wij zijn toch geen dieren die gevoerd moeten worden? 38 Gemakkelijk is dat wanneer je gelijk opgaat met het ka lenderjaar. En in 1988 achtentachtig wordt. Of'aggetagge- tig' zoals sommigen op hoge leeftijd dat plegen te formule ren. Dat is toch maar een mooi voordeel wanneer je in 1900 bent geboren. Heb je je hele leven plezier van. Vooral als de j aren klimmen en het geheugen mindert wil het nog wel eens voorkomen, dat je niet meer wie hoe oud je precies bent. Geen nood. Een blik op de kalender zegt al voldoen de. Achtentachtig in '88: het is een leeftijd om ver te kun nen terugkijken. En met een levenswijsheid van hier tot ginder vergelijkingen te kunnen trekken tussen toen en nu. rotwereld dagboek van dichtbij grote leemte PZC ®oodi muimm blij dat ik nog op deze rotwereld ben Het telefonisch regelen van de afspraak wilde niet met een vlotten, omdat er niet werd opgenomen. Dus na een kwar tiertje nog maar eens gepro beerd. Prijs. De verbinding komt nu wel tot stand. „Oh, was u dat die belde", reageert Arie Schram aan de andere kant van de lijn. „Ik hoorde wel een bel, maar ik dacht dat het aan de voordeur te doen was. En eer ik weer bij de telefoon stond was er al opgehangen". Schram wordt „bij leven en welzijn" in februari 88. Hij woont nog steeds zelfstandig. Samen met zijn vrouw. „Die is tachtig", legt hij uit. „Ik hield wel van een groen blaadje", zegt hij, olijk kijkend. Een vitale heer, die meteen maar even kwijt wil, dat hij zojuist een goedkeurend briefje van de oog arts heeft ontvangen. Hij kan weer twee jaar voort als automo bilist. Schram rijdt al van z'n vijfentwintigste. „Ik heb des tijds, toen ik nog in Kruiningen woonde, geprobeerd de num merplaat over te nemen van de dokter, die ging verhuizen. Die man had een mooi nummer: K-l. Het is me niet gelukt. Misschien maar goed ook, want met zo'n makkelijk nummer sta je gauw op de bon. Ik heb er zo lang ik achter het stuur zit twee gehad. Eén keer in Nieuwendijk. Daar stonden vier agenten achter een boom. Niet om een plas te doen, maar om mij een bon te geven". Gezond oud worden, heeft dat te maken met niet meer roken en drinken? Schram: „Ik begin met een sigaar voordat ik de krant uit de bus gehaald heb. Dan zeg gen ze wel eens in de flat: wat ruikt het hier lekker op de trap.. Nou, dat is dan mijn sigaartje. Aan alcohol heb ik geen behoef te meer, maar ik heb lang graag 's morgens en 's middags een glaasje sherry genomen. De dok ters vragen het wel: hoe komt u toch zo vitaal? En dan zeg ik: dokter, ik leef tegen de draad in: zes, zeven boterhammen, dik be smeerd en belegd. Ik laat de mensen graag naar m'n leeftijd raden. De meesten komen rond zeventig uit. Ik vind het leuk als ik dan kan zeggen: doe er nog maar een flinke schep bij". Schram's kijk op de samenle ving: „Vroeger was het allemaal niet zo mooi, maar tegenwoordig is het helemaal niet goed. En het wordt hoe langer hoe erger. Met al die inbraken en zo. Als het een beetje donker wordt gaat bij mij alles dicht. En ik ben ook een beetje huiverig geworden om 's avonds weg te gaan". Voelt een aanstaande achten- tachtiger als die kwieke Schram zichzelf een mens-van-de-dag? „Nee", reageert hij resoluut. „Ik denk daar niet aan. Ik lees in de krant wel het eerst de doodsbe richten. Daar zijn vaak beken den bij. Weer iemand opge ruimd, denk ik dan. Ik geloof dat iedereen die oud is dat soort be richten leest. Maar ik denk daar niet bij: vandaag die en morgen ik" Als de heer Schram mij uitgelei de doet, wijst hij naar buiten. „Kijk, daar staat mijn auto. Voorzichtig rijden, maar. De mensen jagen je tegenwoordig zo op. Ik rijd in de stad niet zo hard. Hoor dan voortdurend cla xonneren. Zo van: schiet 's op. Op zo'n moment zegt mijn vrouw vaak: hoor je ze niet toete ren? En dan zeg ik altijd: dat is voor jou, hoor!" De heer Visser is op 1 februari aan de beurt om jarig te wezen. „Ak 't leven heb", meldt-ie erbij. Een leven van hard werken heeft hij erop zitten. En nog zit Visser niet stil. Schilderen is zijn grote hobby. Dagelijks volgt hij het nieuws. In de krant, op tv. Zijn antwoord is kort: „Ik vind het een rotwe reld. Dan is het ineens gezegd. Wat vroeger