wat de dokter nankeert heet geld i - swnai' m m KINDERMUSEUM IN DEN HAAG leren over de wereld PZC/ week-in 33 lire weerstand denkwerk doel bob lagaay :RDAG 12 SEPTEMBER 1987 J de dokter mankeert heet eld. „Daar gaat het bijna altijd ■maar het wordt nooit gezegd", pob Bouwense, huisarts in Big- •ke. Tien jaar geleden trotseer den zijn collega Adrie Stutter- uit Meliskerke het medisch in door zich vrij te vestigen. Ze nog altijd voor elkaar waar, r~ n samen een 'waarneem- Om-en-om weekenddienst een uitzondering tijdens de itie. Dan valt iemand van bui- Plaatselijke predikanten en kele collega heben wel eens ge- :erd of Bouwense en Stutter- konden worden opgenomen in ;rotere waarneemgroep van rtsen op Walcheren. „Jullie indie zaak toch 's zien op te los- werd er gezegd. Tien jaar. dat Het zou op zijn minst de kar- idjes van een conflict moeten ,„ffe hebben tot op heden nooit erzoek om een gesprek gekre- zegt Bouwense effen. „Ik zou aan, als ik werd uitgenodigd, er zelf om vragen? Nee. Daarin ik misschien dan weer een le dokter mankeert heet geld. Iskundig inspecteur van het I toezicht op de volksgezond- ]S Lelie, arts en 24 jaar werk- in Zeeland, zal zoiets niet zeg- jTien jaar geleden werd hij te I ;eroepen om de 'wilde huisdok- /an Biggekerke en Meliskerke n praktijk te gooien. Hij weiger- kwam op de openingsreceptie, ubtiel gebaar, dat duidelijker iet gemiddelde receptenbriefje f dat er volgens de wet niets te wiel. dels vallen de huisartsen al- Tiim een jaar onder een nieuwe ïg, het besluit vestiging en ijkomvang huisartsen. Burge en wethouders beslissen le vestigingsvergunning, bijge- door een vestigingsadviescom- met vertegenwoordigers van roepsgroep maar ook anderen gezondheidszorg van de 'eerste let kruiswerk bijvoorbeeld. En iiotherapeuten. Maar ook ge- rg en maatschappelijk werk, ekers, en patiëntenorganisa- nnnen meepraten over hoe het irk van huisartsen het best kan In ingevuld. Met het oog op wat iënt-pro life, - antroposofisch, ipathisch of gewoon wil. Al I het dan wel passen binnen de I voor een praktijkgrootte van delen mét boven- en ondergrens zo wat, dat eigen is aan de me- beroepsgroep. In dat vesti- esluit zit een gat. Nergens omschreven wat een huisarts hoeft ook niet, vond de vroege- atssecretaris van volksgezond- _fan der Reijden, die tekende Iet besluit. Hij schrijft: „Voorde lavige regeling is een definitie luisarts niet onontbeerlijk: de tingen in het maatschappelijk i bepalen of een persoon huis- s". En huisartsenhulp is „de .verleend door huisartsen, die I ie omvang wordt bepaald door I minde kring van de beroepsge- I gebruikelijk is". De rechter, die Iverleden regelmatig te hulp I leroepen in zaken over de inter- I digingsregeling van de Lande- iuisartsenvereniging, heeft wél ;a achter de hand, als hij wil we- iemand huisarts is. Hij kijkt e wettelijke bevoegdheid (het J van de arts is bij wet be- |nd) maar ook of er praktijk- Ie is, er patiënten zijn, iemand hemt aan een waarneemrege- I reen contract is met het zieken- I en hoe de geneeskundig inspec- rover denkt. [kerke, Meliskerke en nog wat hen en medici, in tegenstelling 'uwense en Stutterheim, nooit ®t hebben gehaald. De 'affaire elburg' deed dat wél. In een ver tol? van de gemeentelijke com- - volksgezondheid beklaagt de hs P. de Doelder zich begin de- and over de homeopaat J. van pomgaard, die sinds april twee praktijk houdt aan de Middel- 'e Stationsstraat. Patiënten ;n 116,11 opzoeken. Hij