letters S letteren de bedjes van simon moeder en dochter KIMBERLEY het nieuwe boek van hellema halsstarrigheid ellende hans warren eric bos geletterd multatuli LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren ZATERDAG 27 FEBRUARI 1988 Al driekwart eeuw lang, sinds 1913 namelijk toen Scott's last expedition voor het eerst verscheen, heeft het dagboek van Robert Falcon Scott (1868-1912), de onfortuinlijke zuidpoolreiziger, de lezers gefasci neerd en ontroerd. Het is nu zo lang geleden dat de gemoederen zijn be daard. Of Scott een held danwel een eigenwijze doordrijver geweest is, het is lang en breed uitgemeten. Hij was het allebei. Ieder die aan zijn expedities deelnam is nu dood en er is een flinke bibliotheek te vullen met alle geschriften die er het gevolg van geweest zijn. Het meest tot de verbeelding blijven spreken de oorspronkelijke dagboe ken van Scott zelf. De cahiers werden gevonden onder zijn stoffelijk over schot dat er van omstreeks 29 maart tot 12 november 1912, bijna negen maanden dus, op had gerust. Drama tischer kan haast niet en een drama tischer verhaal is ook bijna niet denk baar. Naar de zuidpool trekken, die, onder de meest barre omstandigheden be reiken, om dan te ontdekken dat een ander je een maand is vóór geweest, zodat de eer je ontgaat, dat is al ver schrikkelijk. Maar dan op de terug weg op luttele kilometers van het einddoel na een martelgang met je vijven ook nog de dood vinden dat is zoiets afschuwelijks dat elke ver beelding tekort schiet. Juist daarom is het dagboek van Scott zo waarde vol. Het is onbegrijpelijk dat deze man aan het einde van elke dag tel kens weer de energie opgebracht heeft om de verrichtingen aan het pa pier toe te vertrouwen. Natuurlijk is het zijn bedoeling geweest de aante keningen later uit te werken tot een boek zoals hij dat ook over de zuid poolexpeditie met de 'Discovery' in 1901-1904 had gedaan. Natuurlijk heeft hij gehoopt te overleven en zich te kunnen rechtvaardigen toen hij be gon te vrezen dat het mis ging. Maar zelfs dan blijft de discipline waarmee hij onder de onmogelijkste omstan digheden toch nog zijn dagboek bij hield bewonderenswaardig. Ook de vele afscheidsbrieven die Scott de laatste dagen schreef en zijn Message tot the public treffen diep door de mengeling van heroïek en de irritatie- wekkende koppigheid. Tussen de re gels door (ook bij het dagboek soms) valt iets te bespeuren van inzicht, van angst voor verwijten, maar het lag niet in Scotts aard, fouten te erken nen. Het einde is dermate tragisch dat ie der die iets over Scott vertelt de nei ging heeft daarmee te beginnen. Maar feitelijk wist Scott al lang dat hij een geduchte mededinger had in de Noor Amundsen. Op 22 februari 1911 noteert hij: „Die man doorkruist mijn plannen. Hij is 110 kilometer dichter bij de pool dan ik. Bovendien had ik nooit gedacht dat hij zoveel honden veilig naar de ijsbarrière kon brengen. Met de honden kan hij al vroeg in het jaar vertrekken; met po ny's is dat onmogelijk. Hoe het ook zij: ik mag mij door Amundsens han delwijze niet van de wijs laten bren gen en büjf bij mijn oorspronkelijke plan alsof ik niets van Amundsen wist. Gewoon doorgaan, zonder vrees of dralen!" (57/58). Uit deze notitie kan men tevens aflei den dat Scott op de hoogte was van de ongeschiktheid van de pony's en dat heel het jammerlijke gedoe met die dieren (ze moesten alle negentien de tocht met de dood bekopen) voor komen had kunnen worden als hij minder halsstarrig was geweest. Van zijn 33 Siberische honden zijn er veel minder verongelukt of afge maakt, twee van hen wisten zich zelfs een maandlang op hun eentje in leven te houden toen ze zoekgeraakt waren en dat ondanks opgelopen verwondingen. Dat tenslotte Scott en zijn vier uitver korenen alle vijf omkwamen was ook niet enkel aan 'ziekte en slecht weer' te wijten zoals vroeger de gangbare opvatting