JOOP bestemmingsplannen maakten ze achteraf... ZORG i>w r *^te IKS»-1 llll<WÊ j] ZEELAND INDUSTRIALISEERT r spannen leegloop visies wakker subsidies tegengas WOENSDAG 26 AUGUSTUS 1987 Pf E - l|fM& P$IS; - j-igf -fjfv r*2l* p f, p i -V 5 -5 iM eeland, het Californië van Europa. Een provincie waar een grote leefbaarheid aard gaat met zeer gunstige tigingsvoorwaarden voor expansieve rijfstakken als de petro-chemische havenindustrie. Voor de hoofden van irovinciale diensten, beter bekend als de taboys, staat het onomstotelijk vast: de iterschelde-boorden zijn bij uitstek chikt om uit te groeien tot 'een tweede opoort in het Deltagebied', jorters van landelijke publiciteitsmedia limmen de televisietoren in Goes. Ze ;en neer op een agrarisch landschap, irin reeds 'de spanning van een tuitbare vernieuwing' voelbaar is. arisch Zeeland, zo berichten zijis in tien tijd uitgeroeid tot een dynamische moetingsplaats voor de internationale ustrie. „De droom van een tweede sachtige toegangpoort naar it-Europa is in feite geen droom meer, ar onontkoombare werkelij kheid" jaren zestig lopen ten einde en de euforie rde industriële potenties van de Gouden tahebben hun hoogtepunt bereikt, nraen en bruggen hebben de Zeeuwse nden ontsloten. De bestuurders, nomen, planologen en ingenieurs zijn op Tootse ontwikkelingen voorbereid. Iders en schorren moeten plaats gaan |ken voor havens en industrieniet alleen Terneuzen en Vlissingen, ook bij :ssele, Reimerswaal en Ossenisse. Net i de grens maakt Antwerpen zich op om ar liefst 6.000 hectare landbouwgrond te ten aan het gouden kalf van de nomische vooruitgang. En ook ard-Brabant wenst zich een 'poort naar iee': Moerdijk en het Kreekrakplan bij ensdrecht. Het is de tijd waarin welvaart mgebreidelde groei als één en hetzelfde ;rip betiteld worden en de voorboden van aieuwe industriële bedrijvigheid zich ds als staketsels beginnen af te tekenen en de wijdse Zeeuwse einders. It Amerikaans chemie-concern Dow lemical bouwt bij Terneuzen aan een Iropese hoofdvestiging. Ook de llti-national Philips heeft er een fabriek ergezet. En aan de 'overkant' in het iegebied dampt alvast de eerste for-oven van de Duitse chemie-gigant echst. Ook Billiton heeft daar een stukje ind verworven. En Zeelands grootste irijf, de Koninklijke Maatschappij De lelde, heeft er een réparatiewerf aan laten gen. Oostelij k van Middelburg wordt het ien gedomineerd door een chemische iriek van Hercules. gmaar enkele jaren en dan kent het «gebied ook de landelijke primeur van h kernenergie-centrale, breekij zer [armee de weg wordt vrij gemaakt voor de pst van een alluminiumsmelter van het anse Pechiney-concern. Tien jaren van [adkrachtigeindustrialisatiedrang [bbenZeeland alvast zo'n 2.500 nieuwe peidsplaatsen opgeleverd. En dat is nog [ar het allereerste begin. Het wachten is alleen nog maar op het moment waarop e geheimzinnige en door niemand te liten' industrie'bevorderende kracht gaat rken: het agglomoratie-effect, het [schijnsel dat het ene bedrijf door het |dere wordt aangetrokken. wereldhaven Rotterdam houdt het er op l deze enorme samenballing van venbedrijvigheid en industrie in het stersehel de-bek ken pas omstreeks het ;in van de jaren negentig zal optreden, eland, zo luiden de prognoses, zal dan al rd op weg zijn naar een inwonertal van hot driekwart miljoen, een rdriedubbeling. Het Economisch hnologisch Instituut voor Zeeland (ETI) inder terughoudend. Daar houdt men terop dat de grote sprong voorwaarts hnetzogoed al over een jaar, dus in 1970, or kan doen. ETI-directeur drs. M. C. rburg voorzag het al aan het eind van de en vijftig: de mogelijkheid van 'één »ot havencomplex, dat reiken zal van het selmeer tot de lijn van Antwerpen naar Belgisch-Franse grens', it is in die tijdvan 'overspannen rwaehting' en 'ongebreideld geloof in :hnisch kunnen' dat bij het Zeeuws icumentatiecentrum een curieus briefje 'iveert, afkomstig van een jongeman uit nsterdam. De briefschrijver heeft zo zijn :en gedachten over de iustrialisatie-euforie die in Zeeland hjnt te bestaan. „Neemt u mij deze spatting niet kwalijk", verontschuldigt zich eerst met een in