Het verbleekte
ideaal van de
Eurobeweging
De zuidelijke stroomfabrikanten
hebben Ivoren Toren-mentaliteit
PZC/opinie en achtergrond 4C
Werkelijkheid
De 'Atlantici'
Integratie
Herstelbetalingen
Herdenking
Slikken of stikken
DONDERDAG 1 OKTOBER 1987
,s.
Dr. Hans Nord
Op 4 oktober bestaat de Europese Beweging in Nederland (EBN) 40 jaar.
Aan dit feit wordt op zaterdag aandacht besteed met een congres, een fo
rumdiscussie en een themamiddag over de Europese ruimtevaart, die,
zeggen cynici, net zo moeilijk van de grond komt als de Europese eenwor
ding zelf. 40 jaar EBN: de pieken en, vooral, dalen van een ideaal.
(Van onze verslaggever Peter van Nuijsenburg)
In zijn kantoor op de zevende étage van de Brusselse dependance van het
Europese parlement erkent de liberale Europarlementariër Hans Nord: „De
Europese eenwording is niet geworden wat wij er in oktober 1947 van gehoopt
hadden. Wat hadden wij voor ogen: een Europese culturele renaissance. Er
zijn veel gemiste kansen geweest. De Europese integratie is verambtelijkt.
Men doet het, omdat het moet. Maar warm lopen, nee, dat doet niemand meer".
40 jaar geleden was dat anders, herin
nert Nord zich. In een rokerig zaaltje in
het nu reeds lang aan het Haagse uit
gaansleven ontrukte établissement
De Kroon warmden ruim 100 aanwezi
gen zich aan het perspectief van een
Verenigd Europa. Twee jaar na de
Tweede Wereldoorlog, aan het begin
van de Koude Oorlog, werd de BEF, de
Beweging van Europese Federalisten,
opgericht.
De oprichting van deze voorloper van
de EBN was een gebeurtenis van histo
rische betekenis. Het betekende de
breuk in de Nederlandse buitenlandse
politiek. De meer dan een eeuw oude
illusie dat Nederland buiten een oor
log kon blijven, was onder de Duitse
aanval in 1940 bezweken. Die illusie
was bijzonder taai geweest.
Nord:„Tijdens mijn studententijd
speelden we vaak 'kabinetje'. Ik wilde
altijd minister van buitenlandse zaken
worden, maar dat mocht niet van mijn
vrinden. Justitie, binnenlandse zaken,
alles was goed. Maar als minister van
buitenlandse zaken zou ik Nederland
in een oorlog storten. Die neutraliteits-
gedachte was een geloofsartikel. On
aantastbaar. Buitenlands beleid be
stond toen niet. De troonredes van
voor de oorlog hadden altijd een en de
zelfde zin over de buitenlandse poli
tiek: De betrekkingen met het buiten
land zijn bevredigend".
Met het afscheid van het neutraliteits
beginsel werd ook het tijdperk van de
nationale staten uitgeluid. Althans
dat was de bedoeling van de idealisten
in De Kroon en hun geestverwanten.
De twee wereldoorlogen die Europa in
de eerste helft van deze eeuw hadden
geteisterd, waren 'eigenlijk burgeroor
logen geweest'. Als de nationale staat
plaats zou maken voor een Verenigd
Europa zou een ander hooggestemd
ideaal, 'nooit meer oorlog', een forse
stap dichterbij komen. Voor de realise
ring van dat ideaal was de oprichting
van de NAVO in 1949 trouwens ook een
fraai moment.
Idealen zijn mooi en als ze een prak
tisch doel dienen worden ze nog mooi
er. Bij de retoriek van de staatslieden,
de visioenen van de dromers en het
emotionele appèl van het eerste Con
gres van Europa in 1948 mocht de
werkelijkheid niet worden vergeten.
De Europese 'burgeroorlogen' waren
ontstaan als gevolg van uit de hand
gelopen Duitse ambities (WO-I) en re-
vanchisme (WO-II). Om herhaling van
die tragedies te voorkomen moest
Duitsland verankerd worden in Euro
pa.
Nord: „Dat lag heel gevoelig. Wij na
men in 1945 al contact met de Duitsers
op. Terwijl het politieke debat in Ne
derland ging over welk stuk van Duits
land wij zouden annexeren. Ik had in
1945 mijn proefschrift geschreven. Een
van de stellingen was: de annexatie
van Duits grondgebied was niet in Ne
derlands, Duits of Europees verband.
