WILLEM
OLTMANS
carmiggelt
een pijnlijk
precies portret
boeli van leeuwen
HET TEKEN VAN JON A
letters S letteren
-
enno endt
onhandig
indonesië
hans warren
vertalingen
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
ZATERDAG 30 APRIL 1988
Niemand ter wereld vindt de Me
moires die Willem Oltmans
sinds 1985 publiceert zo interessant
als Oltmans zelf. Verdienen deze per
soonlijke geschriften ook de belang
stelling van anderen? Mogelijk wel,
maar dan om andere redenen dan de
schrijver veronderstelt. Zijn dag
boeknotities, voorzien van uitvoeri
ge toelichtingen, zijn sléchts te
waarderen als de getuigenis van een
zeer merkwaardige persoonlijkheid.
Oltmans blijkt namelijk de tegen
strijdigheid in levende lijve te zijn.
Hij is geheel van zichzelf overtuigd
en tegelijk uiterst kwetsbaar. Hij
kan opscheppen en dan weer zonder
enige terughoudendheid al zijn mis
lukkingen opbiechten. Hij is iemand
die poseert maar vervolgens alle
middelen aandraagt om zich te laten
ontmaskeren. Nu eens debiteert hij
onwaarschijnlijkheden, dan weer
blijkt hij tot onthutsende eerlijk
heid in staat. Hoewel het erop lijkt
dat hij zijn Memoires openbaar is
gaan maken met de hoop het vader
land eindelijk eens te laten zien dat
hij een groot man is, hoeveel spot hij
ook moest gedogen, geeft hij in feite
met deze boeken zijn tegenstanders
een heel arsenaal wapens in handen
om hem belachelijk te maken.
Op deze Memoires valt veel aan te
merken. Dat alles is terug te voeren
op de onhandigheid van de auteur.
De stijl is gebrekkig, het arrange
ment chaotisch. De mengeling van
dagboekaantekeningen en herinne
ringen bevredigt niet. Zoals ook de
combinatie van overgeschreven
kranteberichten en intieme confes
sies weinig gelukkig blijkt. De dag
boeknotities is hij achteraf gaan be
werken, maar vaak op ondoordachte
manier. Je künt niet op 20 juli 1958
genoteerd hebben. 'Schreef een re
portage over de UNO voor Vrij Ne
derland, die de prullemand in zou
gaan'. Die laatste zes woorden zijn la
ter toegevoegd en passen in de me-
moirestijl. Je künt niet op 28 jan. 1959
in je dagboek noteren: 'Willem Drees
meldde later schijnheilig in zijn me
moires....' wanneer die Memoires pas
in 1962 verschenen zijn.
Het kost ook weinig moeite hem op
onwaarheden te betrappen. In het
boekje Het dagboek als Camera Ob
scura meldt hij dat hij in de Verenig
de Staten woont, terwijl zijn thuis te
genwoordig in Amsterdam is. Is het
zijn behoefte om zich af te zetten te
gen het kleinburgerlijke Nederland
die hem tot zo'n irrelevante uit
spraak verleidt? Voortdurend stelt
hij zich immers op als man van de we
reld, terwijl bijvoorbeeld minister
president Drees wordt afgeschilderd
als 'het type van de brave vaderlan
der, die om 09.00 op de flets stapte om
naar kantoor te gaan, tas onder de
snelbinder, boterhammen mee'.
Vanzelfsprekend kan zo'n brave va
derlander volgens Oltmans geen be
kwaam staatsman zijn, terwijl hijzelf
met al zijn flair gemakkelijk de weg
zou vinden in de wereldpolitiek.
redactie andré oosthoek
Willem Oltmans
foto cees zorn
De acteur Ton van Duinhoven
was de dag na de dood van
Simon Carmiggelt nadrukkelijk
in het nieuws vanwege zijn
streven naar een 'klein maar
prachtig' standbeeld in het Eerste
Weteringplantsoen. Er was lichte
irritatie bij de weduwe, Tine
Carmiggelt. Ze voelde zich
overrompeld, overdonderd. Van
Duinhoven zou nauwelijks
overleg hebben gepleegd. Het
wordt allemaal bijgelegd. De
Amsterdamse beeldhouwer Kees
Verkade, een vriend van de
acteur, gaat in zijn Franse atelier
aan het werk. Van Duinhoven
vindt dat Verkade schitterende
dingen maakt. Zijn eigen
borstbeeld in het Nieuwe de la
Mar kwalificeert hij als
'meesterlijk', 'beeldschoon'.