was. Scott, de leider, dien de nu eenmaal gehoorzaamd te wor- Vijf uitgeputte en gedesillusioneerde kerels op de zuidpool... den en hij valt niet vrij te pleiten van gebrek aan inzicht. Boudewijn Büch, die Scotts laatste expeditie inleidde, oordeelt hard over hem. Scott zou zonder enige twijfel vervolgd, gedegradeerd en vernederd zijn wegens roekeloos gedrag, uit de Britse marine zijn gezet, schrijft hij. Hij volhardde in zijn fouten en luister de niet naar waarschuwingen en ver standige adviezen. Ongetwijfeld heeft Büch gelijk. Maar zelfs al neem je aan dat Scott schuld heeft aan de dood van het vijftal dan is hij toch ook een held geweest. Zijn verslag is, letterlijk, adembene mend. Ik ken weinig boeken die je zo tevreden maken met je eigen be staan, met het feit dat je met al je eventuele zorgen en ongemakken dat boek gewoon op een stoel in een ver warmd vertrek zittend kunt lezen. Wat kunnen mensen zich, vrijwillig, een ellende op de nek halen. Aanvan kelijk, je wrijft je ogen uit, sleepte men op die expeditie zelfs een gede monteerde pianola mee die weer in el kaar wordt gezet in het winterkwar tier 'hoewel het eigenlijk niet de moeite loont' (44). Ook allerlei lu xueus, onwaarschijnlijk voedsel ging mee. Met Kerstdag aten zij des avonds bijvoorbeeld: „tomatensoep, gestoofde pinguinborst als voorge recht, rosbief, plumpudding, pas teitjes, asperges, waarbij wij cham pagne, port en verschillende soorten likeur dronken". Tekenend detail: „s Middags werd de maaltijd met onge veer dezelfde gerechten voor de overi ge bemanningsleden geserveerd, maar met bier en whisky. Dat schijnt ook heel gezellig te zijn geweest" (29). Onderscheid diende er blijkbaar te blijven, zelfs onder zulke barre om standigheden. Ook op Scotts verjaar dag, 6 juni, werden weer asperges ge geten, met cider, sherry en likeur be sproeid (75). Tegenover zulke lichf? absurd aan doende luxe staan de gruwelijkste ontberingen, die uiteindelijk leiden tot bevroren handen, voeten, oren, neuzen, tot marteltochten, tot de bit terste ontgoocheling, het 'te laat' op de zuidpool, tot de dood. Er bestaan weinig zo aangrijpende fo to's als die met een zelfontspanner ge maakte kiek van de vijf uitgeputte en gedesillusioneerde kerels op de zuid pool. Hun gezichten liegen er niet om. Ontbering en ellende. Wie niet langer meekon, werd de anderen tot last en was toch ook weer onmisbaar. Het eerst bezweek na vreselijk lijden Evans. Na zijn dood verdelen de man nen het vergif dat één van hen voor geval van nood bij zich heeft. Vervol gens moet Oates opgeven. „Ik ga eventjes naar buiten en misschien blijf ik een poosje weg", zegt hij. Ze weten wat het betekent, maar laten hem gaan. Het lichaam is nooit terug gevonden. De drie overblijvenden zijn, waar schijnlijk op 29 maart en zonder zelf moord te plegen overleden. Men trof Wilson en Bowers in hun slaapzakken aan die zij boven hun hoofden hadden gesloten. Scott was later overleden. Hij had de overslagen van zijn slaap zak opzij geschoven en zijn jack ge opend. Het tasje met zijn dagboeken lag onder zijn schouders en zijn arm had hij om Wilson heengeslagen. Nog geen twintig kilometer verderop was het welvoorziene voedseldepot.... Het is een verhaal dat de diepste emoties wekt. Deze uitgave is een combinatie van de vertalingen van .Letzte Fahrt (uit het Duits) en Scott's last expedition uit het Engels. Het Duits heeft de vertaler J. Hendriks soms parten gespeeld, zo had men volgens hem bij al het lekkers ook nog 'bussen kalfsmelk' aan boord van de Terra Nova. Kalbsmilch is kalfszwezerik, die smaakt prima bij asperges, zelfs aan de zuidpool. Maar was er uit het Engels vertaald, wie weet was er een blik 'kalfszoetbrood' te voorschijn gekomen! Robert Falcon Scott: Scotts laatste expedi tie. De dagboeken van de reis van kapitein Robert Falcon Scott met de Terra Nova naar de Zuidpool, 1910-1912. Inleiding