werkt «end oftewel consultatief, is huisarts en valt daarmee uiten de waarnemings- en ^regelingen en alle andere »en, die de eerstelijns gezond- !org in theorie tot voor een ie- bereikbaar continubedrijf e gevestigde huisartsen ene kant van de grasmat, Van Ipomgaard aan de andere. Ru- I nters in de krant met iets an- an de weekendregeling. Als de worden weggelaten valt op, merkwaardige overeenkom- I ,™.et de heibel rond de 'wil- I m r Van B°uwense en Stut- in'a -stigden en nieuwko- "e clinch. Op nogal rauwe Bob Bouwense, tien jaar in het wild. foto wim riemens wijze. En de dringende behoefte aan waardigheid en kalmte naar buiten. Want het gaat om de patiënt. Toch? De geschiedenis die zich herhaalt. Met een iets gewijzigde rolverdeling. Lelie is ook ditmaal gevraagd om een arts de pas af te snijden. Hij zal dat (opnieuw) niet doen. Na zorgvuldig onderzoek. Dat is zijn taak. „Eigen lijk", zegt hij, „eigenlijk is er niet zo veel aan de hand. Van den Boom gaard heeft mij laten weten, dat hij duidelijk niet van plan is om werk zaam te zijn als huisarts. Ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. Ken merkend voor een huisarts is de con tinue, geneeskundige zorg in het ge zin, 24 uur per dag, 7 dagen in de week, 52 weken per jaar, waarnemin gen meegerekend. Van den Boom gaard heeft - om het simpel te zeggen - vaste werktijden, is er niet alle da gen van de week en komt ook niet aan huis. Hij is consultatief, raadgevend. Dat zou je een soort specialisme kun nen noemen, al ben ik geneigd onder specialismen toch iets anders te rang schikken. Dan denk ik eerder aan een neus-, keel- en oorarts of een vrouwenarts. Maar goed, hij voegt iets toe aan het aanbod. Zelf be schouwt hij zich als de laatste barriè re tussen het onbevoegdencircuit. Daar zit iets in". Wettelijk is er geen reden tot ingrijpen. De inspecteur kan zich wél indenken dat huisartsen bezwaar hebben tegen de raadge vend homeopaat. Zij moeten bij nacht en ontij klaar staan, hij is van die last verlost. „Tja., 's Nachts je bed uit. Dat ge beurt. Maar als je dat vervelend vindt, moet je maar geen huisarts worden". Bob Bouwense had, toen hij van het medische rumoer ver nam, de stellige indruk dat hij naar zijn eigen documentaire keek. Van een afstandje. Want inmiddels bouwde hij een praktijk op van 1.000 tot 1.200 patiënten in en rond Valke- nisse. Plus nogal wat vakantiegas ten en een kleine nevenfunctie bij het RIAGG. Terugkijkend: „Zou ik 't wéér doen, als het moest? Ja. Ik zou het weer doen. Er is van deze prak tijk te leven. Maar, veel belangrij ker, zo heb ik het indertijd gewild". Zijn vrouw Karin werkt mee. Dat scheelt. Hij woont in een leuk maar niet overdreven groot huis. Hij neemt de tijd voor zijn patiënten. En houdt ook nog genoeg over voor zichzelf en zijn gezin. Het lidmaatschap van de Koninklijke Maatschappij ter bevor dering van de Geneeskunst heeft hij kortgeleden opgezegd. „Gebrek aan affiniteit'Tien j aar terug - hij was 34 - vestigden hij en Stutterheim zich als huisarts. „Wild", nadat een plan om een praktijk in Middelburg over te nemen - inclusief de uiterst forse goodwillsom - afsprong. Ook toen liep een aantal gevestigde colega's te hoop. Problemen met het uitwisselen van gegevens van patiënten, roddel en achterklap en een soort tribunaal, In Middelburg bevechten huisartsen de vestiging van een raadgevend homeopaat. Tegen de achtergrond van een nieuw vestigingsbeleid - dat, als