FREDERIC BASTET bijna voorbeeldige biografie van louis couperus over hermans poëzie van vestdijk letters S letteren 1 oktober 1987 DE BLADEN TERUG andreas oosthoek PZC/ week-uit openhartig uitgelokt kritiek hans warren opwenteling proust 1 LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren ZATERDAG 3 OKTOBER 1987 Al vele jaren publiceert Frédéric Bastet over Nederlands grootste prozaschrijver Louis Couperus. Bas tet deed dit zo goed. bracht steeds zulke verrassende feiten aan het licht dat men meer dan eens de ver zuchting hoorde dat men bijna niet kon wachten op het moment dat zijn Couperus-biografie zou verschijnen. Onlangs was het dan zo ver: we kon den de lectuur van het fraai uitge voerde en ondanks het uitblijven van subsidies toch niet al te kostbare Louis Couperus. Een biografie begin nen. De verwachtingen waren hoog, maar niet te hoog gespannen. In te genspraak met de bescheiden on dertitel mag dit werk zonder meer dé biografie van Couperus heten. Het lijvige boek geeft een schat aan dik wijls onbekende gegevens. Boven dien is Bastet erin geslaagd zijn be toog leesbaar te houden. In deze biografie heeft hij het midden weten te vinden tussen zorgvuldige li teratuurstudie en aanstekelijke lief hebberij. De gegevens over het leven van Couperus heeft hij vaak op we tenschappelijk verantwoorde wijze vergaard. Maar het levensverhaal wordt verteld in een luchtige cau seursstijl. Zo geeft Bastet zich graag over aan literaire gossip - en ik kan daar beslist geen kwaad in zien. Ster ke maar tekenende verhalen over Couperus volgen elkaar op. Dat de schrijver niet bepaald een buitenman was, wordt geïllustreerd met een fraaie geschiedenis uit zijn jonge lingsjaren. Wegens een noodweer moest bij een boer geschuild worden. Toen een jon gen met een koe aan een touw ver scheen kroop Couperus volgens de overlevering gillend van angst weg achter een meisje. De boerenzoon zou daarop zeer ad rem verklaard heb ben: ,,Ja, past u maar op, M'nheer, want ze heeft nog niks gegeten". Van kort voor Couperus' dood is er een al even aardige anekdote. Een Amerkaanse uitgever kwam op bezoek om over de filmrechten van De stille kracht te onderhandelen. Twee nichtjes van Couperus hadden zich als dienstmeisjes vermomd. Tij dens het diner sloeg de schrijver een arm om ze heen en hij kust ze. De gast moet verbaasd gereageerd hebben, zeker toen de echtgenote van Coupe rus zei: „Maar Louis, dat kan je toch niet doen met het dienstmeisje en dan nog wel waar een gast bij is!" Je krijgt de indruk dat Couperus het ta fereel in scène heeft gezet om bij de Amerikaan de indruk te wekken dat hij niet alleen pervers schreef, maar ook pervers leefde. men op die manier een enigszins ver tekend beeld krijgt van de relaties die Couperus met zijn uitgevers onder hield is duidelijk. In zijn voorwoord schrijft Bastet dat Couperus vanwege de verweving van leven en werk min of meer een Louis Couperus biografie heeft uitgelokt. Het werk van de schrijver staat ook in dit boek over zijn leven centraal. Zeer verhelderend voor Bastet was dat hij de vele journalistieke publica ties van Couperus in chronologische volgorde is gaan lezen. Maar ook de romans werden zeer uitvoerig door- geplozen voor biografische gegevens. Die werkwijze zal wellicht tot enige bedenkingen aanleiding geven. Bij Couperus doet zich echter het feit voor dat tal van documenten die licht op zijn bestaan zouden kunnen wer pen verloren zijn gegaan. Wel heeft de omvangrijke correspondentie die Couperus gedurende bijna dertig jaar met zijn uitgever Veen gevoerd heeft de tijd doorstaan. De brieven leren ons veel over de schrijver. Vaste pro blemen voor hem blijken te zijn ge weest: teveel drukproeven en te wei nig geld. Zijn zakelijke