Boudewijn Büch. Hollandia-Reisverhalen. Uitgeverij Hollandia, Baarn176 pag.; 27,50. Met foto's en kaarten. redactie andré oosthoek DianaRigg lijdt aan asthma, Sean Cannery bestelde een escortgirl in Amsterdam, Frank Langella ging niet met Leslie-Anne Down naar bedenDebra Winger noemde Shirley MacLaine een oversekste grootmoeder. De grote sterren van het witte doek, uitgekleed door tlkaar en, alsof dat nog niet genoeg is, door Simon van Collem, onze enige Nederlandse tv-filmjournalist, in zijn nieuwe boekje „De sterren kunnen me nog meer vertellen". Dat boekje met luchtig geklede memoires werd ruim een week geleden ten doop gehouden tijdens een gezamenlijke presentatie van de TROS en uitgeverij Bzzzth. De eerste zette Van Collem in het zonnetje omdat hij dertig jaar geleden begon met zijn tv-rubriek 'De oude draaidoos' en de laatste gaf het boekje de vorm van een driestuiversroman inclusief de vele zetfouten, onjuiste fotobijschriften en slecht afgedrukte illustraties, in volmaakte harmonie met het niveau van de teksten van tv-journalist Van Collem. TV is beeld, geen tekst immers. Wie dol is op roddellectuur als Privé en S tory, maar daarin net dat extra pittige smaakje mist, krijgt door het lezen van 'De sterren kunnen me nog meer vertellen' anderhalfuur warmrode oortjes. Simon van Collem begon met zijn filmrubriek niet bij de TROS, maar bij de VPRO in 1958. Eindjaren zestig verhuisde hij naar de AVRO en belandde uiteindelijk bij de TROS met zijn rubriek 'Simonscoop'Intussen is er bijna geen omroep of deze heeft wel een filmrubriekje. Maar wat Simon zo uniek maakte was zijn persoonlijke invulling vanzo'n rubriek. Die onderscheidde zich door de interviews met sterren en filmmakers. Niet dat die interviews zo diepgaand zijn kennelijk wil het publiek een filmprogramma dat uitblinkt door oppervlakkigheid"zegt producent Matthijs van Heijningen deze week in de VPRO-gids). Het is echter vooral de eenvoud die Van Collem nu al dertig jaar uitstraalt. Je kunt je als gewone man, gespeend van enige filmkennis, gemakkelijk met hem identificeren en lekker jaloers zijn op het kennelijke gemak waarmee die kleine Nederlander met al die grote sterren omgaat. Het boekje (Van Collem schreef al meer boekjes met 'informatie'over zijn contact met de sterrenis een fraai voorbeeld van die eenvoud. Maar ook van onvermogen zoiets vorm te geven. Van de hak op de tak, afwisselend interressant en banaal, gevuld met aardige uitspraken van beroemdheden (zoals vanproducer Joe Levine) en onsympathiek aandoende signalementen van sterren door Van Collem is het boekje meer papiervulling geworden dan een sprankelend verslag van de mens achter de ster. Het enige datje kunt concluderen is dat Amerika want het gaat alleen over Amerika) kleiner is dan het lijkt, dat iedereen met iedereen naar bed gaat en dat het roddelcircuit er nog steeds groeit en bloeit. Het is misschien aardig om te weten dat Sean Connery zich bezorgd maakt over de armoede in Schotland, dat LizaMinella geen aardige vrouw is, dat Simon van Collem menig figurantenrolletje in buitenlandse en Nederlandse films vertolkte en dat Leslie-Anne steeds haar mooie dijen etaleert aan het verzamelde journaille. En het vervult de vaderlandse lezersharten uiteraard met trots dat onze eigen Simon van Collem op schoot zit bij Shirley MacLaine. Maar vervelend wordt het wanneer Van Collem - toch niet de dunste onder de journalisten - zijn slachtoffers onaardig typeert op basis van hun fysieke kenmerken, waarbij de dikkerds het vooral moeten ontgelden. Een dun boekje van een dikdoend tv-verslaggever. Hollands provincialisme pur sang. 