FREDERIC BASTET
bijna voorbeeldige
biografie van
louis couperus
over hermans
poëzie van vestdijk
letters S letteren
1 oktober 1987
DE BLADEN TERUG
andreas oosthoek
PZC/ week-uit
openhartig
uitgelokt
kritiek
hans warren
opwenteling
proust
1
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
ZATERDAG 3 OKTOBER 1987
Al vele jaren publiceert Frédéric
Bastet over Nederlands grootste
prozaschrijver Louis Couperus. Bas
tet deed dit zo goed. bracht steeds
zulke verrassende feiten aan het
licht dat men meer dan eens de ver
zuchting hoorde dat men bijna niet
kon wachten op het moment dat zijn
Couperus-biografie zou verschijnen.
Onlangs was het dan zo ver: we kon
den de lectuur van het fraai uitge
voerde en ondanks het uitblijven
van subsidies toch niet al te kostbare
Louis Couperus. Een biografie begin
nen. De verwachtingen waren hoog,
maar niet te hoog gespannen. In te
genspraak met de bescheiden on
dertitel mag dit werk zonder meer dé
biografie van Couperus heten. Het
lijvige boek geeft een schat aan dik
wijls onbekende gegevens. Boven
dien is Bastet erin geslaagd zijn be
toog leesbaar te houden.
In deze biografie heeft hij het midden
weten te vinden tussen zorgvuldige li
teratuurstudie en aanstekelijke lief
hebberij. De gegevens over het leven
van Couperus heeft hij vaak op we
tenschappelijk verantwoorde wijze
vergaard. Maar het levensverhaal
wordt verteld in een luchtige cau
seursstijl. Zo geeft Bastet zich graag
over aan literaire gossip - en ik kan
daar beslist geen kwaad in zien. Ster
ke maar tekenende verhalen over
Couperus volgen elkaar op. Dat de
schrijver niet bepaald een buitenman
was, wordt geïllustreerd met een
fraaie geschiedenis uit zijn jonge
lingsjaren.
Wegens een noodweer moest bij een
boer geschuild worden. Toen een jon
gen met een koe aan een touw ver
scheen kroop Couperus volgens de
overlevering gillend van angst weg
achter een meisje. De boerenzoon zou
daarop zeer ad rem verklaard heb
ben: ,,Ja, past u maar op, M'nheer,
want ze heeft nog niks gegeten".
Van kort voor Couperus' dood is er
een al even aardige anekdote.
Een Amerkaanse uitgever kwam op
bezoek om over de filmrechten van
De stille kracht te onderhandelen.
Twee nichtjes van Couperus hadden
zich als dienstmeisjes vermomd. Tij
dens het diner sloeg de schrijver een
arm om ze heen en hij kust ze. De gast
moet verbaasd gereageerd hebben,
zeker toen de echtgenote van Coupe
rus zei: „Maar Louis, dat kan je toch
niet doen met het dienstmeisje en
dan nog wel waar een gast bij is!" Je
krijgt de indruk dat Couperus het ta
fereel in scène heeft gezet om bij de
Amerikaan de indruk te wekken dat
hij niet alleen pervers schreef, maar
ook pervers leefde.
men op die manier een enigszins ver
tekend beeld krijgt van de relaties die
Couperus met zijn uitgevers onder
hield is duidelijk.
In zijn voorwoord schrijft Bastet dat
Couperus vanwege de verweving
van leven en werk min of meer een
Louis Couperus
biografie heeft uitgelokt. Het werk
van de schrijver staat ook in dit boek
over zijn leven centraal.
Zeer verhelderend voor Bastet was
dat hij de vele journalistieke publica
ties van Couperus in chronologische
volgorde is gaan lezen. Maar ook de
romans werden zeer uitvoerig door-
geplozen voor biografische gegevens.
