BRIEVEN
een jaar boek
letters lettere
vestdijk
DE SNEEUW VAN WELEER
jeugdherinneringen van bertus aafjes
PZC/ week-uit
2(
brieven
roman
wanhoop
hans warren
agenda
wadman
vlaams
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
ZATERDAG 31 OKTOBER 1987
achterberg als
romanschri j ver
Hoezeer het leven en de openheid
rondom levensfeiten zich in de
laatste halve eeuw wijzigden ziet
men duidelijk aan het geval-Achter-
berg (1905-1962). Ingewijden wisten
dat de dichter in 1937 zijn hospita (en
geliefde) had doodgeschoten en ook
haar zestienjarige dochtertje voor
het leven had verminkt. Voor deze
misdaad werd Achterberg nieuwe
zwaar gestraft. Hij werd ter beschik
king van de regering gesteld en hij
verbleef de gehele oorlog in psychia
trische inrichtingen, dat wil zeggen
dat hij van 1942 tot 1944 in gezinsver
pleging nabehandeld werd.
Daarna was hij weer vrij man, zijn
ster als dichter rees snel. In 1949
kreeg hij de Staatsprijs voor letteren
en geleidelijk werd hij ongeveer door
iedereen aangezien als de belangrijk
ste Nederlandse dichter van deze
eeuw. Zijn verschrikkelijke geheim
bleef bewaard, maar het moest na
tuurlijk eens uitlekken en toen dat
gebeurde was de consternatie uiter
aard groot. Niet alleen vanwege de
ernst van de misdaad, ook omdat de
interpretatie van Achterbergs werk
die al aardig op gang gekomen was,
weer helemaal op de helling moest.
Oude uitleggingen werden aanvecht
baar, niet exegeten gleden op hun
beurt uit. Achterberg is er als dichter
niet beter of slechter door geworden,
maar vermoedelijk heeft heel deze,
waarschijnlijk onvermijdelijke, gang
van zaken rondom het gebeuren van
1937 hem toch bij velen tot een pro
blematisch mens gemaakt. Dat komt
dan, vrees ik, voornamelijk door die
angstvallige geheimhouding, die wre
vel wekken kan, die doet denken
'men mocht het niet weten, werd zelfs
met mooie leuzen om de tuin geleid
door de tendentieuze interpretatie
van het werk'. Ik moet bekennen dat
ik nooit begrepen heb waarom men
deze kortzichtige koers heeft geva
ren.
Wanneer men namelijk ziet hoe on
middellijk na de daad degenen van
Achterbergs vrienden die wel wisten
wat er gebeurd was op waarlijk
vriendschappelijke en nobele manier
reageerden, wanneer men overweegt
hoe buitengewoon mild de dichter
werd gestraft, hoe hij, tijdens zijn de
tentie en behandeling, met onder
scheiding en een zeker begrip is tege-
moetgetreden, dan meen ik daaruit
te mogen afleiden dat Achterberg
ook door 'het publiek' en zijn geleide
lijk vele, vele lezers en bewonderaars
op normale wijze benaderd zou zijn.
Zelfs had dan mogelijk iets van de
nood van het slachtoffertje gelenigd
kunnen worden. En in ieder geval was
de dichter dan iets bespaard wat hem
nu van 1937 af constant moet hebben
bedreigd: de angst dat het uitkomen
zou.
Hij had zich uiteraard in 1937 zelf ook
een kogel door het hoofd moeten ja
gen, maar de straf voor dat verzuim is
door de geheimhouding en het feit
dat hij later almaar beroemder werd,
vermoed ik, afschuwelijker geweest
dan wanneer algehele openheid was
betracht.
Deze overwegingen kwamen bij me
op tijdens de lectuur van het pasver-
schenen boekje Gerrit Achterberg.
Briefwisseling met Gerrit Kamphuis.
Het is geen omvangrijke briefwisse
ling, 21 brieven in totaal, 16 van Ach
terberg, 5 van Kamphuis. Dan wer
den er nog vier brieven toegevoegd
van Annie Kuiper aan Kamphuis.