'De sterren kunnen me nog meer vertellen', Simon van Collem. Uitgeverij Bzzzth,} 19,50. Bijzonder fraai uitgegeven is Een paradijsvogel boven het aardappelloof, geschreven door Jan Wolkers. Het is de toespraak over Multatuli die Wolkers vorig jaar in de Nieuwe Kerk in Amsterdam heeft gegeven. Een prachtige, warme ode aan de auteur van de Max Havelaar, welk boek volgens Wolkers stralend hoogtepunt van onze romanschrijfkunst is. „Multatuli?", grapt Wolkers, „ik heb veel gelachen!". Wolkers verhaalt over zijn weerloze jongenszieltje, dat al in een vroeg stadium werd gewonnen voor de kracht van Multatuli's proza, hij vertelt over soldaten vrienden, die met stukgelezen boekjes in hun plunj ezakken naar het front vertrokken en hij verdedigt de auteur waar 'Multatuli's schrijverschap slechts een dekmantel was voor zijn donjuanerie, dat hij met zijn geest alleen maar wilde schitteren voor die wezens van hoge liefde die hij rond zich wist te verzamelen'. Lieden die deze mening hebben, beweert Wolkers, hebben 'het deerlijk mis'. Want Multatuli's werk is 'rijk, exotisch, romantisch' en de man van Lebak was de Nachtwacht van onze literatuur, een 'romanschrijver pur sang'. Jan Wolkers, Eenparadijsvogel boven het aardappelloof. Uitg. De Geus,prijs 9,90. Simon van Collem De tweede helft van de maand maart staat in het teken van taal, boeken, lezen. Aan het eind van de Boekenweek, in De Nieuwe Kerk te Amsterdam de manifestatie 'GELETTERD, van alles rondom het boek'. Van boom tot boek zou een korte omschrijving van dit evenement kunnen zijn: papier scheppen, letters gieten, letters zetten, drukken, boekbinden, boekomslagen maken, papier marmeren. Er is ook plaats voor het Zondagsdich tersconcours met 15 dichters per dag en een jury, bestaande uit Elly de Waard, Coot van Doesburgh en J an Kal. Workshops: één van drie dagen door Max Dendermonde en drie van één dag door Erie van den Berg, Elly de Waard en J an Boerstoel. Men schrijft zich van te voren in en komt met eigen werk dat dan besproken zal worden. Het gaat om korte verhalen, poëzie en teksten van liedjes. Een vierde workshop, taaldrukken, wordt gehouden met Taaldrukwerkplaats De Werkschuit. Men brengt daar tekst in beeld door middel van verschillende eenvoudige technieken. Het publiek kan tegen betaling van een kleine vergoeding zelf een boekje maken van 30 door de jury uitgekozen gedichten. Vrijdag 25, zaterdag 26 en zondag 27 maart dagelijks van 11.00 tot 17.00 uur. Uiteenlopende gedichten over 'De moeder' verzamelde Ankie Peypers in de bundel Mijn naaste naaste. Haar valt op, zegt ze in het voorwoord, dat de 'moedergedichten' van vroeger sterk verschillen met die van nu. Volgens Peypers was er in het verleden meer verering en respect: we zeiden U tegen onze ouders. Het moederthema is, aldus de inleidster, vernieuwd, de wijze van beschrijven is onthutsender, namelijk een complexe combinatie van tederheid, verweer, begrip en spijt. Dichteressen hebben, meer dan dichters, deze vernieuwde thematiek gebruikt. Geen wonder, vindt Ankie Peypers, want moeder en dochter zijn van oudsher 'spiegels van elkaar'. De bundel bevat een verzameling van die nieuwe poëzie en het is werkelijk een prachtboekje. Verzen van onder anderen Hanny Michaelis, Diana Ozon, Mischa de Vreede, Astrid Roemer, Elisabeth Eybers en Hannes Meinkema laten zien hoe bijzonder de relatie moeder-dochter is, en hoe intens de onderlinge emoties kunnen zijn, Welke moeder of dochter herkent niet (na langdurig wederzij ds gezelschap) Hannes Meinkema's „Bronsgeworden veelheid van gevoel van iemand die als ze het niet langer uithoudt eventjes in de auto voor de deur alleen moet zitten zijn". Ankie Peijpers.Mijn naaste naaste. Uitg. AnDekker, prijs 25,-. Hellema (pseudoniem van A. B. van Praag) wordt binnenkort 67, maar zijn schrijversloopbaan begon nog geen zes jaar geleden. Hier is een geval van iemand die eerst moest leven om een schrijver te worden, van iemand die eerst van alles moest meemaken om zijn weg in de literatuur te kunnen vinden. Hij heeft lang in de confectie-industrie gewerkt. Tijdens de oorlog kwam hij als zoon van een joodse vader en een