instelling komt scherp aan het licht. Ook tegen over Het Vaderlandde krant waar voor hij heeft gewerkt, behartigde hij de eigen belangen uitstekend. Een anekdote wil dat hij eens naar de hoofdredacteur van het blad toege- stapt is met de mededeling: 'het vlees wordt duurder, al het andere eten wordt duurder, ook Couperus wordt nu duurder'. Tegenover uitgever Veen is hij woe dend wanneer een zetter een woord verandert in zijn Langs lijnen van ge leidelijkheid, maar zielsgelukkig be toont hij zich over de gebatikte band van De stille kracht. De voorschotten die Couperus eiste kon Veen op den duur niet meer opbrengen. De schrij ver ging naar andere uitgevers om zien. De betrekkingen met bijvoor beeld Nijgh Van Ditmar moeten in tensief geweest zijn, maar het archief van dat bedrijf is bij het bombarde ment van Rotterdam verwoest. Dat Bastet benadrukt dat hij openharti ger heeft willen zijn dan de vorige biografen van Couperus. Zijn bena dering van de erotische geaardheid van de schrijver is dan ook veel vrij moediger uitgevallen. Couperus is overigens zelf ook in zijn journalis tieke werk weinig geheimzinnig over zijn homoseksualiteit geweest. Hij waagde het zijn roman De berg van licht zonder meer als 'een roman over homosexualiteit' te omschrij ven. In een prospectus liet hij zijn vrouw juist dit aspect nog eens benadruk ken. Hij is zelfs eens aan een roman begonnen die vooruitloopt op het proza van Jean Genet. Het is een ge fingeerd dagboek van iemand die vertelt hoe hij steelt, zich door een prostituée laat onderhouden, homo seksuelen begluurt et cetera. Een fragment hieruit publiceerde hij in een literair tijdschrift. De Neder landse kritiek bleek bepaald niet ge charmeerd van Couperus' openhar tigheid. Uitvoerig worden we geïnformeerd over de man die 'dé grote liefde van zijn leven' zou zijn geweest. De man die in Couperus' werk Orlando wordt genoemd en die zoals Bastet wist te achterhalen, in werkelijkheid Giulio Lodomez heette. Natuurlijk werd de figuur zeer geïdealiseerd. In 1891 was Couperus getrouwd met zijn nichtje Elisabeth Baud. Men gaat ervan uit dat zij meer als broer en zus dan als man en vrouw geleefd hebben. Elisa beth lijkt het daar soms moeilijk mee te hebben gehad. Zij overleefde haar man 37 jaar en heeft in die tijd een aantal sporen uitgewist. Biograaf Bastet suggereert ook dat Couperus impotent zou zijn geweest. Deze bewering blijft echter een slag in de lucht. We krijgen zo de merkwaar dige figuur dat aan de ene kant in dit boek een loos gerucht dat Couperus samen met prins Hendrik in een sex- schandaal betrokken zou zijn ge weest de kop wordt ingedrukt en dat aan de andere kant een nieuw loos ge rucht de wereld in wordt geholpen. Toch heeft Bastet een grote sensibi liteit voor het liefdeleven van de schrijver. Natuurlijk deelt hij niet alle gevoelens en inzichten met hem. Heel moeilijk heeft hij het met de theosofische inzichten waar Coupe rus vaak de nadruk op heeft gelegd. Alle bewondering die Bastet Coupe rus toedraagt heeft zijn kritische zin niet aangetast. Hij durft harde oor delen uit te spreken over Majesteit ('te zeer aan zijn tijd gebonden geble ven om het nu nog helemaal ernstig te kunnen nemen'), Wereldvrede ('een slecht operalibretto') en andere werken van inderdaad twijfelachtig allooi. Al met al heeft Bastet haast alles in zich om de ideale biograaf van Coupe rus te zijn. Louis Couperus. Een bio grafie mag dan ook, al kan men mer ken dat het boek een compilatie van eerder geschreven essays is, een bijna voorbeeldige biografie genoemd wor den. Het boek voegt veel aan het beeld van Couperus toe. Zeker ook over zijn voorgeslacht en zijn jeugd worden belangwekkende dingen ge zegd. Interessant zijn ook de onder zoekingen naar de kwaal