Die werkwijze zal wellicht tot enige
bedenkingen aanleiding geven. Bij
Couperus doet zich echter het feit
voor dat tal van documenten die licht
op zijn bestaan zouden kunnen wer
pen verloren zijn gegaan. Wel heeft de
omvangrijke correspondentie die
Couperus gedurende bijna dertig jaar
met zijn uitgever Veen gevoerd heeft
de tijd doorstaan. De brieven leren
ons veel over de schrijver. Vaste pro
blemen voor hem blijken te zijn ge
weest: teveel drukproeven en te wei
nig geld. Zijn zakelijke instelling
komt scherp aan het licht. Ook tegen
over Het Vaderlandde krant waar
voor hij heeft gewerkt, behartigde hij
de eigen belangen uitstekend. Een
anekdote wil dat hij eens naar de
hoofdredacteur van het blad toege-
stapt is met de mededeling: 'het vlees
wordt duurder, al het andere eten
wordt duurder, ook Couperus wordt
nu duurder'.
Tegenover uitgever Veen is hij woe
dend wanneer een zetter een woord
verandert in zijn Langs lijnen van ge
leidelijkheid, maar zielsgelukkig be
toont hij zich over de gebatikte band
van De stille kracht. De voorschotten
die Couperus eiste kon Veen op den
duur niet meer opbrengen. De schrij
ver ging naar andere uitgevers om
zien. De betrekkingen met bijvoor
beeld Nijgh Van Ditmar moeten in
tensief geweest zijn, maar het archief
van dat bedrijf is bij het bombarde
ment van Rotterdam verwoest. Dat
Bastet benadrukt dat hij openharti
ger heeft willen zijn dan de vorige
biografen van Couperus. Zijn bena
dering van de erotische geaardheid
van de schrijver is dan ook veel vrij
moediger uitgevallen. Couperus is
overigens zelf ook in zijn journalis
tieke werk weinig geheimzinnig
over zijn homoseksualiteit geweest.
Hij waagde het zijn roman De berg
van licht zonder meer als 'een roman
over homosexualiteit' te omschrij
ven.
In een prospectus liet hij zijn vrouw
juist dit aspect nog eens benadruk
ken. Hij is zelfs eens aan een roman
begonnen die vooruitloopt op het
proza van Jean Genet. Het is een ge
fingeerd dagboek van iemand die
vertelt hoe hij steelt, zich door een
prostituée laat onderhouden, homo
seksuelen begluurt et cetera. Een
fragment hieruit publiceerde hij in
een literair tijdschrift. De Neder
landse kritiek bleek bepaald niet ge
charmeerd van Couperus' openhar
tigheid.
Uitvoerig worden we geïnformeerd
over de man die 'dé grote liefde van
zijn leven' zou zijn geweest. De man
die in Couperus' werk Orlando wordt
genoemd en die zoals Bastet wist te
achterhalen, in werkelijkheid Giulio
Lodomez heette. Natuurlijk werd de
figuur zeer geïdealiseerd. In 1891 was
Couperus getrouwd met zijn nichtje
Elisabeth Baud. Men gaat ervan uit
dat zij meer als broer en zus dan als
man en vrouw geleefd hebben. Elisa
beth lijkt het daar soms moeilijk mee
te hebben gehad. Zij overleefde haar
man 37 jaar en heeft in die tijd een
aantal sporen uitgewist.
Biograaf Bastet suggereert ook dat
Couperus impotent zou zijn geweest.
Deze bewering blijft echter een slag in
de lucht. We krijgen zo de merkwaar
dige figuur dat aan de ene kant in dit
boek een loos gerucht dat Couperus
samen met prins Hendrik in een sex-
schandaal betrokken zou zijn ge
weest de kop wordt ingedrukt en dat
aan de andere kant een nieuw loos ge
rucht de wereld in wordt geholpen.
Toch heeft Bastet een grote sensibi
liteit voor het liefdeleven van de
schrijver. Natuurlijk deelt hij niet
alle gevoelens en inzichten met hem.