Dat was toen heel omstreden".
Terugblikkend op de vroegste geschie
denis van de Europese eenwording
wordt men getroffen door mijlpalen en
het kaliber van de staatslieden die
langs deze mijlpalen trokken. In 1949
werd de Raad van Europa opgericht,
in 1951 de Europese Gemeenschap
voor Kolen en Staal (EGKS), in 1954
leek de integratie van Europa met de
op handen zijnde oprichting van de
Europese Defensie Gemeenschap
(EDG) een onverwoestbaar funda
ment te krijgen. Voor Churchill, Ade
nauer, Monet, Schuman, Spaak,
Blum, de markantste koppen uit de
eregalerij van Europeanen, stond de
eenwording van Europa zeer hoog op
de agenda.
Europa nu roept op zijn best associa
ties op met boterbergen, superheffin
gen en riante onkostenvergoedingen.
Lord Cockfïeld, de huidige vice-voor-
zitter van de Europese Commissie, is
ongetwijfeld een bekwaam man, maar
het hart van een Europeaan doet hij
niet sneller kloppen. Wanneer kwam
de klad in het ideaal?
Nord: „In 1954 kregen we te maken
met de eerste zware crisis. Het had er
alle schijn van dat de Europese een
heid voor de deur stond. Toen verwier
pen de Fransen de Europese Defensie
Gemeenschap, waarin ook Duitsland
zou worden opgenomen. Dat was een
enorme klap. Spaak vertelde me dat
Adenauer toen in tranen was uitge-
barst. Het betekende de herbewape
ning van Duitsland."
„De beweging kwam tot stilstand.
Vanaf 1954 is de 'schwung' er uit. Het
klimaat was in de tien jaar na de oorlog
drastisch veranderd. De nationale eco
nomieën hadden zich dankzij de Mars
hall-hulp hersteld, de mensen hadden
het weer wat breder, de nationale bu
reaucraten hadden hun greep op het
beleid verstevigd, de emotionele gela
denheid was weggeëbd".
De Europeanen hadden intussen ook
nog forse concurrentie gekregen van
de 'Atlantici', die de hand met de Ver
enigde Staten voorop stelden, scep
tisch waren over het de haalbaarheid
van het Europese ideaal en met het
verstrijken der jaren hun gelijk kon
den incasseren. Menig gedreven Euro
peaan kreeg in die jaren nachtmerries
van een Fransman. President De
Gaulle was de boeman van het Ver
enigd Europa geworden. Zijn 'non'
leek het laatste woord over Europa's
gezamenlijke toekomst te zijn. Het
waren, geeft Nord toe, sombere tijden.
Waaruit putte een Europeaan in die ja
ren hoop en inspiratie? Nord:„Het feit
dat Engeland in zag dat ze een verkeer
de beslissing hadden genomen door
niet toe te treden tot Europa. De En
gelsen hadden altijd voorrang gegeven
aan hun Gemenebest. Het was een
kentering van de Britse macht dat En
geland in 1960 al lid wilde worden van
de Europese gemeenschap. En natuur
lijk, het feit dat landen in de rij staan
om lid te worden".
Het is ironisch dat het nationale, eco
nomische, belang de drijfveer voor een
land is geworden om zich aan te slui
ten bij een beweging die ooit de ophef
fing van de nationale staten beoogde.
Nord noemt het een schamel succes.
Om er vervolgens in een adem aan toe
te voegen, dat er toch 'veel bereikt is'.
„Het is een onomkeerbaar proces. Er is
geen weg terug. Al zijn er voortdurend
crises, zelfs mevrouw Thatcher zegt
niet: we stappen er uit. De consequen
tie durft niemand te trekken. Opstap
pen betekent misère en isolement. De
EG is een economisch succes van de
eerste orde gebleken. En ik ben er van
overtuigd dat ook op defensiegebied
een goede samenwerking van de grond
zal komen. Om te beginnen door mid
del van de Westeuropese Unie (WEU),
later langs andere, betere wegen".
De integratie voltrekt zich in de slak-
kegang van de voldongen feiten, is on
derdeel geworden van een bureaucra
tisch proces, waar niemand warm
voor loopt. Nord vreest dan ook dat de
EG een NV wordt van de nationale bu
reaucraten. „We lopen achter op het
tijdschema. De burgers moeten het
idee krijgen dat hun stem invloed
heeft in Europa. De ministers moeten
voorkomen dat de zaak nog verder
verambtelijkt".
