BOUDEWIJN BUCH EEN ROMAN OVER INCEST 1 etters letteren JEUGDBOEKEN klassewerk sybren polet IN DE ARENA van ander proza tot gewone verhalen PZC/ week-uit STRIPWEEKEINDE LETTERKUNDIGE KRONIEK mythe fictie levenslang hans warren rawie babel margot klompmake) onderwijs hans warren ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1987 het dolhuis Wie het werk van Boudewijn Büch (39) gevolgd heeft weet dat behalve het allesoverheersende doodsbesef, geestelijke labiliteit en een buitengewoon sterke vaderbin ding tot de hoofdmotieven daarin behoren. Af en toe worden ze toege spitst op een verblijf in een kinder gekkenhuis of de incestueuze hande lingen van een vader met zijn zoon tje. In zijn nieuwe roman Het Dolhuis heeft Büch de gekte en het incestmo tief samengevoegd om het geheel zo scherp mogelijk in focus te brengen. Nu is het, wanneer je het gehele oeu vre van deze schrijver gelezen hebt, moeilijk de verwante verhalen en de diverse versies van bepaalde gebeur tenissen los van elkaar te zien. Büch maakt het zijn critici in zoverre zwaar dat hij ze dwingt strikt onbevangen te lezen en veel te vergeten. In de eer ste plaats schrijft hij sterk autobio grafisch en dan heeft hij bovendien de neiging om in vraaggesprekken en in gewone gesprekken het te laten voor komen of allesHvat hij beweert over zijn leven op zuivere waarheid berust. Pietjes Precies gaan dan natuurlijk vergelijken, of zelfs snuffelen, na vraag doen, ze stuiten op tegenstrij digheden en roepen triomfantelijk: het klopt niet, je hebt gelogen Boude wijn, we geloven niks meer van watje schrijft, al je motieven, je dode zoon tje incluis, en die vader die op zoveel verschillende manieren aan zijn eind is gekomen heb je uit je duim gezo gen, en dat dolhuis, nou, biecht eèns eerlijk op, hoorde je daar niet in thuis, offe... was het om met je moeder te spreken niet meer dan een vakantie kolonie waar je niet al te happy bent geweest? Heb je het met je briljante fantasie allemaal op zitten pompen? Moeten we nu werkelijk geloven dat je de zoon bent van een door en door verziekte sadist en een hoer? deelt sinds Aafjes haar, althans voor dichters, poneerde. Nu de schrijver in de moderne tijd meer en meer tot een publiek persoon geworden is, zeker wanneer hij via het medium televisie in alle huiskamers verschijnt zoals Boudewijn Büch, moet hij meedraai en in dat circuit van de actualiteit, de leugen, een soort star-dom, en daarbij hoort de persoonlijke mythe. Men kan dat jammer, onecht vinden, maar er is geen terug. Een heel andere mythe ontstaat ech ter wanneer publiek persoon BOude- wijn Büch zijn schmink afveegt en zijn televisiepakje uittrekt om in zijn werkkamer, moederziel alleen, zich te concentreren op wat hij maken wil aan poëzie en proza. Dan is hij niet de benijdenswaardige briljante eeuwige jongeling die lachend en tierend door het leven wervelt, maar een onzekere gedrevene die vanuit zijn chaos iets zinnigs moet zien te persen, zoals ie dere 'gewone' auteur. Boudewijn Büch deelt dit lot met schrijvers als Adriaan van Dis en Kees van Kooten, maar hij wekt bij de kritiek blijkbaar meer wrevel dan laatstgenoemden, terwijl ook het lezerspubliek hem nog niet zo massaal gevonden heeft. Dat is, wat zijn moeilijke, duistere poëzie betreft heel begrijpelijk, maar zijn latere prozawerken als De kleine blonde dood, Weerzien met Wasse naar, Links', en dit nieuwe Het Dol huis werpen geen barrière op. In hoeverre Boudewijn Büch zich iets aangetrokken heeft van niet ter zake doend gezeur weet ik niet, maar dat het hem onaangenaam getroffen heeft is af te leiden uit een uitlating in een vraaggesprek in NRC/Han- delsblad van 20 juli jongstleden: 