VICTORINE
een stukje
taart met een
korreltje zout
de nieuwe wegen van
een hoogbejaarde
byron en gontsjarov
TOON
HERMANS
PZC/ week-uit 25
namen
slordig
andré oosthoek
S id'
margriet hunfeld
marielle osté
(TERDAG 27 FEBRUARI 1988
Victorine Hefting (82)
studeerde aan het
Kunsthistorisch Instituut te
Utrecht dat later de naam van
haar leraar, mentor en minnaar
Willem Vogelsang zou dragen,
was drie jaren lang directrice van
het Haags Gemeentemuseum,
publiceerde een lijvige studie
over de schilder en graficus
Johan Barthold Jongkind, was
enige tijd gehuwd met de
uitgever Bert Bakker, schuwde
de kring van diens dichters en
schrijvers niet en hield aan al die
bezigheden zoveel herinneringen
over dat enkele lieden uit haar
omgeving meenden dat er een
heus boek in zou zitten.
Dat boek is er nu, ruim
vierhonderd bladzijden
uitgestelde en herhaalde beleving
uit het ie ven van een Geste ven
Vrouwe. Het heet Victorinewerd
samengesteld door de niet geheel
wasechte nicht Nienke Begemann
en uitgegeven door neef Bert
Bakker de jongere.
Met dit familieproject ligt ook de
vraag op de tafel naar de zin en
betekenis van publieke memoires
die maar moeielijk- en dat nog
mondjesmaat - het afgeplatte
vlak van de allemansanekdote
ontstijgen. Moet, met andere
woorden, dat nadrukkelijke
spreken vanuit de eigen
gekoesterde Achtergrond niet
overgelaten worden aan mensen
die zoveel te zeggen hebben dat ze
over enige Voorgrond
beschikken?
Het waardevolle en interessante
van een leven is niet gebonden aan
de Hoge Zit die men zichzelf
bereidt. Zo kan een bestaan dat
dichter bij eenvoud dan bij de
hoge galm staat, van de eerste tot
de laatste dag oneindig veel meer
boeien dan de opgeklopte Deun,
zélfs al heeft dat kloppen
amusante kanten. Het gaat er dus
maar om Wie men is en wat men
heeft beleefd mag een goede
tweede zijn.
Het boek Victorine dat van het
ego een hele Ik maakt, nodigt niet
overal uit tot mede- en
herbeleven. In een groot aantal
wekelijkse sessies beluisterde en
registreerde Nienke Begemann
de vertellingen en vertelsels.
De sterkst persoonlijke
herinneringen, prille jeugd en
adolescentie, maken duidelijk dat
dit leven niet werkelijk
belangwekkend genoeg is voor
een met zoveel zwaai en sier
omgeven publikatie. Want we
komen niet erg veel verder dan
doktershuizenpraat,
kostschoolgebabbel, zomers aan
zee en meer particulariteiten.
Voor het meer interessante deel
zijn andere namen nodig:
Vogelsang, Nijhoff, Bloch, Bloem,
Achterberg, Roland Holst,
Vestdijk, Nagel, Muller Lehning
en vooral Bert Bakker. En ook
hier vindt de zoeker weinig
nieuws.
Veel Pom, veel Jany, een weinig
Zet, een massa Victorine. Wie ook
maar enigzins thuis is in het
wereldje, zal iets of veel van de
verhalen herkennen. De charmes
van Nijhoff die wellicht te groot
was voor die kring, de grijpgrage
Roland Holst die zich te groot
waande, Bloems nijpende
problemen met het uurwerk, het
boerengedrag van Achterberg, het
begrijpend sloven van diens
Cathrien, het gebrek aan echte
intelligentie bij de burgerman
Vestdijk, de koude fronterNagel
en Bert Bakkers eeuwige Drank
Hoeren: krachtvoer voor de
welwillende herkauwer.
Twee persoonlijkheden krijgen
brede aandacht, Martinus (zeg
maar Pom) Nijhoff en Bert
Bakker.