De voormalige voorzitter van het Eu
ropese parlement, de socialist Dan-
kert, houdt ernstig rekening met het
ideële failliet van de EG. Als de huidi
ge Europese Commissie de Gemeen
schap niet uit het slop weet te halen,
kan wat hem betreft de zaak beter op
gedoekt worden.
Dankerts europessimisme is Nord, de
Europeaan van letterlijk het eerste
uur, volkomen vreemd. Hij zet zijn
kaarten op de jeugd, de nieuwe genera
tie die niet gebukt gaat onder nationa
lisme en chauvinisme. „De Verenigde
Staten blijven een goed voorbeeld. De
zuiderlingen hebben een hekel aan de
yanks uit het noorden. Maar niemand
zal beweren dat de Verenigde Staten
een fiasco zijn. Die kant moet het met
Europa ook op".
Terug naar de restanten van
het grensstadj e Albina
(Van onze correspondent
in Paramaribo
Weerloos tegen het kwade",
f e mompelt de pater, terwijl hij
in de ruïne die overbleef van zijn
kerkje in Albina naar de klepel van
zijn kerkklok zoekt. Hij trekt iets
roestigs onder een zinkplaat van
daan en roept triomfantelijk tegen
zijn frater, ook een redemptorist uit
Brabant: „Dit is 'm."
„De boot is ook weg", meldt het zoon
tje van de benzinepomphouder te
genover de kerk. „Zal wel aan de
overkant, in Frans-Guyana liggen",
antwoordt zijn vader die tot zijn ver
bazing nog een paar ongehavende
binnenbanden onder een boombank
vandaan trekt. „Dit is alles wat ik
nog over heb", zegt een vrouw en
houdt een gedeukte kookpot om
hoog. „Alles is afgebrand".
De pater, de benzinepomphouder, de
vrouw en honderden andere inwoners
van Albina zijn voor het eerst sinds
een jaar terug in het kleine grensstad
je, dat in september vorig jaar regel
matig op de Nederlandse televisie te
zien was. Gefilmd vanaf de kade van
St. Laurent, het even kleine grens
stadje aan de andere kant van de Ma-
rowijne in Frans-Guyana.
Brunswijk en het nationaal leger le
verden slag en de journalisten telden
de doffe klappen en de rookpluimen.
De bewoners waren toen al geëva
cueerd, of naar St. Laurent gevlucht.
Eenmaal kregen de Albinezen de ge
legenheid om de meest waardevolle
spullen uit hun huizen te halen. Maar
dat was per schip, over zee, omdat
een aantal bruggen tussen Paramari
bo en Albina opgeblazen waren. Die
zijn nu provisorisch gerepareerd en
het gebied tussen Mungo en Albina is
van Brunswijk's mannen „gezui
verd".
In een lange kolonne van vrachtwa
gens, autobussen en bestelwagens
maken de inwoners van Albina de
reis van 130 kilometer naar de restan
ten van hun geboortedorp. Niet om
voorgoed terug te keren, maar om te
redden wat er te redden valt.
Onder luid gejuich rijdt een militair
een personenauto over een geïmpro
viseerde brug, omdat de eigenaar het
niet aandurfde. Dat wil niet zeggen
dat het leger erg populair is bij de Al
binezen. Vooral bij de eerste aanblik
van het verwoeste stadje, was menige
verwensing aan het adres van het na
tionaal leger te horen.
„Wie zou dit gedaan hebben?", vra
gen de eigenaren van een gloednieu
we BMW zich af, die ontdaan is van
alles wat losgeschroefd kan worden.
De mogelijkheden zijn legio. Het kun
nen soldaten geweest zijn, leden van
het jungle-commando en plunde
raars die overgestoken zijn vanuit St.
Laurent. Bekend is in ieder geval, dat
het aantal winkeltjes in tweedehands
spullen in Frans-Guyana sterk toege
nomen is.
Scheldend beginnen de mannen
meegebrachte wielen onder de auto
te monteren. Hij zal gesleept moeten
worden, want ook de helft van de
motor is verdwenen. „Het gebouw
was verzekerd voor een miljoen. De
voorraad had ik geschat op twee
ton", zegt de eigenaar van een win
kel, die niets uitgekeerd zal krijgen,
omdat de verzekering geen oorlogs
schade dekt.