„Het zal geld rééégenen",
voorspelt Van Duinhoven.
„Guldens en tientjes van de
gewone mensen die Simon als
geen ander kende en die hij zo
prachtig heeft beschreven. Ik zie
de bui al hangen".
Daarna is het opeens stil, lijkt
het.
Van Duinhoven: „Haha, nee
hoor, duizenden hebben gebeld,
duizenden hebben gegeven.
Vijfennegentigduizend guldens.
Twee ontwerpen zijn gereed. Half
mei zullen wij de ontwerpen
tijdens een diapresentatie tonen.
Eerst voor een aantal mensen
dat, hoe moetje dat noemen,
jgezag heeft, bevoegd is tot
oordelen. Wie? Daar kan ik nog
niet expliciet over wezen, want ik
moet ze nog uitnodigen. Maar ze
zijn van verschillende disciplines,
mensen uit de theaterwereld, een
professor in de psychiatrie,
journalisten op hoge posten,
vrienden van Carmiggelt vooral.
Het is nog te prematuur om
namen te noemen".
En de gewone mensen, de gevers?
„Voor hen komt een permanente
presentatie van de ontwerpen in
het NTI, het Nederlands Theater
Instituut, een schitterende
locatie, volstrekt belangeloos ter
beschikking gesteld. Bij het NTI
zijn ze dol op Carmiggelt en mij".
Over de ontwerpen wil hij
eveneens nog even in het vage
blijven. „Maar het betreft in ieder
geval geen mannetje op een
sokkeltje".
Oltmans spreekt zichzelf in zijn Me
moires ook bij herhaling tegen. Op
pagina 14 van het vierde deel roddelt
hij er lustig op los over koningin
Juliana die een zekere Adamski, spe
cialist op het gebied van vliegende
schotels, ten paleize had genodigd.
Twee bladzijden verder volgt een
aantekening dat hij een brief aan
Juliana stuurt omdat hij het 'een
schande (vindt) zoals de media het
bezoek van mijnheer Adamski had
den opgeblazen'.
Zoiets komt ronduit hypocriet over,
maar mogelijk is het alleen zijn gerin
ge aanleg voor literaire vormgeving
die hem parten speelt. Anders zou hij
niet zo openhartig zijn over de gewei
gerde boeken, ni£t geplaatste artike
len, ongelukkig verlopen sollicitaties
en al die andere pijnlijke kwesties
waarvan niemand behalve hijzelf op
de hoogte kan zijn.
De onhandigheid heeft weieens ko
mische gevolgen. In het voorwoord
van deel vier bedankt hij iemand die
'met eindeloos veel geduld zoveel
mogelijk slordigheden of onneder-
landse zinswendingen heeft bijgesle
pen'. Oltmans verontschuldigt zich
dan: 'Na dertig jaar voornamelijk in
het buitenland en de VS te hebben
gewoond, ben ik niet alléén steeds
meer in het Engels gaan denken,
maar vooral ook gaan schrijven, met
alle nadelige gevolgen voor het zuive
re gebruik van het Nederlands van
dien'.
Het buitenland en de VS. Dat is met
een weer een stilistische slordigheid
erbij. De Memoires gaan inderdaad
meer en meer in het Engels geschre
ven passages bevatten. Op zijn ken
nis van het Engels is Oltmans nogal
trots. Maar hij moffelt tekenend ge
noeg niet de brief weg van The New
York Times waarin men zijn mede
werking afwijst met als argument:
'Your English is not up to it, not even
close'. En inderdaad is zijn Engels
zwak, zoals ieder met een redelijke
kennis ervan kan constateren. Sex is
een belangrijk thema in zijn werk,
maar zelfs de Engelse term daarvoor
spelt hij steevast fout.
