letters S letteren
de bedjes
van simon
moeder en dochter
KIMBERLEY
het nieuwe boek van hellema
halsstarrigheid
ellende
hans warren
eric bos
geletterd
multatuli
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1988
Al driekwart eeuw lang, sinds
1913 namelijk toen Scott's last
expedition voor het eerst verscheen,
heeft het dagboek van Robert Falcon
Scott (1868-1912), de onfortuinlijke
zuidpoolreiziger, de lezers gefasci
neerd en ontroerd. Het is nu zo lang
geleden dat de gemoederen zijn be
daard. Of Scott een held danwel een
eigenwijze doordrijver geweest is,
het is lang en breed uitgemeten. Hij
was het allebei. Ieder die aan zijn
expedities deelnam is nu dood en er
is een flinke bibliotheek te vullen
met alle geschriften die er het gevolg
van geweest zijn.
Het meest tot de verbeelding blijven
spreken de oorspronkelijke dagboe
ken van Scott zelf. De cahiers werden
gevonden onder zijn stoffelijk over
schot dat er van omstreeks 29 maart
tot 12 november 1912, bijna negen
maanden dus, op had gerust. Drama
tischer kan haast niet en een drama
tischer verhaal is ook bijna niet denk
baar.
Naar de zuidpool trekken, die, onder
de meest barre omstandigheden be
reiken, om dan te ontdekken dat een
ander je een maand is vóór geweest,
zodat de eer je ontgaat, dat is al ver
schrikkelijk. Maar dan op de terug
weg op luttele kilometers van het
einddoel na een martelgang met je
vijven ook nog de dood vinden dat
is zoiets afschuwelijks dat elke ver
beelding tekort schiet. Juist daarom
is het dagboek van Scott zo waarde
vol. Het is onbegrijpelijk dat deze
man aan het einde van elke dag tel
kens weer de energie opgebracht
heeft om de verrichtingen aan het pa
pier toe te vertrouwen. Natuurlijk is
het zijn bedoeling geweest de aante
keningen later uit te werken tot een
boek zoals hij dat ook over de zuid
poolexpeditie met de 'Discovery' in
1901-1904 had gedaan. Natuurlijk
heeft hij gehoopt te overleven en zich
te kunnen rechtvaardigen toen hij be
gon te vrezen dat het mis ging. Maar
zelfs dan blijft de discipline waarmee
hij onder de onmogelijkste omstan
digheden toch nog zijn dagboek bij
hield bewonderenswaardig. Ook de
vele afscheidsbrieven die Scott de
laatste dagen schreef en zijn Message
tot the public treffen diep door de
mengeling van heroïek en de irritatie-
wekkende koppigheid. Tussen de re
gels door (ook bij het dagboek soms)
valt iets te bespeuren van inzicht, van
angst voor verwijten, maar het lag
niet in Scotts aard, fouten te erken
nen.
Het einde is dermate tragisch dat ie
der die iets over Scott vertelt de nei
ging heeft daarmee te beginnen.
Maar feitelijk wist Scott al lang dat
hij een geduchte mededinger had in
de Noor Amundsen. Op 22 februari
1911 noteert hij: „Die man doorkruist
mijn plannen. Hij is 110 kilometer
dichter bij de pool dan ik. Bovendien
had ik nooit gedacht dat hij zoveel
honden veilig naar de ijsbarrière kon
brengen. Met de honden kan hij al
vroeg in het jaar vertrekken; met po
ny's is dat onmogelijk. Hoe het ook
zij: ik mag mij door Amundsens han
delwijze niet van de wijs laten bren
gen en büjf bij mijn oorspronkelijke
plan alsof ik niets van Amundsen
wist. Gewoon doorgaan, zonder vrees
of dralen!" (57/58).
Uit deze notitie kan men tevens aflei
den dat Scott op de hoogte was van
de ongeschiktheid van de pony's en
dat heel het jammerlijke gedoe met
die dieren (ze moesten alle negentien
de tocht met de dood bekopen) voor
komen had kunnen worden als hij
minder halsstarrig was geweest.