„Ik heb het opgegeven", zegt een ou
dere man die samen met zijn zoon een
Enige honderden bewoners van Albina, het Surinaamse
grensstadje met Frans-Guyana, kregen toestemming
van de militaire autoriteiten om te gaan kijken wat er
van hun bezittingen overgebleven was na een jaar oor
log tussen het nationaal leger en het jungle-commando.
Weinig dus. Maar dat weinige mocht op vrachtwagens
meegenomen worden naar Paramaribo, waar de Albi
nezen zijn ondergebracht na een haastige evacuatie.
Het werd een treurige tocht naar een verwoest stadje
wat in handen is van werkhonden en het nationaal le
ger. Terwijl Paramaribo steeds meer in de ban komt van
de naderende verkiezingen, grijpt Albina gedesillusio
neerd haar schamele bezittingen bijeen. De Albinezen
hebben andere zorgen aan hun kop dan grondwet en
verkiezingen.
Wij weten nu wat het betekent, als de „verdediging van
de soevereiniteit van Suriname" op de stoep voor het
huis plaatsvindt. Correspondente Marie Annet van
Grunsven reisde mee naar Albina.
de kapitein Olfers met de leiding va
de operatie belast.
Onlangs mocht Olfers nog namet
boze militairen de oude politieke pa
tijen het mes op de keel zetten. Hf 1
imago van Olfers moest blijkbaar o|
gepoetst worden. Uit de tegemoet?:
ming van de militairen bleek ook, di1
de inwoners van Albina zich nog nt
niet tot derderangs burgers hoeven:
rekenen, zoals de verpauperende ba
negervluchtelingen in Paramaribo
Maar over herstelbetalingen doet J 1
overheid nog zeer wazig. En de All
nezen weten, ook al komt er geli
glas, cement en verf zijn alleen i
Frans-Guyana te vinden en daar
de Surinaamse gulden niets waan
De militaire politie heeft aangeb
den proces-verbaal op te maken vi
de vernielingen en de vermissing
Maar wat daarmee zal gebeuren? E
ook: hoeveel is het portret van groo
vader waard?
De trieste overblijfselen als de verdediging van de souvereiniteit van Suriname op de stoep voor je huis heeft plaatsge
vonden.
gasfornuis op de auto tilt. „Ik ben te
oud om hier nogeens opnieuw te be
ginnen".
„Ik kijk of ik hier geen percelen kan
kopen", fluistert een jonge Hindoes
taan die met het konvooi meegereisd
is. Misschien heeft hij geluk, want de
Albinezen die onderdak gevonden
hebben bij familieleden in Paramari
bo zitten zonder inkomsten en wor
den geacht normaal door te gaan met
de aflossing van hun hypotheken.
Maar sommigen blijven optimistisch.
„We komen terug", zegt de benzine
pomphouder die weet dat er nog
25.000 liter benzine in zijn tanks zit.
„En dan gaan we een feestje vieren
met gesmokkelde champagne van de
overkant. Net zoals vroeger".
Eind vorig jaar had de gemeenschap
van Albina, zonder vakantiegangers
zo'n 500 zielen, het 140-jarig bestaan
van het stadje willen herdenken.
Een feestcommissie was al gevormd
en het nodige geld was bijeen ge
bracht. De naam Kappler, de stichter
van het stadje die het naar zijn ver
loofde Albina noemde, zou regelma
tig gevallen zijn.
Kappler was een ex-soldaat uit het
koloniale leger, die in 1846 al zag, dat
de Surinaamse oever van de Marowij-
ne-rivier paradijselijke trekjes ver
toonde, dankzij de zandstranden en
de koele zeewind. Albina kwam in
handen van de Surinaamse overheid
en groeide uit tot een bestuurscen
trum dat contacten had met de vele
bosnegerdorpen stroomopwaarts
aan de rivier. Het werd ook een han
delscentrum, vooral voor de india
nen, die in Albina kennis maakten
met de westerse beschaving.
Traditioneel was altijd al een groot
deel van de bevolking ambtenaar, ge
stuurd door Paramaribo. Dat zijn nu
degenen die hun baan kwijt zijn,
maar niet hun inkomen. De andere
Albinezen waren winkelier of pen
sioneigenaar, en dat van generatie op
generatie.
