BAUHAUS het geloof in de toekomst en de duiten van de dag schermutselingen van de geest PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT levenshouding dessau integratie PZC j Het Museum voor Moderne Kunst in Brussel plaatst een stukje Bauhaus op de Kunst berg. Tot 16 mei zijn er de werk stukken uit de eerste en tweede (Weimar- en Dessau-jperiode van het Bauhaus te zien. Brussel stelt daarmee een controver sieel en belangwekkend deel van de kunsthistorie van deze eeuw aan de orde. Vlak na de Eerste Wereldoorlog richtte de spraakmakende bouwmeester Walter Gropius Das Staatliche Bauhaus Wei- mar op. Niet alleen zijn ideolo gie - een volledig samengaan van alle vormen van toegepaste kunst onder het primaat van de architectuur - viel op, ook de zwaarte van de Bauhaus-staf. Gropius omringde zich zoveel mogelijk met erkende meesters in de moderne kunst: Klee, Kan- dinsky, Feininger, Itten, Schlemmer, Schreyer, Marcks, Muche en Moholy-Nagy. Dit meesterschap trok studenten uit heel Europa aan. Lang zou het feest van het Bou wen op basis van Rede en Ge voel dat zich heftig afzette tegen Kunst om de Kunst, niet duren. Het Bauhaus-Weimar viel eind 1924 ten offer aan politiek ge krakeel. Een jaar later zien we de voortzetting in Dessau, in 1932 gevolgd door een jaartje naspel in Berlijn. In 1933 maken de na zi's een einde aan wat ze als een verwordenheid van het zieke democratische denken be schouwen. Daarmee komt evenwel geen einde aan de Idee. Bauhaus-in- ballingschap ontdekt de Nieu we Wereld en overal in Europa vinden de principes op grote schaal ingang. Kunsthistorie en sociale ge schiedenis, beginpunt Weimar, 1919. Meetpunt Brussel, 1988. ontwerp joost schmidt "l¥7ij willen een nieuwe samenwerking: Vf met de handwerkslieden tot stand brengen, waarin het klasseverschil dat als een muur van hoogmoed tussen handwerker en kunstenaar staat, niet langer kansen krijgt. We moeten gezamenlijk bouwen aan een nieuwe toekomst, waarin architectuur, beeldhouwkunst en schilderkunst harmonisch verenigd zijn. Dit gebouw van de toekomst, gemaakt door miljoenen werkers, zal als een kristallijnen zinnebeeld van het geloof in de toekomst, verrijzen tegen de hemel van straks.' Weimar 1919, een tijd voor manifesten. De architect Walter Gropius die opzien gebaard heeft met zijn eigenzinnige manier van Marcel Breuer, stoel Wassily, 1925-1926, Weimar-Dessau foto wim riemens v.v.v.v.v.v.v.v.v..v.v..^..-.. bouwen en de daarbij horende opmerkelijke uiteenzettingen, voegt in april van dat jaar zijn beginselverklaring in de rijGropius heeft een benoeming aan de voormalige groothertogelijke kunstacademie op zak. Hij is daar benoemd tot opvolger van de dan al beroemde Henry van de Velde, die later onder meer het Kröller-Müller-museum zou bouwen. Gropius formuleert eisen en wensen over het voortbestaan en de uitbouw van de academie. Met name het artistiek concept behoeft, wat hem betreft, drastisch verandering. In een briefwisseling weet hij opperhofmaarschalk Freiherr von Fritsch, die nog wat zaken van het ancien régime afhandelt, te overtuigen van de noodzaak van een geheel nieuwe opzet van het kunstonderwijs. In het Staatliches Bauhaus worden de voormalige kunstacademie en de school voor kunstnijverheid van Sachsen-Weimar-Eisenach samengevoegd op basis van het programma van Gropius. Een dergelijke ingreep is niet zonder geschiedenis. De integratiegedachte is niet heel nieuw, al weet Gropius door de kracht van zijn beweging de blik van Europa op zich te vestigen. Dat Europa heeft dan in Engeland, onder de druk van de snel industrialiserende maatschappij, al een voorbeeld opgeleverd in de South Kensington School (Londen), de Arts and Crafts Movement (Birmingham) en - op het vasteland - in de Deutscher Werkbund en de Wiener Werkstatte. Marianne Brandt, theeservies, 1924, Weimar foto c. beyer Vooral de leermethodiek en de sfeer scheppen in slechts enkele jaren een Bauhaus-cultuur met - voor de rest van Europa - herkenbare patronen. De beeldbepalende richting in de kunst van dat moment is het constructivisme. Het wortelt in de beeldtaal en de ideologie van het Russisch suprematisme, de baanbrekende arbeid van Tatlin en de zijnen en vindt nauwe aansluiting bij Blok en Praesens in Polen, De Stijl in Nederland. Dat is dan nog maar een deel van het netwerk. Het constructivisme is in wezen méér een omschreven en beeldgekregen levenshouding dan een uitsluitend kunstzinnige stroming. Theorie en filosofie vragen, met andere woorden, veel aandacht. We zien veel van die uitgangspunten terug in de integratiegedachte van het Bauhaus. Meesters en studenten vinden er ook de ruimte voor politiek-sociale vernieuwing en alternatieve beleving van religieuze en metafysische waarden zoals die tot uiting komen in bijvoorbeeld de theosofie en met name de Mazdaznan-beweging. Ze schrijven er over en handelen er naar. Die ruimte zal mede aanleiding zijn voor het vroegtijdig sneuvelen van dit kunstzinnig en sociaal 'experiment' in het klimaat en op het terrein van de kleine burger die het aanzien van de Weimarrepublik bepaalt. Daar wordt over ruimte hoe langer hoe meer gedacht als over Walter Gropius Lebensraum in militair-geopolitieke zin: een aanloop tot de tweede wereldverschrikking. In 1924 is het einde, althans in Weimar, een feit. De conservatieve krachten in de Landdag die het reilen en zeilen van het Bauhausvolkje hoofdschuddend hebben gevolgd, zetten hun gereserveerdheid om in agressie. Ze pakken de school niet op concept of artistieke resultaten maar op de financiële wanboel die Gropius zou hebben gecreëerd. Kunstenaars behoren immers per traditie slechte beheerders en boekhouders te zijn... Het Bauhaus verhuist een aantal kilometers in noordoostelijke richting, naar Dessau, hoofdstad van het voormalige vorstendom Anhalt. Daar regeert de vooruitstrevende burgemeester Fritz Hesse. Hij is bang dat de verworvenheden van het Bauhaus verloren zullen gaan en stelt een 'overname' voor. Het begin is bescheiden: Bauhaus-Dessau wordt onderdeel van de gemeentelijke school voor kunst en kunstnijverheid. Gropius krijgt evenwel al kort daarna de opdracht voor de bouw van een eigen instituut. Het wordt een hogeschool en de docenten kunnen zich voortaan professor noemen. In Dessau komt het Bauhaus in een stroomversnelling. De ideëen worden uitgebouwd, het docentencorps ondergaat verjonging en wordt voor een deel (onder anderen Marcel Breuer en Josef Albers) gerecruteerd uit de leerlingen van Weimar. Het élan van Dessau wordt in de geschiedschrijving gekoppeld aan drie namen: Walter Gropius, Hannes Meyer en Ludwig Mies van der Rohe, de drie directeuren die het instituut achtereenvolgens leiden. Zij worden hoe langer hoe meer geconfronteerd met de openlijke afkeer van de snel aan invloed winnende NSDAP. De tragedie van Weimar herhaalt zich. Zodra de nazis de meerderheid hebben in de vertegenwoordigende lichamen, is het gedaan met het Bauhaus. Nog voordat de contracten zijn afgelopen, worden de docenten de laan uitgestuurd. Het voornemen van de bruinhemden om de schepping van Gropius met de grond gelijk te maken om er knusse oud-duitse werkmanshuisjes voor in de plaats te zetten, haalt het net niet. Mies van der Rohe sticht onmiddellijk daarna in een oud telefoongebouw in Berlijn het derde Bauhaus. Het is een privé-onderneming die