Naar aanleiding van al het
liefelijks dat Victorine de lezer
aangaande de gewezen
echtgenoot BB meldt, is hier en
daar al de kwalificatie 'platte
roddel' afgedrukt. Ergens lees ik:
'Bert Bakker krijgt zelfs een
emmer stront over zijn graf
uitgestort' (Opzij 1612).
Nu acht ik dat een weinig
fijnzinnige aanloop tot het
bestrijden van ongenoegen, maar
zelfs voor deze onbekooktheid
daagt enig begrip als men mag
vernemen hoe over BB wordt
gesproken. Bert Bakker zal voor
de liefhebbers van dit soort
Memoires de geschiedenis ingaan
als een voortijdig impotente
psychopaat, een pathologisch laf
liegbeest, een geldverslindende
zuiper, kortom: de
Jan Goeting, detail portret 1950.
psalmenzingende Lorejas van de
Residentie.
Wie ooit 'onderweg' met BB is
geweest heeft zijn of haar andere
verhalen, exuberant
waarschijnlijk, vol ach en wee,
alcohol, fantasievolle erotiek en
de geheiligde jaren '40-'45.
Die heeft hem ook zijn deel van de
repertoire horen zingen en ik mag
verzekeren dat het niet
uitsluitend uit psalmen bestond.
Die weet ook dat dit boek een -
zachtkens gezegd - nogal
eenzijdig beeld voorschotelt en zal
niet vergeten dat dezelfde BB in
de na-oorlogse j aren een
uitgeversprestatie van formaat
leverde zonder daarbij te
vervallen in de hier te lande
gebruikelijke blaaskakerij der
Geprezen Dundrukkers. Die weet,
denk ik, vervolgens óók dat het
droeve feit dat Bert Bakker
geschonden uit oorlog, bezetting
en terreur kwam, bepaald niet het
gevolg was van laf of leugenachtig
gedrag. De zelfgenoegzame toon
waarop zo'n man hier naar het rijk
der ontoerekeningsvatbaren
wordt verwezen, is stuitend en
laat - om in de termen van het
boek te blijven - behalve het
algemeen ennui een speciaal
gevoel van dégout achter.
Victorine Hefting heeft Martinus
Nijhoff zeer goed gekend; zij acht
zich zijn klankbord en uit haar
typeringen groeit een beeld
waarin men veel trekken
herkennen kan.
Het is voor mij onbegrijpelijk dat
zij desondanks kan verklaren dat
Nijhoffgeen enkele moeite met
zichzelf had'. Uit de persoonlijke
aantekeningen van Nijhoff rijst
immers een geheel ander beeld en
het lijkt me net iets té goedkoop
om dat exclusief voor rekening
van zijn 'complexe natuur' te
latenkomen.
Bekijk ik het boek als geheel dan
blijft de wens dat dit totaal het
niveau zou hebben van sommige
passages die Victorine aan haar
vroeggestorven dochter Jop
wijdt.
Hier maakt een vettige casquette
nu eens plaats voor chapeau,
hoewel niet lang; het gesis over
erfenissen, notaristrucs en duiten,
duiten, duiten bederft die mooie
kant te snel.
Er blijkt een willige markt voor
deze confessies te zijn. Misschien
zijn het voor meer bevattelijke
geesten dan de mijne wel
parelende prachtverhalen. De
tijd heeft immers gekeurd en
gekleurd, gepolijst, geruwd en
gladgestreken. Ik neem de
historische betrouwbaarheid dus
met wat korreltjes zout, wat
korreltjes hagel. Dat immers
hoort bij het genre, men neemt
het erbij.
Wie zich daarbij neerlegt kan op
geschriften stuiten die zoveel
meer genoegen geven omdat ze,
bij alle taartjesgossip, vooral goed
geschreven zijn. Ik noem maar een
sprekend voorbeeld als La
Poursuite du Vent van Claire Goll.
Victorine, met enige nadruk
gepresenteerd als 'exquisite
reading' is in het geheel niet
geschreven, maar gemonteerd.
