vele lezers zal het geheel daardoor op enigs zins wankele basis komen te staan. De humor, de wisseling van toon uit vorige boeken is bovendien deze keer vrijwel afwezig. Het indrukwekkende van Het teken van Jona komt daardoor soms op drukkend neer. Misschien heeft Van Leeuwen wel te zeer toegegeven aan de drang om de uiterste waarheden voor eens en altijd onder woorden te brengen. Wellicht is hij te- zeer een profeet geweest om afstand te kunnen ne men van zijn werk. Deze roman is een poging iets grandioos tot stand te brengen. Maar in de wereld die hier wordt opgeroepen zal lang niet iedereen zich op zijn gemak voelen. Het lijkt wel of het stramien er eerder was dan het verhaal, of de gebeurtenissen slechts dienen om een Boeli van Leeuwen foto bernard buddingh idee te illustreren. De roman bestaat uit vier delen: 'Het paard van Johannes', 'Juan Carlos', 'Balboa' en Curacao Festival'. Aan het slot van het eerste deel vaart een sleepboot de haven van Willemstad bin nen: 'En op deze onvermijdelijke boot voeren Juan Carlos de Altamarino en Laila mijn lieven in'. (41). Juan Carlos is een onmetelijk rijke grootgrondbezit ter uit het Middenamerikaanse Balboa, een geïso leerd en achtergebleven gebied. Zijn bestaan wordt uitvoerig geschilderd. Op een dag reist hij zijn sleep boot in het gezelschap van de mooie Laila voor za ken naar Curacao. Hij gaat aan land, wordt met een mes gestoken, de schrijver ontfermt zich over de hem nog onbekende zwaargewonde man. Zo wordt het leven van Juan Carlos gered. Als dank nodigt hij de schrijver uit zijn gast te zijn in Balboa. Zo ge schiedt, de ik-figuur raakt ook in de ban van Laila. Juan Carlos blijkt er onder meer een 'mensentuin' op na te houden. De nazi Mengele woont er, de bijna heilige moeder Agnes, een guerillastrijder, enzo voorts. Op een nacht weet Laila de schrijver te ver leiden. Juist als hij dat met de dood dreigt te beko pen schiet Juan Carlos te hulp. Hij 'hield de nek van Laila in een ijzeren greep, vlak onder de oren, zoals men een gifslang vasthoudt om een dodelijke beet te ontlopen. '(138). De ik-figuur - aldus door een man die niet toeval lig de iniatialen J. C. heeft van de duivel gered - keert terug naar Curaccao. Daar geeft hij dan een uitbundig feest voor de armen, de verdrukten, de gebrekkigen. Hij houdt ook een merkwaardige godsdienstige toespraak. De politie onderbreekt het feest, de schrijver moet de nacht in een cel door brengen. Dat deert hem niet, hij weet voortaan al les wat hij weten wil: 'Ik heb het gevoel in het cen trum van het heelal te staan en dat, op dit eiland, op deze kade, naast deze man, mijn ziel zich ontvouwt alks een grote blanke lelie, een kelk, om de kosmi sche manna, wit als korianderzaad, op te vangen. Ik weet dat nergens anders in het heelal de mogelijk heid bestaat goddelijke spijs uit de hand van de Mensenzoon te ontvangen. Mijn overgave zou een onbegrepen gebaar zijn in het Andromedastelsel. God woont op Santa Rosa. Hij bestaat niet zonder mij, ik besta niet zonder Hem. '(147). Boeli van Leeuwen: Het teken van Jona -176 pag.lf 25,-. In de Knipscheer, Haarlem. i

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 22