Heel moeilijk heeft hij het met de
theosofische inzichten waar Coupe
rus vaak de nadruk op heeft gelegd.
Alle bewondering die Bastet Coupe
rus toedraagt heeft zijn kritische zin
niet aangetast. Hij durft harde oor
delen uit te spreken over Majesteit
('te zeer aan zijn tijd gebonden geble
ven om het nu nog helemaal ernstig
te kunnen nemen'), Wereldvrede
('een slecht operalibretto') en andere
werken van inderdaad twijfelachtig
allooi.
Al met al heeft Bastet haast alles in
zich om de ideale biograaf van Coupe
rus te zijn. Louis Couperus. Een bio
grafie mag dan ook, al kan men mer
ken dat het boek een compilatie van
eerder geschreven essays is, een bijna
voorbeeldige biografie genoemd wor
den. Het boek voegt veel aan het
beeld van Couperus toe. Zeker ook
over zijn voorgeslacht en zijn jeugd
worden belangwekkende dingen ge
zegd. Interessant zijn ook de onder
zoekingen naar de kwaal waar de
schrijver aan stierf. Nog in 1980 ge
waagde Bastet van 'zelf-euthanasie'
en ook nam hij het woord 'suicide' in
de mond. Nu maakt hij een verder
niet beredeneerde ommezwaai en
geeft 'bloedvergiftiging' als diagnose.
We kunnen de schrijver thans op al
zijn wegen over de wereld volgen. Er
zijn vele jaren dat hij, steeds van zo'n
250 kilo bagage voozien, een zwer
vend bestaan heeft geleid. We volgen
eveneens de wisselende waardering
voor zijn proza.
In het buitenland had hij veel succes.
Niemand minder dan Oscar Wilde be
hoorde tot zijn bewonderaars, zijn
werk werd in vele talen vertaald. In
1921 werd hem de grootst mogelijke
eer bewezen in Engeland, hij werd
zelfs op een regeringsdiner onthaald.
Met de erkenning in het vaderland
verliep het moeizamer. Juist in de ja
ren dat zijn beste romans verschenen
werd zijn werk mondjesmaat ver
kocht. Door her en der voordrachten
te houden en dooi een loopbaan als
columnist te beginnen steeg zijn ster
later. Zijn bijdragen waren zo gewild
dat de Haagse Post 30.000 gulden wil
de betalen voor een serie reisverhalen
over Indonesië en Japan. Vlak voor
zijn dood werd hij alom gehuldigd.
Maar reeds in de in memoriamartike-
len klonk weer verontwaardiging
door vanwege de vrijmoedigheid van
de auteur. „Nu is het woord aan
God", meldde een krant dreigend.
„Zijn werk zal spoedig vergeten zijn",
hoopte een ander blad.
Dat is dus niet uitgekomen. Coupe
rus heeft tegenwoordig duizenden be
wonderaars die met het verschijnen
van deze prachtige biografie een har-
tewens vervuld zien. Omtrent een an
dere hartewens - het verschijnen van
een behoorlijke editie van zijn verza
meld werk - wekt B astet op de laatste
pagina van zijn boek verwachtingen.
Louis Couperus. Een biografie - door Fré
déric Bastet; 872 pag; gebonden; ƒ65,-.
Querido, Amsterdam.
W. F. Hermans
Huug Kaleis publiceerde een boek
over het werk van Willem Frederik
Hermans, De God Denkbaar
Verklaard. (204pag.;f 39,50;De
Arbeiderspers, Amsterdam). Het is
een anderssoortig werk dan men
in het genre literatuurstudie
geneigd is te verwachten. Niet dat
Kaleis geen interessante
observaties doet over de romans
van de auteur die hij zozeer
bewondert. Maar een opmerkelijk
groot deel van zijn boek is
polemisch van aard.