niet-joodse moeder in een precaire po sitie te verkeren. Wegens verzetswerk werd hij door de Duitsers opgepakt. Hij overleefde verschillende concentratiekampen. In de boeken van Hellema zijn naast zijn oorlogservaringen ook zijn beleve nissen als zakenman van groot belang. In 1982 debuteerde hij met de verhalenbundel Lang zame dans als verzoeningsrite. Een jaar later volgde Enige reizen dienden niet ter zake, wederom een boek met verhalen. In 1984 verscheen zijn eerste ro man Joab. Net als in de vorige boeken heette de hoofdfiguur eenvoudig Hellema, een zakenman in de textielbranche. In Joab schreef hij vooral over het probleem van de werkloosheid, een ongebruikelijk thema in de litera tuur. Daarna verscheen nog Een andere tamboer. De hoofdpersoon daaruit had weer het een en ander met de schrijver gemeen, maar heette nu Martin Lasser. Hij voelde solidariteit met alles 'wat gebeurd is en nooit wéér gebeuren mag'. Hij had de behoefte de slachtoffers van de oorlog een stem te geven en ver klaart zichzelf uiteindelijk tot jood. Het nieuwe boek van Hellema, de weinig omvangrij ke roman Kimberley, verschilt in aanpak weer sterk van zijn voorafgaande werk, maar biedt toch ook veel vertrouwds. Groot succes kende deze schrijver nog niet, in de kritiek staat hij echter bekend als ie mand die dingen doet waar anderen zich niet aan wa gen. Ongebruikelijk is in elk geval dat hij de rauwe boodschap boven de schone letteren stelt. „Wie hier literatuur van maakt is een zwijn", verklaarde hij in zijn eerste boek naar aanleiding van zijn kamperva ringen al. Overredingskracht is voor hem belangrij ker dan vormgeving. Hij betuigt liever zijn verbon denheid met de verworpenen der aarde dan dat hij gave kunst aflevert. In Kimberley ligt dat alles niet veel anders. Hellema schuwt de overdrijving geenszins, als wat hij te zeg gen heeft maar gehoord wordt. Technische oneven wichtigheden neemt hij op de koop toe wanneer zijn oproep tot engagement maar wordt verstaan. Op één of andere maniert werkt dit bij deze schrijver. Er valt op Kimberley een heleboel aan te merken, maar dat verhindert niet dat het verhaal een sterk ontroerende werking heeft. Het zijn uiteraard niet al leen goede bedoelingen waarmee je een literair werk kunt redden. De kracht van Kimberley is, dunkt me, vooral in het slot gelegen. De hoofdfiguur die als eni ge vriend een chimpansee overgehouden heeft, wordt in die laatste pagina's op zeer pregnante wijze getypeerd. Zoals men van Hellema kan verwachten is zijn belangrijkste personage een zakenman, Sa muel Zomerplaag geheten. Deze doet evenwel niet in textiel maar in diamanten. Het is bij deze schrijver onvermijdelijk dat de oorlog een centrale rol krijgt toebedeeld in het verhaal, maar deze keer krijgen we die te zien vanuit een ander perspectief dan we ge wend waren. De hoofdstukken staan niet in chronologische volg orde. Hellema maakt het zijn lezers evenwel niet moeilijk, hij geeft zelf al op dat de hoofdstukken achtereenvolgens in 1939, 1931, 1926, 1936, 1938 en 1946 spelen. Het is bepaald geen rechttoe-rechtaan verteld boek, want bovendien worden de verhalende gedeelten afgewisseld met dagboeknotities, krante- berichten en correspondentie. Bij de meeste schrijvers zou je dan aan een subtiel maar vrijblijvend literair spel gaan denken. Bij hem is van vrijblijvendheid noch van subtiliteit sprake. Met het dagboek van Zomerplaag uit 1931 vult hij maar liefst veertig bladzijden van dit dunne boekje. Hij bekommert er zich blijkbaar niet om dat het re laas ongelooflijk saai is. Zelfs laat hij zijn protagonist opmerken dat hij niet de pretentie heeft 'een boeiend reisverhaal te schrijven'. Zulke literaire normen schuift Hellema opzij als hem dat zo uitkomt. Het gaat hem er dan om wat er staat en het kan hem nauwelijks schelen hóe het er staat. Het geheim van Hellema is dat hij de buitenli teraire bedoelingen