'Om de literaire kritiek voor te zijn heb ik voor het eerst een boek in de hij-vorm geschreven. Opdat ze me niet kunnen verwijten dat ik wéér over mezelf schrijf. Mijn herinneringen in Het Dolhuis zijn zo afstandelijk mogelijk geschreven. Terwijl het natuurlijk helemaal over mijzelf gaat'. Wie zulke uitlatingen doet vraagt er om dat een kritische lezer de zaken op een rij gaat zetten om dan tot de con clusie te komen dat de auteur zich menige vrijheid veroorloofd heeft. Moet men daar nu zo zwaar aan til len? Dat een schrijver 'de waarheid liegt' is een opvatting die vrijwel ieder Deze keer geen ik- maar een hij-ver- haal dus. Als om te onderstrepen dat het om fictieve boekenpersonen gaat, heet die hij Winkler Brockhaus en ook zijn broers Brit, Laroux en Meyer dragen van encyclopedieën afgeleide namen. Ook verder wordt alles tot in het caricaturale doorge trokken. Wanneer de mensen slecht zijn, zoals de psychiaters en de nonnen in het kindergekkenhuis, dan zijn ze ook ware duivels zonder één wat mildere trek. Als er Brabants of Vlaams ge klapt moet worden, dan maakt Büch er opzettelijk een potje van. Zijn pro- tagonistje begrijpt naar believen niets of alles, hij is ofwel grenzeloos neuswijs ofwel grenzeloos naïef, maar altijd dubbelzinnig. Af en toe zet de schrijver het geheel op losse schroe ien, lijkt hij de loodzware ernst te ver laten om in een bevrijdende schater lach uit te barsten, maar even nadien wordt er weer melodramatisch gehui lebalkt. Dat werkt wel eens onthut send, vooral wanneer het allemaal door elkaar wordt gemengd. 'Wat doet 't er nu toe of het waar is of niet. Het is jóuw waarheid en daar hebben we hier mee te maken', zegt een psychiater eens tegen Winkler. En deze antwoordt: 'Ik zit toevallig wel in mijn wereld die mij niet gelo ven wil' (90). Een academicus van tegen de veer tig, geograaf van beroep, iemand die veel reist en vooral in eilanden geïn teresseerd is, redelijk geslaagd lijkt in het leven, raakt met zichzelf in de knoop. Hij is levenslang neurotisch geweest, maar nu gaat het helemaal mis. Hij heeft een boek geschreven over zijn problemen, maar een be vriende uitgever vindt het niets. Al Winklers relaties met vriendinnen lopen op mislukkingen uit. Hij be weert dat de dood hem overal dwars zit, zelfs bij het bedrijven van de lief de. Hij blijft maar tobben over iets wat ongeveer dertig jaar geleden gebeur de. Toen heeft men hem, tussen zijn tiende en elfde, in dat kindergekken huis gestopt ergens in Brabant. Hij is daar op een waarlijk diabolische, middeleeuwse manier behandeld. Vernietigd, murw gemaakt. Toen hij na een jaar ongenezen naar huis te ruggestuurd werd was er daar veel veranderd, vooral in het gedrag van zijn vader. Geregeld had Winkler sindsdien psychiatrische hulp nodig gehad, maar hij wist het te redden, zo goed en kwaad als 't ging. Nu hij vast dreigt te lopen, aldoor piekerend over die jeugdperiode, wil hij in het reine komen met het verleden. Wat is er ge beurd, waarom werd hij als kind naar die inrichting gezonden, hij was toch niet echt gek? Hij roept allerlei herin neringen op, probeert ook eigen ver moedens achtergrond te geven. Zijn vader is gestorven, zijn moeder wei gert erover te praten. Zelf heeft hij als kind reeds gemerkt dat hij om een of andere reden thuis weggewerkt moest worden. Opgevangen zinsne den, blikken, handelingen, de zeer slechte verstandhouding waarin zijn ouders leefden, hun felle ruzies, we zen in een richting. Dan was er nog iets anders, de sterke band met zijn vader. Maar hij was te jong geweest om te beseffen wat er in werkelijkheid speelde. De intimiteiten met zijn va der hadden nog niet bewust seksuele prikkels