Van zijn 33 Siberische honden zijn er
veel minder verongelukt of afge
maakt, twee van hen wisten zich
zelfs een maandlang op hun eentje in
leven te houden toen ze zoekgeraakt
waren en dat ondanks opgelopen
verwondingen.
Dat tenslotte Scott en zijn vier uitver
korenen alle vijf omkwamen was ook
niet enkel aan 'ziekte en slecht weer'
te wijten zoals vroeger de gangbare
opvatting was. Scott, de leider, dien
de nu eenmaal gehoorzaamd te wor-
Vijf uitgeputte en gedesillusioneerde kerels op de zuidpool...
den en hij valt niet vrij te pleiten van
gebrek aan inzicht.
Boudewijn Büch, die Scotts laatste
expeditie inleidde, oordeelt hard over
hem. Scott zou zonder enige twijfel
vervolgd, gedegradeerd en vernederd
zijn wegens roekeloos gedrag, uit de
Britse marine zijn gezet, schrijft hij.
Hij volhardde in zijn fouten en luister
de niet naar waarschuwingen en ver
standige adviezen.
Ongetwijfeld heeft Büch gelijk. Maar
zelfs al neem je aan dat Scott schuld
heeft aan de dood van het vijftal dan
is hij toch ook een held geweest.
Zijn verslag is, letterlijk, adembene
mend. Ik ken weinig boeken die je zo
tevreden maken met je eigen be
staan, met het feit dat je met al je
eventuele zorgen en ongemakken dat
boek gewoon op een stoel in een ver
warmd vertrek zittend kunt lezen.
Wat kunnen mensen zich, vrijwillig,
een ellende op de nek halen. Aanvan
kelijk, je wrijft je ogen uit, sleepte
men op die expeditie zelfs een gede
monteerde pianola mee die weer in el
kaar wordt gezet in het winterkwar
tier 'hoewel het eigenlijk niet de
moeite loont' (44). Ook allerlei lu
xueus, onwaarschijnlijk voedsel ging
mee. Met Kerstdag aten zij des
avonds bijvoorbeeld: „tomatensoep,
gestoofde pinguinborst als voorge
recht, rosbief, plumpudding, pas
teitjes, asperges, waarbij wij cham
pagne, port en verschillende soorten
likeur dronken". Tekenend detail: „s
Middags werd de maaltijd met onge
veer dezelfde gerechten voor de overi
ge bemanningsleden geserveerd,
maar met bier en whisky. Dat schijnt
ook heel gezellig te zijn geweest" (29).
Onderscheid diende er blijkbaar te
blijven, zelfs onder zulke barre om
standigheden. Ook op Scotts verjaar
dag, 6 juni, werden weer asperges ge
geten, met cider, sherry en likeur be
sproeid (75).
Tegenover zulke lichf? absurd aan
doende luxe staan de gruwelijkste
ontberingen, die uiteindelijk leiden
tot bevroren handen, voeten, oren,
neuzen, tot marteltochten, tot de bit
terste ontgoocheling, het 'te laat' op
de zuidpool, tot de dood.
Er bestaan weinig zo aangrijpende fo
to's als die met een zelfontspanner ge
maakte kiek van de vijf uitgeputte en
gedesillusioneerde kerels op de zuid
pool. Hun gezichten liegen er niet om.
Ontbering en ellende. Wie niet langer
meekon, werd de anderen tot last en
was toch ook weer onmisbaar. Het
eerst bezweek na vreselijk lijden
Evans. Na zijn dood verdelen de man
nen het vergif dat één van hen voor
geval van nood bij zich heeft. Vervol
gens moet Oates opgeven. „Ik ga
eventjes naar buiten en misschien
blijf ik een poosje weg", zegt hij. Ze
weten wat het betekent, maar laten
hem gaan. Het lichaam is nooit terug
gevonden.