die j aren nog Zelfsprekende beleefdheid, maar 'ikheb het idee dat men er met open ogen 'tinkt'. Amsterdam, 'cosmisch centrum' n provo's en hippies, is er al wel achter dat lzijn niet alleen afhankelijk is van onomische groei. Daar heeft men zojuist t'gevaarlijke' chemisch bedrijf Progil de ur gewezen. Maar de Zeeuwen? Staan die, vraagt de briefschrijver zich af, niet lemloos toe te kijken hoe hun streek met tro-chemisch bedrijvigheid wordt 'erspoeld. Straks bij de eerste de beste hap iar lucht zullen ze ontdekken dat deze middels net zo vies is geworden als-in jhiedam? „Wat ik wilde weten"gaat de 'Afschrijver verder, „is of er eigenlijk 'oepen in Zeeland zijn die deze dingen Iritisch' volgen?". Doio Chemical, Terneuzen 1987 fotografie wim riemens eindpunt ;n protest-cultuur in Zeeland? Nee, zoiets staat medio 1969 nog niet. Er is een 'gemene consensus'. Bestuurders, Wropgegaan door hun Deltaboys (de lofden van de provinciale diensten) weten ch niet of nauwelijks gehinderd in hun reven om de provincie te verheffen tot een onomisch brandpunt waar Rotterdam I 'oers op kan zijn. Jazeker, daar bij de 'euwe Waterweg gaat de bevolking I 'hukt onder een 'grauwe monotonie van 1 "ier eindeloze stadsuitbreidingen', 'vntverontreiniging en een 'beangstigend 'hort' aan recreatieve mogelijkheden. Maar dat is een kwestie van 'uit de hand gelopen planologie'. Hier in Zeeland garandeert de 'unieke geografische ligging' dat een natuurlijk evenwicht tussen woon- en werkmilieu zal ontstaan. Nee, aan de ziel van de Zeeuw knaagt nog nauwelijks enige ongerustheid. Of misschien toch wel? De eerste stemmen gaan op om zich te verzetten tegen het plan om de Oosterschelde af te sluiten met een dam. De berichten over de komst van de aluminiumsmelter Pechiney en de uitbreidingen bij Hoechst hebben het groene front (en daarmee worden dan alleen nog de boeren bedoeldgealarmeerd. In mei 1969 vraagt de ZLM om een schadevergoedingsregeling. De provinciale raad voor de agrarische) bedrijfsontwikkeling schat dat luchtverontreiniging jaarlijks 20 miljoen gulden schade toe zal brengen aan vee en landbouw. De CBTB voorziet dat in een straal van enkele kilometers rondom Pechiney een steppegebied ontstaat. Een groepje jonge academici, verzameld in de projectgroep Rijn-Schelde-Delta, grijpt de komst van Pechiney aan als studie-opject. Zo'n fabriek, concludeert men, behoort ergens in de bauxiet-producerende landen te worden neergezet. En dan is er nog dat Zeeuwsvlaamse lid van de Socialistische Jeugd, die niet bijster ingenomen is met de komst van de 'kapitalistische' investeerders uit Amerika. Hij geeft daar ondubbelzinnig blijk van in een pamflet dat hij enkele honderden bezoekers van een open dag bij Dow Chemical in de handen weet te drukken. De Terneuzense politie grijpt de activist onmiddellijk in de kraag. Maar diens gedwongen verblijf op het politiebureau is slechts van korte duur. Want de heren van Dow -zo leert een telefoontje naar het fabriekscomplex- voelen zich niet of nauwelijks gegriefd. En ze hebben er geen enkele moeite mee de onruststoker in staat te stellen ook de rest van diens ondermijnende lectuur onder de gasten te verspreiden. Zo introduceren de nieuwe bedrijven in Zeeland niet alleen de wonderen der chemie, maar brengen ze de autoriteiten tevens de beginselen bij van de 'repressieve tolerantie', zoals die elders in die woelige jaren zestig al zo succesvol is toegepast. Het is bepaald niet het enige aspect van de voortrekkersrol die Dow Chemical mag vervullen. Het bedrijf heeft het in Terneuzen naar de zin „Wij hebben graag agrarische arbeidskrachten omdat zij hard willen werken en geen problemen geven") en draagt dat gaarne uit onder investeerders die belangstellend komen informeren naar het vestigingsklimaat in Zeeland. Potentïele investeerders die zich -aangelokt door royale aardgasvondsten- in Nederland komen oriënteren worden door het ministerie van Economische Zaken soms rechtstreeks naar Zeeland doorgestuurd. En de bestuurders, zowel de provinciale als de gemeentelijke, vangen hen uiterst gedienstig op. Vlot worden bedrijfsterreinen en havens in