Van al deze brieven dateert er maar
één van voor 1937, en de laatste is van
1946. Bijna alle brieven stammen dus
uit de periode waarin de dichter in di
verse inrichtingen werd verpleegd.
De onderwerpen houden daar aan
ook vaak rechtstreeks of zijdelings
verband mee. Eerlijkheid gebiedt te
zeggen dat de inhoud van de briefjes
van Achterberg zelf nogal teleurstel
lend is, het is dat men van iemand
van zijn importantie nu eenmaal alles
lezen wil en weten wil, maar een groot
epistolair talent had hij niet en de
controlerende instanties van de ver
pleeghuizen frustreerden hem geheel
en al. Veel interessanter zijn de ant
woorden van Kamphuis en de vele in
de noten verwerkte informatie.
De Neerlandicus Gerrit Kamphuis
(81) is in zijn jonge jaren, omstreeks
1930, toen hij redacteur van het
christelijke literaire tijdschrift Op-
waartsche Wegen was, in contact ge
komen met Achterberg die toen ook
zijn carrière als dichter begon in die
kringen.
Kamphuis dichtte zelf, hij was ook es
sayist en criticus en zijn opmerkin
gen over het werk van Achterberg
snijden van het begin af hout. Toch
heeft hij niet in de gaten gehad dat
hem in 1943 door de dichter een aardi
ge poets gebakken werd en het is mo
gelijk wel de aardigste onthulling in
dit boekje, ook al zit die danig wegge
stopt in de noten.
Hoeveel waardering Achterberg ook
als dichter genoot bij vakgenoten en
zelfs bij uitgevers als Sander Stols
en Bert Bakker, financieel succes
was er niet te behalen, uitgevers za
gen meer in een roman van zijn hand.
Vooral Callenbach en Van Dishoeck
drongen erop aan dat de dichter met
een roman zou komen.
In 1943 werd Achterberg verpleegd in
Oegstgeest en een van zijn jeugdige
bewonderaards uit die tijd was de
toen 20-jarige Jan Vermeulen (1923-
1985) uit Leiden. Achterberg moet
met J an Vermeulen het probleem van
de roman besproken hebben en Jan
besloot zijn oudere vriend te helpen.
Hij schreef een 'proefhoofdstuk', eer
der een afgeronde novelle, 'Sneeuw',
Gerrit Achterberg
die onder Achterbergs naam ter
beoordeling naai- Kamphuis werd ge
stuurd. Kamphuis gaf een uitvoerig
positief commentaar. Hij zag wel een
merkwaardig verschil met Achter
bergs gedichten, maar hij had geen
argwaan, hij rept van 'uitstekend pro
za', 'meesterlijk slot' en komt ter ver
gelijking zelfs met de prozagedichten
van Baudelaire op de proppen!
Kamphuis' twijfels betreffen eerder
de vraag of Achterberg voldoende
adem heeft voor een hele roman dan
de kwaliteit. Het is gemakkelijk je
daar nu vrolijk over te maken, maar
dit soort bedriegerijen slaagt vrijwel
altijd. De jonge Jan Vermeulen moet
zich wel bijzonder gevleid gevoeld
hebben, als Achterberg het hem heeft
verteld. Hoe dan ook: de roman is er
nooit gekomen al heeft Achterberg
zelf nog een poging gedaan en al be
weerde hij daarover in een brief aan
Jan Vermeulen 'Je zag natuurlijk di
rect dat 't verwerkte poëzie was'.
Voor de derde maal verscheen Een
Jaar Boek. (168 pag; 19,50,
Aramith, Amsterdam). In deze
aflevering wil men een overzicht
bieden van de Nederlandstalige
literatuur die van najaar 1986 tot
en met zomer 1987 verschenen is.