Het grootste misverstand van Olt
mans lijkt mij zijn idee dat alleen
het leven van iemand die steeds op'
reis is, die zich voortdurend met het
wereldgebeuren bezig houdt,
boeiend kan zijn. Wie thuis blijft kan
volgens hem nooit iets van enig be
lang meemaken. Ik denk niet dat hij
daarin gelijk heeft. Je kunt beter een
scherp waarnemer van je eigen om
geving zijn dan een alom tegenwoor
dige reporter die de voornaamste
dingen over het hoofd ziet.
Oltmans wekt graag de indruk dat hij
allerlei hoogstinteressante, onbeken
de historische feiten biedt. Zijn
grootste bron van informatie blijft
echter net als voor u en voor mij de
krant, zoals hij overigens ruiterlijk
erkent.
Weliswaar bezoekt hij af en toe
brandhaarden - op een verkeerd mo
ment. Weliswaar hoort hij dan wel
eens wat - uit twijfelachtige bron.
Maar wie wat weten wil over de jaren
die Oltmans beschrijft heeft meer
houvast aan bijvoorbeeld Keesings
Historisch Archief dan aan deze Me
moires.
In Het dagboek als Camera Obscura
becommentarieert hij uitvoerig de
recente ontwikkelingen in de Sovjet
unie. De Russen zouden 'slaapwan
delen door hun nachtmerrieachtige
levens'. Gorbatsjov is een 'gehersen
spoelde communist'. Het succes van
diens boek Perestrojka verklaart
Oltmans uit dezelfde 'verstandsver
bijstering' die indertijd van Mein
Kampf een succes maakte. De waar
de van zulke met aplomb gegeven
commentaar is vrijwel nihil. Alleen al
omdat hij de Russische taal niet be
heerst blijft hij van inside informa
tion verstoken.
Het dagboek als Camera Obscura is
bedoeld als een theoretisch werkje
over dagboekliteratuur, een tegen
hanger van mijn vorig jaar versche
nen Het dagboek als kunstvorm. Het
is een typisch staal van Oltmans-
schriftuur. Inderdaad maakt hij en
kele opmerkingen over het dagboek,
het zijne houdt hij bij om 'meer baas
te worden in eigen brein'. De brochu
re bevat echter vooral uitweidingen
waaraan kop noch staart te ontdek
ken valt. Hij ontpopt zich niet alleen
als Kremlinwatcher maar ook als fi
losoof over het menselijk brein, Suri-
namespecialist en Zuidafrikakenner.
Het boekje schreef hij op reis in Suri
name, Frans-Guyana en Zuidafrika.
Daardoor kon hij 'nauwlijks' naslag
werken raadplegen - toch bevat de li
teratuurlijst titels van zestig zeer ge
leerde boeken.
De Memoires hebben zich uitgebreid
met deel III over de jaren 1957-1959
en deel IV over de periode 1959-1961.
In deel drie voelt Oltmans zich nog
steeds achtervolgd door de BVD. De
spanningen tussen Indonesië en Ne
derland hebben volop zijn belang
stelling. Zijn journalistieke onaf
hankelijkheid zet hij op het spel
door zich zonder mandaat als diplo
maat te gedragen. Hij ontmoet Su
karno en zegt deze dat Frieda, Olt
mans' echtgenote, 'van mening was
dat ik meer van hem hield dan van
haar'. Jammer genoeg krijgen we
Sukarno's reactie daarop niet te ho
ren.
De moeilijkheden in zijn persoonlijke
leven gaan door. De mariage blanc
met Frieda verloopt en hij 'heeft sex'
met hele stoeten jongens.
