bij het Wilhelmus slik je wel even... RUGBY INTERNATIONALS SPRINTCRACK DAN JANSEN ...toen kon het me ineens niets meer schelen... mÊÊm Wller fysiek topfit taakbewust smullen doorgaan koen mijnheer vreemd gevoel bert wagendorp (\TERDAG 19 MAART 1988 fvan de zes Zeeuwse rugbyinternationals geportretteerd. Van links naar rechts: Arno Seybel, Miriam Wasterval, Hans Markusse. Renske Kruyk iRuud van Strien. foto's lex de meester tot een echte discussie komt het I niet. De vrouwen zitten duide- ]tin de aanvalshouding en de man- houden zich - uit lijfsbehoud? - I de vlakte. Onderwerp van ge- lek vormt op dat moment het Jrawenrugby, ook wel damesrug- I genoemd. Het is voor de buiten lander immers nog altijd moeilijk fcevatten dat er in Nederland een Br honderd vrouwen zijn, die el- jr elk weekeinde op het rugby- |d te lijf gaan, meedogenloos tac- len en in sommige gevallen van I tot teen onder de blubber van het ld stappen op weg naar de in rug- Kringen zo gebruikelijke 'derde ■ft'. Inske Kruyk en Miriam Wasterval luiven naar het puntje van hun lel. De beide Oemoemenoe-speel- |rs begonnen bijna tien jaar gele- Bimet rugby en zijn het zo langza- Irhand moe steeds weer te moeten leggen waarom hun sport net zo ld door vrouwen als door mannen lefend kan worden. „Bovendien", Kt Miriam Wasterval fel, „maak ik wel uit of het iets is voor dames, jar heb ik niemand anders voor no- I Dat klinkt cru, maar ik vind rug- ly voon erg leuk om te doen en als p iemand is, die dat belachelijk ldt, is dat zijn mening. Dat zijn fi- |en, die ik het liefst rechtstreeks de |nd instamp". jiske Kruyk geeft haar clubgenote jdekking. De 32-jarige lerares li- Imelijke opvoeding staat te boek Jeen routinier, maar moet toch ook jde conclusie komen dat een de- Inium vrouwenrugby lang niet alle jroordelen heeft weggenomen, jmmige mensen hebben echt het je, dat wij voor de mannen lopen te jlen. Zo werkt het niet. Wij spelen jby net als anderen hun sport jefenen. Het is waardeloos om dat jeds in het belachelijke te trek- ji". Miriam Wasterval: „Het is een Ireuk op het mannenwereldje. In ■rugbywereld zijn er mensen, die ■veel moeite met damesrugby heb- B Gelukkig is het bij Oemoeme- B erg goed gegaan. Daar hebben we Bit problemen gehad". te komen. Niet alleen in Frankrijk en Nederland, maar ook in Engeland, Italië, Spanje, Zweden en Duits land wordt er al door dames ge speeld. In mei spelen wij met Neder land een vierlandentoernooi in Zuid- Frankrijk. Zo'n toernooi is er voor de heren nog niet eens". Zoals het bij de vrouwen min of meer logisch is dat één of meerdere speelsters van Oemoemenoe (één van de sterkste vrouwen teams in Nederland) voor de nationa le selectie gekozen wordt, zo verras send is het dat Hans Markusse, Ruud van Strien en Arno Seybel tot een na tionale selectie behoren. Vooral de Middelburger debuteerde vorig jaar al in Jong Oranje, waar hij toen de jongste speler was. Dit seizoen maakt hij weer deel uit van die selectie, waarmee hij begin april een belang rijk internationaal toernooi in Joegoslavië speelt. Bovendien wordt Seybel komende zomer door de rugbybond, als enige speler uitge zonden naar een rugbykamp in Enge land. „Ik vind het toch wel te gek dat ik gekozen ben. Een eer? Dat vind ik een groot woord, maar ik ben er toch best trots op. We speelden pas in België. Als dan het Wilhelmus wordt gespeeld en de halve tribune zit bovendien vol mensen van Oe- In geen tak van sport heeft Zeeland zoveel internationals als in het rugby. Zes spelers en speelsters