Ten opzichte van vorige j aren is
een aantal veranderingen
doorgevoerd. Zo zijn er voortaan
gescheiden jaaroverzichten van de
Nederlandse en de Vlaamse
literatuur. In het verleden schreef
Aad Nuis het jaaroverzicht en koos
dezelfde in samenwerking met
Robert-Henk Zuidinga de
recensies van de 'belangrijkste'
boeken. Nu verzorgde Jaap
Goedegebuure het Nederlands
jaaroverzicht. Jos Borré de
Vlaamse tegenhanger en koos
Nuis de besprekingen uit. Er
bestaat stellig behoefte aan zo'n
jaarlijkse gids. Voorwaarde is
daarbij uiteraard dat het geboden
overzicht werkelijk overzichtelijk
moet zijn. Helaas voldoet dit
naslagwerk niet aan deze eis. De
keuze van de 'opmerkelijkste'
boeken die dus in een bespreking
worden belicht is voornamelijk
zonderling. Algemeen belangrijk
bevonden boeken zoals De
nagelaten geschriften vanEtty
Hillesum, Een barbaar in China
van Adriaan van Dis, Reves
Verzamelde gedichten, de
bloemlezing uit de poëzie van de
zeventiende en achttiende eeuw
die Gerrit Komrij verzorgde
werden genegeerd. In plaats
daarvan is er ruime aandacht voor
bijvoorbeeld Shimmy van Leo
Pleysier, Business Class van Pieter
Brouwer en Cecilia van Joyce
Co. Het feit dat tussen de auteur
van het Nederlandse jaaroverzicht
en de samensteller een schimmige
vete wordt uitgevochten draagt
allerminst bij tot de
betrouwbaarheid van het
jaarboek. In het vorige
jaaroverzicht wist Nuis te
overtuigen met zijn opvatting dat
Mystiek lichaam van Kellendonk
de kwalificatie 'antisemitisch'
verdiende. Zonder enig argument
gaat Goedegebuure daar nu weer
tegenin. De poëzie van Eva
Gerlach wordt door
Goedegebuure in harde woorden
afgewezen, Nuis koos echter een
juichende door hemzelf
geschreven recensie uit. De
inleider jubelt over Het
doodgezegde park van Brakman,
Nuis besloot precies aan die roman
voorbij te gan. In zijn
overzichtsartikel legt
Goedegebuure een vaak hoogst
onbehouwen geformuleerde
minachting aan de dag voor tal
van schrijvers. A. Moonen worddt
simpelweg als een 'engerd'
afgedaan, de poëzie van Reve,
Kouwenaar, Warren en vele
anderen is rommel, Jan Wolkers
had beeldhouwer moeten blijven,
Adriaan van Dis kan er niks van,
bij de Nederlandse uitgevers
draait het allemaal om commercie
en de AKO-prijs is ook al in
verkeerde handen gevallen. Het
mooie initiatief dat Een Jaar Boek
in principe is, verwerd deze keer
dus tot slapstick.
H. W.
Een ander onderwerp dat in deze
correspondentie duidelijk belicht
wordt: de moeilijkheid die Achter
berg had om na zijn invrijheidstel
ling werk te vinden.
Hij was ondertussen verloofd en zag
zich gedwongen allerlei vernederen
de noodkreten rond te sturen, in deze
trant: 'wij loopen wanhopig te zoe
ken, 8 maanden lang, en vinden niets.
Niets. Hoe moet dit gaan? In deze 'de
mocratische' staat is er geen werk
voor mij? Wij worden er moedeloos
onder en weten niet meer wat we
moeten doen'.
Op 9 augustus '46, ongeveer een half
jaar na deze klacht kreeg hij een baan
als medewerker van het Dialectenbu
reau waarvan dr. P. J. Meertens direc
teur was; de werkzaamheden kon
Achterberg thuis verrichten.
Heel sympathiek zijn de brieven die
Annie Kuiper in 1940 en 1941 aan
Kamphuis schreef. Zij was een vroe
gere verloofde van Achterberg, en in
die tijd bemiddelaarster tussen de
twee Gerritten. Haar brieven werpen
een klein zijlicht op Achterbergs be
staan.