De inhoud van deel vier komt in grote
lijnen op hetzelfde neer. Hij houdt le
zingen in Amerika, reist naar Cuba
en Kongo en ziet achter elke tegen
slag de hand van de BVD.
In 1987, schrijft hij, pest de Neder
landse overheid hem nog steeds: 'Een
onwettige activiteit waarvan ik de
bewijzen heb'. Een ongelukkig toeval
wil dat Oltmans vergeet deze bewij
zen te geven. De jongensavonturen
krijgen een vervolg, het huwelijk met
Frieda eindigt en er lijkt even een
nieuwe vrouw in zijn bestaan te ko
men.
Alles mag onhandig zijn aan deze
Memoires, de historische waarde er
van mag beperkt zijn, er mag nog
veel meer aan mankeren - Oltmans'
oprechtheid staat, ook al heeft hij de
schijn tegen, buiten kijf. De lezer is
daardoor in ieder geval verzekerd
van een pijnlijk precies portret van
een figuur zoals je er waar ook ter
wereld geen tweede tegen zal ko
men.
1. Willem Oltmans: Het dagboek als Ca
mera Obscura - 60 pag.lf 15,90.
2. Willem Oltmans: Memoires 1957-1959 -
340 pag.lf 32,50, geïll.
3. Willem Oltmans: Memoires 1959-1961 -
340 pag.lf 32,50, geïll.
Alle uitgaven: In den Toren, Baam.
Carmiggelt
Zeven vertalers van literair werk
hebben van de stichting
Amsterdams Fonds voor de
Kunst een vertaalopdracht
gekregen. Peter Bergsma kreeg
de opdracht „Gravity's Rainbow"
van Pynchon te vertalen,
Carolien Brouwer het boek
„Mutmassungen über J acob" van
Uwe Johnson, Thérèse Cornips
het derde deel van „Sodome et
Gomorrhe" van Proust en Barber
van de Pol „Suenos" van
Quevedo.
Verder kreeg Anneke Pijnappel
opdracht „Salon de 1859" van
Beaudelaire te vertalen, Peter
Nijmeijer gedichten van Michael
Hartnett en Paul Muldoon en M.
d'Hane-Scheltema werd de
opdracht verstrekt
„Metamorphosen" van Ovidius te
vertalen.
Voor de opdrachten is in totaal
een bedrag van 40.000 gulden
beschikbaar.
De Neerlandicus Enno Endt
houdt dinsdag 10 mei in de
Zeeuwse Bibliotheek in
Middelburg een lezing over het
gedicht Mei van Herman Gorter.
Op 18 april 1887 schreef Gorter
1864-1927) de beginregels ,Een
nieuwe lente en een nieuw geluid'.
Het gedicht verscheen in 1889 als
boek. Endt gaat in op de
levensloop van Gorter en vertelt
over de verschillende
handschriften van het gedicht.
Ook getuigenissen van Van Looy,
Kloos, Van Eeden en Verwey
komen aan de orde. Verder
besteedt hij ondermeer aandacht
aan de latere drukgeschiedenis en
de waardering gedurende de
afgelopen honderd j aar.
Enno Endt 1923) studeerde
Nederlands aan de Universiteit
van Amsterdam. Van 1953 tot
1962 was hij leraar aan lycea in
Den Haag en Amsterdam, en van
1960 tot 1986 was hij
wetenschappelijk medewerker
neerlandistiek aan de Universiteit
van Amsterdam. Met zijn Herman
Gorter Documentatie en de
heruitgave van de bundel Verzen
(1890) heeft hij een belangrijke
bijdrage geleverd aan een beter
begrip van de dichter.
