BRIEVEN een jaar boek letters lettere vestdijk DE SNEEUW VAN WELEER jeugdherinneringen van bertus aafjes PZC/ week-uit 2( brieven roman wanhoop hans warren agenda wadman vlaams LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren ZATERDAG 31 OKTOBER 1987 achterberg als romanschri j ver Hoezeer het leven en de openheid rondom levensfeiten zich in de laatste halve eeuw wijzigden ziet men duidelijk aan het geval-Achter- berg (1905-1962). Ingewijden wisten dat de dichter in 1937 zijn hospita (en geliefde) had doodgeschoten en ook haar zestienjarige dochtertje voor het leven had verminkt. Voor deze misdaad werd Achterberg nieuwe zwaar gestraft. Hij werd ter beschik king van de regering gesteld en hij verbleef de gehele oorlog in psychia trische inrichtingen, dat wil zeggen dat hij van 1942 tot 1944 in gezinsver pleging nabehandeld werd. Daarna was hij weer vrij man, zijn ster als dichter rees snel. In 1949 kreeg hij de Staatsprijs voor letteren en geleidelijk werd hij ongeveer door iedereen aangezien als de belangrijk ste Nederlandse dichter van deze eeuw. Zijn verschrikkelijke geheim bleef bewaard, maar het moest na tuurlijk eens uitlekken en toen dat gebeurde was de consternatie uiter aard groot. Niet alleen vanwege de ernst van de misdaad, ook omdat de interpretatie van Achterbergs werk die al aardig op gang gekomen was, weer helemaal op de helling moest. Oude uitleggingen werden aanvecht baar, niet exegeten gleden op hun beurt uit. Achterberg is er als dichter niet beter of slechter door geworden, maar vermoedelijk heeft heel deze, waarschijnlijk onvermijdelijke, gang van zaken rondom het gebeuren van 1937 hem toch bij velen tot een pro blematisch mens gemaakt. Dat komt dan, vrees ik, voornamelijk door die angstvallige geheimhouding, die wre vel wekken kan, die doet denken 'men mocht het niet weten, werd zelfs met mooie leuzen om de tuin geleid door de tendentieuze interpretatie van het werk'. Ik moet bekennen dat ik nooit begrepen heb waarom men deze kortzichtige koers heeft geva ren. Wanneer men namelijk ziet hoe on middellijk na de daad degenen van Achterbergs vrienden die wel wisten wat er gebeurd was op waarlijk vriendschappelijke en nobele manier reageerden, wanneer men overweegt hoe buitengewoon mild de dichter werd gestraft, hoe hij, tijdens zijn de tentie en behandeling, met onder scheiding en een zeker begrip is tege- moetgetreden, dan meen ik daaruit te mogen afleiden dat Achterberg ook door 'het publiek' en zijn geleide lijk vele, vele lezers en bewonderaars op normale wijze benaderd zou zijn. Zelfs had dan mogelijk iets van de nood van het slachtoffertje gelenigd kunnen worden. En in ieder geval was de dichter dan iets bespaard wat hem nu van 1937 af constant moet hebben bedreigd: de angst dat het uitkomen zou. Hij had zich uiteraard in 1937 zelf ook een kogel door het hoofd moeten ja gen, maar de straf voor dat verzuim is door de geheimhouding en het feit dat hij later almaar beroemder werd, vermoed ik, afschuwelijker geweest dan wanneer algehele openheid was betracht. Deze overwegingen kwamen bij me op tijdens de lectuur van het pasver- schenen boekje Gerrit Achterberg. Briefwisseling met Gerrit Kamphuis. Het is geen omvangrijke briefwisse ling, 21 brieven in totaal, 16 van Ach terberg, 5 van Kamphuis. Dan wer den er nog vier brieven toegevoegd van Annie Kuiper aan Kamphuis. Van al deze brieven dateert er maar één van voor 1937, en de laatste is van 1946. Bijna alle brieven stammen dus uit de periode waarin de dichter in di verse inrichtingen werd verpleegd. De onderwerpen houden daar aan ook vaak rechtstreeks of zijdelings verband mee. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de inhoud van de briefjes van Achterberg zelf nogal teleurstel lend is, het is dat men van iemand van zijn importantie nu eenmaal alles lezen wil en weten wil, maar een groot epistolair talent had hij niet en de controlerende instanties van de ver pleeghuizen frustreerden hem geheel en al. Veel interessanter zijn de ant woorden van Kamphuis en de vele in de noten verwerkte informatie. De Neerlandicus Gerrit Kamphuis (81) is in zijn jonge jaren, omstreeks 1930, toen hij redacteur van het christelijke literaire tijdschrift Op- waartsche Wegen was, in contact ge komen met Achterberg die toen ook zijn carrière als dichter begon in die kringen. Kamphuis dichtte zelf, hij was ook es sayist en criticus en zijn opmerkin gen over het werk van Achterberg snijden van het begin af hout. Toch heeft hij niet in de gaten gehad dat hem in 1943 door de dichter een aardi ge poets gebakken werd en het is mo gelijk wel de aardigste onthulling in dit boekje, ook al zit die danig wegge stopt in de noten. Hoeveel waardering Achterberg ook als dichter genoot bij vakgenoten en zelfs bij uitgevers als Sander Stols en Bert Bakker, financieel succes was er niet te behalen, uitgevers za gen meer in een roman van zijn hand. Vooral Callenbach en Van Dishoeck drongen erop aan dat de dichter met een roman zou komen. In 1943 werd Achterberg verpleegd in Oegstgeest en een van zijn jeugdige bewonderaards uit die tijd was de toen 20-jarige Jan Vermeulen (1923- 1985) uit Leiden. Achterberg moet met J an Vermeulen het probleem van de roman besproken hebben en Jan besloot zijn oudere vriend te helpen. Hij schreef een 'proefhoofdstuk', eer der een afgeronde novelle, 'Sneeuw', Gerrit Achterberg die onder Achterbergs naam ter beoordeling naai- Kamphuis werd ge stuurd. Kamphuis gaf een uitvoerig positief commentaar. Hij zag wel een merkwaardig verschil met Achter bergs gedichten, maar hij had geen argwaan, hij rept van 'uitstekend pro za', 'meesterlijk slot' en komt ter ver gelijking zelfs met de prozagedichten van Baudelaire op de proppen! Kamphuis' twijfels betreffen eerder de vraag of Achterberg voldoende adem heeft voor een hele roman dan de kwaliteit. Het is gemakkelijk je daar nu vrolijk over te maken, maar dit soort bedriegerijen slaagt vrijwel altijd. De jonge Jan Vermeulen moet zich wel bijzonder gevleid gevoeld hebben, als Achterberg het hem heeft verteld. Hoe dan ook: de roman is er nooit gekomen al heeft Achterberg zelf nog een poging gedaan en al be weerde hij daarover in een brief aan Jan Vermeulen 'Je zag natuurlijk di rect dat 't verwerkte poëzie was'. Voor de derde maal verscheen Een Jaar Boek. (168 pag; 19,50, Aramith, Amsterdam). In deze aflevering wil men een overzicht bieden van de Nederlandstalige literatuur die van najaar 1986 tot en met zomer 1987 verschenen is. Ten opzichte van vorige j aren is een aantal veranderingen doorgevoerd. Zo zijn er voortaan gescheiden jaaroverzichten van de Nederlandse en de Vlaamse literatuur. In het verleden schreef Aad Nuis het jaaroverzicht en koos dezelfde in samenwerking met Robert-Henk Zuidinga de recensies van de 'belangrijkste' boeken. Nu verzorgde Jaap Goedegebuure het Nederlands jaaroverzicht. Jos Borré de Vlaamse tegenhanger en koos Nuis de besprekingen uit. Er bestaat stellig behoefte aan zo'n jaarlijkse gids. Voorwaarde is daarbij uiteraard dat het geboden overzicht werkelijk overzichtelijk moet zijn. Helaas voldoet dit naslagwerk niet aan deze eis. De keuze van de 'opmerkelijkste' boeken die dus in een bespreking worden belicht is voornamelijk zonderling. Algemeen belangrijk bevonden boeken zoals De nagelaten geschriften vanEtty Hillesum, Een barbaar in China van Adriaan van Dis, Reves Verzamelde gedichten, de bloemlezing uit de poëzie van de zeventiende en achttiende eeuw die Gerrit Komrij verzorgde werden genegeerd. In plaats daarvan is er ruime aandacht voor bijvoorbeeld Shimmy van Leo Pleysier, Business Class van Pieter Brouwer en Cecilia van Joyce Co. Het feit dat tussen de auteur van het Nederlandse jaaroverzicht en de samensteller een