waar de schrijver aan stierf. Nog in 1980 ge waagde Bastet van 'zelf-euthanasie' en ook nam hij het woord 'suicide' in de mond. Nu maakt hij een verder niet beredeneerde ommezwaai en geeft 'bloedvergiftiging' als diagnose. We kunnen de schrijver thans op al zijn wegen over de wereld volgen. Er zijn vele jaren dat hij, steeds van zo'n 250 kilo bagage voozien, een zwer vend bestaan heeft geleid. We volgen eveneens de wisselende waardering voor zijn proza. In het buitenland had hij veel succes. Niemand minder dan Oscar Wilde be hoorde tot zijn bewonderaars, zijn werk werd in vele talen vertaald. In 1921 werd hem de grootst mogelijke eer bewezen in Engeland, hij werd zelfs op een regeringsdiner onthaald. Met de erkenning in het vaderland verliep het moeizamer. Juist in de ja ren dat zijn beste romans verschenen werd zijn werk mondjesmaat ver kocht. Door her en der voordrachten te houden en dooi een loopbaan als columnist te beginnen steeg zijn ster later. Zijn bijdragen waren zo gewild dat de Haagse Post 30.000 gulden wil de betalen voor een serie reisverhalen over Indonesië en Japan. Vlak voor zijn dood werd hij alom gehuldigd. Maar reeds in de in memoriamartike- len klonk weer verontwaardiging door vanwege de vrijmoedigheid van de auteur. „Nu is het woord aan God", meldde een krant dreigend. „Zijn werk zal spoedig vergeten zijn", hoopte een ander blad. Dat is dus niet uitgekomen. Coupe rus heeft tegenwoordig duizenden be wonderaars die met het verschijnen van deze prachtige biografie een har- tewens vervuld zien. Omtrent een an dere hartewens - het verschijnen van een behoorlijke editie van zijn verza meld werk - wekt B astet op de laatste pagina van zijn boek verwachtingen. Louis Couperus. Een biografie - door Fré déric Bastet; 872 pag; gebonden; ƒ65,-. Querido, Amsterdam. W. F. Hermans Huug Kaleis publiceerde een boek over het werk van Willem Frederik Hermans, De God Denkbaar Verklaard. (204pag.;f 39,50;De Arbeiderspers, Amsterdam). Het is een anderssoortig werk dan men in het genre literatuurstudie geneigd is te verwachten. Niet dat Kaleis geen interessante observaties doet over de romans van de auteur die hij zozeer bewondert. Maar een opmerkelijk groot deel van zijn boek is polemisch van aard. Zijn strijdvaardige pen lijkt hij soms van Hermans zelf geleend te hebben. Hij keert zich tegen een aantal literaire recensenten die volgens hem Hermans onrechtvaardig behandelen en zijn werk op morele gronden verwerpen. Dat zijn vooral Carel Peeters en Jaap Goedegebuure, vanwege hun achtergronden hier omgedoopt tot Car eitje van Braakkerken enpaterJ. van Goedegeheugten. Dat Goedegebuure Hermans zo graac 1 afschildert als een schrijver-op-z 'n-retour verklaart Kaleis uit rancune. De boekbespreker is bezig één raj| zijn persoonlijke vetes uit te vechten omdat Hermans in 1981 tijdens een publiek debat Goedegebuure 'met honend sarcasme' onderhield over een 'krukkige recensie' van diens hand. De beschuldigingen en schimpscheuten zijn niet van de lucht—boeiende lectuur dus. S. Vestdijk T. van Deel is een onvermoeibaar pleitbezorger voor het omvangrijk poëtisch oeuvre van S. Vestdijk. Hij publiceerde nu een boekje Veel lied'ren zijn gezongen. De poëzie van S. Vestdijk. (48pag.;f 19,50; De Bezige Bij, Amsterdam). Merkwaardigerwijs wordt het niet vermeld, maar het essay werd eerder in het Nieuw Wereldtijdschrift geplaatst. Van Deel kan er niet in berusten 'dat wie de grote Nederlandse dichters van deze eeuw opsomt nooit Vestdijk zal noemen'. Ook is hij ontevreden over de manier waarop Vestdijk in bloemlezingen vertegenwoordigd wordt. In de Spiegel van de Nederlandse poëzie werden over-bekende gedichten opgenomen. Gerrit Komrij's bundel zou zelfs een 'volstrekt verkeerde, inadequate