De drie overblijvenden zijn, waar
schijnlijk op 29 maart en zonder zelf
moord te plegen overleden. Men trof
Wilson en Bowers in hun slaapzakken
aan die zij boven hun hoofden hadden
gesloten. Scott was later overleden.
Hij had de overslagen van zijn slaap
zak opzij geschoven en zijn jack ge
opend. Het tasje met zijn dagboeken
lag onder zijn schouders en zijn arm
had hij om Wilson heengeslagen.
Nog geen twintig kilometer verderop
was het welvoorziene voedseldepot....
Het is een verhaal dat de diepste
emoties wekt. Deze uitgave is een
combinatie van de vertalingen van
.Letzte Fahrt (uit het Duits) en Scott's
last expedition uit het Engels. Het
Duits heeft de vertaler J. Hendriks
soms parten gespeeld, zo had men
volgens hem bij al het lekkers ook
nog 'bussen kalfsmelk' aan boord
van de Terra Nova. Kalbsmilch is
kalfszwezerik, die smaakt prima bij
asperges, zelfs aan de zuidpool. Maar
was er uit het Engels vertaald, wie
weet was er een blik 'kalfszoetbrood'
te voorschijn gekomen!
Robert Falcon Scott: Scotts laatste expedi
tie. De dagboeken van de reis van kapitein
Robert Falcon Scott met de Terra Nova
naar de Zuidpool, 1910-1912. Inleiding
Boudewijn Büch. Hollandia-Reisverhalen.
Uitgeverij Hollandia, Baarn176 pag.;
27,50. Met foto's en kaarten.
redactie andré oosthoek
DianaRigg lijdt aan asthma,
Sean Cannery bestelde een
escortgirl in Amsterdam, Frank
Langella ging niet met Leslie-Anne
Down naar bedenDebra Winger
noemde Shirley MacLaine een
oversekste grootmoeder. De grote
sterren van het witte doek,
uitgekleed door tlkaar en, alsof
dat nog niet genoeg is, door Simon
van Collem, onze enige
Nederlandse tv-filmjournalist, in
zijn nieuwe boekje „De sterren
kunnen me nog meer vertellen".
Dat boekje met luchtig geklede
memoires werd ruim een week
geleden ten doop gehouden tijdens
een gezamenlijke presentatie van
de TROS en uitgeverij Bzzzth. De
eerste zette Van Collem in het
zonnetje omdat hij dertig jaar
geleden begon met zijn tv-rubriek
'De oude draaidoos' en de laatste
gaf het boekje de vorm van een
driestuiversroman inclusief de
vele zetfouten, onjuiste
fotobijschriften en slecht
afgedrukte illustraties, in
volmaakte harmonie met het
niveau van de teksten van
tv-journalist Van Collem. TV is
beeld, geen tekst immers.
Wie dol is op roddellectuur als
Privé en S tory, maar daarin net
dat extra pittige smaakje mist,
krijgt door het lezen van 'De
sterren kunnen me nog meer
vertellen' anderhalfuur
warmrode oortjes.
Simon van Collem begon met
zijn filmrubriek niet bij de
TROS, maar bij de VPRO in 1958.
Eindjaren zestig verhuisde hij
naar de AVRO en belandde
uiteindelijk bij de TROS met zijn
rubriek 'Simonscoop'Intussen is
er bijna geen omroep of deze heeft
wel een filmrubriekje. Maar wat
Simon zo uniek maakte was zijn
persoonlijke invulling vanzo'n
rubriek. Die onderscheidde zich
door de interviews met sterren en
filmmakers. Niet dat die
interviews zo diepgaand zijn
kennelijk wil het publiek een
filmprogramma dat uitblinkt door
oppervlakkigheid"zegt
producent Matthijs van
Heijningen deze week in de
VPRO-gids). Het is echter vooral
de eenvoud die Van Collem nu al
dertig jaar uitstraalt. Je kunt je als
gewone man, gespeend van enige
filmkennis, gemakkelijk met hem
identificeren en lekker jaloers zijn
op het kennelijke gemak waarmee
die kleine Nederlander met al die
grote sterren omgaat.