niet bestond be staat nu wel. Neem nou de vrou wen. Die moeten een vereniging oprichten om elkaar te kunnen beschermen. Ze moeten hand grepen leren om iemand in z'n nekvel te kunnen pakken. De politie doet niks. Dat was vroe ger anders. Ik was maar klein, maar een grote vechtersbaas. En dan kreeg ik, terecht, wel eens op m'n broek van de poli tie. Moet je nou eens komen. De politie heeft niks meer te vertel len. Zo krijg je meer criminali teit. Het mijn en de dijn is hele maal weg. En het ontzag ook. Wat Visser verder opvalt is dat de mensen tegenwoordig niet meer tevreden zijn. Hij telt de hebberigheid af op de vingers van z'n hand. „Alles moeten ze hebben: 'n auto, een boot, een caravan, een bungalow en met vakantie gaan. Al was het een half jaar. Vroeger was er veel meer tevredenheid. En de men sen hielpen mekaar". Het milieu is ook niet wat het ge weest was, stelt Visser vast. „Vroeger reed er maar een enke le auto. En in de lucht hing Olie slagers. Je zag 'm zo zitten in z'n open vliegtuigje. En wat de ge leerden nou naar boven jagen. Raketten en al die rotzooi meer. Nee, de lucht is glad verpest". Kikkers hoor je ook niet meer", gaat Visser mokkend verder. „Met de vogels is het al net zo. Hoeveel zie je er nog. Ja, kraaien en meeuwen. Maar geen lijsters en geen roodborstjes. Dat kan ook niet anders, want die vogels eten de wormen op en die zijn verontreinigd. Zie je hier in Zee land nog zwaluwen vliegen. Ik niet. Vroeger had je er bergen. Die zaten dan op een telefoon draad op elkaar te wachten. Hoeveel zwaluwen waren er niet, vroeger bij vader thuis. In de schuur en aan de schuur. En va der maar kankeren, 't Is alle maal weg. Toch ben ik blij dat ik er nog ben. Ik ben hard ziek ge weest. Het was maar net an, hoor. Ik wil toch leven, zo be roerd als het op de wereld is. Ik zou graag de eeuwwisseling wil len halen". Op naar een volgende leeftijd genoot. „Ja, ik word volgend jaar 88", meldt Jan Leer. Hij neemt mij op en stelt vast: „jie mot nog een end douwe voor da je zo oud bin". De ochtend is voor de helft gevorderd. Leer zit aan de cognac, zijn vrouw nipt aan een 'witje'. Een rokertje is er even niet bij. Leer moet zich even in acht nemen. Hij is pas 'in reparatie geweest'. „M'n rik- kertje. „Daarom heeft de dokter gezegd: niet de hele dag meer stomen'. Jan Leer volgt de dagelijkse ge beurtenissen in binnen- en bui tenland op de voet. „Ik schrijf veel op. Ik heb een dagboek, zo dik" en hij geeft een royale maat aan. „Het verdrag van Rusland en Amerika staat er al in. Acht december. Een historische dag was dat. Ik heb er in m'n dag boek bij gezet: hopende, dat het beter en vaster is dan het ver drag van Hitler. Want die teken de het ene verdrag na het andere maar hij scheurde ze mooi ka pot'. „Dat schrijf ik allemaal op, maar ik ben natuurlijk een knoeier, want ik ben geen journalist". „Nou als je bij de marine bent valt er niet veel te knoeien, hoor", zo mengt zijn vrouw zich in het gesprek. „Mijn man was er magazijnmeester", deelt ze on gevraagd mee.". Dat ging alle maal even stipt. Het zit er nog een beetje in". Leer bladert overstoorbaar door in z'n dagboek, komt toch weer terug bij die achtste december. „Komen ze het na", vraagt hij zich af. „Gelooft u dat ze die dure instrumenten vernietigen? Ik denk dat ze het gewoon ergens verstoppen. En voor de dag ha len tegen dat het nodig is". Dezelfde onderwerpen keren te rug: de stand van het milieu, de criminaliteit. „In de zomer werk ten we op het land", vertelt Leer. „En als dan ons spulletje drin ken op was, dronken we gewoon uit de sloot. De kikkers keken toe. Moetje nou eens doen. Dan kun je gerust het ziekenhuis bel len. Vroeger liepen we door de boomgaard, trokken een appel tje en aten dat zo op. Aardbeien aten we zo uit de tuin. Zonder te wassen. Dat kan niet meer". D'r is zoveel ellende. Kijk maar naar de tv. Ik kan me best voor stellen, dat mensen van onze leeftijd zeggen: voor mij hoeft het niet meer. Ik zeg dat niet, hoor. Ik wil nog wel blijven. Dat het zo'n rotzooi is in de wereld, dat weten we nu eenmaal. Van 1908 is er oorlog begonnen in de Balkan. Sindsdien is er altijd maar gevochten. En