gewekt, al was de grens vaak benaderd en had juist dat hem moge lijk het gevoel gegeven op de grens van een paradijselijk geluk te staan met zijn vader. De plaats van die han delingen was zelfs heilig voor hem ge worden. Maar waarom had die man hem later zo wreed verstoten? Eerst licht een oude huishoudster kort voor haar dood een tip van de sluier op. Gewapend met die kennis dwingt Winkler zijn moeder tot spre ken. Het komt erop neer dat de vader een door en door verknipte figuur en een sadist was geweest, die om zijn vrouw te kwellen allerlei uitspattingen be dreef, en o.a. incest pleegde met zijn zoontje, maar haar ondertussen ook Boudewijn Büch nog bedroog met die veel oudere huis houdster en anderen. Het dorp kreeg er lucht van en er dreigde een schan daal. De moeder nam doktoren en de politie in de arm. Door de constante ruzies werd de kleine Winkler, toch al een nerveus kereltje, volkomen on handelbaar en na algemeen overleg als 'gek' afgevoerd naar het Brabant se oord. Het (katholieke) huwelijk van zijn ouders leek gelijmd; na Winklers terugkeer nam zijn vader, geheel in het nauw gedreven, geen no titie meer van hem. Gevraagd waarom zij in 's hemels naam niet gescheiden was, biecht de moeder op dat ze voor haar huwelijk in een bordeel zat en bang was dat het bekend zou worden. 'Toen jij naar die inrichting moest, ging dat niet alleen op de voorwaar den die de politie en de dokters stel den, maar ook op de zijne. Hij had je het liefst nooit terug zien komen. Voor hem was je op, gebruikt, een beetje dood zelfs. 'Heeft u hem ooit begre pen? 'Heel soms. Misschien maar één keer. Toen hij nogal aangeschoten op een avond thuiskwam en zei: 'als ze Winklers kist dichttimmeren zal hij mijn naam nog op zijn lippen heb ben" '(183). De sombere verhalen over verleden en heden worden doorvlochten met schetsen uit het gewone bestaan van geograaf Winkler, als doorzakpartij- en met zijn vriendinnen, of alleen. Verrassend zijn die passages waarin Büch perspectieven opent naar nieu we mogelijkheden. Als opvallendst voorbeeld noem ik de scène op pp. 93- 95 waar de verliefde Winkler dingen ziet die er niet zijn. Het is een beetje spijtig dat die subtiele passage met nep-Vlaams gelardeerd werd, maar de lezer schrikt ervan op: wanneer Winkler zó in elkaar zit zal hij wel le venslang droom en werkelijkheid door elkaar hebben gegooid. Eenzelf de vervreemdingseffect ontstaat door gechargeerde passages als de af scheidsscènes van psychiater en in richting (159/160; 165/166), ze hebben een beetje de sfeer van ouderwetse jongensboeken. Incest is een van de laatste taboes in onze samenleving en literatuur. Büch schreef er een mogelijk wat zwaar- aangezette maar zeer lezenswaardige roman over. Boudewijn Büch: Het Dolhuis, 186 pag., 29,90, geb. 45,- - De Arbeiderspers, Am sterdam. redactie andré oosthoek £r zijn maar weinig schrijvers die meteen zekere regelmaat boeken produceren en er toch in slagen sleur en vervlakking uit hun boeken te weren. Guus Kuijer en Joke van Leeuwen behoren tot die categorie. Hun nieuwste boeken vormen een bewijs van hun klasse. Allereerst Kuijer met 'Tin Toeval en de kunst van het verdwalen', dat zich richt op kinderen vanaf 617 jaar. Het verhaal begint tam: drie met elkaar bevriende kinderen kibbelen een beetje over een kijkdoos die een van hen heeft gemaakt. Weinig opwindend allemaal. Het boek komt pas op gang als het drietal uit verveling besluit om te verdwalen. Tin kruipt in een verhuiswagen richting Hilversum, Bas komt terecht op de rug vaneen circusolifant en Job belandt in een televisiereportage. Hun belevenissen worden door Kuijer beschreven op een vlotte manier, die doet denken