BOUDEWIJN BUCH
EEN ROMAN
OVER INCEST
1
etters letteren
JEUGDBOEKEN
klassewerk
sybren polet
IN DE ARENA
van ander proza tot gewone verhalen
PZC/ week-uit
STRIPWEEKEINDE
LETTERKUNDIGE KRONIEK
mythe
fictie
levenslang
hans warren
rawie
babel
margot klompmake)
onderwijs
hans warren
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1987
het dolhuis
Wie het werk van Boudewijn
Büch (39) gevolgd heeft weet
dat behalve het allesoverheersende
doodsbesef, geestelijke labiliteit en
een buitengewoon sterke vaderbin
ding tot de hoofdmotieven daarin
behoren. Af en toe worden ze toege
spitst op een verblijf in een kinder
gekkenhuis of de incestueuze hande
lingen van een vader met zijn zoon
tje.
In zijn nieuwe roman Het Dolhuis
heeft Büch de gekte en het incestmo
tief samengevoegd om het geheel zo
scherp mogelijk in focus te brengen.
Nu is het, wanneer je het gehele oeu
vre van deze schrijver gelezen hebt,
moeilijk de verwante verhalen en de
diverse versies van bepaalde gebeur
tenissen los van elkaar te zien. Büch
maakt het zijn critici in zoverre zwaar
dat hij ze dwingt strikt onbevangen
te lezen en veel te vergeten. In de eer
ste plaats schrijft hij sterk autobio
grafisch en dan heeft hij bovendien de
neiging om in vraaggesprekken en in
gewone gesprekken het te laten voor
komen of allesHvat hij beweert over
zijn leven op zuivere waarheid berust.
Pietjes Precies gaan dan natuurlijk
vergelijken, of zelfs snuffelen, na
vraag doen, ze stuiten op tegenstrij
digheden en roepen triomfantelijk:
het klopt niet, je hebt gelogen Boude
wijn, we geloven niks meer van watje
schrijft, al je motieven, je dode zoon
tje incluis, en die vader die op zoveel
verschillende manieren aan zijn eind
is gekomen heb je uit je duim gezo
gen, en dat dolhuis, nou, biecht eèns
eerlijk op, hoorde je daar niet in thuis,
offe... was het om met je moeder te
spreken niet meer dan een vakantie
kolonie waar je niet al te happy bent
geweest? Heb je het met je briljante
fantasie allemaal op zitten pompen?
Moeten we nu werkelijk geloven dat
je de zoon bent van een door en door
verziekte sadist en een hoer?
deelt sinds Aafjes haar, althans voor
dichters, poneerde. Nu de schrijver in
de moderne tijd meer en meer tot een
publiek persoon geworden is, zeker
wanneer hij via het medium televisie
in alle huiskamers verschijnt zoals
Boudewijn Büch, moet hij meedraai
en in dat circuit van de actualiteit, de
leugen, een soort star-dom, en daarbij
hoort de persoonlijke mythe. Men
kan dat jammer, onecht vinden, maar
er is geen terug.
Een heel andere mythe ontstaat ech
ter wanneer publiek persoon BOude-
wijn Büch zijn schmink afveegt en
zijn televisiepakje uittrekt om in zijn
werkkamer, moederziel alleen, zich te
concentreren op wat hij maken wil
aan poëzie en proza. Dan is hij niet de
benijdenswaardige briljante eeuwige
jongeling die lachend en tierend door
het leven wervelt, maar een onzekere
gedrevene die vanuit zijn chaos iets
zinnigs moet zien te persen, zoals ie
dere 'gewone' auteur. Boudewijn
Büch deelt dit lot met schrijvers als
Adriaan van Dis en Kees van Kooten,
maar hij wekt bij de kritiek blijkbaar
meer wrevel dan laatstgenoemden,
terwijl ook het lezerspubliek hem nog
niet zo massaal gevonden heeft.
Dat is, wat zijn moeilijke, duistere
poëzie betreft heel begrijpelijk, maar
zijn latere prozawerken als De kleine
blonde dood, Weerzien met Wasse
naar, Links', en dit nieuwe Het Dol
huis werpen geen barrière op.