die hij waarschijnlijk heeft ten spijttoch altijd net het gevaar weet af te wenden dat je de indruk zou krijgen een tractaat te lezen. Soms overheerst, zoals gezegd, saaiheid, maar toch weet hij ook in Kimberley de aandacht van de lezer vast te houden. Met een verhaal dat het eerder van de originaliteit dan van de uitwerking hebben moet. Een verhaal dat raadselachtig blijft, ook al zegt de schrijver in de eerste regel zonder om haal waar het over gaat: „Van zijn derde reis naar Kimberley keerde Samuel Zomerplaag (Manu voor zijn vrienden) niet terug" (5). Hij begon die zaken reis in 1938. Zomerplaag werkt voor het bedrijf 'Holland Dia mant'. Hij laat zijn werkgever in het ongewisse over de reden van zijn verdwijning. In een verwarde brief schildert hij zich af als een ongewenste vreemdeling in deze wereld. In een schrijven aan de hoofdcorres pondent is hij wat duidelijker. Hij verklaart zich als jood geschokt te voelen door de recente gebeurtenis sen in Duitsland. Deze beambte een overtuigd na- tionaal-socialist houdt dit bericht echter voor de directie achter. De firma krijgt te maken met Trees, de ex-echtgenote van Zomerplaag. Ze is een knappe verschijning die van de omstandigheden profiteren wil. Om er beter van te worden, probeert ze één van de directeuren te verleiden. Ze laat zich betalen voor haar gunsten: „Het zijn alleen heel hoge bedragen waartegen het fatsoen niet bestand is" (20). Overi gens valt de directeur haar tegen. Manu was 'op en top een gentleman' geweest, deze man is een brutale snotneus. Nog veel minder fijnzinnig is trouwens de hoofdcor respondent. Hij komt op bezoek bij Trees en op een gegeven moment begint hij 'kreunend te masturbe ren'. Het is een van die passages waar Kimberley to taal uit de hand loopt. Over Trees wordt nog veel meer beweerd dat serieus Hellema bedoeld is maar dat enkel hilariteit wekt. Als meisje van negen had ze de pastoor al moeten bevredigen Hellema raakt bij zulke beschrijvingen dermate van slag dat hij de meest ongelukkige bewoordingen kiest. De pastoor die zich laat aftrekken heet dan 'in een van de werkelijkheid afgetrokken vorm tot inge houden vervoering te geraken' (62). Ook verder had Trees zo houdt Hellema ons voor een zeer opwindend leven eer ze met Manu trouw de. Hoeveel deze van haar hield komt onder meer naar voren in het dagboek dat hij in 1931 tijdens zijn eerste Afrikaanse reis voor haar bijhield. In dat jour naal blijkt hij een sociaal voelend mens met afkeer voor de apartheid en al een felle aversie tegen Hitier. Hij was in 1926 met Trees getrouwd. Zijn vriend Phi lip was over dat huwelijk niet erg te spreken geweest Een andere vriend van Zomerplaag heet Norman. De kribbige brieven die deze twee met elkaar wisselen wanneer in 1936 de scheiding van Zomerplaag en Trees een feit geworden is, vullen weer een hoofd stuk. Daarop volgt een hoofdstuk met treurige berichten over het lot van de Duitse joden, zonder commentaar overgenomen uit The Times. Tot dat moment lijkt Kimberley een roman waar kop noch staart aan te ontdekken valt. Het slot maakt dat bijna alles wat in dit boek onvergeeflijk is aan Hellema vergeven kan worden. Al in 1940 had Philip een brief van Manu ontvangen waarin deze verklaart 'dat het beter is om weg te gaan dan in een onduldbare situatie te volharden (97). In 1946 bereikt Philip weer een bericht. Manu is overleden. Hij liet zijn vriend onder meer zeer verras sende en aangrijpende notities na over de tijd van zijn zelfverkozen ballingschap in Zuid-Afrika. Als de oorlog voorbij is, verkiest hij de dood: „Ik hetl gelijk gekregen. Maar er is een gelijk dat te groot is om voldoening te geven, het grootste gelijk van de wereld" (108). Een man van eer wil na Auschwitz niet| meer meedoen. Hellema: Kimberley: 108pag.;f 29,50. Querido, Amsterdarrf

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1988 | | pagina 22