Zijn strijdvaardige pen lijkt hij
soms van Hermans zelf geleend te
hebben. Hij keert zich tegen een
aantal literaire recensenten die
volgens hem Hermans
onrechtvaardig behandelen en
zijn werk op morele gronden
verwerpen. Dat zijn vooral Carel
Peeters en Jaap Goedegebuure,
vanwege hun achtergronden hier
omgedoopt tot Car eitje van
Braakkerken enpaterJ. van
Goedegeheugten. Dat
Goedegebuure Hermans zo graac 1
afschildert als een
schrijver-op-z 'n-retour verklaart
Kaleis uit rancune.
De boekbespreker is bezig één raj|
zijn persoonlijke vetes uit te
vechten omdat Hermans in 1981
tijdens een publiek debat
Goedegebuure 'met honend
sarcasme' onderhield over een
'krukkige recensie' van diens
hand. De beschuldigingen en
schimpscheuten zijn niet van de
lucht—boeiende lectuur dus.
S. Vestdijk
T. van Deel is een onvermoeibaar
pleitbezorger voor het omvangrijk
poëtisch oeuvre van S. Vestdijk.
Hij publiceerde nu een boekje Veel
lied'ren zijn gezongen. De poëzie
van S. Vestdijk. (48pag.;f 19,50;
De Bezige Bij, Amsterdam).
Merkwaardigerwijs wordt het niet
vermeld, maar het essay werd
eerder in het Nieuw
Wereldtijdschrift geplaatst. Van
Deel kan er niet in berusten 'dat
wie de grote Nederlandse dichters
van deze eeuw opsomt nooit
Vestdijk zal noemen'. Ook is hij
ontevreden over de manier
waarop Vestdijk in bloemlezingen
vertegenwoordigd wordt. In de
Spiegel van de Nederlandse
poëzie werden over-bekende
gedichten opgenomen.
Gerrit Komrij's bundel zou zelfs
een 'volstrekt verkeerde,
inadequate indruk' geven. Hoe ht
ook zij: Van Deels studie heeft
genoeg overredingskracht om m
eens in Vestdijks gedichten te
gaan lezen. Maar of dat een
positiever beeld oplevert?
Vermoedelijk ligt de geringe
erkenning van Vestdijks poëzie
niet aan hetfeit dat zijn gedichten
meer van verstand dan van gevoe
zouden getuigen, meer omdevon
dan om de inhoud te waarderen
zijn, meer van bezinning dan van lë
bevlogenheid blijk geven. Het lijm
er veeleer op dat Vestdijk een
ijverig maar geen getalenteerd
dichter is geweest.
redactie andré oosthoek
Gesteld, dat ik er een dagboek
op nahield, dan zou het goed
denkbaar zijn, dat ik daar op 1
oktober 1987 de volgende
aantekening in had gemaakt:
„Vandaag op de redactie
Meulenhoffs Dagkalender 1988
doorgebladerd. Een keuze uit
dagboeknotities, gemaakt door
Hans Warren, die in voorgaande
jaren voor dezelfde uitgever
kalenders maakte met
Nederlandse poëzie. Aanvankelijk
was ik wat teleurgesteld, dat een
kleine traditie werd afgebroken,
maar gaandeweg ebde die
gedachte weg.
Natuurlijk ging ik in de kalender
voor het volgend jaar eerst op zoek
naar aantekeningen op de
verjaardagep van wie mij het
meest nastaan. Zo kwam ik om te
beginnen een notitie tegen van
Arnold B ennett, die in 1905 op
Allerheiligen het kerkhof van
Montmartre bezocht. Hij schreef in
zijn dagboek over 'meutes die
maanziek tuurden naar zekere
wanstaltige gedenktekens van een
ongeëvenaarde platvloersheid'.