In hoeverre Boudewijn Büch zich
iets aangetrokken heeft van niet ter
zake doend gezeur weet ik niet, maar
dat het hem onaangenaam getroffen
heeft is af te leiden uit een uitlating
in een vraaggesprek in NRC/Han-
delsblad van 20 juli jongstleden: 'Om
de literaire kritiek voor te zijn heb ik
voor het eerst een boek in de hij-vorm
geschreven. Opdat ze me niet kunnen
verwijten dat ik wéér over mezelf
schrijf. Mijn herinneringen in Het
Dolhuis zijn zo afstandelijk mogelijk
geschreven. Terwijl het natuurlijk
helemaal over mijzelf gaat'.
Wie zulke uitlatingen doet vraagt er
om dat een kritische lezer de zaken op
een rij gaat zetten om dan tot de con
clusie te komen dat de auteur zich
menige vrijheid veroorloofd heeft.
Moet men daar nu zo zwaar aan til
len? Dat een schrijver 'de waarheid
liegt' is een opvatting die vrijwel ieder
Deze keer geen ik- maar een hij-ver-
haal dus. Als om te onderstrepen dat
het om fictieve boekenpersonen
gaat, heet die hij Winkler Brockhaus
en ook zijn broers Brit, Laroux en
Meyer dragen van encyclopedieën
afgeleide namen. Ook verder wordt
alles tot in het caricaturale doorge
trokken.
Wanneer de mensen slecht zijn, zoals
de psychiaters en de nonnen in het
kindergekkenhuis, dan zijn ze ook
ware duivels zonder één wat mildere
trek. Als er Brabants of Vlaams ge
klapt moet worden, dan maakt Büch
er opzettelijk een potje van. Zijn pro-
tagonistje begrijpt naar believen
niets of alles, hij is ofwel grenzeloos
neuswijs ofwel grenzeloos naïef, maar
altijd dubbelzinnig. Af en toe zet de
schrijver het geheel op losse schroe
ien, lijkt hij de loodzware ernst te ver
laten om in een bevrijdende schater
lach uit te barsten, maar even nadien
wordt er weer melodramatisch gehui
lebalkt. Dat werkt wel eens onthut
send, vooral wanneer het allemaal
door elkaar wordt gemengd.
'Wat doet 't er nu toe of het waar is of
niet. Het is jóuw waarheid en daar
hebben we hier mee te maken', zegt
een psychiater eens tegen Winkler.
En deze antwoordt: 'Ik zit toevallig
wel in mijn wereld die mij niet gelo
ven wil' (90).
Een academicus van tegen de veer
tig, geograaf van beroep, iemand die
veel reist en vooral in eilanden geïn
teresseerd is, redelijk geslaagd lijkt
in het leven, raakt met zichzelf in de
knoop. Hij is levenslang neurotisch
geweest, maar nu gaat het helemaal
mis. Hij heeft een boek geschreven
over zijn problemen, maar een be
vriende uitgever vindt het niets. Al
Winklers relaties met vriendinnen
lopen op mislukkingen uit. Hij be
weert dat de dood hem overal dwars
zit, zelfs bij het bedrijven van de lief
de.
Hij blijft maar tobben over iets wat
ongeveer dertig jaar geleden gebeur
de. Toen heeft men hem, tussen zijn
tiende en elfde, in dat kindergekken
huis gestopt ergens in Brabant. Hij is
daar op een waarlijk diabolische,
middeleeuwse manier behandeld.
Vernietigd, murw gemaakt. Toen hij
na een jaar ongenezen naar huis te
ruggestuurd werd was er daar veel
veranderd, vooral in het gedrag van
zijn vader. Geregeld had Winkler
sindsdien psychiatrische hulp nodig
gehad, maar hij wist het te redden, zo
goed en kwaad als 't ging. Nu hij vast
dreigt te lopen, aldoor piekerend over
die jeugdperiode, wil hij in het reine
komen met het verleden. Wat is er ge
beurd, waarom werd hij als kind naar
die inrichting gezonden, hij was toch
niet echt gek? Hij roept allerlei herin
neringen op, probeert ook eigen ver
moedens achtergrond te geven. Zijn
vader is gestorven, zijn moeder wei
gert erover te praten. Zelf heeft hij als
kind reeds gemerkt dat hij om een of
andere reden thuis weggewerkt
moest worden. Opgevangen zinsne
den, blikken, handelingen, de zeer
slechte verstandhouding waarin zijn
ouders leefden, hun felle ruzies, we
zen in een richting. Dan was er nog
iets anders, de sterke band met zijn
vader. Maar hij was te jong geweest
om te beseffen wat er in werkelijkheid
speelde. De intimiteiten met zijn va
der hadden nog niet bewust seksuele
prikkels gewekt, al was de grens vaak
benaderd en had juist dat hem moge
lijk het gevoel gegeven op de grens
van een paradijselijk geluk te staan
met zijn vader. De plaats van die han
delingen was zelfs heilig voor hem ge
worden. Maar waarom had die man
hem later zo wreed verstoten?