schimmige vete wordt uitgevochten draagt allerminst bij tot de betrouwbaarheid van het jaarboek. In het vorige jaaroverzicht wist Nuis te overtuigen met zijn opvatting dat Mystiek lichaam van Kellendonk de kwalificatie 'antisemitisch' verdiende. Zonder enig argument gaat Goedegebuure daar nu weer tegenin. De poëzie van Eva Gerlach wordt door Goedegebuure in harde woorden afgewezen, Nuis koos echter een juichende door hemzelf geschreven recensie uit. De inleider jubelt over Het doodgezegde park van Brakman, Nuis besloot precies aan die roman voorbij te gan. In zijn overzichtsartikel legt Goedegebuure een vaak hoogst onbehouwen geformuleerde minachting aan de dag voor tal van schrijvers. A. Moonen worddt simpelweg als een 'engerd' afgedaan, de poëzie van Reve, Kouwenaar, Warren en vele anderen is rommel, Jan Wolkers had beeldhouwer moeten blijven, Adriaan van Dis kan er niks van, bij de Nederlandse uitgevers draait het allemaal om commercie en de AKO-prijs is ook al in verkeerde handen gevallen. Het mooie initiatief dat Een Jaar Boek in principe is, verwerd deze keer dus tot slapstick. H. W. Een ander onderwerp dat in deze correspondentie duidelijk belicht wordt: de moeilijkheid die Achter berg had om na zijn invrijheidstel ling werk te vinden. Hij was ondertussen verloofd en zag zich gedwongen allerlei vernederen de noodkreten rond te sturen, in deze trant: 'wij loopen wanhopig te zoe ken, 8 maanden lang, en vinden niets. Niets. Hoe moet dit gaan? In deze 'de mocratische' staat is er geen werk voor mij? Wij worden er moedeloos onder en weten niet meer wat we moeten doen'. Op 9 augustus '46, ongeveer een half jaar na deze klacht kreeg hij een baan als medewerker van het Dialectenbu reau waarvan dr. P. J. Meertens direc teur was; de werkzaamheden kon Achterberg thuis verrichten. Heel sympathiek zijn de brieven die Annie Kuiper in 1940 en 1941 aan Kamphuis schreef. Zij was een vroe gere verloofde van Achterberg, en in die tijd bemiddelaarster tussen de twee Gerritten. Haar brieven werpen een klein zijlicht op Achterbergs be staan. Zo beweegt heel dit boekje zich slechts in de marge van Achterbergs dichterschap, maar men zal het bij de verdere Achterbergstudie toch be slist moeten raadplegen. Vanzelf sprekend zal iedere Achterbergfan er kennis van willen nemen. Gerrit Achterberg. Briefwisseling met Ger rit Kamphuis/94 pag. 25,-. Geïll. Querido Amsterdam. Bezorging: R. L. K. Fokkema, Gerrit Kamphuis, Joost van der Vleuten. redactie andré oosth De omstreden biografie van Simon Vestdijk door Hans Visser wordt zaterdag14 november in Driebergen gepresenteerd. Aan de verschijning van 'Simon Vestdijk, een schrijversleven' ging een jarenlange strijd tussen de biograaf en de weduwe Vestdijk vooraf. Bij de officiële aanbieding wordt gesproken door Wam de Moor, Hans Warren en Marinus van der Goes van Naters. Simon Vestdijk (1898-1971)wordt vrij algemeen beschouwd als een van Nederlands belangrijkste schrijvers van deze eeuw. Zijn oeuvre is reeds uitvoerig bestudeerd en nog steeds worden nieuwe aspecten onder de loupe genomen. Hans Visser is vooral geïnteresseerd in Vestdijks leven en hoe deze biografische feiten heeft verwerkt in zijn oeuvre. Daartoe geïnspireerd door Nol Greg oor, die in de jaren vijftig Vestdijks eerste vier autobiografische romans biografisch doorlichtte, besloot Visser Gregoors werk voort te zetten. Hij verrichtte een soortgelijk onderzoek naar de vier vervolgromans, die Vestdijks studententijd beschrijven, en besloot daarop dit onderzoek uit te breiden tot Vestdijks gehele leven. Vrij snel werd hem duidelijk dat Vestdijks leven de voornaamste bron is geweest voor zijn werk. Deze opvatting werd in de loop van het verdere onderzoek zo vaak bevestigd, dat men gerust kan stellen dat deze invalshoek - zonder het belang van andere te miskennen - voor Vestdijk zeer belangrijk moet zijn geweest. De