Zo beweegt heel dit boekje zich
slechts in de marge van Achterbergs
dichterschap, maar men zal het bij de
verdere Achterbergstudie toch be
slist moeten raadplegen. Vanzelf
sprekend zal iedere Achterbergfan er
kennis van willen nemen.
Gerrit Achterberg. Briefwisseling met Ger
rit Kamphuis/94 pag. 25,-. Geïll. Querido
Amsterdam. Bezorging: R. L. K. Fokkema,
Gerrit Kamphuis, Joost van der Vleuten.
redactie andré oosth
De omstreden biografie van
Simon Vestdijk door Hans
Visser wordt zaterdag14
november in Driebergen
gepresenteerd. Aan de
verschijning van 'Simon Vestdijk,
een schrijversleven' ging een
jarenlange strijd tussen de
biograaf en de weduwe Vestdijk
vooraf. Bij de officiële aanbieding
wordt gesproken door Wam de
Moor, Hans Warren en Marinus
van der Goes van Naters.
Simon Vestdijk (1898-1971)wordt
vrij algemeen beschouwd als een
van Nederlands belangrijkste
schrijvers van deze eeuw. Zijn
oeuvre is reeds uitvoerig
bestudeerd en nog steeds worden
nieuwe aspecten onder de loupe
genomen.
Hans Visser is vooral
geïnteresseerd in Vestdijks leven
en hoe deze biografische feiten
heeft verwerkt in zijn oeuvre.
Daartoe geïnspireerd door Nol
Greg oor, die in de jaren vijftig
Vestdijks eerste vier
autobiografische romans
biografisch doorlichtte, besloot
Visser Gregoors werk voort te
zetten. Hij verrichtte een
soortgelijk onderzoek naar de vier
vervolgromans, die Vestdijks
studententijd beschrijven, en
besloot daarop dit onderzoek uit te
breiden tot Vestdijks gehele leven.
Vrij snel werd hem duidelijk dat
Vestdijks leven de voornaamste
bron is geweest voor zijn werk.
Deze opvatting werd in de loop van
het verdere onderzoek zo vaak
bevestigd, dat men gerust kan
stellen dat deze invalshoek -
zonder het belang van andere te
miskennen - voor Vestdijk zeer
belangrijk moet zijn geweest. De
talrijke intieme ontboezemingen
en cultuurkritische uitlatingen
van zijnpersonages, die geen
respect toonden voorfatsoen en
decorum, blijken sterke
biografische elementen te
bevatten en voor Vestdijk van zeer
grote betekenis te zijn geweest.
Voor 1988 zijn er twee literaire
agenda's verschenen. Nieuw is de
Dagboek-agenda 27,-; Balans,
Amsterdam), samengesteld door
René van Stipriaan. Voor iedere
dag van het jaar koos hij een
dagboekfragment. Hij smokkelde
overigens vaak met fictieve
dagboeken, zoals die van Sue
Townsend, Doris Lessing, Peter
AckroydenRilke.
Een vertrouwde verschijning - de
vierde editie - is de Literaire
agenda (256 pag.; 19,50;
Kwadraat, Utrecht/Tabula,
Amsterdam) die onder redactie
staat van Martin van Amerongen,
Boudewijn Büch en Adriaan van
Dis. Thema is deze keer 'geld en
letteren'. Tal van toepasselijke
literaire fragmenten werden
gekozen. De drie redacteuren
schreven zelf zeer onderhoudende
beschouwingen over de stripfiguur
Dagobert Duck, over een mislukte
poging een huis met zwembad te
verwerven, over de ervaringen met
het huren van een kamer.
Voor de agenda van 1989 werd een
bizarre prijsvraag verzonnen. De
lezers worden opgeroepen in
verhaal of gedicht de volgende
vraag te beantwoorden: welke
schrijver zou je het liefst willen
vermoorden, waarom en op welke
manier?
