zeeziek Veertig jaar na dato. En met z'n veertigen terug. Op Oude jaarsdag 'landen' de oud-soldaten van het 5de bataljon 3de regiment infanterie (5-3 RI) opnieuw op Palembang. Toen deelden Nederlandse vrouwen krentenbrood en si garetten uit, nü worden er gewoon oliebollen gegeten. Voorgebakken en ingevroren in Nederland. Trouwens, reisleider Pleun de Joode heeft de 'sobats' ook aangera den wat Hollandse kaas mee te nemen. En een potje sam bal, omdat die in Indonesië meestal pas halverwege de maaltijd op tafel komt. „We gaan nu, nu het nog kan. Ten slotte zijn we allemaal rond de zestig en wie weet hoe we er over een jaar of vijf bijlopen. Een groot aantal van ons is trouwens al ziek, zwak en misselijk, afgekeurd of in de VUT", zegt een van de reizigers. En een ander verklaart, niet zonder emotie: „Ik wil er m'n voetstappen terugvin den..." Na veertig jaar terug naar Zuid-Sumatra, waar het 5de ba taljon hoofdzakelijk opereerde. Net op een moment dat de discussie over het gedrag van de soldaten, toen in Neder- lands-Indië, volop ter discussie staat. Misdaden? Exces sen? De mannen van het bataljon schudden collectief het hoofd. Ontsporingen misschien. Maar door een enkeling. En zeker niet op Zuid-Sumatra. in de kampongs terug PZC ®m°\ mwm? DONDERDAG 31 DECEMBER 1987 terug naar palembang Cees Adriaanse (59), Freek de Keizer (61) en Sjaak de Klerk (60) uit Middelburg scheepten op 4 december 1947 in. Het weinig comfortabele passagiersschip 'Sloterdijk' lag in de Merwedehaven in Rotter dam afgemeerd. In Indië waren de Japanners verdwenen, maar de rust was er zeker niet terug gekeerd. Soekarno vocht, met andere nationalisten, voor 'zijn' republiek. Maar Nederland gaf de Gordel van Smaragd be paald niet zonder slag of stoot prijs. Het ontaardde, net na de Tweede Wereldoorlog, in een (verkapte) nieuwe oorlog. Om Indonesië. Ondanks het zoge naamde concept-akkoord van Linggadjati, waarin Nederland de republiek erkende, werd er ook na de ondertekening (no vember '46) doorgevochten. De twee politionele acties springen er nu, na veertig jaar, nog steeds uit. Zuid-Celebes, Java. Het 5de bataljon 3de regiment infante rie ondersteunde alleen de tweede. Verder bleef men aar dig buiten schot, oordelen Adriaanse, De Keizer en De Klerk terugblikkend. Toen ze op 31 december '47 voet op Indische bodem zetten, kre gen de 800 man van het bataljon (met veel Zeeuwen en Braban ders) een uitvoerig schrijven van legercommandant S.H. Spoor in de handen gedrukt. Citaat: „...Ge zult uw taak vin den in een ontwrichte maat schappij, die vooral ligt langs de randen van de gebieden die on der onze bescherming staan. Be scherming van de Nederlandse troepen. Ik kan u daar niets an ders beloven dan stof, modder, eenzaamheid en vermoeienis sen. Zeker, dit land is uw doel: deze bergen en vlakten, deze vel den en bossen en rivieren. Maar vóór alles is uw doel: het ver waarloosde rijstveld, de kapotte wegen en de puinhopen van een afgebrand huis, de ontreddering van het onkruid. Dit volk is uw doel; dit stille volk, dat als een geschrokken toeschouwer bezijden het ge beurde staat. Maar vóór alles is uw doel: het kind, dat zonder ou ders, zonder tehuis en zonder jeugd voortzwerft naar de onher roepelijke ondergang: de hon derden en duizenden rampzali gen, die geslagen door ziekten en honger, tot u komen om hulp..." Spoor herhaalde ook de op dracht nog maar even: patrouil leren, wachtlopen, convooi-rij- den, bruggen en wegen herstel len en zo veel meer. „Dit is nood zakelijk. Door uw aanwezigheid zal het kwaad zich op een af stand houden dat onder uw be scherming staat. De bevolking zal terugkeren naar de kam pongs. De landbouwer zal zijn veld weer bewerken als hij daar toe de rust weer gevonden heeft..." Sjaak de Klerk nu: „We hebben die emoties gezien toen laatst die mijnenvegers naar de Perzi sche Golf vertrokken. Bij ons was het nog véél erger. Wat wil je ook. Hier was de oorlog net afge lopen en je wist helemaal niet waar je naartoe ging. Onderweg