Het boekje (Van Collem schreef al
meer boekjes met 'informatie'over
zijn contact met de sterrenis een
fraai voorbeeld van die eenvoud.
Maar ook van onvermogen zoiets
vorm te geven. Van de hak op de
tak, afwisselend interressant en
banaal, gevuld met aardige
uitspraken van beroemdheden
(zoals vanproducer Joe Levine) en
onsympathiek aandoende
signalementen van sterren door
Van Collem is het boekje meer
papiervulling geworden dan een
sprankelend verslag van de mens
achter de ster.
Het enige datje kunt concluderen
is dat Amerika want het gaat
alleen over Amerika) kleiner is
dan het lijkt, dat iedereen met
iedereen naar bed gaat en dat het
roddelcircuit er nog steeds groeit
en bloeit. Het is misschien aardig
om te weten dat Sean Connery zich
bezorgd maakt over de armoede in
Schotland, dat LizaMinella geen
aardige vrouw is, dat Simon van
Collem menig figurantenrolletje in
buitenlandse en Nederlandse films
vertolkte en dat Leslie-Anne steeds
haar mooie dijen etaleert aan het
verzamelde journaille. En het
vervult de vaderlandse
lezersharten uiteraard met trots
dat onze eigen Simon van Collem
op schoot zit bij Shirley MacLaine.
Maar vervelend wordt het
wanneer Van Collem - toch niet de
dunste onder de journalisten - zijn
slachtoffers onaardig typeert op
basis van hun fysieke kenmerken,
waarbij de dikkerds het vooral
moeten ontgelden. Een dun boekje
van een dikdoend tv-verslaggever.
Hollands provincialisme pur sang.
'De sterren kunnen me nog meer
vertellen', Simon van Collem. Uitgeverij
Bzzzth,} 19,50.
Bijzonder fraai uitgegeven is Een
paradijsvogel boven het
aardappelloof, geschreven door
Jan Wolkers. Het is de toespraak
over Multatuli die Wolkers vorig
jaar in de Nieuwe Kerk in
Amsterdam heeft gegeven. Een
prachtige, warme ode aan de
auteur van de Max Havelaar, welk
boek volgens Wolkers stralend
hoogtepunt van onze
romanschrijfkunst is.
„Multatuli?", grapt Wolkers, „ik
heb veel gelachen!".
Wolkers verhaalt over zijn
weerloze jongenszieltje, dat al in
een vroeg stadium werd gewonnen
voor de kracht van Multatuli's
proza, hij vertelt over
soldaten vrienden, die met
stukgelezen boekjes in hun
plunj ezakken naar het front
vertrokken en hij verdedigt de
auteur waar 'Multatuli's
schrijverschap slechts een
dekmantel was voor zijn
donjuanerie, dat hij met zijn geest
alleen maar wilde schitteren voor
die wezens van hoge liefde die hij
rond zich wist te verzamelen'.
Lieden die deze mening hebben,
beweert Wolkers, hebben 'het
deerlijk mis'. Want Multatuli's
werk is 'rijk, exotisch, romantisch'
en de man van Lebak was de
Nachtwacht van onze literatuur,
een 'romanschrijver pur sang'.
Jan Wolkers, Eenparadijsvogel boven
het aardappelloof. Uitg. De Geus,prijs
9,90.
Simon van Collem
De tweede helft van de maand
maart staat in het teken van taal,
boeken, lezen.
Aan het eind van de Boekenweek,
in De Nieuwe Kerk te Amsterdam
de manifestatie 'GELETTERD,
van alles rondom het boek'.
Van boom tot boek zou een korte
omschrijving van dit evenement
kunnen zijn: papier scheppen,
letters gieten, letters zetten,
drukken, boekbinden,
boekomslagen maken, papier
marmeren.
Er is ook plaats voor het
Zondagsdich tersconcours met 15
dichters per dag en een jury,
bestaande uit Elly de Waard,
Coot van Doesburgh en J an Kal.