Het zit slordig in elkaar en het
verwacht van de lezer teveel
voorkennis om ook na enige jaren
nog herkenning op te roepen. Als
het bij wijze van voorbeeld over
Nijhoff gaat, duikt plotseling
Georgette (Hagedoorn) op en veel
bladzij den nadien is er dan Netty
Nijhoff. Hoe zou dat zitten? Er
wordt teveel gezegd en niets
verklaard. Er is geen kalender,
geen staatj e van hoofdpersonen
en een uitgebreid register
ontbreekt. In vraaggesprekken
wordt dat gerechtvaardigd door
de uitspraak: 'dan gaan de lezers
in zo'n register maar zitten zoeken
naar smeuïge verhalen over de
vrienden'Als men daar niet van
gediend is, kan men - denk ik -
zulke verhalen over de vrienden
beter achterwege laten, of is dat te
simpel geredeneerd?
Wat me zéér wantrouwig maakt, is
het slordig gebruik van namen en
toestanden die gemakkelijk te
veriflerenzijn. Er is bijna geen
enkele gescharnierde naam goed
geschreven. De families Van Sasse
van Ysselt, Roosegaarde
Bisschop en Moll van Charante
heten in het boek, zonder dat ze
van die wijziging op de hoogte zijn.
Van Sasse van Isselt,
Rosengaarde Bisschop en Moll
van Garante. Men strijkt ook wel
eens neêr in het Larense
etablissement Hamburg (om een
Hamdorffer te nuttigen?). Het
lijken detailkwesties maar juist
luiheidjes van dat soort zijn
fnuikend voor serieuze memoires.
Nienke Begemann die - zoveel is
zeker - het genre zeer goed kent,
had beter schiftend kunnen
schrijven dan naar het gedragen
dictaat van de bandjes luisteren.
Wellicht zou dan heel wat
onwaardig kaf het aanzien van
rijp koren ontbeerd hebben. Nu is
een te groot deel van de theetafel
'citabel' verklaard en op die tafel
prijkt een uitstalling van soms
bedenkelijke spulletjes.
Nienke Begemann, Victorine, 424 pp,
geillustreerd. Uitgave Bert Bakker,
Amsterdams 39,90).
Toon Hermans heeft de afgelopen twee
maanden, in Hotel Figi in Zeist, gerepeteerd
voor een nieuw programma. Na een rustpe
riode van twee jaar heeft hij besloten om
weer het podium op te gaan. Om aan de
zwaarte van een totale one-man show te ont
komen koos hij voor een nieuwe formule. Het
is de bedoeling dat vóór de pauze zijn zoon
Maurice en de zangeres Gemma van Eek met
liedjes zullen optreden. Daarna zal De-Grote-
Man-Zelf aan het woord komen.
Toon Hermans
foto dries linssen
ij het opendoen kijkt hij somber.
I Zegt afhoudend: 'Wat is daar nou
angrijk aan: zo'n showtje dat ik
ti het voorbereiden ben. Er zijn in-
essantere zaken in dit leven".
vervolgt, terwijl hij via de keuken
i de huiskamertafel plaatsneemt:
ben er zelf pas op latere leeftijd
itergekomen dat we ons hier met
allen veel te druk lopen te maken
r de meest uiteenlopende onno-
ïeden. Het grootste voorbeeld
trvan is wel de finale van de sound-
:-show geweest. Het idee dat toen
liljoen mensen massaal zijn gaan
len om hun punten door te geven
gen wij gerust de geschiedenis in
:n gaan als Hét Monument van het
benul.