Juist toen de Albinezen zich af gingen
vragen wie hen op zou gaan volgen -
want de jeugd van Albina trok naar
Paramaribo - werd het stadje oor
logsgebied, dat er na verloop van tijd
overal ter wereld hetzelfde uitziet.
En toen realiseerde de bevolking van
Paramaribo zich pas werkelijk dat
Suriname in oorlog was. Nieuws over
beschietingen van bosnegerdorpen
waarbij burgerslachtoffers vielen,
werd voor kennisgeving aangeno
men. De stedelingen kenden immers
niemand in het bos.
Pension Ome Jan in vlammen opge
gaan, en hotel River View, dat was
pas schokkend. Want Albina was het
Zandvoort aan Zee van Paramaribo,
met als extra attractie het veer naar
Frans-Guyana waar alles te koop is
en men zich in Frankrijk kan wanen.
Mensen met geld, waaronder de poli
tici uit de tijd voor de machtsoverna
me door de militairen, lieten vakan
tiehuizen bouwen en reserveerden
stukjes privéstrand.
De zwemtrap van Henk Chin a Sen,
nu verzetsleider in Nederland, is al
geruime tijd niet meer gebruikt. Het
vakantiehuis staat er verlaten, maar
netjes bij, behalve dan dat de koeien
het hebben ondergescheten.
Na een paar angstige dagen, begin
september vorig jaar, zaten de Albi
nezen van de ene op de andere dag in
Paramaribo. Meestal bij familie wat
tot overbevolkte huizen leidde. Dat
tientallen mensen in driekamer-wo
ningen leefden was geen uitzonde
ring. De strijd van de evacués tegen
de bureaucreatie begon.
Inwonende gezinnen kregen geen ei
gen voedselpakketten, zodat mee ge
deeld moest worden met de families
die gastvrijheid verleenden. De Albi
nezen lieten zich op de wachtlijst zet
ten, waarop al 19.000 gegadigden
staan die zich opgegeven hebben
voor een van de 2000 op te leveren
volkswoningen.
Een winkelierster, van wie een grote
hoeveelheid kasgeld in beslag geno
men werd door de militairen „omdat
ze wel iets met Brunswijk te maken
zou hebben", probeerde het geld te
rug te krijgen, gaf de moed op en ver
trok naar Nederland.
De notabelen van Albina haalden de
evacués regelmatig bij elkaar, om te
voorkomen dat hun stadgenoten
anoniem ten onder zouden gaan in de
grote massa van vluchtelingen uit an
dere delen van Suriname. Onderhan
delingen met overheid werden ge
opend, om elders landbouwgrond te
krijgen voor de mensen die gewend
waren van de opbrengst van kost-
grondjes te leven.
Het meeste succes had de stichting
waarin de Albinezen zich verenigden
nog met het verkrijgen van toestem
ming om huisraad in Albina op te ha
len. Niet geheel toevallig werd dezelf-
De liefde van Albina voor de stedeli:
gen in Paramaribo mag groot zij:
van „het binnenland" heeft me
nooit erg gehouden in de stad. En oo
niet van de bewoners van het binne:
land, die men onder invloed van s:
ciologen en antropologen „boslant
creolen" is gaan noemen.
Zelf blijven de bosnegers liever gt
woon bosnegers genoemd wordei
„Als je een kakkerlak op eet, wordt;
hart bitter", geeft een bosneger di
aan de rand van Albina woonde zij:
gemoedsstemming aan. In Nede:
land, en ook in de Nationale Assen
blee van Suriname, wordt regelmati
gevraagd hoe de bevolking van hf
binnenland aan de verkiezingen me
moet doen, nu daar nog steeds d
noodtoestand heerst.
„Heeft Nederland ook een binnei
land?", vraagt een bosneger-activis
in Paramaribo cynisch. Hij wijst eroj
dat verkiezingen of niet, het wel hoi
derd jaar kan duren voordat het cor.
flict tussen Brunswijk en het natii
naai leger en de daaropvolgende evi
cuatie vergeten is door de mensen i:
het bos.
Nu nog worden in de bosnegerdorpei
'verhalen verteld over de strijd tegei
de slavenhouders in de 18e eeuw, als
of het gisteren gebeurd is. De pas toe:
van Albina laat weten, dat hij tijden
vergaderingen met boslandbewoner:
gewezen wordt op uitspraken die hi
veertien jaar geleden heeft gedaan.