mogen zich rekenen tot de min of meer vaste keus van één van de vertegen woordigende vijftientallen. Vijf van de zes internationals kwamen deze week in Middelburg bijeen en wisselden van gedachten over hun tak van sport. Hans Markusse (30), on derwijzer, Miriam Wasterval (26), onderwijzeres, Renske Kruyk (32), lerares lichamelijke opvoeding, Arno van Strien (25), medewerker bij de provinciale griffie en Arno Seybel (18), scholier trachten de afwezigheid van de laatste Zeeuwse international Monique Klein te doen vergeten. Het gaat goed met het Zeeuwse rugby, want behalve Hans Markusse (Ne derlands A-team), Ruud van Strien (B-team), Arno Seybel (Jong Oranje), Renske Kruyk, Miriam Wasterval en Monique Klein (allen Nederlands damesteam) worden moeiteloos na men genoemd van Zeeuwse spelers die in hun voetsporen kunnen treden: Harm Jan de Voogd, Heinz Zanders, Wilco Bouwens, Jan Albregtse, Edo Jansen, Raymond Baandert en Marlon Zandbergen. ud van Strien, onlangs in het club- ld van Oemoemenoe nog goed |>r een complete verhandeling over onderwerp 'sex voor de wed- Bid', toont zich niet direct een fan het vrouwenrugby. Voorzichtig nulerend komt hij eerst tot deze Iclusie: „Uit het oogpunt van de liale contacten binnen een vereni- |5 sta 'k er positief tegenover en qua spel heb ik er geen moeite e". Sportief gezien is zijn oordeel kritischer, al blijft hij voorzichtig |r te stellen „dat dames- en heren- Jby afzonderlijk beoordeeld moe- worden". En verder? „Ik hou van Bjheid in het rugby. Dat mis ik bij Pames. Beetje bij beetje wordt het U sneller en ik hou het er maar op [de mannen er ook lang over heb- f moeten doen om snelheid in het Jte krijgen". wordt dan ook duidelijk dat er degelijk onderscheid gemaakt ft worden tussen de Zeeuwse da- Is- en heren-internationals. Miriam jsterval en Renske Kruyk zijn ook |eid dat toe te geven. De competi- |hij de heren is zwaarder, de con- jentie is groter en voor een plaats |eén van de nationale selecties Jet dringen geblazen. Miriam Was- Tal: ,,Om in het Nederlands da- pteam te komen is het inderdaad -^makkelijk. De spoeling is vrij 1 Er zijn in Nederland maar acht- r°f negentien teams. Toch begint I 'ftemationaal tot ontwikkeling uitverkiezing van Hans Markusse kwam onverwacht en niet in de laat ste plaats voor hemzelf. „Omdat ik met Tovaal op een vrij laag niveau speel", aldus Markusse. „Toch is het een beetje het gevolg van het nieuwe selectiebeleid en het is ook een teken dat het niveau in de breedte beter is geworden", meent Markusse. „Vroeger waren er twin tig goede spelers en daar werd uit ge selecteerd. Nu wordt echt uit hon derden spelers gekozen. Men is veel meer aan elkaar gewaagd". Ruud van Strien: „De rugbybond is met het oog op selecteren een nieuwe richting ingeslagen. Vroeger namen ze vaak enkele mensen, die bij de zelfde club speelden, omdat die op elkaar ingespeeld waren. Nu wordt dat heel anders gedaan. Ze zeggen: we hebben voor die positie een spe ler nodig met die en die fysieke ei genschappen. Kiezen ze een ander dan moet zo'n speler nog helemaal omgebogen worden". Hans Markusse: „Dat is ook eigenlijk mijn mazzel geweest. Ik stond pas re serve bij het Nederlands team. Op mijn plaats staat nu een vent van twee meter, die honderd kilo weegt. Ik ben ook twee meter, maar ik weeg minder en ben sneller. Snelheid wordt steeds belangrijker. Vroeger was het spel veel statischer. Arno Seybel geldt op het ogenblik als één van de meest talentvolle Zeeuwse rugbyers. De achttienjarige moemenoe, dan