Mei wordt als één van de
hoogtepunten van de poëzie van
de Tachtigers beschouwd. Gorter
schreef in de voorrede bij een
herdruk van De School der Poëzie
in 1905 .Terwijl ik Mei schreef,
werd ik bekoord door de
prozaïsten der Fransche en
Hollandsche realistische,
naturalistische en
impressionistische school. Zij
hadden een gloed en een kracht
van leven, van onmiddellijkheid,
hun pogen om uit ons leven zelf
de schoonheid te halen
betooverde mij zoo, ik had zelf
dat onmiddellijke leven zoo lief,
ik had zoo'n voorgevoel ook, dat
er in dat leven een nog veel dieper
schoonheid verborgen lag, dat ik
besloot te trachten poëzie te
maken van de onmiddellijke
realiteit - zonder de traditie van
vroegere tijden'.
De lezing wordt georganiseerd
door de Stichting Literaire
Activiteiten Zeeland SLAZ,
dinsdag 10 mei, 20 uur.
Hoe zou de Nederlandse literatuur eruit zien
wanneer ons land geen koloniale mogendheid
was geweest? Als we bijvoorbeeld nooit over Indo
nesië hadden geregeerd? Veel minder interessant,
zal ieder moeten toegeven. Zelfs dat heel kleine
rijksdeel dat door de Antillen wordt gevormd - al
bij al met een kleiner oppervlak dan de provincie
Utrecht - heeft onze moderne letterkunde in aan
zienlijke mate verrijkt. Schrijvers als Marugg,
Arion, Van Leeuwen zorgen ervoor dat het decor
van Nederlandse boeken niet alleen door druilerige
Hollandse polders wordt gevormd, maar ook door
zonnige Caribische eilanden. Door hen kunnen we
niet enkel over de frustraties in binnenhuisjes le
zen doch ook over de armoe in sloppenwijken.
In een gesprek met H. M. van den Brink, opgenomen
in diens Reis door de West, verklaarde Van Leeuwen
tegenover zijn Nederlandse gast onder meer: 'Wij be
grijpen de trends bij u niet, de manier waarop de
mentaliteit zich ontwikkelt Het heeft er alles mee
te maken dat wij aan de rand van een continent le
ven waar mensen van de honger verrekken. Dat zet
de dingen in een heel ander licht'.
Van Leeuwen voelt zich nauwelijks thuis in de Ne
derlandse literatuur, maar niet alleen doordat hij in
het Nederlands schrijft hoort hij er wel degelijk bij.
Ongetwijfeld past zijn werk in de Zuidamerikaanse
cultuur, dat wil evenwel niet zeggen dat hij zich van
Nederland heeft losgemaakt. Hij citeert in zijn nieu
we roman Het teken van Jona even goed Greshoff als
Garcia Marquez. Het boek is doorspekt met Engelse
en Spaanse zinnen, zonder dat zijn Nederlands te
kortschiet. Merkwaardig is dat de bijbel door de
hoofdpersoon in het Nederlands wordt gelezen maar
dat hij in het Engels bidt. In ondubbelzinnige be
woordingen beweert hij over Europa: 'er zijn geen
nieuwe horizonten meer, geen frontiers of the mind,
de cultuur is tenslotte doodgelopen in de met kurk
omlijnde kamer van Proust. Geen nieuwe oceanen,
continenten of openbaringèn, maar een speurtocht
naar de verloren tijd. '(12)
Die opmerking houdt een scherpe veroordeling in,
verraadt echter ook een grote mate van betrokken
heid.
Boeli van Leeuwen werd in 1922 op Curasao ge
boren. Hij studeerde in Nederland, bekleedde
later hoge ambtelijke posten op de Antillen. Tussen
1959 en 1966 publiceerde hij drie belangwekkende
romans, te weten De rots der struikeling, Een
vreemdeling op aarde en De eerste Adam. Na zijn
pensionering in 1983 ging hij zich inzetten voor de
armen en hervatte hij zijn literaire loopbaan.
In 1985 verscheen de uitstekende roman Schilden
van leem en nu kwam dus Het teken van Jona uit.