talrijke intieme ontboezemingen en cultuurkritische uitlatingen van zijnpersonages, die geen respect toonden voorfatsoen en decorum, blijken sterke biografische elementen te bevatten en voor Vestdijk van zeer grote betekenis te zijn geweest. Voor 1988 zijn er twee literaire agenda's verschenen. Nieuw is de Dagboek-agenda 27,-; Balans, Amsterdam), samengesteld door René van Stipriaan. Voor iedere dag van het jaar koos hij een dagboekfragment. Hij smokkelde overigens vaak met fictieve dagboeken, zoals die van Sue Townsend, Doris Lessing, Peter AckroydenRilke. Een vertrouwde verschijning - de vierde editie - is de Literaire agenda (256 pag.; 19,50; Kwadraat, Utrecht/Tabula, Amsterdam) die onder redactie staat van Martin van Amerongen, Boudewijn Büch en Adriaan van Dis. Thema is deze keer 'geld en letteren'. Tal van toepasselijke literaire fragmenten werden gekozen. De drie redacteuren schreven zelf zeer onderhoudende beschouwingen over de stripfiguur Dagobert Duck, over een mislukte poging een huis met zwembad te verwerven, over de ervaringen met het huren van een kamer. Voor de agenda van 1989 werd een bizarre prijsvraag verzonnen. De lezers worden opgeroepen in verhaal of gedicht de volgende vraag te beantwoorden: welke schrijver zou je het liefst willen vermoorden, waarom en op welke manier? Vestdijk had er geen enkele moe\ mee deze feiten en overwegingen om reden van pruderie, moraal c postume beeldvorming te verzwijgen. Hij leefde voor zijn werk en had hier alles voor over, desnoods een 'minderwaardige persoonlijkheid' In zijn werk was Vestdijk in staat deze biografische impulsen uit te werken tot vele varianten, waari het thema vaak ogenschijnlijk ontbreekt, maar op de achtergrond voortdurend een sturende rol blijft spelen. Vestdij lezers zijn vaak getroffen door dt veelheid aan varianten en zijn vermogen om zijn uitgangspunt) toe te passen op vele terreinen. En dat op een wijze, die voor vele ook buiten de literatuur, een voortdurende bron van inspirati betekent. De schrijver Anne Wadman maakte vijftig jaar geleden zijn letterkundig debuut. Uitgeverij Servo in Garrelsweer viert dat mi de publikatie van de nieuwe roman de terechtstelling. Wadnii (1919) publiceerde in het Fries en het Nederlands gedichten, kritieken, verhalen, novellen, romans en historisch werk. Van 1957 tot 1971 was Wadman als criticus verbonden aan de Leeuwarder Courant. In die periode begon hij ook zijn Vestdijk-studies en de publikatif van de reeks Rondom Vestdijk waarvan het vierde deel, de grote Explosie, zojuist is verschenen. (Servo, Garrelsweer). Vorige week werd op deze pagina het eerste Vlaamse boekenweekgeschenk, Chateau Migraine van Hugo Claus besproken. Er blijkt merkwaardii genoeg een tweede boekje dat als het 'eerste Vlaamse boekenweekgeschenk' wordt gepresenteerd te bestaan. De dooi uitgeverij Dedalus verzorgde uitgave van Claus' novelle is het officiële geschenk van de Vlaamse bond van boekhandelaren. Eind 1986 besloot echter de keten van Standaard-boekhandels deze vereniging te verlaten en ook maa meteen met een alternatief geschenk te komen. In de meeste Vlaamse boekhandels krijgt men Claus' verhaal bij aankoop van 50( frs. cadeau. Zoals marketing manager Mare Neckebrouck fijntjes laat weten wordt het geschenk van Standaard in de eigen boekhandels vanaf vandaag 31 oktober, tot en met 15 novembe al bij een besteding van 400 frs. uitgereikt. Dit andere boekenweekgeschenk werd verzorgd door uitgeverij Kritak en is ongetwijfeld veel minder begerenswaardig dan Chateau Migraine. Het gaat om het debuut van een vijftienjarige dichteres Jo Govaerts. Hanne Ton is de titel van haar bundel die nog een kinderlijke toon heeft. Aandoenlijk is haar werk daarom wel, maar niet meer dan dat. Een voorbeeld: Een lijkbaar/schijnbaar/onbreekbaar o het perron/onbegrijpbaar/het verdriet/van de mensen/rondom/voor hem/op