slik je wel even. Dat is mooi om mee te maken". Ruud van Strien was vijftien jaar ge leden al de eerste Zeeuwse rugby-in- ternational. Hij werd bij een landelijk mini-toernooi 'ontdekt' en werd prompt gekozen in het Nederlandse mini-team voor de interland tegen België. Nog maar enkele weken ge leden werd Van Strien voor de twee de keer gekozen. Dit keer in het Ne derlands B-team, dat volgens Ajax- model een exacte kopie moet gaan vormen van de Nederlandse A-ploeg. Van Strien: „Twee jaar geleden was ik al eens uitgenodigd voor een zoge naamde trial van het B-team. Toen zat ik met studie en had ik weinig tijd. Daarom werd ik aangenaam ver rast dat ik nu gekozen werd". Het Nederlandse B-vijftiental over brugt de afstand tussen Jong Oranje het het Nederlandse A-team. van Strien: „Het past in het plaatje dat de rugbybond voor ogen heeft. Als er ie mand uit de A-ploeg geblesseerd raakt, dan moet de man die op dezelf de positie speelt in het B-team zijn plaats over kunnen nemen. De jon gens uit het B-team zijn in principe de eerste reservés van het A-team: ze moeten jong zijn en bovendien fysiek fit". De Zeeuwse internationals zijn het er over eens dat de moderne rugbyer geacht wordt een topfitte allround atleet te zijn. Ruud van Strien: „Fit is het sleutelwoord. De bondscoa- ches eisen van je dat je in een opti male conditie bent". Vanuit dat oog punt is het verwonderlijk dat er bij Oemoemenoe en zeker bij Tovaal re latief weinig getraind wordt. Hans Markusse bijvoorbeeld stond on langs reserve bij het Nederlands team en traint bij Tovaal slechts één keer per week. Daar komt dat nu af en toe een centrale training bij, maar ook Markusse zelf reali seert zich, dat zijn trainingsarbeid ontoereikend is. „Want op die cen trale trainingen heb ik wel gemerkt dat je een beresterke conditie nodig hebt". Volgens Ruud van Strien speelt de sterke motivatie bij veel Zeeuwse spelers een rol. „Ze zoeken mensen, die voortdurend honderd procent ge motiveerd zijn". Markusse: „Wij rij den al gauw 140 kilometer naar een centrale training. Dan moet je wel graag wilen anders zou je dat niet doen. Er zijn jongens, die veel dich terbij wonen en afzeggen. Voor zulke gasten is het snel bekeken natuur lijk". Arno Seybel: „Bij Jong Oranje hoefje ook niet te proberen om te laat te komen. Dan krijg je een waarschu wing en vlieg je eruit". Van Strien: „Oemoemenoe is ook een echte club. Arno en ik speelden pas in Brussel en dan is het wel raar als je ineens zeven auto's uit Middelburg ziet. Dat geeft ook een geweldige sti mulans". Seybel: „Dat hoor je men sen van de bond ook zeggen. Ze vin den het positief, dat veel mensen van de club zo meeleven". Ondanks de vrij geringe trainingsar beid - zeker in vergelijking met ande re sporten op nationaal niveau - is Miriam Westerval van mening dat rugbyers best in de categorie top sporters geplaatst mogen worden. „Ik denk dat we op amateurniveau met topsport bezig zijn. Je speelt je wedstrijden en alles bij elkaar train je daarnaast nog twee a drie keer in de week". Arno Seybel blijkt de enige in het gezelschap, die dagelijks traint, want behalve de rugby-trai- ningen dwingt hij zichzelf dagelijks een loopttraining af te werken. „Top sport? Nee, topsport is het niet echt volgens mij. Dan train je intensiever en wordt er meer van je gevraagd". Hans Markusse: „Voor die jongens van het Nederlands team waar ik mee op pad was, was het hun zesde wedstrijd in acht dagen. Die jongens zijn bijna iedere dag bezig. Dat krijg je bij Tovaal