Het christelijk geloof is in het werk van deze auteur
een thema van grote betekenis. Benadrukte hij aan
vankelijk vooral de zinloosheid van het menselijk
bestaan, meer en meer is hij de zin van het leven bij
God gaan vinden. In een interview met Jos de Roo -
groot kenner van de Antilliaanse letteren en auteur
van het Antilliaans Literair Logboek - uit 1976 gaf hij
nog te kennen uiteindelijk niet te geloven. Aan Van
den Brink vertelde hij tien jaar later evenwel: 'Ik heb
me mijn leven lang met in wezen religieuze onder
werpen beziggehouden, zonder dat ik mezelf gelovig
wilde noemen. Ik had een rationale afkeer van die
laatste stap. En toch heb ik die nu gezet'.
Van Leeuwen werd ook altijd heen en weer getrok
ken tussen de logiaa van het calvinisme en de mys
tiek van het katholicisme. Hij heeft voor het katholi
cisme gekozen. Niet voor de conventionele Europese
religie overigens, maar voor de Zuidamerikaanse be
vrijdingstheologie.
Dianklo, hoofdpersoon in Schilden van leem,
gaat liefst om met de outcasts. In de lijdende
medemens herkent hij Christus. In Het teken van
Jona is de situatie niet veel anders, er wordt geko
zen voor solidariteit met de verdrukten en niet
voor vrome praatjes. De Roomse clerus en de Paus
worden in hardvochtige bewoordingen aangeval
len. Een van de personages zegt zelfs over de Paus:
„Hij kruisigt iedere dag opnieuw de revolutionair
van Nazareth' (114). De hoofdpersoon beleeft 'het
sterkst de realiteit van de Man van Nazareth' in zijn
contact met hoeren. Hij benadrukt hoe aardig Jezus
altijd voor hen was. Niemand anders zou 'zulk een
verpletterend oordeel (hebben) uitgesproken over
het establishment' als Christus.
Enige bijbelkennis is vereist voor een behoorlijk be
grip van Het teken van Jona. Dat 'teken van Jona' is
ontleend aan Mattheus 12:40 e.v. Aan Jezus wordt
een teken gevraagd, waarop deze antwoordt dat
slechts 'een boos en overspelig geslacht' een teken
verlangt. Het enige teken dat hen gegeven zal wor
den is het teken van Jona: 'Want zoals Jona drie da
gen en drie nachten in de buik van het zeemonster
was. zo zal de zoon des mensen drie dagen en drie
nachten in het hart van de aarde zijn'.
In Van Leeuwens boek beheerst het symbool van de
walvis vooral het denken van Juan Carlos, de tegen
speler van de hoofdpersoon.
Voor hem staat de walvis gelijk met God. Er is een
femme fatale in het leven van Juan Carlos gekomen -
Laila heet zij en die naam verwijst uiteraard naar
Lilith. Zij heeft duivelse eigenschappen, schept niet
voor niets groot behagen in de walvisj acht. De
hoofdpersoon van deze roman is een in Willemstad
woonachtige schrijver die veel weg heeft van Van
Leeuwen zelf. Hij is met het klimmen der jaren van
een respectabele figuur 'een bekende straatfilosoof
geworden. Hoeren, dronkaards, zwervers en allerlei
andere arme sloebers horen tot zijn vrienden. Naar
huis gaan doet hij altijd heel laat, niet in de eerste
plaats omdat zijn weinig sympathieke vrouw daar
op hem wacht, maar vooral uit angst voor 'het paard
van Johannes' dat in zijn slaap aan hem verschijnt.
Ook dit gegeven is ontleend aan de bijbel en wel aan
Openbaringen 6:8: 'En ik keek, en zie: een vaal paard
en de naam van wie daarop zat was de dood en het
dodenrijk volgde hem'. De angstige visioenen over
de dood zijn een hoogtepunt in de roman.
Het is prachtige, maar gruwelijke poëzie. Er
worden in de hedendaagse Nederlandse litera
tuur zelden zulke sterke en huiveringwekkende be
spiegelingen gescnreven. Het paard van Johannes
komt hem steeds herinneren aan de eigen dood,
maar brengt de hoofdpersoon ook deze gedachte:
'Nu staan wij voor het einde van de hele wereld,
voor de ondergang van alle mensenkinderen' (24).