aan de 'Hannes en Kaatje-verhalen' van Miep Diekmann voor een iets jong er publiek. Het verhaal heeft De dichter Jean Pierre Rawie werkt het komende seizoen mee aan het nieuwe radioprogramma 'Binnenlandse Zaken' van de TROS. Hij zal in het programma optreden als één van de vijf panelleden die wekelijks vanaf oktober op de woensdagmiddag (Radio 1,13.30-14.00 uur) vijf nieuws-onderwerpen „op een licht satirische wijze zullen benaderen". Het programma wordt gemaakt door Ivo Niehe. Het panel bestaat ver der uit de journalist Theodoor Holman, de tekstschrijver-cabaretier Eric van Muyswinkel, de dichter Driek van Wissen, de actrice Sylvia Millecam en de tekstschrijver-cabaretier Haye van derHeyden. „We hebben zes vaste panelleden gekozen, omdat er altijd wel één verhinderd is. Er valt dus wekelijks om de beurt één van de zes af," aldus een woordvoerster van de TROS. In een joods literair maandblad in de Sovjetunie is een onbekend verhaal van Isaac Babel gepubliceerd. Dat heeft het officiële persbureau Tass gemeld. Het verhaal, met de titel 'De Jodin', beschrijft het Russische dorpsleven tijdens de revolutie van 1917. Het script, dat werd aangetroffen op 26 vellen uit een notitieblok, werd gepubliceerd in het septembernummer van 'Sovetich Heimland', aldus Tass. Dat maandblad heeft een zeer kleine oplage en wordt zelden in boekhandels aangetroffen. Hoewel sommige werken van Babel intussen tot de klassieken worden gerekend in de Sovjetunie, zijn niet al zijn werken daar verschenen. Babel viel in ongenade bij Staling en overleed in 1941,46jaar oud, in ballingschap in Siberië. Hij werd postuum gerehabiliteerd door Nikita Chroesjtsjov. Tass schrijft dat veel werken van Babel zijn verdwenen en dat een commissie is gevormd die verloren materiaal moet opsporen en Babels correspondentie zal bestuderen. veel vaart, dialogen lopen soepel. Kuijer kan humoristisch schrijven, doet dat ook, maar vervalt soms in ergerlijke oubolligheid de sceone op het politiebureau bijvoorbeeld). 'Tin Toeval'is geen hoogtepunt in Kuijers oeuvre, maar vormt wel een verfrissend geluid temidden van de verhalen voor zesjarigen over 'voor het eerst naar school, spelen op straat en logeren bij oma'. Illustrator Jan Jutte is erin geslaagd zijn tekeningen goed aan te laten sluiten bij de sfeer van Kuijers verhaal. Jammer van de drukfout op blz.14. Dan nu Joke van Leeuwen, die met 'Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden' bewijst een van de meest geïnspireerde en originele auteurs van eigen bodem te zijn. Het boek is voorkinderen vanaf 8 jaar. Evenals in haar vorige boek 'Deesje' is de hoofdpersoon een 'buitenbeentje', een kind dat niet in een hokje is te passen. Bobbel en haar ouders vallen buiten de 'huisje-boompje-beestje'-gedachte. Veel mensen vinden hen raar. Niet iedereen heeft tenslotte ouders die in een bakfiets wonen. Bobbel en haar ouders leiden een zwerversbestaan. Haar moeder maakt tekeningen op wc-papier, maar veel verkopen doet ze niet. Dat brengt Bobbel op het idee rijk te Joke van Leeuwen worden, 'voor haar ouders. Mam hoe?' Het meisje schrijft haar oom Fok oei die veel geld heeft verdiend metzijt f opbergbakjes. 