naar Rotterdam -in zo"n ouwe trein zonder ramen- is er nog een uitgesprongen. Die zag z'n moe der en zuster geloof ik ergens staan. De MP heeft hem weer aan boord gebracht. Maar na een maand in Indië schoot-ie zich in z'n poot. Is hij toch weer terugge reisd." De 'Sloterdijk' vertrok bij slecht weer. En dat had z'n ge volgen. Freek de Keizer: „Die schepen waren daar natuurlijk helemaal niet op gebouwd hè. Met een paar honderd man in zo'n ruim. Sommige jongens la gen vier hoog; ikzelf lag drie hoog, geloof ik. Er hing zo'n soort linnen slurf vanaf het dek naar beneden. Om de ruimen een beetje fris te houden. Vrese lijk was het. En de meesten wa ren nog niet direct gewend aan die deining...Na die storm in de Golf van Biscaje gleed je uit over het braaksel. Soms kwam het van vier hoog naar beneden zeilen." Sjaak de Klerk: „En dan die eet zaal. Die enorme stank van stok vis. En de meesten waren toch al zo zwak op de maag. Die was hokken ook...De eerste dagen moest je je kleren wassen met zeep en zout water. Maar daar kon je nog niet mee uit de voeten natuurlijk. Het heeft nog een he le tijd geduurd voordat we zout water-zeep kregen. Nou, je moet je kleren maar eens met zout wa ter wassen en dan te drogen han gen in de zon. Bah! Dat plakt op je lijf, al dat vocht trekt erin..." Het thuisfront wist van niets. Hoewel...Wat meldde bijvoor beeld het Brabants Nieuwsblad in die dagen? „De boot munt uit door zeer goede verzorging. De ligging der manschappen is ui teraard niet ruim, maar voldoet, mede dankzij de uitnemende sa nitaire installaties, aan de hygië nische eisen..." Cees Adriaanse: „We hebben zelfs nog een oproer aan boord gehad. Rond kerst was dat. Ons eigen pilsje konden we van de bemanning kopen voor een paar gulden. Hoe dat kon...het was zo corrupt als de ziekte. De COT, de commanderend officier troepen, Sjaak de Klerk (tweede van links), Cees Adriaanse (derde van links) en Freek de Keizer (rechts) temidden van een Middelburgs oud-Indië-contingent. foto wim riemens is later nog gearresteerd. Kijk, die officieren kregen goed te eten, maar wij moesten het doen met zo'n bakje beton, droge aardappelen. Met kerst was de spanning te snijden. Iedereen 'stond op en begon te roepen: Honger, honger, honger!" Freek de Keizer: „Dat was een beetje een linke situatie ja. Nu zou je dat niet meer kunnen be vatten, maar wij waren toen na tuurlijk net uit de oorlog. En we hadden het geen van allen breed gehad. We namen dus nogal wat op de koop toe. Maar dit was echt op alle fronten beneden peil. Die opstand is met een sis ser afgelopen. Er is nog een toe spraakje gehouden. Dat ze echt niet anders konden. Tja, en je zat natuurlijk onder de krijgs tucht..." Bij het passeren van Port Said vielen de meesten al om van ver bazing. Kamelen, palmbomen, een heuse zandstorm. Maar bij de aanblik van het eiland Sa- bang, de eerste kennismaking met Indië, werd het stil aan boord. Schitterende natuur, een ondergaande zon. Een natuurlij ke haven. Cees Adriaanse: „Dat was zo overweldigend. Stel je voor, wij kwamen rechtstreeks uit de w"" ter. En dan van Walcheren, waar helemaal geen bomen meer stonden, want alles was weg. Van die kale kleiplaat kwam je zo in het paradijs." In de monding van de rivier de Musi ontscheepte het bataljon. Uren nam dat in beslag. Er kwam een immens landings vaartuig, de Albatros, langszij en via netten en planken stapten de dienstplichtige soldaten over. „Je kon er een ei op bakken, zo heet was dat staal", herinneren ze zich nu nog. Na uren varen volgde de lan ding op Palembang. Direct daarna werd het bataljon opge deeld in compagniën en kleine •detachementen. Eén groep sol daten werd afgevoerd naar Ta- lang Betoetoe, het vliegveld niet ver van Palembang. Ande ren werden op vrachtwagens geladen en hobbelden uren over de slechtste wegen dwars door de rimboe. Naar een of andere buitenpost. Een van de solda ten: „Het was pikdonker en plotseling hoorden we schieten. Het was twaalf uur. Wisten wij veel dat het