Workshops: één van drie dagen
door Max Dendermonde en drie
van één dag door Erie van den
Berg, Elly de Waard en J an
Boerstoel. Men schrijft zich van te
voren in en komt met eigen werk
dat dan besproken zal worden.
Het gaat om korte verhalen,
poëzie en teksten van liedjes.
Een vierde workshop,
taaldrukken, wordt gehouden
met Taaldrukwerkplaats De
Werkschuit. Men brengt daar
tekst in beeld door middel van
verschillende eenvoudige
technieken.
Het publiek kan tegen betaling
van een kleine vergoeding zelf een
boekje maken van 30 door de jury
uitgekozen gedichten.
Vrijdag 25, zaterdag 26 en zondag 27
maart dagelijks van 11.00 tot 17.00
uur.
Uiteenlopende gedichten over 'De
moeder' verzamelde Ankie
Peypers in de bundel Mijn naaste
naaste. Haar valt op, zegt ze in het
voorwoord, dat de
'moedergedichten' van vroeger
sterk verschillen met die van nu.
Volgens Peypers was er in het
verleden meer verering en respect:
we zeiden U tegen onze ouders. Het
moederthema is, aldus de
inleidster, vernieuwd, de wijze van
beschrijven is onthutsender,
namelijk een complexe
combinatie van tederheid,
verweer, begrip en spijt.
Dichteressen hebben, meer dan
dichters, deze vernieuwde
thematiek gebruikt. Geen wonder,
vindt Ankie Peypers, want moeder
en dochter zijn van oudsher
'spiegels van elkaar'. De bundel
bevat een verzameling van die
nieuwe poëzie en het is werkelijk
een prachtboekje. Verzen van
onder anderen Hanny Michaelis,
Diana Ozon, Mischa de Vreede,
Astrid Roemer, Elisabeth Eybers
en Hannes Meinkema laten zien
hoe bijzonder de relatie
moeder-dochter is, en hoe intens
de onderlinge emoties kunnen zijn,
Welke moeder of dochter herkent
niet (na langdurig wederzij ds
gezelschap) Hannes Meinkema's
„Bronsgeworden veelheid van
gevoel van iemand die als ze het
niet langer uithoudt eventjes in de
auto voor de deur alleen moet
zitten zijn".
Ankie Peijpers.Mijn naaste naaste.
Uitg. AnDekker, prijs 25,-.
Hellema (pseudoniem van A. B. van Praag) wordt
binnenkort 67, maar zijn schrijversloopbaan
begon nog geen zes jaar geleden. Hier is een geval
van iemand die eerst moest leven om een schrijver
te worden, van iemand die eerst van alles moest
meemaken om zijn weg in de literatuur te kunnen
vinden.
Hij heeft lang in de confectie-industrie gewerkt.
Tijdens de oorlog kwam hij als zoon van een joodse
vader en een niet-joodse moeder in een precaire po
sitie te verkeren. Wegens verzetswerk werd hij door
de Duitsers opgepakt. Hij overleefde verschillende
concentratiekampen. In de boeken van Hellema
zijn naast zijn oorlogservaringen ook zijn beleve
nissen als zakenman van groot belang.
In 1982 debuteerde hij met de verhalenbundel Lang
zame dans als verzoeningsrite. Een jaar later volgde
Enige reizen dienden niet ter zake, wederom een
boek met verhalen. In 1984 verscheen zijn eerste ro
man Joab. Net als in de vorige boeken heette de
hoofdfiguur eenvoudig Hellema, een zakenman in de
textielbranche.
In Joab schreef hij vooral over het probleem van de
werkloosheid, een ongebruikelijk thema in de litera
tuur. Daarna verscheen nog Een andere tamboer. De
hoofdpersoon daaruit had weer het een en ander met
de schrijver gemeen, maar heette nu Martin Lasser.