Niet omdat er toen wat opgeschreve:
is. De orale „vertel''-traditie in h:
binnenland betekent ook dat met
over een goed geheugen beschikt.lt
het bos kent men de zwakheden vat
de westerse beschaving.
Als de pastoor op dezelfde vergadi
ring geen aantekeningen maak:
wordt hij daar streng op gewezei
„Schrijven pater", wordt dan gezegt
Want men weet dat wat niet opg:
schreven is, vergeten zal worden.
Wellicht kunnen de Albinezen ooit ai
gekocht worden voor de gelede:
schade. Hetzij direct door de ovet
heid, hetzij door duizenden ijsjes lik
kende stedelingen die opnieuw nat
Albina zullen toestromen, zodra d:
weg van Mungo naar Albina door d:
militairen vrijgegeven wordt.
Maar hoe de schade in de dorpen L'
het bos hersteld moet worden, diei
ontstaan in de betrekkingen tusse:
stedelingen en bosnegers, dat wei
nog niemand.
(Van onze verslaggever Rinus Anto-
nisse)
In een ronduit arrogante brief
heeft directeur J. W. M. van Rooij
van de NV Provinciale Noord-Bra
bantse Elektriciteitsmaatschappij
(PNEM) het dagelijks bestuur van
Zeeland de wacht aangezegd. Het
komt erop neer dat de NV Provincia
le Zeeuwse Energie-Maatschappij
(PZEM) niet hoeft te denken dat zij
aan een produktiefusie met de elek
triciteitsbedrijven van Noord-Bra
bant en Limburg kan ontkomen. Als
gedeputeerde W. Don meent andere
signalen te hebben vernomen, dan
heeft hij het bij het verkeerde eind.
Don had beter eerst kunnen infor
meren, alvorens praatjes rond te
strooien, aldus Van Rooij, die ver
volgens zelf zonder nadere ophelde
ring te vragen zijn brief de wereld
instuurde.
Het is een schoolvoorbeeld van de
Ivoren Toren-mentaliteit die bij de
twee zuidelijke elektriciteitsbedrij
ven - en dan met name bij de PNEM -
heerst. Niet gehinderd door al te veel
democratische controle kunnen de
directies vrijwel hun eigen gang
gaan. Deze technocraten bepalen
zélf wel wat goed is voor de gemeen
schap. Ze worden door hun raden
van commissarissen naarstig ge
steund. Ook in het streven om de op
wekking van elektriciteit in de drie
zuidelijke provincies te bundelen in
de NV Elektriciteits Produktiemaat-
schappij Zuid-Nederland (EPZ). Het
gaat daarbij in de eerste plaats om
behoud van macht en invloed en niet
- zoals zou horen - om het bereiken
van een zo doelmatig en goedkoop
mogelijke stroomfabricage.
De opvattingen en gang van zaken
bij PNEM en PLEM verschillen he
melsbreed van de cultuur bij de
PZEM. Daar hebben de 'vertegen
woordigers van de bevolking' een
dikke vinger in de pap. Met name
De kolencentrale van de PZEM in Borssele.
Het sloegebied lijkt bij uitstek geschikt voor verdere uitbreiding van de ko-
lenstook.
provinciale staten van Zeeland be
moeien zich diepgaand met de
PZEM (en in mindere mate de ge
meenten). Bij de wettelijk verplichte
omzetting van het Zeeuwse nutsbe
drijf in een zogenaamde structuur-
NV zal er via de statuten voor worden
gezorgd dat die politiek-bestuurlijke
invloed zo groot mogelijk blijft, op
dat de directie zich voortdurend op
de vingers gekeken weet. Zo hoort
het ook. Openbare nutsbedrijven
zijn eigendom van de gemeenschap;
niet directies dienen het beleid te be
palen, maar bestuurders. Het ligt in
Noord-Brabant en Limburg allemaal
wat anders (onder meer heeft het be
drijfsleven rechtstreeks zitting in de
raad van commissarissen, als niet-
politiek verantwoordelijken). Dat
heeft alles te maken met historisch
gegroeide situaties en de bestuurlij
ke sfeer in de twee generaliteitspro-
vincies.