nooit voor elkaar en bij Oemoemenoe trouwens ook niet. Dan zou je wekelijks tegen topteams moeten spelen om dat te realiseren". Ruud van Strien: „Ik heb nu drie cen trale trainingen meegemaakt, in Den Haag, Sassenheim en in Roosendaal. Ik vind het prettig om dat mee te ma ken. Je merkt gelijk het niveau-ver schil met je eigen club. Niet dat ik het daar niet naar m'n zin heb, maar in zo'n selectie krijgt iedereen een taak en eigenlijk hoefje alleen daar maar mee bezig te zijn". Renske Kruyk: „Dat geldt bij ons ook. Bij Oemoeme noe ben je toch vaak nog bezig met het sturen van andere spelers. In het Nederlands team speel je veel taak- bewuster". Hans Markusse: „Ik zal er alles voor doen om bij de selectie te blijven. Af gezien van het sportieve aspect lijkt het me fantastisch om die wedstrij den mee te maken. Als ik van die jon gens de verhalen hoor over trips naar Portugal. Duitsland, Hongkong en Australië, dan denk ik: het zou mooi zijn als je dat nog meepikt". De beelden staan menigeen nog op het netvlies gebrand. De Amerikaanse schaatser Dan Jansen, zittend op het ijs, na zijn dubbele val op de olympische 500 en 1000 meter in Calgary. Zijn armen gespreid. Alsof hij zichzelf; de wereld en de hemel in opperste wanhoop afvroeg waaraan hij al de ellende die plotseling over hem heen kwam had te danken. Een paar uur voor de start van de eerste olympische afstand, de 500 meter, waarvoor hij gold als een van grote favorieten, hoorde Dan Jansen dat zijn 27-jarige zuster was overleden aan leukemie. Jansen, nooit eerder in een belangrijke wedstrijd gevallen, startte toch, maar ging al in de eerste bocht onderuit. Een paar dagen later gebeurde, om de tragedie compleet te maken, op de duizend meter hetzelfde. Het Amerikaanse televisiestation ABC kwam bijna camera's te kort om Jansens verdriet zo smakelij k mogelijk aan het televisiepubliek op te dienen. De complete sportpers stortte zich op de 22- j arige inwoner van West Allis, die een week daarvoor nog, alleen gadegeslagen door een paar journalisen uit de echte schaatslanden, wereldkampioen sprint was geworden. Op de baan waar hij als vierjarige de eerste schaatsstreken zette. Met de olympische revanchewedstrijden, dit weekeinde in de Heerenveense Thialfhal. sluit Dan Jansen, jongste uit een gezin van negen kinderen en achterkleinzoon van een Nederlandse immigrant, zo een schaatsseizoen af dat hem langs hoge toppen en dramatisch diepe dalen voerde. In het Heerenveense motel waar hij met zijn ploeggenoten verblijft kan Jansen de gebeurtenissen van de afgelopen weken een beetje van afstand bekijken. „Na de Olympische Spelen begonnen de mensen in de States me zowaar te herkennen", zegt hij. „Om de verkeerde, vreemde redenen. Dat komt door de Amerikaanse pers. Die is meer geïnteresseerd in het verhaal achter de schermen dan in het schaatsen. Natuurlijk was liet publiek niet blij met wat er •V" 1 RB BÉK gebeurde. Maar ze smulden er tegelijkertijd wel van". Na de duizend meter raakte Jansen een week geen schaatsen aan. Vervolgens vertrok hij naar wedstrijden in het Noorse Savalen en daarna naar de Worldcup- finales in Inzeil, waar hij het duizend-meterklassement won. tweede werd op de 500 meter en en passant ook de Gouden Schaats in ontvangst nam. „Al die publiciteit in de VS was voor mij een van de redenen om toch naar Europa te gaan. Bovendien had ik het gevoel dat ik er het beste aan deed om mijn normale ritme zo snel mogelijk weer op te pakken. Savalen en Inzeil zijn plaatsen waar het rustig is. Daar