De rest van de roman is lang niet zo intens, maar de
hallucinaire sfeer werd consequent volgehouden.
Het hele boek is bovenal een fantastische droom.
Voor vele lezers zal het geheel daardoor op enigs
zins wankele basis komen te staan. De humor, de
wisseling van toon uit vorige boeken is bovendien
deze keer vrijwel afwezig. Het indrukwekkende
van Het teken van Jona komt daardoor soms op
drukkend neer.
Misschien heeft Van Leeuwen wel te zeer toegegeven
aan de drang om de uiterste waarheden voor eens en
altijd onder woorden te brengen. Wellicht is hij te-
zeer een profeet geweest om afstand te kunnen ne
men van zijn werk. Deze roman is een poging iets
grandioos tot stand te brengen. Maar in de wereld
die hier wordt opgeroepen zal lang niet iedereen zich
op zijn gemak voelen.
Het lijkt wel of het stramien er eerder was dan het
verhaal, of de gebeurtenissen slechts dienen om een
Boeli van Leeuwen
foto bernard buddingh
idee te illustreren. De roman bestaat uit vier delen:
'Het paard van Johannes', 'Juan Carlos', 'Balboa' en
Curacao Festival'. Aan het slot van het eerste deel
vaart een sleepboot de haven van Willemstad bin
nen: 'En op deze onvermijdelijke boot voeren Juan
Carlos de Altamarino en Laila mijn lieven in'. (41).
Juan Carlos is een onmetelijk rijke grootgrondbezit
ter uit het Middenamerikaanse Balboa, een geïso
leerd en achtergebleven gebied. Zijn bestaan wordt
uitvoerig geschilderd. Op een dag reist hij zijn sleep
boot in het gezelschap van de mooie Laila voor za
ken naar Curacao. Hij gaat aan land, wordt met een
mes gestoken, de schrijver ontfermt zich over de
hem nog onbekende zwaargewonde man. Zo wordt
het leven van Juan Carlos gered. Als dank nodigt hij
de schrijver uit zijn gast te zijn in Balboa. Zo ge
schiedt, de ik-figuur raakt ook in de ban van Laila.
Juan Carlos blijkt er onder meer een 'mensentuin'
op na te houden. De nazi Mengele woont er, de bijna
heilige moeder Agnes, een guerillastrijder, enzo
voorts. Op een nacht weet Laila de schrijver te ver
leiden. Juist als hij dat met de dood dreigt te beko
pen schiet Juan Carlos te hulp. Hij 'hield de nek van
Laila in een ijzeren greep, vlak onder de oren, zoals
men een gifslang vasthoudt om een dodelijke beet te
ontlopen. '(138).
De ik-figuur - aldus door een man die niet toeval
lig de iniatialen J. C. heeft van de duivel gered -
keert terug naar Curaccao. Daar geeft hij dan een
uitbundig feest voor de armen, de verdrukten, de
gebrekkigen. Hij houdt ook een merkwaardige
godsdienstige toespraak. De politie onderbreekt
het feest, de schrijver moet de nacht in een cel door
brengen. Dat deert hem niet, hij weet voortaan al
les wat hij weten wil: 'Ik heb het gevoel in het cen
trum van het heelal te staan en dat, op dit eiland, op
deze kade, naast deze man, mijn ziel zich ontvouwt
alks een grote blanke lelie, een kelk, om de kosmi
sche manna, wit als korianderzaad, op te vangen. Ik
weet dat nergens anders in het heelal de mogelijk
heid bestaat goddelijke spijs uit de hand van de
Mensenzoon te ontvangen. Mijn overgave zou een
onbegrepen gebaar zijn in het Andromedastelsel.
God woont op Santa Rosa. Hij bestaat niet zonder
mij, ik besta niet zonder Hem. '(147).
Boeli van Leeuwen: Het teken van Jona -176 pag.lf 25,-. In
de Knipscheer, Haarlem.
i