Hij voelde solidariteit met alles 'wat gebeurd is en
nooit wéér gebeuren mag'. Hij had de behoefte de
slachtoffers van de oorlog een stem te geven en ver
klaart zichzelf uiteindelijk tot jood.
Het nieuwe boek van Hellema, de weinig omvangrij
ke roman Kimberley, verschilt in aanpak weer sterk
van zijn voorafgaande werk, maar biedt toch ook
veel vertrouwds. Groot succes kende deze schrijver
nog niet, in de kritiek staat hij echter bekend als ie
mand die dingen doet waar anderen zich niet aan wa
gen. Ongebruikelijk is in elk geval dat hij de rauwe
boodschap boven de schone letteren stelt. „Wie hier
literatuur van maakt is een zwijn", verklaarde hij in
zijn eerste boek naar aanleiding van zijn kamperva
ringen al. Overredingskracht is voor hem belangrij
ker dan vormgeving. Hij betuigt liever zijn verbon
denheid met de verworpenen der aarde dan dat hij
gave kunst aflevert.
In Kimberley ligt dat alles niet veel anders. Hellema
schuwt de overdrijving geenszins, als wat hij te zeg
gen heeft maar gehoord wordt. Technische oneven
wichtigheden neemt hij op de koop toe wanneer zijn
oproep tot engagement maar wordt verstaan.
Op één of andere maniert werkt dit bij deze schrijver.
Er valt op Kimberley een heleboel aan te merken,
maar dat verhindert niet dat het verhaal een sterk
ontroerende werking heeft. Het zijn uiteraard niet al
leen goede bedoelingen waarmee je een literair werk
kunt redden. De kracht van Kimberley is, dunkt me,
vooral in het slot gelegen. De hoofdfiguur die als eni
ge vriend een chimpansee overgehouden heeft,
wordt in die laatste pagina's op zeer pregnante wijze
getypeerd. Zoals men van Hellema kan verwachten
is zijn belangrijkste personage een zakenman, Sa
muel Zomerplaag geheten. Deze doet evenwel niet in
textiel maar in diamanten. Het is bij deze schrijver
onvermijdelijk dat de oorlog een centrale rol krijgt
toebedeeld in het verhaal, maar deze keer krijgen we
die te zien vanuit een ander perspectief dan we ge
wend waren.
De hoofdstukken staan niet in chronologische volg
orde. Hellema maakt het zijn lezers evenwel niet
moeilijk, hij geeft zelf al op dat de hoofdstukken
achtereenvolgens in 1939, 1931, 1926, 1936, 1938 en
1946 spelen. Het is bepaald geen rechttoe-rechtaan
verteld boek, want bovendien worden de verhalende
gedeelten afgewisseld met dagboeknotities, krante-
berichten en correspondentie.
Bij de meeste schrijvers zou je dan aan een subtiel
maar vrijblijvend literair spel gaan denken. Bij hem
is van vrijblijvendheid noch van subtiliteit sprake.
Met het dagboek van Zomerplaag uit 1931 vult hij
maar liefst veertig bladzijden van dit dunne boekje.
Hij bekommert er zich blijkbaar niet om dat het re
laas ongelooflijk saai is. Zelfs laat hij zijn protagonist
opmerken dat hij niet de pretentie heeft 'een boeiend
reisverhaal te schrijven'.
Zulke literaire normen schuift Hellema opzij als hem
dat zo uitkomt. Het gaat hem er dan om wat er staat
en het kan hem nauwelijks schelen hóe het er staat.
Het geheim van Hellema is dat hij de buitenli
teraire bedoelingen die hij waarschijnlijk
heeft ten spijttoch altijd net het gevaar weet af te
wenden dat je de indruk zou krijgen een tractaat te
lezen. Soms overheerst, zoals gezegd, saaiheid,
maar toch weet hij ook in Kimberley de aandacht
van de lezer vast te houden. Met een verhaal dat het
eerder van de originaliteit dan van de uitwerking
hebben moet. Een verhaal dat raadselachtig blijft,
ook al zegt de schrijver in de eerste regel zonder om
haal waar het over gaat: „Van zijn derde reis naar
Kimberley keerde Samuel Zomerplaag (Manu voor
zijn vrienden) niet terug" (5). Hij begon die zaken
reis in 1938.