daarvoor vochten ze al op Atjeh". Zorgen heeft Jan Leer over de criminaliteit. „Ze hebben het te ver laten komen", vindt hij. „Als je tuintje onder het vuil zit, kun j e het nooit meer schoon krij gen. Toen ik vroeger postelein zaaide moest ik erbij wezen en plukken, want als het vuil de baas wordt is het afgelopen". „Zo is het ook met de bestrij ding van de criminialiteit. Het is gewoon een grote slappe be weging. Laatst zat er een man in de cel in Vlissingen. Die kwam vrij. Er kon in de cel te weinig daglicht binnen. Zei z'n advo caat. Ik zeg op mijn beurt: die man ziet wel kans om 's nachts uit stelen te gaan. Die heeft hele maal geen daglicht nodig. Nee, ze moesten veel strenger wezen. En al die slechterikken vast houden. Cellen zijn er genoeg. Stapel ze maar op elkaar". JACQUES CATS Wij zijn niet slechts als dieren die gevoederd moeten worden. Er is meer in een mens dat hij nodig heeft". Deze woorden zijn van een Mo- zambiquaanse vluchteling in Zambia. Pater Cor Rademaker, de provinciaal van de Paters van de Heilige Harten, herhaalt ze als hij kernachtig wil aange ven wat de zin is van een uniek project, dat zijn congregratie begin 1988 start in het zuidoos ten van Zambia bij de grens met Mozambique. In deze weken waarin via de me dia indringend de aandacht wordt gevestigd op de hongeren den en vluchtelingen in Afrika zenden de Paters van de HH Harten - in Goes al vele jaren nauw betrokken bij het Sint-Wil- librordcollege - een team pasto res uit voor de pastorale zorg on der de Mozambiquaanse vluch telingen. In het gebied van Chi- pata in Zambia verblijven er zo'n 30.000. Pater Rademaker is er in sep tember geweest. Hij sprak met de lokale bisschop en andere au toriteiten van Zambia, het Hoge Commissariaat voor de Vluchte lingen (UNHCR), het Internatio nale Rode Kruis en 'Artsen zon der grenzen'. Met deze organisa ties heeft de Zambiaanse rege ring een voedsel- en integratie programma opgezet. Pater Rademaker heeft met ei gen ogen kunnen zien hoe in dit uiterst dunbevolkte en door de vluchtelingen zelf gekozen ge bied- ongeveer een kwart deel van Nederland- gezorgd is voor medische en onderwijsvoorzie ningen, dat waterputten worden aangelegd, dorpen worden ge bouwd en aan elk gezin enkele hectaren grond wordt toegewe zen in de hoop dat de vluchtelin gen op de duur in eigen onder houd kunnen voorzien. Zover is het nog lang niet, vooral omdat er van enige stabilisatie van het probleem nog geen sprake is. Het aantal vluchtelingen dat de wijk neemt naar onder andere Zambia neemt nog steeds toe. Gezien de structurele aanpak door de Zambiaanse overheid en hulpverlenende instanties ver wacht pater Rademaker niette min, dat uiteindelijk veel van de vluchtelingen voorgoed in Zam bia zullen blijven. men zoeken erg groot. Daaraan wordt niettemin door allerlei instanties, zij het mondjesmaat, iets gedaan. De grote leemte is evenwel de geestelijke nood. De meeste vluchtelingen zijn door een hel gegaan en zij die het overleefden zijn erg terughou dend om iets van de verschrik kingen van hun ervaringen te laten merken. Gevolg is bijna altijd eenzaamheid, gebrek aan vriendschap, een gevoel van ho peloosheid, een grote behoefte aan persoonlijke benadering, menselijk medeleven, een hun kering naar rechtvaardigheid en erkenning ook van hun men selijke waardigheid. Het zijn behoeften die nationale en in ternationale hulporganisaties niet kunnen lenigen. De hulpverleners zijn er ook niet toe uitgerust of opgeleid. Het is samenvattend een kolossaal pastoraal probleem, waaraan nauwelijks iets wordt gedaan, omdat de kerken het laten afwe ten. Eerst sinds kort is er door de bis schoppen van de negen landen van zuidelijk Afrika een bureau opgericht, in Harare, de hoofd stad van Zimbabwe. Hoofd daar van wordt binnenkort pater Frans Timmermans, tot voor kort de algemeen overste van de Paters van de H. Geest. Hij zal het werk onder de vluchtelingen coördineren. Met hem hebben de Paters van de HH Harten even eens contact gehad. Het onderzoek door de Paters van HH Harten naar de moge lijkheden om hulp te bieden aan Mozambiquaanse vluchtelin gen dateert van juli 1986. In Mo zambique zelf zijn