'Ga eerst maar eens naar school', stelt oom voor. Bobbt komt bij oom in huis en moet zich persen in het keurslijf van de maatschappij met al zijn regeltjes. Dat valt behoorlijk tegen. En rijk word je er niet mee. In 'Bobbel'houdt VanLeeuwenie lezer opnieuw de vraag voor: wat is normaal en abnormaal, en is niet alles eigenlijk normaal? De schrijfster/illustratrice verbeeldtu\ verwoordt dit op lichtvoetige,s wijze. Haar sterke kant is het neerzetten van sferen door kleine, maar veelzeggende details.BobbtI' is een mengeling van humor, ernst, ontroering. Opmerkelijk is datin vorige boeken tekeningen en tekst altijd een onlosmakelijk geheel vormden, de tekeningen vertelden j namelijk een groot deel van het verhaal. Dit keer zijn de illustraties minder talrijk en ook minder essentieel maar niet minder interessant). Tin Toeval en de kunst van het verdmhM Guus Kuijer, uitg. Querido, ill. JanJutkJ Het verhaal van Bobbel die in een bakfc woonde en rijk wilde worden, uitg. Querido. Het Letterkundig Centrum Limburg houdt vrijdag 18 september in Kasteel Oost aanit Geul bij Valkenburg het symposium Literatuur en middelbaar onderwijs. Eenvraa jl als thema: Wat betekent literatm\ als vak binnen dat onderwijs en welk doel moet dat deel van het onderwijs dienen? Zes korte inleidingen gaan een algemene discussie vooraf. De inleiders vinden hun werk en studie in literatuur en onderwijs. Wamde Moor zit voor en drs Hermine de Graaf verdedigt de stelling dat op f de scholen te weinig aandacht wordt gegeven aan eigentijdse auteurs. Ze wil ook spreken over I tekstinterpretatie. Het symposium begint om 14.30 uur en dient te II uur afgesloten te worden. f?osita| 197,6300 AD, Valkenburg, 04406-14030). Dit weekeinde wordt in Breda het eerste Bredaas Stripspektakel gehouden. Het is het vervolg op de stripdriedaagse die zeven jaar in Breda ondergebracht is geweest, maar in verband met ruimteproblemen naar Den Haag is vertrokken. Ter gelegenheid van het Bredaas Stripspektakel zal een onlangs in het leven geroepen stripprijs worden uitgereikt, de Gouden Bommel. De prijs is vernoemd naar de figuur Heer Bommel vanMaarten Toonder. De prijs zal in vijf categorieën worden toegekend: tekenaars, schrijvers, letteraars, inkleurders en mensen die voor het eerst een stripalbum hebben uitgebracht. De jury is samengesteld uit de Nederlandse stripvakpers. De prijzen worden zondagmiddag bekendgemaakt. Vanmiddag wordt het album „Strips voor Mogambique" gepresenteerd. Met de verkoop van dit album hoopt de Stichtm Bredaas Stripspektakel geld bijeen te brengen voor projecten van de Mondlane Stichting enM Novib in Zuid-Mogambique. I vertegenwoordiger van dat lant zal het eerste exemplaarinBtè in ontvangst komen nemen. A dit album is door 40 stripteketiM belangeloos meegewerkt. Onderdeel van het Stripspektè is de expositie „Middeleeuwen het beeldverhaal". Die wordtop zaterdag en zondag gehouden de Grote Kerk van Breda. Verder vindt in het congrescentrumHé Turfschip een stripbeurs plaats, waaraan door 45 standhouden zal worden meegewerkt. Het is tegenwoordig stil rond Sybren Polet. Tot een jaar of tien geleden was zijn naam een be grip. Hij werd bejubeld en bestreden wegens zijn experimentele werk. Nog in 1980 kon een aan hem gewijd boek De literatuur van Sybren Polet ver schijnen dat meer dan vierhonderd bladzijden dik was. Nu wordt er slechts stilzwijgen over deze au teur in acht genomen. Er zijn geen uitingen meer van liefde of van haat, geen blijken van bewonde ring of weerzin. Juist aan de omstandigheid dat een auteur tegelijk groot enthousiasme en felle afkeuring oproept laat zich aflezen dat zijn werk door de spraakmakende gemeente in de literatuur op een of andere manier van belang bevonden wordt. Vroeger waren die heel verschillend gekleurde schijnwerpers dikwijls op Po let gericht, tegenwoordig wordt hij niet meer voor het voetlicht gehaald. De oorzaak van de ommekeer ligt niet zozeer in de ontwikkeling van zijn werk. Hij is niet minder actief dan vroeger, zijn publicaties hebben geen ander niveau dan in het verleden. Hoe de verminderde belangstelling dan te verkla ren? Voornamelijk door het feit dat voor het soort literatuur dat