Zomerplaag werkt voor het bedrijf 'Holland Dia
mant'. Hij laat zijn werkgever in het ongewisse over
de reden van zijn verdwijning. In een verwarde brief
schildert hij zich af als een ongewenste vreemdeling
in deze wereld. In een schrijven aan de hoofdcorres
pondent is hij wat duidelijker. Hij verklaart zich als
jood geschokt te voelen door de recente gebeurtenis
sen in Duitsland. Deze beambte een overtuigd na-
tionaal-socialist houdt dit bericht echter voor de
directie achter. De firma krijgt te maken met Trees,
de ex-echtgenote van Zomerplaag. Ze is een knappe
verschijning die van de omstandigheden profiteren
wil. Om er beter van te worden, probeert ze één van
de directeuren te verleiden. Ze laat zich betalen voor
haar gunsten: „Het zijn alleen heel hoge bedragen
waartegen het fatsoen niet bestand is" (20). Overi
gens valt de directeur haar tegen. Manu was 'op en
top een gentleman' geweest, deze man is een brutale
snotneus.
Nog veel minder fijnzinnig is trouwens de hoofdcor
respondent. Hij komt op bezoek bij Trees en op een
gegeven moment begint hij 'kreunend te masturbe
ren'. Het is een van die passages waar Kimberley to
taal uit de hand loopt.
Over Trees wordt nog veel meer beweerd dat serieus
Hellema
bedoeld is maar dat enkel hilariteit wekt. Als meisje
van negen had ze de pastoor al moeten bevredigen
Hellema raakt bij zulke beschrijvingen dermate van
slag dat hij de meest ongelukkige bewoordingen
kiest. De pastoor die zich laat aftrekken heet dan 'in
een van de werkelijkheid afgetrokken vorm tot inge
houden vervoering te geraken' (62).
Ook verder had Trees zo houdt Hellema ons voor
een zeer opwindend leven eer ze met Manu trouw
de. Hoeveel deze van haar hield komt onder meer
naar voren in het dagboek dat hij in 1931 tijdens zijn
eerste Afrikaanse reis voor haar bijhield. In dat jour
naal blijkt hij een sociaal voelend mens met afkeer
voor de apartheid en al een felle aversie tegen Hitier.
Hij was in 1926 met Trees getrouwd. Zijn vriend Phi
lip was over dat huwelijk niet erg te spreken geweest
Een andere vriend van Zomerplaag heet Norman. De
kribbige brieven die deze twee met elkaar wisselen
wanneer in 1936 de scheiding van Zomerplaag en
Trees een feit geworden is, vullen weer een hoofd
stuk.
Daarop volgt een hoofdstuk met treurige berichten
over het lot van de Duitse joden, zonder commentaar
overgenomen uit The Times.
Tot dat moment lijkt Kimberley een roman waar
kop noch staart aan te ontdekken valt. Het slot
maakt dat bijna alles wat in dit boek onvergeeflijk is
aan Hellema vergeven kan worden.
Al in 1940 had Philip een brief van Manu ontvangen
waarin deze verklaart 'dat het beter is om weg te
gaan dan in een onduldbare situatie te volharden
(97). In 1946 bereikt Philip weer een bericht. Manu is
overleden. Hij liet zijn vriend onder meer zeer verras
sende en aangrijpende notities na over de tijd van
zijn zelfverkozen ballingschap in Zuid-Afrika.
Als de oorlog voorbij is, verkiest hij de dood: „Ik hetl
gelijk gekregen. Maar er is een gelijk dat te groot is
om voldoening te geven, het grootste gelijk van de
wereld" (108). Een man van eer wil na Auschwitz niet|
meer meedoen.
Hellema: Kimberley: 108pag.;f 29,50. Querido, Amsterdarrf