Eerst licht een oude huishoudster
kort voor haar dood een tip van de
sluier op. Gewapend met die kennis
dwingt Winkler zijn moeder tot spre
ken.
Het komt erop neer dat de vader een
door en door verknipte figuur en een
sadist was geweest, die om zijn vrouw
te kwellen allerlei uitspattingen be
dreef, en o.a. incest pleegde met zijn
zoontje, maar haar ondertussen ook
Boudewijn Büch
nog bedroog met die veel oudere huis
houdster en anderen. Het dorp kreeg
er lucht van en er dreigde een schan
daal. De moeder nam doktoren en de
politie in de arm. Door de constante
ruzies werd de kleine Winkler, toch al
een nerveus kereltje, volkomen on
handelbaar en na algemeen overleg
als 'gek' afgevoerd naar het Brabant
se oord. Het (katholieke) huwelijk
van zijn ouders leek gelijmd; na
Winklers terugkeer nam zijn vader,
geheel in het nauw gedreven, geen no
titie meer van hem.
Gevraagd waarom zij in 's hemels
naam niet gescheiden was, biecht de
moeder op dat ze voor haar huwelijk
in een bordeel zat en bang was dat het
bekend zou worden.
'Toen jij naar die inrichting moest,
ging dat niet alleen op de voorwaar
den die de politie en de dokters stel
den, maar ook op de zijne. Hij had je
het liefst nooit terug zien komen. Voor
hem was je op, gebruikt, een beetje
dood zelfs. 'Heeft u hem ooit begre
pen? 'Heel soms. Misschien maar één
keer. Toen hij nogal aangeschoten op
een avond thuiskwam en zei: 'als ze
Winklers kist dichttimmeren zal hij
mijn naam nog op zijn lippen heb
ben" '(183).
De sombere verhalen over verleden
en heden worden doorvlochten met
schetsen uit het gewone bestaan van
geograaf Winkler, als doorzakpartij-
en met zijn vriendinnen, of alleen.
Verrassend zijn die passages waarin
Büch perspectieven opent naar nieu
we mogelijkheden. Als opvallendst
voorbeeld noem ik de scène op pp. 93-
95 waar de verliefde Winkler dingen
ziet die er niet zijn. Het is een beetje
spijtig dat die subtiele passage met
nep-Vlaams gelardeerd werd, maar
de lezer schrikt ervan op: wanneer
Winkler zó in elkaar zit zal hij wel le
venslang droom en werkelijkheid
door elkaar hebben gegooid. Eenzelf
de vervreemdingseffect ontstaat
door gechargeerde passages als de af
scheidsscènes van psychiater en in
richting (159/160; 165/166), ze hebben
een beetje de sfeer van ouderwetse
jongensboeken.
Incest is een van de laatste taboes in
onze samenleving en literatuur. Büch
schreef er een mogelijk wat zwaar-
aangezette maar zeer lezenswaardige
roman over.
Boudewijn Büch: Het Dolhuis, 186 pag.,
29,90, geb. 45,- - De Arbeiderspers, Am
sterdam.
redactie andré oosthoek
£r zijn maar weinig schrijvers
die meteen zekere regelmaat
boeken produceren en er toch in
slagen sleur en vervlakking uit
hun boeken te weren. Guus Kuijer
en Joke van Leeuwen behoren tot
die categorie. Hun nieuwste
boeken vormen een bewijs van hun
klasse.
Allereerst Kuijer met 'Tin Toeval
en de kunst van het verdwalen',
dat zich richt op kinderen vanaf
617 jaar. Het verhaal begint tam:
drie met elkaar bevriende
kinderen kibbelen een beetje over
een kijkdoos die een van hen heeft
gemaakt. Weinig opwindend
allemaal. Het boek komt pas op
gang als het drietal uit verveling
besluit om te verdwalen. Tin kruipt
in een verhuiswagen richting
Hilversum, Bas komt terecht op de
rug vaneen circusolifant en Job
belandt in een televisiereportage.