nag ook rustig opschrijven dat ik,
in Hermans, niet meer bij deze we-
1 hoor, want ik kan dergelijke din-
niet meer vatten",
opeens is er zijn jongensachtige
Ji. Die prachtige blik van een door-
-leven-aangedaan gezicht waar
plezier op doorbreekt: „Vooral
jt", vervolgt hij „als ik denk aan al
andere absurditeiten die zich nu
Jnze cultuur voordoen. De geinlijn,
'oorbeeld". Dan, ernstig: „Hoe ha-
ze het in hun hoofd om humor per
foon te verkopen. Ik was de eerste
ze vroegen voor de moppenlijn,
tig cent per minuut, nou ja. Ik had
cht geen trek in. Snap ook niet dat
ek het doet. Dat is toch iets dat
ten alle, alle evenwicht valt van le
en van doen en van cultuur",
s je erover gaat denken", zegt hij
stemverheffing „dat je moet op
en om vrolijk te worden van ie-
id aan de andere kant van de lijn a
on van vijftig cent per minuut,
vind ik dat zo'n ont-zag-lijke
itsch, dat het voor mij on-be-grij-
k is dat DIT serieus wordt geno-
roept hij uit, luidkeels la-
nu „dit soort gedachten ver-
k ik niet in mijn programma,
r verwonder ik mezelf altijd
er. Het fundament is datgene dat
et belangrijkste vind: de beteke-
van leven en dood, geluk en lief-
Uit die basisgedachten groeien
n allerlei rare gewasjes. En die ge-
jes die kan ik niet ontleden, kan
iet ontrafelen, die zijn er opeens,
is een soort begeestering",
ij mijn nieuwe programma wordt
1 weer een one-man show. Alleen,
ta na de pauze op het podium.
_d n zoon Maurice en de zangeres
tnma van Eek vullen het gedeelte
)f de pauze".
wil", legt hij uit „gewoon dat
lid eens veranderen van mijn
Omdat ik dat noodzakelijk
Vooral ook omdat ik zeer geïn-
isseerd ben in wat Maurice gaat
Sn. 't Is tenslotte een kind van me.
groot kind. Maar ik ben een
je", aarzelt even: „ja toch een
fje trots op zijn talent. Hij zingt
Ik vind het goed dat hij nu een
bij mij komt om die eerste ma-
vres van de showbusiness te le-
Weliswaar heeft hij mij jarenlang
- 'leidt, al die technische zaken
ff mijn shows geregeld, maar wat
mand wist is dat hij héél mooi En-
ballades kan zingen. Echt heel
Ifi, heel teer en heel gevoelig. Hij
gt een uur van internationale en-
linment. Niet dus van dat ge-
tel over minister Brinkman en
ster Klinkman en over weet-ik-
I Dat moeten de cabaretiers maar
ti, daar hebben wij heel weinig
J) I in. Wij willen echt ontspanning
|gen. Gewoon: lekker..".
t rtelt dan over zijn 'ontdekking'
de zangeres Gemma van Eek, die
deel uitmaakte van de disco-
p 'Babe'.
is toeval", zegt hij onverschillig,
an wel zeggen dat alles toeval is.
|>ok dus. Het zal je niet verbazen
Ik dit zeg, nu je weet hoe ik denk
[het leven en over de dood. Bo-
jiien ben ik geen organisator, ik
i niet iemand die iets voorbereidt
lant". Lachend: „Het ontrolt zich,
geschiedt. Heel wonderlijk ge-
met Gemma", vertelt hij dan.
onderlijk, zo gek. Eigenlijk door
an van 89, die zich nooit ergens
bemoeit, die de nederigheid-zel-
Die zei op een dag tegen mij: ik
een meisje dat... met een hese
jkstem: „zó mooi zingt... Dat liet
iet los, dat bleef in mijn kop han-
Daarom vroeg ik aan Maurice
ens uit te zoeken wie dat meisje
Pas een half jaar later heb ik
haar toen laten komen. Ze ging maar
niet uit mijn kop. En ze kwam, ja...
dat meisje. Op het moment dat ik
haar zag realiseerde ik het me: verdo
rie, ben jij dat. Kende haar toch wel
ergens van. Nou, toen zijn we gaan
praten, wat wij wilden, Ze vond het
leuk. Terwijl we eigenlijk helemaal
nog niet wisten wat we dan wilden....