zij sinds 1956 werkzaam en hebben met name De materiële nood is als overal elders waar grote aantallen vluchtelingen een goed heenko- in de streek rond Beira de ont wikkelingen van de laatste twintig jaar van geweld en hon ger van dichtbij meegemaakt. Bovendien heeft de congregatie op het algemeen kapittel in 1982 nadruk gelegd op .solidariteit met de wereld van de armen. Het zijn deze twee beweegrede nen die hen nu heeft doen be sluiten een pastoraal team naar de Mozambiquaanse vluchte lingen in Zambia te sturen. Vijf mensen hebben er zich be schikbaar voor gesteld, van wie er drie direct kunnen worden in gezet. Het zijn de paters Piet Hoedemaekers, Jef Martens en Jan Wouters. Pater Hoedemaekers, de jongste van de drie, is in 1943 in Venray geboren. Twaalf jaar werkte hij als missionaris in Indonesië, waar hij onder andere intensief te maken kreeg met de Vietna mese bootvluchtelingen. Pater Martens (54) uit Meerssen werkte een jaar in Portugal, veertien jaar in Mozambique en nadat hem daar het werken on mogelijk werd gemaakt vijfjaar in het aangrenzende Tanzania. In maart j.l. maakte hij een oriëntatiereis naar Zambia en Malawi om de mogelijkheid van hulp aan de vluchtelingen te on derzoeken. Pater Wouters (48) komt uit Zwijndrecht. Ook hij was twaalf jaar actief in Indonesië. In 1977 startte hij in het Koetshuis te Bavel bij Breda een project voor de opvang van acuut daklozen. De paters Michel Verweij (57) uit Rhoon en Theo van Zoggel (52) uit Schijndel zullen medio 1988 volgen, mits zij zich van hun hui dige werk in respectievelijk Rot terdam en Brazilië kunnen vrij maken. De paters werken onder directe verantwoordelijkheid van de plaatselijke bisschop sa men met de Nederlandse provin cie van de congregatie, die er overigens naar streeft het pro ject een internationaal karakter, van de hele congregatie dus, te geven. Verder zal ook regelmatig contact met pater Timmermans in Harare worden onderhouden. De paters gaan er als vanzelf sprekend vanuit, dat pastorale zorg voor vluchtelingen begint bij het bij vluchtelingen aanwe zig zijn en hun lot te delen. In de gemaakte opzet is er in het stad je Petauke wel sprake van een thuisbasis, even buiten het vluchtelingengebied, waar de pastores wekelijks bij elkaar kunnen komen. Voor het overi ge zullen zij metterdaad tussen de vluchtelingen verblijven en werken, een uitermate zware opdracht, waarvan de vertrek kende paters, de achterblijven de leden van de congregatie en hun familie heel goed doordron gen zijn. Dit bleek zaterdag 19 december, toen de drie officieel afscheid na men. Het gebeurde tijdens eu charistieviering, opgedragen door de provinciaal overste, de vice-provincaal en de drie ver trekkende paters in de kerk van St. Jan de Doper in Bavel. Na de dienst was er voor alle belang stellenden een bijeenkomst in het vlakbij gelegen klooster. Pa ter Rademaker wond er geen doekjes om en sprak van een zware taak onder de armsten der armen, onder mensen, die in ver warring zijn en uiteen ge scheurd. Brieven werden voor gelezen van mensen uit Mozam bique, waarin droefheid om verj achting, diefstal, verkrachting en verminking de boventoon voerde. En een van de paters ci teerde een veel gehoorde vraag: Waar begin je in godsnaam aan. Hijzelf beaamde dit door te spre ken over de spreekwoordelijke sprong in het duister. Dat zuidelijk Afrika naast de zo genaamde Hoorn van Afrika ver reweg de meeste vluchtelingen ter wereld herbergt, komt naast de jarenlang durende droogte vooral voort uit de hevige bur geroorlog, die in Mozambique sinds 1976 woedt tussen het aan de macht zijnde Frelimo en de guerillas, verenigd in het Natio naal Mozambiquaans Verzet, het Renamo. Het aantal Mozam biquaanse vluchtelingen in na burige landen wordt momenteel op rond de 400.000 geschat. Van hen zitten er 250.000 in Malawi, 150.000 in Zimbabwe en 50.000 in Zambia. JAC DE WINTER Zfyfiy 'wmmma ■t/mw,'"/ De 88-jarigen van 1988, vlnr: Jacobus de Visser, Jan Leer en Arie ('zeg maar Dick') Schram. Meesterkok Sjaak Jobse van het Jacob Rogge veenhuis reikt de verjaardagstaart aan. foto lex de meester t

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 38