Hun belevenissen worden door
Kuijer beschreven op een vlotte
manier, die doet denken aan de
'Hannes en Kaatje-verhalen' van
Miep Diekmann voor een iets
jong er publiek. Het verhaal heeft
De dichter Jean Pierre Rawie
werkt het komende seizoen mee
aan het nieuwe radioprogramma
'Binnenlandse Zaken' van de
TROS. Hij zal in het programma
optreden als één van de vijf
panelleden die wekelijks vanaf
oktober op de woensdagmiddag
(Radio 1,13.30-14.00 uur) vijf
nieuws-onderwerpen „op een licht
satirische wijze zullen
benaderen". Het programma
wordt gemaakt door Ivo Niehe.
Het panel bestaat ver der uit de
journalist Theodoor Holman, de
tekstschrijver-cabaretier Eric van
Muyswinkel, de dichter Driek van
Wissen, de actrice Sylvia Millecam
en de tekstschrijver-cabaretier
Haye van derHeyden. „We hebben
zes vaste panelleden gekozen,
omdat er altijd wel één verhinderd
is. Er valt dus wekelijks om de
beurt één van de zes af," aldus een
woordvoerster van de TROS.
In een joods literair maandblad in
de Sovjetunie is een onbekend
verhaal van Isaac Babel
gepubliceerd. Dat heeft het
officiële persbureau Tass gemeld.
Het verhaal, met de titel 'De Jodin',
beschrijft het Russische
dorpsleven tijdens de revolutie
van 1917.
Het script, dat werd aangetroffen
op 26 vellen uit een notitieblok,
werd gepubliceerd in het
septembernummer van 'Sovetich
Heimland', aldus Tass. Dat
maandblad heeft een zeer kleine
oplage en wordt zelden in
boekhandels aangetroffen.
Hoewel sommige werken van
Babel intussen tot de klassieken
worden gerekend in de Sovjetunie,
zijn niet al zijn werken daar
verschenen. Babel viel in
ongenade bij Staling en overleed
in 1941,46jaar oud, in
ballingschap in Siberië. Hij werd
postuum gerehabiliteerd door
Nikita Chroesjtsjov.
Tass schrijft dat veel werken van
Babel zijn verdwenen en dat een
commissie is gevormd die verloren
materiaal moet opsporen en
Babels correspondentie zal
bestuderen.
veel vaart, dialogen lopen soepel.
Kuijer kan humoristisch
schrijven, doet dat ook, maar
vervalt soms in ergerlijke
oubolligheid de sceone op het
politiebureau bijvoorbeeld).
'Tin Toeval'is geen hoogtepunt in
Kuijers oeuvre, maar vormt wel
een verfrissend geluid temidden
van de verhalen voor zesjarigen
over 'voor het eerst naar school,
spelen op straat en logeren bij
oma'. Illustrator Jan Jutte is erin
geslaagd zijn tekeningen goed aan
te laten sluiten bij de sfeer van
Kuijers verhaal. Jammer van de
drukfout op blz.14.
Dan nu Joke van Leeuwen, die met
'Het verhaal van Bobbel die in
een bakfiets woonde en rijk wilde
worden' bewijst een van de meest
geïnspireerde en originele auteurs
van eigen bodem te zijn. Het boek is
voorkinderen vanaf 8 jaar.
Evenals in haar vorige boek 'Deesje'
is de hoofdpersoon een
'buitenbeentje', een kind dat niet in
een hokje is te passen. Bobbel en haar
ouders vallen buiten de
'huisje-boompje-beestje'-gedachte.
Veel mensen vinden hen raar. Niet
iedereen heeft tenslotte ouders die in
een bakfiets wonen.
Bobbel en haar ouders leiden een
zwerversbestaan. Haar moeder
maakt tekeningen op wc-papier,
maar veel verkopen doet ze niet. Dat
brengt Bobbel op het idee rijk te
Joke van Leeuwen
worden, 'voor haar ouders. Mam
hoe?'
Het meisje schrijft haar oom Fok oei
die veel geld heeft verdiend metzijt f
opbergbakjes. 'Ga eerst maar eens
naar school', stelt oom voor. Bobbt
komt bij oom in huis en moet zich
persen in het keurslijf van de
maatschappij met al zijn regeltjes.
Dat valt behoorlijk tegen. En rijk
word je er niet mee.