indruk' geven. Hoe ht ook zij: Van Deels studie heeft genoeg overredingskracht om m eens in Vestdijks gedichten te gaan lezen. Maar of dat een positiever beeld oplevert? Vermoedelijk ligt de geringe erkenning van Vestdijks poëzie niet aan hetfeit dat zijn gedichten meer van verstand dan van gevoe zouden getuigen, meer omdevon dan om de inhoud te waarderen zijn, meer van bezinning dan van lë bevlogenheid blijk geven. Het lijm er veeleer op dat Vestdijk een ijverig maar geen getalenteerd dichter is geweest. redactie andré oosthoek Gesteld, dat ik er een dagboek op nahield, dan zou het goed denkbaar zijn, dat ik daar op 1 oktober 1987 de volgende aantekening in had gemaakt: „Vandaag op de redactie Meulenhoffs Dagkalender 1988 doorgebladerd. Een keuze uit dagboeknotities, gemaakt door Hans Warren, die in voorgaande jaren voor dezelfde uitgever kalenders maakte met Nederlandse poëzie. Aanvankelijk was ik wat teleurgesteld, dat een kleine traditie werd afgebroken, maar gaandeweg ebde die gedachte weg. Natuurlijk ging ik in de kalender voor het volgend jaar eerst op zoek naar aantekeningen op de verjaardagep van wie mij het meest nastaan. Zo kwam ik om te beginnen een notitie tegen van Arnold B ennett, die in 1905 op Allerheiligen het kerkhof van Montmartre bezocht. Hij schreef in zijn dagboek over 'meutes die maanziek tuurden naar zekere wanstaltige gedenktekens van een ongeëvenaarde platvloersheid'. Terwijl ik dat las kwam me in herinnering een bezoek aan Parijs en een wandeling over het kerkhof van Montparnasse. Ja, het was platvloers. Maar mooi. We zochten en vonden het graf vanJean-Paul Sartre. Kort na ons bezoek stierf Simone deBeauvoir, die in zijn graf werd bijgezet. In de kalender komen van beiden dagboekfragmenten voor. Ik kijk bij de verjaardag van een andere beminde. Een aantekening van E. du Perron over journalistiek. Die had Warren dus beter voor mijn verjaardag kunnen kiezen. Hoewel, daar schrijft Kathe Kolwitzz over cultuur. Vanmiddag een beoordelend stukje geschreven over de kalender. Ik verzeker de lezers van mijn krant, dat de dagkalender zeer de moeite waard is. Per dag een tijding van nabij of van verre, zowel geografisch als in de tijd gezien. Per dag een notitie, die een herinnering oproept, tot nadenken stemt, wat hartzeer geeft, verbazing teweegbrengt, lustige gevoelens van uiteenlopende aard opwekt, afkeer veroorzaakt of doet mijmeren. Kiest men niet voor een straf dieet van elke dag een blaadje en neemt men inplaats daarvan forse hoeveelheden tot zich, dan versterkt de kalender vooral de zin voor betrekkelijkheid. Warren weet waar hij het zoeken moet. En hij maakt het de bezitter van de kalender op dat stuk van zaken makkelijk. Op de achterkant van de blaadjes staat informatie over de schrijver of De literaire organisatie en uitgeverij Opwenteling in Eindhoven, eens begonnen als dichtersassociatie, viert vanavond -zaterdag- in de Globezaal van de Eindhovense stadsschouwburg het vijfentwintigjarig bestaan. MedewerkersEd Leeflang, Lou Vleugelhof, Jan Eykelboom, Hans van de Waarsenburg, Johanna Kruit, Hans Vlek, Kees Hermis, H.H. ter Balkt en anderen. Op de avond, begin 20.30 uur, wordt de uitslag van de poëziewedstrijd van Opwenteling bekend gemaakt. Er zijn tentoonstellingen van literair werk en beeldende kunst onder anderen JohanKollaard), muziek van The King Bees en verbindende teksten van Theo Stokkink. schrijfster van de aantekening van die dag, de publicatie waaraan de notitie is ontleend et de vertaler. De kalender wordt compleet gemaakt met een alfabetisch overzicht. Dat maakt het makkelijk een schrijver of schrijfster die de persoonlijke voorkeur geniet vlot te vinden. De kalender is zo in elkaar gestoken, dat er gescheurd