Vestdijk had er geen enkele moe\
mee deze feiten en overwegingen
om reden van pruderie, moraal c
postume beeldvorming te
verzwijgen. Hij leefde voor zijn
werk en had hier alles voor over,
desnoods een 'minderwaardige
persoonlijkheid'
In zijn werk was Vestdijk in staat
deze biografische impulsen uit te
werken tot vele varianten, waari
het thema vaak ogenschijnlijk
ontbreekt, maar op de
achtergrond voortdurend een
sturende rol blijft spelen. Vestdij
lezers zijn vaak getroffen door dt
veelheid aan varianten en zijn
vermogen om zijn uitgangspunt)
toe te passen op vele terreinen.
En dat op een wijze, die voor vele
ook buiten de literatuur, een
voortdurende bron van inspirati
betekent.
De schrijver Anne Wadman
maakte vijftig jaar geleden zijn
letterkundig debuut. Uitgeverij
Servo in Garrelsweer viert dat mi
de publikatie van de nieuwe
roman de terechtstelling. Wadnii
(1919) publiceerde in het Fries en
het Nederlands gedichten,
kritieken, verhalen, novellen,
romans en historisch werk. Van
1957 tot 1971 was Wadman als
criticus verbonden aan de
Leeuwarder Courant. In die
periode begon hij ook zijn
Vestdijk-studies en de publikatif
van de reeks Rondom Vestdijk
waarvan het vierde deel, de grote
Explosie, zojuist is verschenen.
(Servo, Garrelsweer).
Vorige week werd op deze pagina
het eerste Vlaamse
boekenweekgeschenk, Chateau
Migraine van Hugo Claus
besproken. Er blijkt merkwaardii
genoeg een tweede boekje dat als
het 'eerste Vlaamse
boekenweekgeschenk' wordt
gepresenteerd te bestaan. De dooi
uitgeverij Dedalus verzorgde
uitgave van Claus' novelle is het
officiële geschenk van de Vlaamse
bond van boekhandelaren. Eind
1986 besloot echter de keten van
Standaard-boekhandels deze
vereniging te verlaten en ook maa
meteen met een alternatief
geschenk te komen. In de meeste
Vlaamse boekhandels krijgt men
Claus' verhaal bij aankoop van 50(
frs. cadeau. Zoals marketing
manager Mare Neckebrouck
fijntjes laat weten wordt het
geschenk van Standaard in de
eigen boekhandels vanaf vandaag
31 oktober, tot en met 15 novembe
al bij een besteding van 400 frs.
uitgereikt. Dit andere
boekenweekgeschenk werd
verzorgd door uitgeverij Kritak en
is ongetwijfeld veel minder
begerenswaardig dan Chateau
Migraine. Het gaat om het debuut
van een vijftienjarige dichteres Jo
Govaerts. Hanne Ton is de titel
van haar bundel die nog een
kinderlijke toon heeft.
Aandoenlijk is haar werk daarom
wel, maar niet meer dan dat. Een
voorbeeld: Een
lijkbaar/schijnbaar/onbreekbaar o
het perron/onbegrijpbaar/het
verdriet/van de
mensen/rondom/voor hem/op de
lijkbaar/onbereikbaar'.
Bertus Aafjes (geb. 1914) heeft in zijn schrijver
sloopbaan het laconieke gezegde 't Kan verke
ren' aan den lijve ondervonden. Aanvankelijk werd
hij tegelijkertijd door literaire fijnproevers en het
grote publiek bewonderd. Later raakte hij tegelij
kertijd de gunst van de massa en de bewondering
van de letterkundige elite kwijt. Het is altijd moei
lijk de oorzaak van zo'n omslag op te sporen. In het
geval van Aafjes heeft ongetwijfeld de ongenuan
ceerde aanval die hij indertijd op de Vijftigers deed
een rol gespeeld. Maar het is onwaarschijnlijk dat
een paar ongelukkige artikelen tot een zo beslissen
de keer in de waardering konden leiden. Boven
dien: toen later de Vijftigers in veel feller bewoor
dingen bekritiseerd werden, volgde er voor Aafjes
geen rehabilitatie. Kortom: er moeten ook andere
redenen zijn, snelle wisselingen in het literair kli
maat bijvoorbeeld, die zijn poëzie misplaatst deden
lijken.