In 'Bobbel'houdt VanLeeuwenie
lezer opnieuw de vraag voor: wat is
normaal en abnormaal, en is niet
alles eigenlijk normaal? De
schrijfster/illustratrice verbeeldtu\
verwoordt dit op lichtvoetige,s
wijze. Haar sterke kant is het
neerzetten van sferen door kleine,
maar veelzeggende details.BobbtI'
is een mengeling van humor, ernst,
ontroering. Opmerkelijk is datin
vorige boeken tekeningen en tekst
altijd een onlosmakelijk geheel
vormden, de tekeningen vertelden j
namelijk een groot deel van het
verhaal. Dit keer zijn de illustraties
minder talrijk en ook minder
essentieel maar niet minder
interessant).
Tin Toeval en de kunst van het verdmhM
Guus Kuijer, uitg. Querido, ill. JanJutkJ
Het verhaal van Bobbel die in een bakfc
woonde en rijk wilde worden, uitg.
Querido.
Het Letterkundig Centrum
Limburg houdt vrijdag 18
september in Kasteel Oost aanit
Geul bij Valkenburg het
symposium Literatuur en
middelbaar onderwijs. Eenvraa jl
als thema: Wat betekent literatm\
als vak binnen dat onderwijs en
welk doel moet dat deel van het
onderwijs dienen? Zes korte
inleidingen gaan een algemene
discussie vooraf. De inleiders
vinden hun werk en studie in
literatuur en onderwijs. Wamde
Moor zit voor en drs Hermine de
Graaf verdedigt de stelling dat op f
de scholen te weinig aandacht
wordt gegeven aan eigentijdse
auteurs. Ze wil ook spreken over I
tekstinterpretatie. Het symposium
begint om 14.30 uur en dient te II
uur afgesloten te worden. f?osita|
197,6300 AD, Valkenburg,
04406-14030).
Dit weekeinde wordt in Breda het
eerste Bredaas Stripspektakel
gehouden. Het is het vervolg op de
stripdriedaagse die zeven jaar in
Breda ondergebracht is geweest,
maar in verband met
ruimteproblemen naar Den Haag
is vertrokken. Ter gelegenheid van
het Bredaas Stripspektakel zal
een onlangs in het leven geroepen
stripprijs worden uitgereikt, de
Gouden Bommel. De prijs is
vernoemd naar de figuur Heer
Bommel vanMaarten Toonder. De
prijs zal in vijf categorieën worden
toegekend: tekenaars, schrijvers,
letteraars, inkleurders en mensen
die voor het eerst een stripalbum
hebben uitgebracht. De jury is
samengesteld uit de Nederlandse
stripvakpers. De prijzen worden
zondagmiddag bekendgemaakt.
Vanmiddag wordt het album
„Strips voor Mogambique"
gepresenteerd. Met de verkoop
van dit album hoopt de Stichtm
Bredaas Stripspektakel geld
bijeen te brengen voor projecten
van de Mondlane Stichting enM
Novib in Zuid-Mogambique. I
vertegenwoordiger van dat lant
zal het eerste exemplaarinBtè
in ontvangst komen nemen. A
dit album is door 40 stripteketiM
belangeloos meegewerkt.
Onderdeel van het Stripspektè
is de expositie „Middeleeuwen
het beeldverhaal". Die wordtop
zaterdag en zondag gehouden
de Grote Kerk van Breda. Verder
vindt in het congrescentrumHé
Turfschip een stripbeurs plaats,
waaraan door 45 standhouden
zal worden meegewerkt.
Het is tegenwoordig stil rond Sybren Polet. Tot
een jaar of tien geleden was zijn naam een be
grip. Hij werd bejubeld en bestreden wegens zijn
experimentele werk. Nog in 1980 kon een aan hem
gewijd boek De literatuur van Sybren Polet ver
schijnen dat meer dan vierhonderd bladzijden dik
was. Nu wordt er slechts stilzwijgen over deze au
teur in acht genomen. Er zijn geen uitingen meer
van liefde of van haat, geen blijken van bewonde
ring of weerzin.
Juist aan de omstandigheid dat een auteur tegelijk
groot enthousiasme en felle afkeuring oproept laat
zich aflezen dat zijn werk door de spraakmakende
gemeente in de literatuur op een of andere manier
van belang bevonden wordt. Vroeger waren die heel
verschillend gekleurde schijnwerpers dikwijls op Po
let gericht, tegenwoordig wordt hij niet meer voor
het voetlicht gehaald. De oorzaak van de ommekeer
ligt niet zozeer in de ontwikkeling van zijn werk. Hij
is niet minder actief dan vroeger, zijn publicaties
hebben geen ander niveau dan in het verleden.