We maken alles zo a l'improviste,
weetje. Zo'n repetitie, tja, dat gaat
maar zo van: eh- wat zullen we nóu 's
doen. Een beetje commedia dell'arte,
zou je het kunnen noemen. Maar niet
-eh- van -eh- al scripten hebben en
ontwerpen hebben en dan muziek
hebben. Zo'n programma wordt zo'n
beetje bijelkaar gepraat, we lunchen
wat samen, maken de arrangemen
ten. Dat doen we nu al zo'n twee
maanden in Figi in Zeist. Wat zal het
worden vragen we ons daar elke keer
weer af. En -eh- nu weten we dat nog
niet... Maar volgende week vrijdag
hebben we wél onze eerste try-out.
Dat betekent dus hun try-out. Ik doe
nog niks".
„Nee", onverschillig „ik ben voor
mezelf nog niet bezig. Meestal ont
staan de dingen wanneer ik wat aan
het ouwehoeren ben, als ik wat ga
staan klooien voor een paar mensen,
wat gekkigheid bij mekaar schraap.
Als je dit vak doet zo lang als ik kan
je dat. Dat is gewoon een ervarings
wetenschap. En dat berust dan ook
op dat thema van: och, we zien wel.
Ik hoef niet meer zo nodig. Ik vind
het leuk om te doen, dat wel. Anders
deed ik het natuurlijk niet. Op mijn
hoog-bejaarde leeftijd..".
„Ik ben toch", met een vragend lachje
„eenenzeventig jaar. Maar dat maakt
geen enkele indruk op me, hoor... Dat
hoort óók bij mijn filsofïe. En die ge
dachten, die probeer ik op jonge men
sen over te brengen. Het relativeren,
bijvoorbeeld, van succes. Van geld,
ook. Vind ik allemaal zó onbelang
rijk. Ik heb het namelijk ontzettend
lang niet gehad". Barst in lachen uit:
„En toen ik het niet had, vond ik het
ook niet belangrijk. Ik verrekte van
de honger. Dat heeft jarenlang ge
duurd". „Nee" met een heel scherp
accent: „Geld is écht niet belangrijk.
Kijk, ik kan hier goed leven en goed
wonen, maar ik moet toch niet teveel
fratsen maken, want dan kan ik dat
zooitje hier verkopen. Ik val niet on
der de Nederlandse miljonairs".
„Dat komt door de exploitatie van de
dingen. We zijn nu aan het repeteren
en dat kost al twee ton. En er is nog
niks gebeurd..".
Uithalend: „Dat doen we dan toch
maar. Er zijn echter ontzaglijk veel
mensen in het theater die dat niet
doen. Die gaan woon met een koffer
tje 's avonds naar theater De Zwaan
en die beginnen daar wat fratsen te
maken en wat liedjes te zingen a rai-
son van vijfduizend gulden cash.
Da's lekker hoor. Da's makkelijk".
Hij gebruikt zijn bekende timing,
dikt de uitspraak aan zoals alleen hij
dat kan: „Dan wordt je dus gauw
rijk. Dat doen al onze Nederlandse
teeveemensen, onze quizmensen. Die
doen dat allemaal. Als je drie keer op
de televisie hebt gezegd dat het mor
gen mooi weer wordt dan ben je al
een bezienswaardigheid. Kijk en dat
vind ik nou niet evenredig aan waar
wij mee bezig zijn na vijftig jaar
theater-maken!"
„Ja", vertelt hij nadenkend „ik kan
me nog steeds druk maken om die
dingen. Dat hangt natuurlijk van je
vitaliteit af, hè. Ik heb het geluk ge
had dat het allemaal buitengewoon
fantastisch is gegaan, die bypass-
operatie, tweeëneenhalf jaar geleden
en dat heeft me totaal vernieuwd.
Mag je wel zeggen. Ik heb meer
kracht gekregen. Ben nooit meer
moe. Nooit. En -eh- tien jaar geleden
was ik bek-af. Twintig jaar geleden
was ik nóg moeier". Lachend: ,,'t Is
idioot. Ik rookte toen natuurlijk wél
zo'n tachtig sigaretten per dag, ik
leefde anders. De nodige whisky's en-
zo. Dat heb ik nou allemaal wat be
perkt, dat wel, ja".