kan worden. Ik zal dat niet doen. Ik d: net of het een boek is". A Meulenhoffs dagkalender 1988. DaS boeken, samengesteld door Hans Wa ren. 22,50 sl Uitgevers en lezers in Frankrijk t viel donderdag een douceurtje fo>] en erfgenamen verloren een alleenrecht: het werk vanMarcte Proust is aan de goegemeente r) toegevallen. "A la recherche du e Temps perdu" is per 1 oktober e algemeen eigendom, 64 jaar en dagen na de dood van de auteur ik 1922. Uitgeverijen hebben zich meteen^ op Prousts werk geworpen: Gallimard, Flammarion, Robert Laffont. Grasset komt met een nieuwe editie vanAlbertine disparue onder redactie van de achter-achternicht van Proust, Nathalie Mauriac, en de Imprimerie Nationale biedt een luxe-editie van Un Amour de Swann aan. In het algemeen vaart de lezer ei wel bij wanneer een groot auteury algemeen bezit wordt. Hij gaat t beschikken over een veel grotenl keuze aanuitgaven en e commentaren, wat al het geval was met Victor Hugo, Charles j Baudelaire, Guy de Maupassant Emile Zola en Jules Verne. Andreas Oosthoek (geboren 1942) debuteert dezer dagen als dichter met de bundel De bladen te rug. Het is een debuut van iemand die als dichter reeds vele jaren actief is geweest. Het oudste vers in deze bundel werd in 1959 geschreven. Het is ook al zo'n twintig jaar geleden dat voor het eerst gedich ten van hem in tijdschriften als Maatstaf versche- De bladen terug bevat veel gedichten waarmee ik sinds jaar en dag vertrouwd ben. Voor de meeste le zers echter zal de bundel een eerste kennismaking met Oosthoeks poëzie betekenen. Maakt dat veel verschil? Ik vermoed van niet. Het is aardig te zien dat de dichter sommige wèl in periodieken gepubli ceerde gedichten niet waardig heeft bevonden voor bundeling. Het is een interessante bezigheid de oude versies met de nieuwe te vergelijken. Het is nuttig vast te stellen dat veel andere dichters en gedichten uit die oude tijdschriftjaargangen geheel hebben af gedaan. Maar aardige, interessante en nuttige we tenswaardigheden zijn allerminst essentieel om deze gedichten op hun waarde te schatten. Ik heb nog altijd gevoelens van verrassing bij het le zen van Oosthoeks gedichten. Hij schrijft een onge woon soort poëzie. Speels en toch ernstig. Luchthar tig en niettemin met een vleug melancholie. In deze eerste, niet zeer omvangrijke bundel heeft hij een be scheiden poëtisch terrein ingericht. De sfeer wordt sterk bepaald door Zeeland, de geboortegrond van de dichter. Belangrijke elementen van zijn innerlijke wereld en bijgeval sleutelwoorden in zijn werk zijn water, wind en zand. In het tot op zekere hoogte programmatische ge dicht 'Kleine katechismus' waarmee de bundel opent vallen die woorden reeds. Ze keren terug in dit 'Elementen': Ik hoor het hem nog zeggen, mijn grootvader, de oude wijze: jullie mogen niet klagen, elke dag zie je de zee. Ja, riepen we dan, de zee maar wat hebben we nog meer? Nou, zei hij en stak de brand in zijn pijp, jullie hebben het zand en daar zit heel wat in en jullie hebben de wind. Dat is genoeg, praat er verder maar niet méér over. Er hoeft niet meer te worden gepraat. Aan de in menig gedicht opgeroepen idylle kan niet wor den getornd. Zelfs niet door de watersnoodramp, die in 'Niemand had erover gesproken' op laconieke wijze en met oog voor schilderachtige details wordt bezien. We weten allemaal dat Zeeland geen onge schonden Arkadië meer is. Het beeld dat Oosthoek schetst lijkt dan ook bovenal een herinnerings beeld te zijn. In het mooie gedicht 'Those were the days' brengt hij uiteenlopende dingen bijeen die aan de onbezorgde jeugd een einde hebben ge maakt. Op één middag zien hij en een vriend 'onze eerste combine', hebben ze voor het eerst 'plechtig en onwennig' een erotische ervaring