oudejaarsnacht was..." Toen begon het. Meer dan twee jaar patrouille lopen, verkassen, patrouille varen. En alles watje in Nederland had geleerd, moest je weer snel vergeten. De KNIL- soldaten leerden de Hollanders alle mogelijke truukjes. Oók het aanvullen van de vleesvoorraad. Wilde zwijnenjacht (nou ja, jacht...kwam je even buiten de kampong bij de rivier dan kon je uitkiezen). „We barstten van het lachen als we later in Nederland se kranten lazen dat er in Lim burg vier wilde zwijnen waren gesignaleerd. In Indië liep de 'babi panang' zo voor je voeten. De koks deden er leuke dingen mee. En de jager kon de kop al tijd kwijt aan de Chinezen. Die maakten er obat -medicijn- van." Cees Adriaanse: „Je deed dus bewaking, liep wacht, ging op patrouille. Dan zat je weer op een buitenpost, dan op het vlieg veld. Bij die tweede politionele actie, toen stootte je snel door. Ja, hier en daar zag je natuurlijk wel wat. Branden, je hoorde schieten. Na die acties begon ei genlijk de ellende pas. Moest je -en dat was echt gevaarlijk- met je geweer in je nek de rimboe in. Diep, heel diep. We hebben daar voornamelijk de economische belangen moeten verdedigen. Dat blijkt dan achteraf. Alleen, toen wist je dat niet. Kijk maar in die oude Bos-atlassen. Daar zie je precies die lijnen lopen. Pijpleidingen waren dat. En daar zaten wij met ons bataljon precies omheen. Op Zuid-Suma tra, in ieder geval het deel waar wij zaten, is het eigenlijk alle maal best meegevallen. Natuur lijk...dan liep je patrouille en dan hoopte je maar dat er iemand op zou duiken. Dan kon je eindelijk eens wat doen, begrijp je. Op een peloton van 30 man hebben we uiteindelijk twee doden gehad. Eén -m'n kameraad- is op een mijn gereden, de ander is door z'n hoofd geschoten..." Freek de Keizer: „Je moest na tuurlijk ook in de kampongs gaa kijken. Man, daar hadden ze nooit blanken gezien. Die men sen vielen dood van schrik als ze je zagen. Maar de contacten wa ren heel vaak erg goed -al ver schilde dat natuurlijk ook wel per kampong. Die mensen wa ren blij met onze komst. Vooral het eerste jaar -'48 dus- merkten ze weinig van de moeilijkheden. Er waren volop sigaretten; de ene helft van de kampong was baboe, de andere djongos. En er waren dokters in de buurt. Eten. Vergeet niet dat die mensen enorme problemen hadden ge kend met de rampokkers, die het grootste deel van hun rij stoogst pikten. En ze hadden ook nog maar pas die Jappen- tijd achter de rug natuurlijk. Je kwam ze nog in het oerwoud te gen. Uitgemergelde mensjes, die jaren alleen aardwortels hadden gegeten. En daar kwa men wij. Met achter ons de vrachtwagens met rijst...We le ken wel bevrijders, al mag je dat natuurlijk ook weer niet overdrijven." Sjaak de Klerk: „Ze hadden het ons ook aangepraat natuurlijk, dat we als bevrijders gingen. Nou...wij warenjonge knullen en we gingen er tegenaan. Nu, achteraf, zou je misschien beter van bezetters kunnen spreken. Maar toen wist je toch niet be ter? Je had op school geleerd over Nederlands-Indië. Dat was van ons en na de bezetting door de Jappen liep daar een stelletje terroristen rond. Jongens, jullie gaan als bevrijders...de orde her stellen. Dat hebben we lang bij ons gedragen. Maar ja, nu veer tigjaar later..." Freek de Keizer: „Wij kunnen al die zaken niet overzien. Bij ons bataljon zal er ook best sprake zijn geweest van excessen. Trou wens, laat dat woord er maar he lemaal uit...Het gebeurde in ie der geval niet zo erg en lang niet in die vorm, waarover nu zoveel te doen is na dat uitlekken van die fragmenten uit het boek van professor De Jong. Die dingen la gen aan de leiding, maar natuur lijk ook aan de tegenstand. De eerste en tweede politionele ac tie...op Java bijvoorbeeld. Toen moet het gewoon Spaans zijn ge weest." Cees Adriaanse: „Nu wordt de indruk gewekt dat al die ruim 100.000 man die toen in Indië za ten, in de fout zijn gegaan. Alles wordt over één kam geschoren- ...Kom nou, wij kwamen hier recht van moeders pappot en we deden geen