had ik de mogelijkheid om alles wat er was gebeurd rustig te overdenken". „Alles ging dit seizoen als gepland. Behalve de Olympische Spelen, maar over de oorzaak daarvan had ik geen controle. De week ervoor voelde ik me beter dan ooit. Ik wist zeker dat ik zou gaan winnen. Hetzelfde gevoel dat ik ook had voor het wereldkampioenschap. Enje weet, een gouden olympische medaille telt bij ons. Maakt niet uit in welke sport. Met een gouden medaille kun je zelfs als schaatser veel geld verdienen". Calgary: het dramatisch optreden van Dan Jansen. „Als ik een gouden medaille had gewonnen was ik waarschijnlijk gestopt. Nu denk ik erover om door te gaan. Al zal ik minder intensief gaan trainen, om meer tijd voor mijn studie te krijgen. Volgend seizoen doe ik alleen nog mee aan de Amerikaanse selectiewedstrijden en het wereldkampioenschap. De Worldcup laat ik lopen. Ik wil proberen in Calgary te gaan studeren, ook al omdat daar de ijsbaan op de campus ligt. Ik denk aan iets met sport en publiciteit. Studeren en trainen moet te combineren zijn, er zijn er meer die dat doen. Daarom kan het best zijn dat ik er zelfs op de Olympische Spelen van 1992 nog bij ben. Vanaf nu ga ik het van jaar tot jaar bekijken of ik doorga". „Het zou moeilijk voor me zijn om nu opeens helemaal met schaatsen op te houden. Ik houd van het reizen. Probeer altijd op de plaatsen waar we zijn wat rond te kijken. Al de mensen die je ontmoet, de schaatsers waar je intensief mee optrekt, ik zou het nog niet willen missen. Al heb ik soms, na zeven jaar, ook wel eens een gevoel van: genoeg. Vooral als de dingen niet goed gaan". „Als alles goed gaat. denk je niet zoveel aan je schaatsen, aan hoe je je voelt. You just go and race. De laatste weken ben ik onzeker geworden. Ben ik steeds bezig de ronding van mijn schaatsen te veranderen. Loop ik steeds te piekeren over hoe ik me voel. Ik zit te veel te denken". „Verwacht daarom van mij ook geen wereldrecord meer. Ja, bij het ijsgala reed ik een lage 37'er. Terwijl ik in de bochten afremde in plaats van harder te gaan. Maar een 37'er, indoor, zegt niets. Als je dat niet rijdt kun je beter ophouden." „Ik ben hier alleen voor m'n plezier. Zoals bij het ijsgala, al dat enthousiaste publiek, die atmosfeer. Ongelooflijk. Daarom houd ik ervan in Nederland te schaatsen. Ze kennen je naam, weten wie je bent. Het is hier een andere wereld voor een schaatser". Een wereld waarin Jansen probeert de ervaringen van de laatste weken te verwerken. „Ik heb geleerd van alles wat ik de afgelopen tijd heb meegemaakt. Het heeft veel dingen in perspektief gezet. Op het moment dat ik hoorde dat mijn zuster was gestorven, waren de Olympische Spelen opeens niet meer belangrijk voor me. Terwijl ze tot dat moment het meest belangrijke gegeven in mijn leven waren. Vier jaar had ik ernaar toegewerkt. En toen konden ze me opeens niets meer schelen. Dat was een heel vreemd gevoel". „Om de beste te zijn moetje veel andere dingen achter je laten, oogkleppen opzetten. Dat is voor mij nu veranderd. Er is meer in het leven dan schaatsen, weet ik nu. Ondanks dat denk ik toch nog bij de besten te kunnen horen. Alleen, als dat niet zo blijkt te zijn, zal dat voor mij niet meer het einde van de wereld betekenen". „Dingen gaan in het leven niet altijd zoals je zou willen dat ze gaan. Daar moet je mee leren leven. Het gaat nu langzaam beter met me. De goede dagen keren terug. Al zitten er ook nog erg moeilijke tussen".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 33