Wat Aafjes meegemaakt heeft moet voor een schrij
ver een bittere ervaring zijn. Hij heeft zich evenwel -
en dat pleit voor hem - niet laten ontmoedigen. Hij is
geen verbitterd man geworden die in alles wat hij
schrijft om correctie van de miskenning vraagt, in
wiens woorden voortdurend afgunst doorschemert.
Dat blijkt ook weer uit zijn nieuwste boek De sneeuw
van weleer. Hij haalt er jeugdherinneringen in op,
die eindigen bij zijn fameuze voettocht naar Rome.
Steeds is de toon onbevangen, hij gebruikt het daar
voor toch zo geschikte autobiografische genre niet
voor zelfrechtvaardiging, laat staan voor zelfbeklag.
In een nawoord merkt hij op dat het laten herleven
van vroege herinneringen gelijk staat met het op
roepen van een geest. Je wordt met onbekende din
gen geconfronteerd en het is op voorhand niet te
zeggen of die onaangenaam dan wel plezierig zullen
zijn.
Wie terugblikt op zijn jeugd zal afhankelijk van zijn
aard meestal alleen oog hebben voor de zonnige zijde
óf juist voor de kant war donkere schaduwen over Bertus Aafjes
vielen. Het komt erop neer dat sommigen met ver
rukking, anderen met weerzin omzien. Aafjes - wie
zou van hem anders verwachten - dacht aanvanke
lijk het volgende:
'Jeugdherinneringen zijn zorgeloze notities over een
tijd, die zoveel romantischer was dan de tegenwoor
dige. Hoeveel warmer waren in onze jeugd de zo
mers, hoeveel kouder de winters. Hoeveel hoger
groeide het zomergras. Hoeveel smettelozer viel de
sneeuw'. (152).
Maar hij ondervond dat het allemaal wat gecompli
ceerder ligt: 'Wanneer de pen wat dieper graaft,
komt snel iets anders aan het licht. Het zijn niet
het hoge gras, het stille land, de smetteloze sneeuw,
die het beeld van onze jeugd bepalen. Het is veel
meer de schokkende wijze waarop de mens kennis
maakt met het leven'. (153).
Het beeld dat deze schrijver van zijn jeugd biedt is nu
eens niet zwart of wit. Bij hem is er sprake van be
gripvolle wrok en gramstorige vertedering, van mil
de afrekening en boze nostalgie. Met die aanpak zal
hij ongetwijfeld de werkelijkheid meer recht hebben
gedaan dan de schrijvers van wie de jeugd één gran
dioze idylle zou zijn geweest of één barre verschrik
king. In deze memoires valt evenveel licht over de
idylle als over de verschrikking. De open zomertram
die in de dagen van weleer door Amsterdam rond
reed inspireert hem evenzeer als de dood van zijn va
der.
Het schrijven van dit boek plaatste Aafjes voor
meer problemen. Hij weet: 'De ketterij van gis
teren is de waarheid van vandaag en de waarheid
van vandaag kan op haar beurt morgen reeds bijge
loofzijn'. (36) In de loop van de jaren is hij een ander
mens geworden. Hij kon lang niet alle drijfveren be
grijpen van de jongen die hij was en die in een niet
meer bestaande wereld leefde. Toch is het zijn stre
ven geweest zijn herinneringen 'zo nauwgezet moge
lijk te schrijven vanuit hun eigen dimensie'. En hij
verklaart daarbij'Zonder ze onbewust bij te kleuren
en te retoucheren met gebruikmaking van onze late
re verworvenheden'. (37) Het is duidelijk dat men
zich dit wel kan voornemen, maar dat men er nooit in
zal slagen. Wat Aafjes voor een deel lukt is de illusie -
maar het is slechts een illusie - te wekken dat hij zich
nog in zijn vroegere persoonlijkheid verplaatsen
kan. Was hij in zijn jonge jaren een knaap die graag
kijkdozen bouwde, de meeste hoofdstukken van De
sneeuw van weleer lijken wel als kijkdozen te zijn in
gericht. Hij gunt de lezer een blik in een voorbije pe
riode, neemt hem even mee in een intiem rijk vol
tover.