Even later, als zijn vrouw Rietje bin
nenkomt met de boodschappen, wis
selt hij wat woorden met haar, kijkt
vervolgens wat rond, door de keu
ken. In de huiskamer. Verschuift
iets. ,,'t Is allemaal wat chaotisch
hier", zegt hij langzaam. „Je voelt
toch de nadering van de komende
try-out". En, heel peinzend: „Ieder
een is er tóch een beetje gespannen
van..".
Het kon niet uitblijven, natuur
lijk. Het is al 1988, we hebben al
computerkunst, computermuziek
en dan moeten er natuurlijk ook een
keer chips in de literatuur verschij
nen. Nu, de eerste 'output' ligt in de
winkel, een uitdraai waar, hoe kan
het anders, het computerprogram
ma een eigen innerlijk (menselijk)
leven gaat leiden...
Een hoogst merkwaardig boek is
het, Gesprekken met Lord Byron,
geschreven door de Engelse schrijf
ster Amanda Prantera. Een 'baan
brekend experiment' in Kunstmati
ge Intelligentie wordt uitgevoerd op
de romantische dichter Byron. Hij
wordt een heuse computerpersoon
lijkheid, dat wil zeggen tweehon
derd studenten, technici en labera-
toriummedewerkers stoppen alle
bekende gegevens over de dichter in
een computerprogramma en hopen
zo antwoord te krijgen op onopge
loste vragen.
En jawel: we signaleren ene Edles-
ton, een jongen voor wie Byron mo
gelijkerwijs zijn liefdesgedichten
Thyrza zou hebben geschreven. En
dat niet alleen, er ontwikkelt zich
een persoonlijke relatie met studen
te Anna en de legendarische Engelse
dichter; Byron doet haar de meest
spannende biografische ontboeze
mingen en een hier niet te verraden
ontknoping volgt. Een vrije variatie
op biografische gegevens: Amanda
Prantera kan een bewonderens
waardige fantasie niet ontzegd wor
den, en een prettige, vlotte schrijf
stijl evenmin.
De grootste 'relaxte kikker' uit
de wereldliteratuur is onge
twijfeld Óblomov en, niet vreemd,
bijzonder ontspannen - om niet te
zeggen lui en lusteloos - is ook de
auteur van dit meesterwerk, Ivan
Gontsjarov. Dat blijkt uit de vele
brieven die deze Russische auteur
heeft geschreven toen hij als secre
taris op het fregatschip Pallas een
wereldreis maakte. De brieven zijn,
afgewisseld met prozafragmenten,
verzameld in de Privé-domeinserie
van De Arbeiderspers.
Gontsjarov beschrijft zijn reizen
vrijwel zonder details, zonder speci
fieke wetenswaardigheden van de
bezochte landen. Wat hij meldt zijn
gevoelens van melancholie, verwon
derde observaties van de verschillen
'tussen de Engelsman en de Rus' (en
die zijn talrijk), zijn afkeer van de be
drijvigheid aan boord en de schoon
heid van naakte Japanners in kleine
bootjes. Af en toe slaakt hij verbaas
de kreten als „Waar zijn we? Wie zal
deze afgelegen wildernis ooit betre
den?" of „Wat een land. wat een
lucht, wat een hemel!". Hij deelt
meer dan eens zijn thuisblijvende
vrienden mee dat hij 'monsterachtig
dik' aan het worden is, en daar zelf
van walgt. Gontsjarov besluit: „En
de beloningen! Een verre zeereis
voedt het geheugen, de fantasie met
beelden, interessante episodes, ver
rijkt het verstand....dat alles kan
men zijn leven lang niet uit de herin
nering of uit het hart bannen, en dat
moet ook niet, net zo min als zeldza
me en geliefde gasten". Inderdaad:
Gontsjarovs subtiele waarnemin
gen zijn moeilijk te vergeten.
Amanda Prantera. Gesprekken met Lord
Byron. Uitgeverij Veen, prijs 24,50.
Ivan Gontsjarov. Reis om de wereld. Uitg.
De Arbeiderspers, prijs 49.50.