de signalen uit Rijswijk niet bedriegen, binnenkort alweer ten offer valt aan de 'terugtre dende overheid'- betwisten medici elkaar het belang van de patiënt. Of gaat het om hun eigen portemonnee? Het is ten slotte dringen op de medische markt met 2000 werkloze art sen en - speciale fondsen ten spijt- nog steeds onbetaalbare praktijken. De wet verandert, de dokter niet. Of minder dan wel eens wordt gedacht. Het belang van de patiënt en het belang van de beurs. In Biggekerke en Meliskerke was het verschil niet altijd duidelijk, zegt Bob Bouwens, tien jaar huisarts-in-'t wild. waar iedereen mocht zeggen wat hij van de 'bouwvakker' (hij metselde zelf zijn praktijkruimte) dacht. De slaande ruzie is afgesleten. Maar hij kan zich voorstellen hoe het voelt. „Kijk, zo'n Van den Boomgaard is 44. Die man komt nooit meer aan een huisartsenpraktijk. Maar dat wordt hem anderzijds weer verweten". Bou wense, die een onevenredig hoog aan tal kritische patiënten in zijn praktijk heeft („ben ik best trots op: de men sen hebben mij gekozen, ik heb geen kaartenbak overgenomen") haalt zijn schouders op over de controver se. „Waarom zou zo iemand nie aan vullend kunnen werken? Soms zijn er patiënten, van wie je denkt: daar zou je 's met zijn tweëen naar moeten kij ken. Ik heb mijn methodes, zo'n ho meopaat de zijne". „Middelburg". De homeopathisch werkend huisarts H. G. Bodde, voor zitter van de Vereniging van Homeo pathische Artsen in Nederland, heeft de affaire gevolgd. Een achterhoede gevecht, taxeert hij. Zijn organisatie groeide in korte tijd uit tot 250 leden, de ruim 100 jaar bestaande Konink lijke Vereniging ter Bevordering van de Homeopathie in Nederland (die alle voorstanders bundelt) telt er aanzienlijk meer. Het is deze in stelling, die attent is op witte vlek ken op de landkaart: plaatsen waar geen homeopaat werkzaam is. De Stichting Homeopathische Oplei dingen, een officiële opleiding van twee jaar, levert per leerjaar 100 cur sisten af. „Vooral de laatste vijf jaar is er een sterke ontwikkeling op gang. Je ziet de weerstanden tegen homeopathie afnemen. Veel huisartsen verwijzen naar de homeopaat". Vrijwel alle par ticuliere ziektekostenverzekeringen vergoeden de behandeling, bij de zie kenfondsen is dat niet het geval. Of er worden - zoals dat in West-Brabant en Zeeuwsch-Vlaanderen gebeurt - eisen gesteld aan het recept, dat dan moet worden getekend door de huis arts. Toch zegt ook directeur C. H. Wellhüner van het Algemeen Zieken fonds voor West-Brabant en Zeeuwsch-Vlaanderen (320.000 verze kerden) dat die beperkingen hun langste tijd hebben gehad. „Er is een sterke maatschappelijke druk. Bin nen de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen wordt er op de zaak gestudeerd. Dat duurt geen jaren meer. Maar eerst hebben we al onze energie nodig voor wat de commissie Dekker heeft losgemaakt". In Middelburg vergadert maandag de vestigingsadviescommissie in de hoop tot een definitie van het begrip huisarts te komen. Drs M. Weststrate, directeur van de Vereniging Onder steuning Huisartsen in Goes, naar wie De Doelder de PZC verwijst, ont doet de kwestie Van den Boomgaard resoluut van persoonlijke motieven. 