Terwijl ik dat las kwam me in
herinnering een bezoek aan Parijs
en een wandeling over het kerkhof
van Montparnasse. Ja, het was
platvloers. Maar mooi. We zochten
en vonden het graf vanJean-Paul
Sartre. Kort na ons bezoek stierf
Simone deBeauvoir, die in zijn
graf werd bijgezet. In de kalender
komen van beiden
dagboekfragmenten voor.
Ik kijk bij de verjaardag van een
andere beminde. Een aantekening
van E. du Perron over
journalistiek. Die had Warren dus
beter voor mijn verjaardag
kunnen kiezen. Hoewel, daar
schrijft Kathe Kolwitzz over
cultuur.
Vanmiddag een beoordelend
stukje geschreven over de
kalender. Ik verzeker de lezers
van mijn krant, dat de
dagkalender zeer de moeite waard
is. Per dag een tijding van nabij of
van verre, zowel geografisch als in
de tijd gezien. Per dag een notitie,
die een herinnering oproept, tot
nadenken stemt, wat hartzeer
geeft, verbazing teweegbrengt,
lustige gevoelens van
uiteenlopende aard opwekt,
afkeer veroorzaakt of doet
mijmeren. Kiest men niet voor een
straf dieet van elke dag een
blaadje en neemt men inplaats
daarvan forse hoeveelheden tot
zich, dan versterkt de kalender
vooral de zin voor
betrekkelijkheid.
Warren weet waar hij het zoeken
moet. En hij maakt het de bezitter
van de kalender op dat stuk van
zaken makkelijk. Op de
achterkant van de blaadjes staat
informatie over de schrijver of
De literaire organisatie en
uitgeverij Opwenteling in
Eindhoven, eens begonnen als
dichtersassociatie, viert
vanavond -zaterdag- in de
Globezaal van de Eindhovense
stadsschouwburg het
vijfentwintigjarig bestaan.
MedewerkersEd Leeflang, Lou
Vleugelhof, Jan Eykelboom, Hans
van de Waarsenburg, Johanna
Kruit, Hans Vlek, Kees Hermis,
H.H. ter Balkt en anderen. Op de
avond, begin 20.30 uur, wordt de
uitslag van de poëziewedstrijd van
Opwenteling bekend gemaakt. Er
zijn tentoonstellingen van literair
werk en beeldende kunst onder
anderen JohanKollaard), muziek
van The King Bees en verbindende
teksten van Theo Stokkink.
schrijfster van de aantekening
van die dag, de publicatie
waaraan de notitie is ontleend et
de vertaler. De kalender wordt
compleet gemaakt met een
alfabetisch overzicht. Dat maakt
het makkelijk een schrijver of
schrijfster die de persoonlijke
voorkeur geniet vlot te vinden.
De kalender is zo in elkaar
gestoken, dat er gescheurd kan
worden. Ik zal dat niet doen. Ik d:
net of het een boek is".
A
Meulenhoffs dagkalender 1988. DaS
boeken, samengesteld door Hans Wa
ren.
22,50
sl
Uitgevers en lezers in Frankrijk t
viel donderdag een douceurtje fo>]
en erfgenamen verloren een
alleenrecht: het werk vanMarcte
Proust is aan de goegemeente r)
toegevallen. "A la recherche du e
Temps perdu" is per 1 oktober e
algemeen eigendom, 64 jaar en
dagen na de dood van de auteur ik
1922.
Uitgeverijen hebben zich meteen^
op Prousts werk geworpen:
Gallimard, Flammarion, Robert
Laffont. Grasset komt met een
nieuwe editie vanAlbertine
disparue onder redactie van de
achter-achternicht van Proust,
Nathalie Mauriac, en de
Imprimerie Nationale biedt een
luxe-editie van Un Amour de
Swann aan.
In het algemeen vaart de lezer ei
wel bij wanneer een groot auteury
algemeen bezit wordt. Hij gaat t
beschikken over een veel grotenl
keuze aanuitgaven en e
commentaren, wat al het geval
was met Victor Hugo, Charles j
Baudelaire, Guy de Maupassant
Emile Zola en Jules Verne.