Polet bedrijft bij het Nederlandse pu bliek weinig of geen belangstelling bestaat. Hij is bij uitstek de man van het Ander Proza. Voor hem is in de woorden van één van zijn laatste getrouwen lite ratuur 'een geestelijk experiment, een nooit eindi gend avontuur in taal dat de lezer via verrassende associatie- en collagetechnieken en metaforen kan bevrijden van denkautomatismen'De lezers willen blijkbaar niet van hun denkautomatismen bevrijd worden, want altijd al lieten ze Polets werk links lig gen. Wat mogelijk veranderd is, is dat in het verleden de voorkeuren van critici en lezers veel verder uit el kaar lagen dan tegenwoordig. De boekbesprekers van nu zijn in het algemeen vertegenwoordigers van de lezers geworden. De meeste schrijvers die goed in de markt liggen worden gunstig besproken en ander som. Vroeger was dat verband veel losser en kon het gebeuren dat ondanks de ongeïnteresseerdheid van het publiek in de literaire pers de experimentele pro zaïsten als grote figuren golden. De auteurs van het Ander Proza zijn, nu ze ongeveer alle steun verloren, vanzelf aangewezen op de marge. Het is moeilijk uit te maken of het verdwijnen van het Ander Proza de gemiddelde kwaliteit van onze literatuur ten goede is gekomen. Feit is evenwel dat deze gang van zaken de veelvormig heid van het proza niet heeft bevorderd. Tussen de uitersten van nu die zich misschien door Oek de Jong en Marjan Berk laten vertegenwoordigen, zijn de verschillen veel kleiner dan tussen Sybren Polet en Godfried Bomans die voor de uitersten van het recente verleden kunnen staan. In zijn nieuwe boek, de verhalenbundel In de arena, lijkt Polet zich te verwijderen van de experimentele aanpak. Dit werk wekt te veel herinneringen aan an dermans proza om nog ander proza te mogen heten. De manier waarop hij deze bundel schreef is conven tioneel, in veel opzichten aansluitend bij wat de le zers graag willen lezen. Dat betekent niet dat Polet afstand heeft gedaan van alles wat karakteristiek was voor zijn werk. Nog altijd brengt hij zijn eigen persoon niet in het geding, vermijdt hij het over zich zelf te schrijven. Een steeds terugkerende figuur in zijn boeken is Lokien Perdok. Hij komt in uiteenlo pende hoedanigheden voor in een aantal romans, Polet gebruikte zijn naam eens om een essay over ei gen werk te publiceren. Afsplitsingen van Lokien Perdok bevolken ook de hier bijeengebrachte verha len. Zo heet de hoofdfiguur uit 'Thou art the man!' Perdie Lockshire, komt in 'Draumvitjanir' een god Loki en een personage Pnjal Lokinson voor. Lokien' Perdok is in al zijn vormen een man zonder eigen schappen, voortdurend van gedaante wisselend. Van de godheid Loki heet het: 'Een vaste gedaante betekende zijn ondergang' (114). Perdie Lockshire geeft zich graag over aan 'metamorfoses, het spel van verkleding, verdubbeling en mimicry' (97). In het titelverhaal is er sprake van een monnik Likoetin, in wie overigens gemakkelijk Raspoetin te herkennen valt, die in andere gedaanten transformeert. Wat in In de arena ook herinnert aan vroeger werk van Po let is de voortdurende afwisseling. Net als bijvoor- beeld in Xpertise of De experts en het rode lampje vinden we science fiction, verzonnen mythen, een de tectiveverhaal in één boek bij elkaar. Merkwaardig in deze verhalenbundel is de ver werking van de geschiedenis van de litera tuur. Historisch materiaal is eigenzinnig verwerkt. Dikwijls, misschien al te dikwijls klinkt het werk van andere schrijvers na. Ongetwijfeld is het ten tijde van keizer Nero spelen de 'Gastmaal' een voortreffelijk verhaal. Maar wan neer je zo uitvoerig aan het meesterwerk Satyricon van Pertronius ontleent, is het moeilijk om