'Den Haag' heeft een vestigingsbe- sluit gemaakt, dat het moet stellen zonder definities. Op die wankele ba sis mogen de gemeenten en hun advi seurs het huisartsenbestand regelen. Weststrate, zélf arts, laat zijn bloed druk niet in beroering brengen. „Ik schat in, dat de vergadering er niet gemakkelijk uitkomt", zegt hij kalm. „Het heeft toch iets van het uitvinden van het wiel". In de chique directeurskamer van het Museon, het Haagse museum van onderwijs, staat een aantal mensen beleefd te praten. Over dinosaurussen, immense stofzuigerslangen, een tot reuzenproporties opgeblazen kinderbox en andere ongewone dingen. Het zijn de (bestuurs)leden van werkgroep Het Kindermuseum. Al maandenlang voeren ze serieuze discussies over bovengenoemde zaken en het effect daarvan op kinderen. Beangstigend? "Leerzaam" zeggen zij. De werkgroep loopt met vergevorderde plannen om in de zomer van 1988 in Den Haag een kindermuseum te openen; Het Kindermuseum. Een plaats waar kinderen van vier tot elf j aar kunnen spelen en experimenteren met de meest uiteenlopende objecten. Deze zijn allemaal speciaal gemaakt om de kinderen spelenderwijs hun belevingswereld te laten verbreden en verdiepen. Hetidee is van Maartje Wils. Zij ontdekte tien j aar geleden, toen ze in de Verenigde Staten woondein Boston een kindermuseum. Samen met haar kinderen bezocht ze het museum regelmatig. "Die bezoeken", schrijft ze nu, "voegden een wezenlijk element toe aan de vorming en ontwikkeling van mijn drie jonge kinderen." Jaren nahaar terugkeer in Nederland liep ze nog met mooie herinneringen aan dat museum rond. Twee j aar geleden nam ze uiteindelij k het initiatief tot oprichting van een kindermuseum in ons land. Voor een studiereis vertrok ze in '86 naar de Verenigde Staten, financieel gesteund door de enthousiaste museum-vriendenkring. Ze volgde twee cursussen aan het Boston Children's Museum over het opzetten van een eigen museum en bezocht een groot aantal kindermusea. Een paar maanden geleden werd de organisatie een stichting; compleet met bestuur, comité van aanbeveling, werkgroepen en adviseurs. Er werd een beleidsplan ontwikkeld en de doelstellingen werden op papier gezet. Begin september presenteerde het bestuur de Spock junior plannen, met als speciale gast de Amerikaan Michael Spock. Zoon van de beroemde kinderarts en 23 jaar lang directeur van het kindermuseum in Boston. Spock over Amerikaanse kindermusea: "Het idee kwam van enkele professoren en docenten die een speciale interesse hadden voor de ontwikkeling van kinderen. Na 'jarenlang overleg en op basis van wetenschappelijk onderzoek stichtten zij een museum speciaal voorkinderen. Dat was in 1913. Het museum werd een onverwacht groot succes. Zo groot dat er ondertussen 200 kindermusea bestaan, verspreid over het hele land." Fransen, Engelsen, Grieken en Belgen keken daar jaloers naar en richtten zelf ook zulke musea in. "In het kindermuseum gaat het in de eerste plaats om de bezoeker. Niet om de geëxposeerde spullen zoals gebruikelijk is in musea. De nadruk ligt op het kind en op hoe hij of zij gebruik maakt van het voorwerp. Als de objecten niet gebruikt worden, en dus niet functioneren, worden ze eruit gegooid", zegt Spock. Omzijn woorden kracht bij te zetten: "Hoe leuk het er ook uitziet, hoeveel denkwerk er ook achter steekt, hoe duur het ook is, hoe moeilijk het ook te maken was; als er niet met een voorwerp gespeeld wordt, moet het weg." "Het doel van het kindermuseum", legt Maartje Wils uit, "is dat kinderen de wereld om hen heen beter leren begrijpen. Zij leven in een gecompliceerde wereld, waarin bijna alles gemechaniseerd is." Spock noemde als voorbeeld de doosjes. Je hebt er één om brood in te doen; de broodrooster. Een waar films uitkomen; de televisie. Een om te rekenen; het rekenmachientje. Volgens Maartje Wils weten kinderen heel vaak niet hoe zoiets werkt. "Voor hen zijn het abstractheden, waarvan ze de achtergrond niet begrijpen. Soms leggen ouders het niet uit, omdat ze het niet kunnen of niet willen. In het museum krijgen hun kinderen de gelegenheid om daar zelf achter te komen. Ook kinderen van ouders die wel al hun vragen beantwoorden, kunnen daar iets van leren. 