en vinden ze 'een benzineblik/ en vlak erbij een grote dode man/ met een afgeschuurde neus/ en wijde bleke zoute ogen'. De dichter heeft dus wel degelijk alle angsten van de volwassene, die voor dood en verderf incluis, onder vonden. Maar hij heeft desondanks een kinderlijke manier van denken weten te behouden. Hij is wijs ge noeg om dit in zichzelf te onderscheiden, in het slot gedicht heeft hij het niet voor niets over een 'oudge- worden jongen'. De naïeve, onbevangen instelling is ongetwijfeld de motor van zijn werk. Hij durft te hechten aan dingen waar zij die met gezond verstand gezegend zijn de schouders over ophalen. Dat komt indringend naar voren in dit 'Nehalennia': Wind over dit warme blote eiland dat de dag tussen zijn duinen klemt. Op elk kruispunt een ritselende godin die tussen de bunkers haar tempel zoekt en, over de rand, een helse plezierboot vol bruine duikers loslaat op haar gouden beeld. 's Nachts is ze plotseling overal, al spreekt de mensheid vasthoudend en verbitterd over windkracht zeven. De mensheid vertegenwoordigd door een aantal 'bruine duikers' heeft nog wel aandacht voor tastba re zaken die aan Nehalennia herinneren. Maar van de ongrijpbare aanwezigheid van de godin wil men niet meer weten. Oosthoek is wèl blijven geloven. In zijn kinderherinneringen ziet hij zichzelf niet als een vreemde, hij is altijd diezelfde jongen gebleven. Dat is een bijna spreekwoordelijke dichterlijke zienswijze. Met die zienswijze kunnen evenwel heel uiteenlopende gedichten ontstaan. Gerrit Komrij bijvoorbeeld voorziet de kinderlijke en kwetsbare kern van zijn werk van een vrijwel ondoordringbaar pantser. Bij voorbaat relativeert hij de poëzie tot het uiterste, meteen al laat hij iedere romantiek in gol ven van spot verdwijnen. Die weg wordt niet bewan deld door Andreas Oosthoek. Bij hem is die kwetsba re kern zo te grijpen, ligt zijn wezen bloot. Het ge dicht gaat niet achter een omheining van neutralise rende woorden of duistere wendingen schuil. De dichter heeft als enige verweer tegen de wereld zoals hij in 'Optiek' schrijft twee roze rozen op zijn bril te schilderen. Het is duidelijk dat Oosthoek een riskante stel ling heeft betrokken in onze tot de tanden met ironie gewapende literatuur. Maar zijn poëzie heeft, denk ik, bij uitstek het vermogen om te ont wapenen. Een sterk voorbeeld daarvan is dit: GEDICHT Je hebt een huis waaruitje brieven schrijft, dat is bekend en 's zomers gaatje glimlach op een limonadefles van mond tot mond. Af en toe, als ik deze dingen voor me zie, teken ik je portret: een passer een schaalstok een wekker een trekpen twee handjes die wijzen en je mooiste gezicht. Er zit een luikje in dat voortdurend open staat. Als je goed kijkt kun je de grote hersenen zien liggen en even verder de kleine. Daar midden tussenin zit ik. Ik heb pantoffeltjes aan en draai aan de knop van ons tv-toestel, want er is altijd wel een danser die in zijn heupen op je lijkt. Het is een gedicht dat voor veel andere gedichten deze poëtische inventarisatie van Oosthoek to staan. Volkomen doorzichtig, maar toch niet 1 maal te duiden. Met een wel zeer weinig zwaarwiclii ge verwerking van groot verdriet. Geschreven in ef taal die tegelijk eenvoudig en elegant is. Grote woorden zoals die op de flap van de bund worden aangeheven 'kosmopolitische aa sluiting bij de Europese traditie' zijn voor werk niet op hun plaats. Het opvallendste van Ooi hoeks poëzie is juist dat zij ieder vertoon ontbee dat zij zich enkel bezighoudt met het hoogstpt soonlijke. Het zijn precies de dingen waar ieder waarachl dichter naar streeft. Andreas Oosthoek: De bladen terug. Gedichten; 60 pti f 24,50. Meulenhoff, Amsterdam. 1 I

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 20