Hoe de verminderde belangstelling dan te verkla
ren? Voornamelijk door het feit dat voor het soort
literatuur dat Polet bedrijft bij het Nederlandse pu
bliek weinig of geen belangstelling bestaat. Hij is bij
uitstek de man van het Ander Proza. Voor hem is in
de woorden van één van zijn laatste getrouwen lite
ratuur 'een geestelijk experiment, een nooit eindi
gend avontuur in taal dat de lezer via verrassende
associatie- en collagetechnieken en metaforen kan
bevrijden van denkautomatismen'De lezers willen
blijkbaar niet van hun denkautomatismen bevrijd
worden, want altijd al lieten ze Polets werk links lig
gen. Wat mogelijk veranderd is, is dat in het verleden
de voorkeuren van critici en lezers veel verder uit el
kaar lagen dan tegenwoordig. De boekbesprekers
van nu zijn in het algemeen vertegenwoordigers van
de lezers geworden. De meeste schrijvers die goed in
de markt liggen worden gunstig besproken en ander
som. Vroeger was dat verband veel losser en kon het
gebeuren dat ondanks de ongeïnteresseerdheid van
het publiek in de literaire pers de experimentele pro
zaïsten als grote figuren golden. De auteurs van het
Ander Proza zijn, nu ze ongeveer alle steun verloren,
vanzelf aangewezen op de marge.
Het is moeilijk uit te maken of het verdwijnen
van het Ander Proza de gemiddelde kwaliteit
van onze literatuur ten goede is gekomen. Feit is
evenwel dat deze gang van zaken de veelvormig
heid van het proza niet heeft bevorderd. Tussen de
uitersten van nu die zich misschien door Oek de
Jong en Marjan Berk laten vertegenwoordigen, zijn
de verschillen veel kleiner dan tussen Sybren Polet
en Godfried Bomans die voor de uitersten van het
recente verleden kunnen staan.
In zijn nieuwe boek, de verhalenbundel In de arena,
lijkt Polet zich te verwijderen van de experimentele
aanpak. Dit werk wekt te veel herinneringen aan an
dermans proza om nog ander proza te mogen heten.
De manier waarop hij deze bundel schreef is conven
tioneel, in veel opzichten aansluitend bij wat de le
zers graag willen lezen. Dat betekent niet dat Polet
afstand heeft gedaan van alles wat karakteristiek
was voor zijn werk. Nog altijd brengt hij zijn eigen
persoon niet in het geding, vermijdt hij het over zich
zelf te schrijven. Een steeds terugkerende figuur in
zijn boeken is Lokien Perdok. Hij komt in uiteenlo
pende hoedanigheden voor in een aantal romans,
Polet gebruikte zijn naam eens om een essay over ei
gen werk te publiceren. Afsplitsingen van Lokien
Perdok bevolken ook de hier bijeengebrachte verha
len. Zo heet de hoofdfiguur uit 'Thou art the man!'
Perdie Lockshire, komt in 'Draumvitjanir' een god
Loki en een personage Pnjal Lokinson voor. Lokien'
Perdok is in al zijn vormen een man zonder eigen
schappen, voortdurend van gedaante wisselend.
Van de godheid Loki heet het: 'Een vaste gedaante
betekende zijn ondergang' (114). Perdie Lockshire
geeft zich graag over aan 'metamorfoses, het spel
van verkleding, verdubbeling en mimicry' (97). In het
titelverhaal is er sprake van een monnik Likoetin, in
wie overigens gemakkelijk Raspoetin te herkennen
valt, die in andere gedaanten transformeert. Wat in
In de arena ook herinnert aan vroeger werk van Po
let is de voortdurende afwisseling. Net als bijvoor-
beeld in Xpertise of De experts en het rode lampje
vinden we science fiction, verzonnen mythen, een de
tectiveverhaal in één boek bij elkaar.
Merkwaardig in deze verhalenbundel is de ver
werking van de geschiedenis van de litera
tuur. Historisch materiaal is eigenzinnig verwerkt.
Dikwijls, misschien al te dikwijls klinkt het werk
van andere schrijvers na.