steunt op de meegekomen docenten en studenten. Al na enkele maaanden eist de Gestapo dat de joodse leraren Kandinsky en Hilberseimer worden verwijderd. De nazis bestempelen het Bauhaus als een centrum van joods-marxistische samenzwering en dat blijkt voldoende om de poorten te sluiten. Het Bauhaus bestaat, na drie levensfasen, niet langer als instituut. De geest leeft. De tentoonstelling in Brussel maakt vooral duidelijk hoe wereldomvattend het ideëengoed van het Bauhaus is verspreid. (Zie slot pagina 23) De bekendste Nederlandse stu dent onder de Bauhausler was zonder twijfel Paul Citroen. In 1922 begon hij zijn studies in Weimar. Uit die tijd dateren zijn collages en mon tages op het begrip Metropool. Zij plaatsen de vele facetten van de grootstad in een ongewoon perspec tief. Het werk boeide de meesters Klee en Moholy-Nagy zo zeer dat Ci troen zich verzekerd wist van een enigzins comfortabele plaats in Wei- mar. Hij ontmoette er oude beken den uit zijn Berlijnse tijd; zijn stu diegenoot Muche - Citroens lichten de gids op het pad van de moderne meesters - was er inmiddels docent geworden. Vijftig jaar later zette hij zijn herinne ringen op papier. Over de grondgedachte: 'Gropius stond een groots en tegelijk zeer reëel beeld van de creatieve mens voor de geest. Het was niet de eenzijdig ge vormde mens, de specialist, maar de mens die bereid was het leven als een geheel te zien en te begrijpen. Bij zijn conceptie van het Bauhaus ging het daarom ook om de gehele mens die alles waaruit het leven bestaat 'van uit zijn biologisch centrum met in stinctieve zekerheid aanpakt en die opgewassen is tegen de eisen van ons technische tijdperk'. Het doel was een algemene en algehe le vorming die ver uitging boven de enkeling. De idee van het teamwork werd geboren. Deze conceptie, deze grootse pedagogische gedachte, be paalde het klimaat van het Bauhaus en inspireerde iedereen die er werkte blijvend; men kreeg tevens een rui mere en diepere kijk op alle gebieden van de vormgeving'. Paul Citroen zou later, in 1933, in Amsterdam als kleinschalig project in dezelfde geest zijn Nieuwe Kunst school oprichten. Dat wat knusse Bauhauschen aan de Eerste Jacob van Campenstraat was, met een oor log in zicht, geen overdreven lang le ven beschoren. Het heeft zeker een stempel gedrukt op het kunstonder wijs in Nederland en ook hier ten lande het teamwork bevorderd. Over de Vorkurs van Johannes Itten in Weimar: 'Mij werden de ogen ge opend, wat voor iemand die tekent geen kwaad kan. Itten had een sys teem van oefeningen oppgebouwd. De studies naar de natuur, waaruit vroeger onze hele opleiding bestond, waren hier slechst een onderdeel Wij maakten lijn-, toon- en materiaalstu dies, compositie- en structuuroefe ningen, initiatieve, expressieve, con structieve oefeningen, licht-donkera- nalyses naar werken van oude meesters, synthetische, analytische en ritmische tekenoefeningen. Wij te kenden scala's van wit tot zwart, met alle daartussenliggende grijstinten, om ons gevoel voor nuances te ont wikkelen... Menige leerling die onder zijn leiding ware meesterwerken *tot stand bracht, zakte totaal in elkaar als It ten niet meer achter hem stond. Hij tilde hen boven zichzelf uit, wat be slist een unieke ervaring was, maar tevens de gevaarlijke kant van deze demonische figuur...' 'Er waren altijd grote spanningen aan het Bauhaus, er waren discus sies en schermutselingen van de geest, beweging, onrust - en als er geen onrust was dachten wij, dat het Bauhaus seniel en afgeleefd werd en ten onder zou gaan.' fdUi/ Paul Citroen, Paul Klee in Weimar, pentekening 1922

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 21