Andreas Oosthoek (geboren 1942) debuteert dezer
dagen als dichter met de bundel De bladen te
rug. Het is een debuut van iemand die als dichter
reeds vele jaren actief is geweest. Het oudste vers in
deze bundel werd in 1959 geschreven. Het is ook al
zo'n twintig jaar geleden dat voor het eerst gedich
ten van hem in tijdschriften als Maatstaf versche-
De bladen terug bevat veel gedichten waarmee ik
sinds jaar en dag vertrouwd ben. Voor de meeste le
zers echter zal de bundel een eerste kennismaking
met Oosthoeks poëzie betekenen. Maakt dat veel
verschil? Ik vermoed van niet. Het is aardig te zien
dat de dichter sommige wèl in periodieken gepubli
ceerde gedichten niet waardig heeft bevonden voor
bundeling. Het is een interessante bezigheid de oude
versies met de nieuwe te vergelijken. Het is nuttig
vast te stellen dat veel andere dichters en gedichten
uit die oude tijdschriftjaargangen geheel hebben af
gedaan. Maar aardige, interessante en nuttige we
tenswaardigheden zijn allerminst essentieel om deze
gedichten op hun waarde te schatten.
Ik heb nog altijd gevoelens van verrassing bij het le
zen van Oosthoeks gedichten. Hij schrijft een onge
woon soort poëzie. Speels en toch ernstig. Luchthar
tig en niettemin met een vleug melancholie. In deze
eerste, niet zeer omvangrijke bundel heeft hij een be
scheiden poëtisch terrein ingericht. De sfeer wordt
sterk bepaald door Zeeland, de geboortegrond van
de dichter. Belangrijke elementen van zijn innerlijke
wereld en bijgeval sleutelwoorden in zijn werk zijn
water, wind en zand.
In het tot op zekere hoogte programmatische ge
dicht 'Kleine katechismus' waarmee de bundel
opent vallen die woorden reeds. Ze keren terug in dit
'Elementen':
Ik hoor het hem nog zeggen,
mijn grootvader,
de oude wijze:
jullie mogen niet klagen,
elke dag zie je de zee.
Ja, riepen we dan, de zee
maar wat hebben we nog meer?
Nou, zei hij
en stak de brand in zijn pijp,
jullie hebben het zand
en daar zit heel wat in
en jullie hebben de wind.
Dat is genoeg,
praat er verder maar niet méér over.
Er hoeft niet meer te worden gepraat. Aan de in
menig gedicht opgeroepen idylle kan niet wor
den getornd. Zelfs niet door de watersnoodramp,
die in 'Niemand had erover gesproken' op laconieke
wijze en met oog voor schilderachtige details wordt
bezien. We weten allemaal dat Zeeland geen onge
schonden Arkadië meer is. Het beeld dat Oosthoek
schetst lijkt dan ook bovenal een herinnerings
beeld te zijn. In het mooie gedicht 'Those were the
days' brengt hij uiteenlopende dingen bijeen die
aan de onbezorgde jeugd een einde hebben ge
maakt. Op één middag zien hij en een vriend 'onze
eerste combine', hebben ze voor het eerst 'plechtig
en onwennig' een erotische ervaring en vinden ze
'een benzineblik/ en vlak erbij een grote dode man/
met een afgeschuurde neus/ en wijde bleke zoute
ogen'.
De dichter heeft dus wel degelijk alle angsten van de
volwassene, die voor dood en verderf incluis, onder
vonden. Maar hij heeft desondanks een kinderlijke
manier van denken weten te behouden. Hij is wijs ge
noeg om dit in zichzelf te onderscheiden, in het slot
gedicht heeft hij het niet voor niets over een 'oudge-
worden jongen'. De naïeve, onbevangen instelling is
ongetwijfeld de motor van zijn werk. Hij durft te
hechten aan dingen waar zij die met gezond verstand
gezegend zijn de schouders over ophalen. Dat komt
indringend naar voren in dit 'Nehalennia':
Wind over dit warme blote eiland
dat de dag tussen zijn duinen klemt.