Ongetwijfeld is het ten tijde van keizer Nero spelen
de 'Gastmaal' een voortreffelijk verhaal. Maar wan
neer je zo uitvoerig aan het meesterwerk Satyricon
van Pertronius ontleent, is het moeilijk om niet met
een lezenswaardige tekst aan te komen. Polet va
rieert in dit slotverhaal op het beroemdste stuk van
Satyricon, het zogenoemde 'Feestmaal van Trimal-
chio'. Voor de maaltijd die Polet beschrijft moeten
we dus eigenlijk Pertronius danken. Het ezeltje van
Corintisch brons waarmee het voorgerecht wordt
opgediend, de houten hoenders die bij een volgende
gang worden gebruikt, de schalen waarop de tekens
van de dierentiem zijn uitgebeeld - het is allemaal
overgeschreven. Toch is wel iets in het verhaal op re
kening van Polet te zetten. Hij heeft bij voorbeeld ge
schoven met de personages. Bij hem is niet Trimal-
chio de gastheer, maar een zekere Pertronius; tal van
namen werden gewijzigd. Ook de ontwikkeling van
het verhaal is anders. Daarbij heeft Polet vermoede
lijk het nodige ontleend aan wat Tacitus over de per
soon van Pertronius bericht. Pertronius was de maï-
tre des plaisirs van Nero, maar kwam op een gegeven
moment in moeilijkheden en hij pleegde op waardige
wijze zelfmoord. In dit verhaal heeft Pertronius de
zelfde functie en slaat hij tijdens een rijkelijk feest
maal ook de hand aan zichzelf. Maar in deze versie is
de aanleiding daartoe schuldgevoel. Hij beseft dat
hij door bij wijze van dessert een afgebrand Rome
van amandelspijs te presenteren, Nero die vermomd
als bedelaar aanzit op een rampzalig idee heeft ge
bracht.
De invloeden die in deze verhalen ontwaard kun
nen worden zijn zeer uiteenlopend.
Het openingsverhaal 'De nachtmerrie van het Nieu
we Amsterdam' lijkt een regelrechte Slauerhoff-pas-
tiche. Het speelt in de zeventiende eeuw. Een aantal
opvarenden van een Nederlands schip wil gaan mui
ten om zich aan kaapvaart te kunnen wijden. Het
schip loopt echter op een rif, vlak bij een eilanden
groep. De muiterij zet dan toch door, er worden heel
wat moorden gepleegd, de leider van de opstandelin
gen wil een nieuw Amsterdam vestigen.
Het in de vorige eeuw spelende detectiveverhaal
'Thou art the man!' doet uiteraard de gedachte
naar de Sherlock Holmesverhalen gaan maaro«
naar de fantastische vertellingen van BordewijkJj
een garenfabriek heeft iemand met behulp van ft
gas 236 mensen gedood. Het blijkt een heel int*
rende misdaad te zijn, allen die in de fabriek werkt#
waren door de directeur verwekt. Een ingewikw
spel ontvouwt zich.
Mooi is 'Draumvitjanir', al lijkt ook dit verhaal et
palimpsest waarop allerlei andere teksten doors®
meren. Groenland beleeft een nieuwe ijstijd, sc»
pen kunnen niet meer afmeren, de bevolking degefr
reert. Uiteindelijk is nog maar één man in leven.!
vertelt aan de schimmen van de doden verhalen ou
de vikingtijd.
Tegenover deze vier geslaagde verhalen staan t
twee die wat minder indruk maken. 'In de aren»
speelt in de toekomst en bevat allerlei malle
over bioplasma waarmee mensen uit het verte®
zich kunnen materialiseren. Een hoofdrol in de»
sciencefiction is weggelegd voor Likoetin, in eeneu
der leven een monnik die het tsarenhuis in zijngre
had. De hoofdpersoon in het ten tijde van Erasm
spelende 'Posse esse of De Kunst van het kunn
zijn' zet allerlei uitvoerig weergegeven theorieën
Hij is leerling van de geneesheer Pericelcius, gaat®
met de kunstenaar Cellinius en wordt verliefdop«
meisje wier gezicht door de pokken is geschondu
Sybren Polet heeft al met al een interessante ver
lenbundel geschreven. Het meest opmerkelijke'
dat Ander Proza zozeer op Gewone Verhalen is Sa
lijken. Het blijft echter waarschijnlijk dat ooK^
meest verrassende ontwikkelingen rond Polet en
zijnen slechts tot schouderophalen aanleiding2
len geven.
Sybren Polet: In de arena-244 pag.If 34,50 - De 1
Amsterdam.
1
l