niet met een lezenswaardige tekst aan te komen. Polet va rieert in dit slotverhaal op het beroemdste stuk van Satyricon, het zogenoemde 'Feestmaal van Trimal- chio'. Voor de maaltijd die Polet beschrijft moeten we dus eigenlijk Pertronius danken. Het ezeltje van Corintisch brons waarmee het voorgerecht wordt opgediend, de houten hoenders die bij een volgende gang worden gebruikt, de schalen waarop de tekens van de dierentiem zijn uitgebeeld - het is allemaal overgeschreven. Toch is wel iets in het verhaal op re kening van Polet te zetten. Hij heeft bij voorbeeld ge schoven met de personages. Bij hem is niet Trimal- chio de gastheer, maar een zekere Pertronius; tal van namen werden gewijzigd. Ook de ontwikkeling van het verhaal is anders. Daarbij heeft Polet vermoede lijk het nodige ontleend aan wat Tacitus over de per soon van Pertronius bericht. Pertronius was de maï- tre des plaisirs van Nero, maar kwam op een gegeven moment in moeilijkheden en hij pleegde op waardige wijze zelfmoord. In dit verhaal heeft Pertronius de zelfde functie en slaat hij tijdens een rijkelijk feest maal ook de hand aan zichzelf. Maar in deze versie is de aanleiding daartoe schuldgevoel. Hij beseft dat hij door bij wijze van dessert een afgebrand Rome van amandelspijs te presenteren, Nero die vermomd als bedelaar aanzit op een rampzalig idee heeft ge bracht. De invloeden die in deze verhalen ontwaard kun nen worden zijn zeer uiteenlopend. Het openingsverhaal 'De nachtmerrie van het Nieu we Amsterdam' lijkt een regelrechte Slauerhoff-pas- tiche. Het speelt in de zeventiende eeuw. Een aantal opvarenden van een Nederlands schip wil gaan mui ten om zich aan kaapvaart te kunnen wijden. Het schip loopt echter op een rif, vlak bij een eilanden groep. De muiterij zet dan toch door, er worden heel wat moorden gepleegd, de leider van de opstandelin gen wil een nieuw Amsterdam vestigen. Het in de vorige eeuw spelende detectiveverhaal 'Thou art the man!' doet uiteraard de gedachte naar de Sherlock Holmesverhalen gaan maaro« naar de fantastische vertellingen van BordewijkJj een garenfabriek heeft iemand met behulp van ft gas 236 mensen gedood. Het blijkt een heel int* rende misdaad te zijn, allen die in de fabriek werkt# waren door de directeur verwekt. Een ingewikw spel ontvouwt zich. Mooi is 'Draumvitjanir', al lijkt ook dit verhaal et palimpsest waarop allerlei andere teksten doors® meren. Groenland beleeft een nieuwe ijstijd, sc» pen kunnen niet meer afmeren, de bevolking degefr reert. Uiteindelijk is nog maar één man in leven.! vertelt aan de schimmen van de doden verhalen ou de vikingtijd. Tegenover deze vier geslaagde verhalen staan t twee die wat minder indruk maken. 'In de aren» speelt in de toekomst en bevat allerlei malle over bioplasma waarmee mensen uit het verte® zich kunnen materialiseren. Een hoofdrol in de» sciencefiction is weggelegd voor Likoetin, in eeneu der leven een monnik die het tsarenhuis in zijngre had. De hoofdpersoon in het ten tijde van Erasm spelende 'Posse esse of De Kunst van het kunn zijn' zet allerlei uitvoerig weergegeven theorieën Hij is leerling van de geneesheer Pericelcius, gaat® met de kunstenaar Cellinius en wordt verliefdop« meisje wier gezicht door de pokken is geschondu Sybren Polet heeft al met al een interessante ver lenbundel geschreven. Het meest opmerkelijke' dat Ander Proza zozeer op Gewone Verhalen is Sa lijken. Het blijft echter waarschijnlijk dat ooK^ meest verrassende ontwikkelingen rond Polet en zijnen slechts tot schouderophalen aanleiding2 len geven. Sybren Polet: In de arena-244 pag.If 34,50 - De 1 Amsterdam. 1 l

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 20