de lijkbaar/onbereikbaar'. Bertus Aafjes (geb. 1914) heeft in zijn schrijver sloopbaan het laconieke gezegde 't Kan verke ren' aan den lijve ondervonden. Aanvankelijk werd hij tegelijkertijd door literaire fijnproevers en het grote publiek bewonderd. Later raakte hij tegelij kertijd de gunst van de massa en de bewondering van de letterkundige elite kwijt. Het is altijd moei lijk de oorzaak van zo'n omslag op te sporen. In het geval van Aafjes heeft ongetwijfeld de ongenuan ceerde aanval die hij indertijd op de Vijftigers deed een rol gespeeld. Maar het is onwaarschijnlijk dat een paar ongelukkige artikelen tot een zo beslissen de keer in de waardering konden leiden. Boven dien: toen later de Vijftigers in veel feller bewoor dingen bekritiseerd werden, volgde er voor Aafjes geen rehabilitatie. Kortom: er moeten ook andere redenen zijn, snelle wisselingen in het literair kli maat bijvoorbeeld, die zijn poëzie misplaatst deden lijken. Wat Aafjes meegemaakt heeft moet voor een schrij ver een bittere ervaring zijn. Hij heeft zich evenwel - en dat pleit voor hem - niet laten ontmoedigen. Hij is geen verbitterd man geworden die in alles wat hij schrijft om correctie van de miskenning vraagt, in wiens woorden voortdurend afgunst doorschemert. Dat blijkt ook weer uit zijn nieuwste boek De sneeuw van weleer. Hij haalt er jeugdherinneringen in op, die eindigen bij zijn fameuze voettocht naar Rome. Steeds is de toon onbevangen, hij gebruikt het daar voor toch zo geschikte autobiografische genre niet voor zelfrechtvaardiging, laat staan voor zelfbeklag. In een nawoord merkt hij op dat het laten herleven van vroege herinneringen gelijk staat met het op roepen van een geest. Je wordt met onbekende din gen geconfronteerd en het is op voorhand niet te zeggen of die onaangenaam dan wel plezierig zullen zijn. Wie terugblikt op zijn jeugd zal afhankelijk van zijn aard meestal alleen oog hebben voor de zonnige zijde óf juist voor de kant war donkere schaduwen over Bertus Aafjes vielen. Het komt erop neer dat sommigen met ver rukking, anderen met weerzin omzien. Aafjes - wie zou van hem anders verwachten - dacht aanvanke lijk het volgende: 'Jeugdherinneringen zijn zorgeloze notities over een tijd, die zoveel romantischer was dan de tegenwoor dige. Hoeveel warmer waren in onze jeugd de zo mers, hoeveel kouder de winters. Hoeveel hoger groeide het zomergras. Hoeveel smettelozer viel de sneeuw'. (152). Maar hij ondervond dat het allemaal wat gecompli ceerder ligt: 'Wanneer de pen wat dieper graaft, komt snel iets anders aan het licht. Het zijn niet het hoge gras, het stille land, de smetteloze sneeuw, die het beeld van onze jeugd bepalen. Het is veel meer de schokkende wijze waarop de mens kennis maakt met het leven'. (153). Het beeld dat deze schrijver van zijn jeugd biedt is nu eens niet zwart of wit. Bij hem is er sprake van be gripvolle wrok en gramstorige vertedering, van mil de afrekening en boze nostalgie. Met die aanpak zal hij ongetwijfeld de werkelijkheid meer recht hebben gedaan dan de schrijvers van wie de jeugd één gran dioze idylle zou zijn geweest of één barre verschrik king. In deze memoires valt evenveel licht over de idylle als over de verschrikking. De open zomertram die in de dagen van weleer door Amsterdam rond reed inspireert hem evenzeer als de dood van zijn va der. Het schrijven van dit boek plaatste Aafjes voor meer problemen. Hij weet: 'De ketterij van gis teren is de waarheid van vandaag en de waarheid van vandaag kan op haar beurt morgen reeds bijge loofzijn'. (36) In de loop van de jaren is hij een ander mens geworden. Hij kon lang niet alle drijfveren be grijpen van de jongen die hij was en die in een niet meer bestaande wereld leefde. Toch is het zijn stre ven geweest zijn herinneringen 'zo nauwgezet moge lijk te schrijven vanuit hun eigen dimensie'. En hij verklaart daarbij'Zonder