Op elk kruispunt
een ritselende godin
die tussen de bunkers haar tempel zoekt
en,
over de rand,
een helse plezierboot vol bruine duikers
loslaat op haar gouden beeld.
's Nachts is ze plotseling overal,
al spreekt de mensheid
vasthoudend en verbitterd
over windkracht zeven.
De mensheid vertegenwoordigd door een aantal
'bruine duikers' heeft nog wel aandacht voor tastba
re zaken die aan Nehalennia herinneren. Maar van
de ongrijpbare aanwezigheid van de godin wil men
niet meer weten. Oosthoek is wèl blijven geloven.
In zijn kinderherinneringen ziet hij zichzelf niet als
een vreemde, hij is altijd diezelfde jongen gebleven.
Dat is een bijna spreekwoordelijke dichterlijke
zienswijze. Met die zienswijze kunnen evenwel heel
uiteenlopende gedichten ontstaan. Gerrit Komrij
bijvoorbeeld voorziet de kinderlijke en kwetsbare
kern van zijn werk van een vrijwel ondoordringbaar
pantser. Bij voorbaat relativeert hij de poëzie tot het
uiterste, meteen al laat hij iedere romantiek in gol
ven van spot verdwijnen. Die weg wordt niet bewan
deld door Andreas Oosthoek. Bij hem is die kwetsba
re kern zo te grijpen, ligt zijn wezen bloot. Het ge
dicht gaat niet achter een omheining van neutralise
rende woorden of duistere wendingen schuil. De
dichter heeft als enige verweer tegen de wereld zoals
hij in 'Optiek' schrijft twee roze rozen op zijn bril te
schilderen.
Het is duidelijk dat Oosthoek een riskante stel
ling heeft betrokken in onze tot de tanden met
ironie gewapende literatuur. Maar zijn poëzie
heeft, denk ik, bij uitstek het vermogen om te ont
wapenen. Een sterk voorbeeld daarvan is dit:
GEDICHT
Je hebt een huis
waaruitje brieven schrijft,
dat is bekend
en 's zomers gaatje glimlach
op een limonadefles
van mond tot mond.
Af en toe,
als ik deze dingen voor me zie,
teken ik je portret:
een passer
een schaalstok
een wekker
een trekpen
twee handjes die wijzen
en je mooiste gezicht.
Er zit een luikje in
dat voortdurend open staat.
Als je goed kijkt
kun je de grote hersenen zien liggen
en even verder de kleine.
Daar midden tussenin zit ik.
Ik heb pantoffeltjes aan en draai
aan de knop van ons tv-toestel,
want er is altijd wel een danser
die in zijn heupen op je lijkt.
Het is een gedicht dat voor veel andere gedichten
deze poëtische inventarisatie van Oosthoek to
staan. Volkomen doorzichtig, maar toch niet 1
maal te duiden. Met een wel zeer weinig zwaarwiclii
ge verwerking van groot verdriet. Geschreven in ef
taal die tegelijk eenvoudig en elegant is.
Grote woorden zoals die op de flap van de bund
worden aangeheven 'kosmopolitische aa
sluiting bij de Europese traditie' zijn voor
werk niet op hun plaats. Het opvallendste van Ooi
hoeks poëzie is juist dat zij ieder vertoon ontbee
dat zij zich enkel bezighoudt met het hoogstpt
soonlijke.
Het zijn precies de dingen waar ieder waarachl
dichter naar streeft.
Andreas Oosthoek: De bladen terug. Gedichten; 60 pti
f 24,50. Meulenhoff, Amsterdam.
1
I