Tegen die achtergrond is het de brief
van directeur Van Rooij over de pro
duktiefusie niet zo vreemd. Het is
voor Zeeland steeds slikken of stik
ken geweest. Dat begon al op het mo
ment dat PNEM en PLEM bespre
kingen aanvingen over fusie en
daarbij de PZEM bewust buiten de
deur hielden. Eerst willen we de za
ken onderling regelen en daarna
mag Zeeland pas meedoen - luidde
de mededeling. Uiteindelijk werd de
PZEM bij de besprekingen toegela
ten, nadat vast stond hoe de nieuwe
produktiemaatschappij zou worden
opgezet: als een dochtervennoot
schap van de bestaande bedrijven,
met onder anderen de directeuren
als commissaris.
PZEM-directeur ir A. Tiktak ging als
waarnemer bij het projectteam zit
ten dat de oprichting van EPZ voor
bereidde. In het najaar van 1986 ver
brak de PZEM de nog maar nauwe
lijks aangehaalde betrekkingen, in
afwachting van de behandeling van
het ontwerp voor een Electriciteits-
wet in het parlement. Ook de prille
plannen om contacten te leggen met
het Energiebedrijf Zuid-Holland
(EZH) verdwenen in de ijskast.
Dit wetsontwerp, nog van ex-minis
ter van Economische Zaken drs G.
M. V. van Aardenne en door zijn op
volger dr R. W. de Korte geestdriftig
omhelsd, schrijft vergaande fusie
van de produktiesector voor. De
PZEM heeft zich daar steeds afkerig
van getoond. Het bedrijf is voorstan
der van één nationaal produktiebe-
drijf, maar niet van een aantal regio
nale bedrijven die immers eerst naar
het eigen belang kijken. Ook de
Raad van State vraagt zich af waar
om goed functionerende bedrijven -
met gezonde resultaten en prima
kostenbewaking - fusies opgelegd
moeten krijgen. Er zijn meer instan
ties die grote twijfels hebben. De Ka
mers van Koophandel uit Gelder
land, Overijssel en Drenthe hebben
becijferd dat de fusie van de stroom
fabrikanten leidt tot een stijging van
de lasten met mogelijk 1,5 miljard
gulden. Dat komt omdat een doel
matige bedrijfsvoering onvoldoende
voorop staat bij de afgedwongen fu
sies.
Een écht doelmatige aanpak zou be
tekenen dat niet bij de Amercentrale
te Geertruidenberg een nieuwe ko
lencentrale van 600 megawatt ge
bouwd wordt, maar in het Sloege
bied (om maar eens 'n voorbeeld te
noemen). Bij Borssele kunnen de ko
len rechtstreeks per zeeschip worden
aangevoerd, terwijl naar Geertrui
denberg prijzige overslag nodig is.
Hetzelfde geldt voor de kolencentra
le bij het Limburgse Buggenum:
duurdere stroom dan strikt nodig is
en bovendien (thermische) verontrei
niging van de Maas. PNEM en PLEM
hebben van meet af aan duidelijk ge
maakt, onder meer in de bijeenkom
sten van de NV Samenwerkende
Elektriciteits-Produktiebedrijven
(SEP), dat ze eerst naar het eigen be
lang kijken en pas daarna vérder.
Het is duidelijk dat de PZEM, met
thans kolen- en kernstroom, bij een
fusie nauwelijks iets in de pap te
brokken heeft.
De brief van PNEM-topman Van
Rooij maakt in elk geval duidelijk
dat de PZEM meer dan ooit op haat
tellen moet passen. Als minister De
Korte de Elektriciteitswet in de hui
dige opzet onverhoopt door het par
lement weet te slepen, is aan fusie
niet te ontkomen. Welk belang daat
ook mee gediend moge zijn, in elk ge
val niet dat van de PZEM: een ge
zond bedrijf (met bijna 1500 arbeids
plaatsen), met goed draaiende pro-
duktie-eenheden en prima locaties
voor nieuwe stroomfabrieken. Vast
staat dat in zo'n situatie Noord-Bra
bant en Limburg niet de geschiktste
fusiepartners zijn. Eerder lijkt
Zuid-Holland, dat zich minder inha
lig opstelt, voor de hand te liggen.
Zelfs bij het CDA en de WD in Zee
land, voorstanders van samengaan
met PNEM en PLEM, zal toch lang
zamerhand een waarschuwings
lampje moeten gaan branden.