vlieg kwaad. De eer ste tijd hebben we zelfs niet an ders gedaan dan rijst uitgedeeld, zieken geholpen en patrouille gelopen..." Sjaak de Klerk: „Vandaag de dag lopen er ook lui rond, die een ander doodtrappen. Zulke lui heb je altijd, ook onder 100.000 man daar in de tropen natuur lijk. En er kwam. denk ik, veel bravoure bij kijken. Maar wat denk je...Bij een ander bataljon vielen heel wat doden. Ook er gens op Zuid-Sumatra. Zo'n be richt gaat rond. En dat maakt natuurlijk iets los..." Achteraf geven ze toe dat er vooral het laatste half jaar, dus voor de overdracht, veel meer werd getolereerd. Toen werd er door de superieuren, zeker als het om het loskrijgen van infor matie ging, wel heel wat door de vingers gezien. Freek de Keizer: „Maar wat wil je ook. Je zat daar zonder enig bericht. Er was geen duidelijkheid over aflossingen enzo..." De hernieuwde discussie vinden ze 'opgeblazen'. „Maar zo zijn mensen. Als er in Middel burg of Terneuzen iets ernstigs gebeurt, roept ook heel Neder land dat het daar niet pluis is. Dat is fout!" De tijd in Indië, op Zuid-Suma tra, was eigenlijk gewoon leuk. Dus. En in ieder geval onverge telijk, oordelen de Indiëgangers van '47-'50. Als je geluk had, werd je uitgenodigd in de kam pong, om een bruiloft mee te vieren. En er kwam regelmatig post uit Nederland. „Ko kreeg bijvoorbeeld zo'n plaatje met groeten uit Nederland. Pa, ma, zus en opa. Allemaal: 'Dag Ko'. Nou ging Ko nogal eens in z'n eentje naar de kampong...je be grijpt wel...Maar de familie was kennelijk nogal kerks en dus had ook dominee een groet inge sproken. '...en gedraag je als een echte Hollandse jongen, Ko...', sprak dominee. Alleen...de naald bleef precies op dat zin netje hangen..." Iedere dag rijst. Twee keer. Met wat boontjes en een piepklein stukje vlees. Zeeuwse en Bra bantsejongens, net 19 of 20 jaar. Twee jaar in het oerwoud, zon der verbindingen. En wegge gaan net na de oorlog. Freek de Keizer: „Voor veel mensen is dat alles-bepalend ge weest. Had je dat niet meege maakt, dan wasje gedachtenwe- reld waarschijnlijk veel enger ge weest. Er zijn er overigens die er nóg aan vastzitten. Iedereen had bij terugkeer zo z'n eigen proble men. Je moest plotseling weer terug in het gareel van de bur germaatschappij en dat viel niet altijd mee..." Cees Adriaanse: „Ik weet nog dat we vlak na onze terugkeer weieens met wat jongens ston den te praten op de Markt van Middelburg. Zullen we naar Ko rea gaan...daar hadden we het dan over. Er zijn er ook wel naar Australië geëemigreerd omdat het ze hier allemaal te eng was..." Freek de Keizer: „Je had natuur lijk een aantal weken verlof. Kon je even wat om je heen kijken. Maar ik weet wel van een paar jongens op Tholen. Die werden met open armen ontvangen, maar hun overall hing al klaar. Die konden zo weer het land op. En die lopen er nu nóg mee ron- d...ik ken ze..." In mei '50 waren ze terug in Ne derland. In Amersfoort meld den ze zich af. Beloning: een tientje per maand. Een jaar la ter waren ze alweer op herha ling. En tegenwoordig ontmoe ten ze elkaar eens per twee jaar in Bergen op Zoom en Ossen- drecht. „Daar was je een bezienswaar digheid. Je was nog geen uur in de kampong of er werd al een voetbalwedstrijd georganiseerd.1 Op blote voeten, bij veertig gra den. Of het allemaal voor niks is geweest? Nee. Want ook nu nog voel je de connecties, de relaties met Nederland, de stemming was niet anti en bij dat handje vol leeftijdgenoten dat je nu in, de kampong terugvindt, is dat nog niet zo. Waarom we terug willen? Omdat je, als je ouder wordt, steeds meer de behoefte voelt iets van toen vast te hou den. Op die reünies ook. Er gaan er natuurlijk dood. Maar toch is het vechten om een plaatjes. De belangstelling wordt steeds gro ter." Sjaak de Klerk: „Toen we weg voeren, heb ik nog geroepen: Vaarwel apeland. Ik zie je nooit meer terug!" Hij is nu voor de vierde keer mee. WOUT BAREMAN 'Onze jongens' in 'ons Indië

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 45