'Doen' en 'zien' zijn waardevoller dan 'horen'." Om dat te illustreren is In de brochure van stichting Het Kindermuseum een oud Chinees versje opgenomen. 'Ik hoor... en ik vergeet. Ik zie... en ik herinner. Ik doe... en ik begrijp.' Een aantal attracties voor Het Kindermuseum is al uitgewerkt, aan de hand van thema's. Een paar voorbeelden: Een reuzenbox, waarin kinderen zich weer baby kunnen voelen en op schoot kunnen kruipen van enorme poppen. Het thema daarvan is 'schaal en verhoudingen'. Doorin die reuzebox te klimmen, voelt het kind de verhoudingen verschuiven. Normaal is het al lang te groot voor een box, nu is het kind plotseling klein genoeg voor dat ding. 'Grootte' blijkt geen absoluut begrip te zijn. Wat 'groot' is hangt af van de schaal en verhoudingen. Om de Middeleeuwen te laten voelen, een nagebouwd kasteel. In dat tochtige kasteel zijn klimtorens, verkleed-kleren uit die tijd, kronen, er is een haard, een bedstede, stro, vechtknotsen en nog veel meer. Mini-ridders en j onkvrouwen rennen er rond. 'Communicatie over een afstand' is het thema waarbij meerdere attracties komen. Een hele lange stofzuigerslang met aan beide kanten een kind. Ze kunnen elkaar wel zien, maar niet horen, behalve door de slang. Dat zou het begrip voor telefoneren kunnen vergroten. Een kabelbaan waaraan briefjes bevestigd kunnen worden. Letterlijk een boodschap op lange afstand. Doorzichtige, maar ook hele ouderwetse telefoons. Een telex, laserstralen en een computer. Hoe de laserstralen zullen worden gepresenteerd, is nog niet duidelijk. De computer zal een programma bevatten, waarmee een boodschap gestuurd kan worden naar de Kindermuseum-radio en Kindermuseum-lichtkrant. Een doorzichtige w.c. en riolering toont kinderen hoe het zit na het doortrekken. De een gaat naar de w.c. en de ander kan hollend de weg volgen langs doorzichtige buizen, waardoor het een en ander stroomt. Het is de bedoeling om de thema's elke twee jaar te wisselen, maar zeker niet allemaal tegelijk. Aan de hand van de reacties wordt beslist, wat er langer mag blijven en wat juist niet. Kinderen die alleen willen rondlopen, kunnen hun ouders of begeleiders dumpen in de 'ouder-crèche': een rustige ruimte voorlezen, uitleen, onderzoek, films en projecten zoals cursussen en lessen. Zelf mogen ze er natuurlijk ook komen om uit te rusten. Er zal geluidsapperatuur staan, een t.v„ video en projector. Om alle plannen van de grond te tillen Is een milj oen gulden nodig. Tot nu toe beschikt de stichting over 80.000 gulden, waarvan 30.00 uit giften van particulieren en 50.000 uit de opbrengst van de onlangs gehouden kinderpostzegelactie. De rest van het geld zal aan plaatselijke en landelijke overheden worden gevraagd, aan steunfondsen, het bedrijfsleven en particulieren. De bezoeker zal 6 gulden entree moeten betalen. Voor kinderen dit keer geen korting. Inspecteur Lelie Het kind en de zeepbel.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 33