In sommige van Aafjes' kijkdozen blijkt het romme
lig te zijn. Een paar hoofdstukken missen de nodige
samenhang. In 'Over de onderdeur' bijvoorbeeld
zijn een heleboel fragmentarische herinneringen
bijeengebracht zonder dat er een geheel van is ge
maakt. Alle onderdelen waren er om een fascine
rende kijkdoos te maken, maar het plak- en knip
werk werd ondeugdelijk uitgevoerd.
Dat dit meer slordigheid dan zwakte is, bewijst Aaf
jes in een knap gecomponeerd hoofdstuk 'De Sint
Gerardus Majella'. Er zijn meer slordigheden in deze
memoires te betreuren. Frequent zijn de herhalin
gen. In 'De kinderen der duisternis' heeft hij het op
pagina 92 over een katholieke priester: 'Hij dreef ons
samen in een getto'. Om op pagina 95 daaraan toe te
voegen: 'Hun hele voorstellingen van zaken was be
doeld om de katholieke gelovigen in een getto te iso
leren'. In 'De hemelse paardetram' schrijft hij over
een ongeluk met een tram dat hem bijna zijn rechter
been kostte. Op bladzij 40 schrijft hij'Hoor ik in Am
sterdam een tram gierend remmen dan krijg ik een
soort metafysische pijn in mijn rechterbeen'. Twee
bladzijden verderop kan hij vertellen: 'Maar als de
tram zich schurend en piepend door de bocht voort
beweegt meen ik steeds weer een steek in mijn rech
terbeen te voelen'.
Uuit dit hoofdstuk blijkt trouwens duidelijk dat
de schrijver zich terdege gedocumenteerd heeft
om het oproepen van de geest te bevorderen. Elders
blijkt dat hij ook oude correspondentie heeft ge
raadpleegd. Zo kan hij zonder er steeds getuige van
te zijn geweest, veel vertellen over het huwelijksle
ven van zijn ouders. Zijn moeder was zeer vroom
katholiek, zijn vader kwam uit een ongelovige fa
milie. Hoewel hij teneinde haar te trouwen tot ie
dere concessie bereid was, werd hen van kerkelijke
zijde het leven heel zuur gemaakt. Toen Bertus
twaalf jaar oud was stierf zijn vader. Het verhaal
van zijn ziekte en dood vormt een hoogtepunt in het
boek. Aangrijpend verteld wordt hoe de moeder
haar man de nooddoop toedient. Desondanks werd
hij in ongewijde grond begraven.
Hier werd de kiem gelegd voor de haat die Aafjes op
latere leeftijd jegens de katholieke kerk heeft opge
vat en die kennelijk nog steeds niet uitgewoed is. De
sneeuw van weleer staat vol felle uithalen naar de
moederkerk waar hij overigens niet zo gemakkelijk
van losgekomen is. Hij heeft zich zelfs voorbereid op,
het priesterschap - hij noteerde ook zijn herinnerin
gen die hij op het seminarie heeft doorgebracht. Hij
durft bekennen zijn moeder nooit verteld te hebben
dat hij het geloof verloor. De laatste vraag die zij op
haar sterfbed aan hem stelde was: Jongen, je zult
toch een trouwe zoon van de heilige moederkerk blij
ven?' (140). Hij beloofde het haar.
Zo'n oneerlijkheid bekennen pleit zeer voor de eer
lijkheid van deze memoireschrijver.
Bertus Aafjes: De sneeuw van weleer-156 pag.If 26,50 Meu-
lenhoff, Amsterdam.
Oók van Bertus Aafjes, oók bij Meulenhoff verscheen Het
hemd van een gelukkig mens, korte verhalen voor de
sprookjesminnende lezer. Tine Aafjes illustreerde deze ver
halen die ontstonden tijdens de vele reizen van een gelukkig
mens, als kleine flarden die samen een bontgekleurd hemd
tegen de kou vormen, (f 22,50)