ze onbewust bij te kleuren en te retoucheren met gebruikmaking van onze late re verworvenheden'. (37) Het is duidelijk dat men zich dit wel kan voornemen, maar dat men er nooit in zal slagen. Wat Aafjes voor een deel lukt is de illusie - maar het is slechts een illusie - te wekken dat hij zich nog in zijn vroegere persoonlijkheid verplaatsen kan. Was hij in zijn jonge jaren een knaap die graag kijkdozen bouwde, de meeste hoofdstukken van De sneeuw van weleer lijken wel als kijkdozen te zijn in gericht. Hij gunt de lezer een blik in een voorbije pe riode, neemt hem even mee in een intiem rijk vol tover. In sommige van Aafjes' kijkdozen blijkt het romme lig te zijn. Een paar hoofdstukken missen de nodige samenhang. In 'Over de onderdeur' bijvoorbeeld zijn een heleboel fragmentarische herinneringen bijeengebracht zonder dat er een geheel van is ge maakt. Alle onderdelen waren er om een fascine rende kijkdoos te maken, maar het plak- en knip werk werd ondeugdelijk uitgevoerd. Dat dit meer slordigheid dan zwakte is, bewijst Aaf jes in een knap gecomponeerd hoofdstuk 'De Sint Gerardus Majella'. Er zijn meer slordigheden in deze memoires te betreuren. Frequent zijn de herhalin gen. In 'De kinderen der duisternis' heeft hij het op pagina 92 over een katholieke priester: 'Hij dreef ons samen in een getto'. Om op pagina 95 daaraan toe te voegen: 'Hun hele voorstellingen van zaken was be doeld om de katholieke gelovigen in een getto te iso leren'. In 'De hemelse paardetram' schrijft hij over een ongeluk met een tram dat hem bijna zijn rechter been kostte. Op bladzij 40 schrijft hij'Hoor ik in Am sterdam een tram gierend remmen dan krijg ik een soort metafysische pijn in mijn rechterbeen'. Twee bladzijden verderop kan hij vertellen: 'Maar als de tram zich schurend en piepend door de bocht voort beweegt meen ik steeds weer een steek in mijn rech terbeen te voelen'. Uuit dit hoofdstuk blijkt trouwens duidelijk dat de schrijver zich terdege gedocumenteerd heeft om het oproepen van de geest te bevorderen. Elders blijkt dat hij ook oude correspondentie heeft ge raadpleegd. Zo kan hij zonder er steeds getuige van te zijn geweest, veel vertellen over het huwelijksle ven van zijn ouders. Zijn moeder was zeer vroom katholiek, zijn vader kwam uit een ongelovige fa milie. Hoewel hij teneinde haar te trouwen tot ie dere concessie bereid was, werd hen van kerkelijke zijde het leven heel zuur gemaakt. Toen Bertus twaalf jaar oud was stierf zijn vader. Het verhaal van zijn ziekte en dood vormt een hoogtepunt in het boek. Aangrijpend verteld wordt hoe de moeder haar man de nooddoop toedient. Desondanks werd hij in ongewijde grond begraven. Hier werd de kiem gelegd voor de haat die Aafjes op latere leeftijd jegens de katholieke kerk heeft opge vat en die kennelijk nog steeds niet uitgewoed is. De sneeuw van weleer staat vol felle uithalen naar de moederkerk waar hij overigens niet zo gemakkelijk van losgekomen is. Hij heeft zich zelfs voorbereid op, het priesterschap - hij noteerde ook zijn herinnerin gen die hij op het seminarie heeft doorgebracht. Hij durft bekennen zijn moeder nooit verteld te hebben dat hij het geloof verloor. De laatste vraag die zij op haar sterfbed aan hem stelde was: Jongen, je zult toch een trouwe zoon van de heilige moederkerk blij ven?' (140). Hij beloofde het haar. Zo'n oneerlijkheid bekennen pleit zeer voor de eer lijkheid van deze memoireschrijver. Bertus Aafjes: De sneeuw van weleer-156 pag.If 26,50 Meu- lenhoff, Amsterdam. Oók van Bertus Aafjes, oók bij Meulenhoff verscheen Het hemd van een gelukkig mens, korte verhalen voor de sprookjesminnende lezer. Tine Aafjes illustreerde deze ver halen die ontstonden tijdens de vele reizen van een gelukkig mens, als kleine flarden die samen een bontgekleurd hemd tegen de kou vormen, (f 22,50)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 20