orde gemaakt. En wanneer de ondernemers dit wensen wijken ze even vlot van eerder gemaakte plannen af. Vergunningen komen later wel. Pechiney, bijvoorbeeld, is al in het Sloegebied aan het bouwen terwijl een bouw- en een hinderwetvergunning nog moeten worden verleend. Uver maatregelen tegen luchtverontreiniging kan in die dagen altijd later nog wel gesproken worden. Méér nog dan Pechiney -dat jarenlang door de Nederlandse overheid is tegengehouden ongewenste concurrentie)- weet Dow Chemical over privileges mee te praten. Het bedrijf profiteert verschillende keren van een soepele toepassing van landelijke premie- en reductieregelingen en brengt Terneuzen tot een zo grote voortvarendheid, dat de gemeente zich uiteindelijk opgezadeld weet met een onaangename rentelast op verkochte bouwgrond. Dow Borssele, kerncentrale foto wim riemens 'ongebruikte leegte' die de Randstad tot nut kan zijn als een bijzonder gevarieerd recreatiegebied van grote allure. Honderdduizenden mensen moeten er ontspanning vinden. Drie j aar later melden de Zuidhollandse planologen dat de Rotterdamse agglomeratie 'vol' is. Ze wijzen de Westerscheldeboorden aan als de ideale plaats voor zeehaven-industrie. „In de Zeeuwse staten", aldus het Nijmeegs rapport, „rijst het bange vermoeden dat ook anderen dan de Zeeuwse boeren de toekomst van de provincie zouden kunnen gaan bepalen". En daarom maakt men zich op om een eigen Zeeuws industrie-beleid op poten te zetten. De provinciale bestuurders richten zich niet in de eerste plaats op de potenties van de groeipolen Terneuzen en Vlissingen -dat vindt men, is een kwestie van rijksbeleid-, maar gaan er van uit dat de provincie bestaat uit een verzameling 'eilanden' die elk recht hebben op een eigen, vooral agrarisch georiënteerde industriële ontwikkeling. Als 'provinciale' groeipolen worden dan ook aangewezen de gemeenten Goes, Sint Maartensdijk, Zierikzee, Hulst en Breskens. krijgt bij voorrang bouwvergunningen en weet voor Terneuzen grote hoeveelheden woningen in de wacht te slepen. Nog voor planologische (inspraak)procedures zijn afgewerkt, weet Dow zich zo goed als zeker van de Mosselbanken, een gebied waarin met het oog op natuur- en recreatiebelangen een 'kalme ontwikkeling' was voorzien. De N. V. Industriewatervoorziening Zeeland (een overheidsbedrijf) gaat zelfs aan de gedienstigheid jegens Dow failliet. Dat is in grote trekken het beeld van de industrialisatie-drift, zoals die aan het eind van de jaren zestig een hoogtepunt bereikt. Het steekt schril af tegen het behoudende toekomstbeeld dat de Zeeuwse bestuurders nog tegen het midden van de jaren vijftig -vlak na de watersnoodramp- voor ogen staat. Het is 1955 als het Zeeuws Tijdschrift een speciale editie wijdt aan de Deltaplannen, die Zeeland moeten gaan ontsluiten. Dit 'Landaanwinningsnummer' presenteert de Deltaplannen vooral als een mogelijkheid om het areaal aan landbouwgrond uit te breiden. ETI-directeur Verburg voorspelt dannog: „Bij afsluiting van de zeegaten gaat Zeeland er altijd op vooruit, hoewel niet moet worden verwacht dat het nu industriegebied bij uitstek zal worden". Ook de Plancommissie Zuidwest van de rijksdienst voor het Nationale Plan denkt dan ook nog niet aan grootse industriële ontwikkelingen. Daarvoor, zo heet het, ontbreekt het de provincie aan voldoende arbeiders. Bovendien: de bevolking is er 'niet rijp voor'. En ook het provinciebestuur stelt in 1957 nog dwars: „Hoe groot de betekenis van incidentele (industriële) vestigingen zelfs nationaal-economisch ook mag zijn, zij typeren het sociale leven in Zeeland niet". Maar een paar jaar later al gaan de deuren wagenwijd open voor de ba sisindustrie. Vanwaar die plotselinge beleidsverandering? Dat is één van de vragen die het Geografisch en Planologisch Instituut van de Katholieke Universiteit te Nijmegen heeft proberen te beantwoorden in een door het ministerie van Economische Zaken geautoriseerd studierapport 'zeehaven-industriebeleid voor Zeeland' (verschenen in 1985). Claims vanuit de Ranstad, aldus de Nijmeegse onderzoekers, doen Zeeland wakker schrikken. In 1956 al karakteriseert de Planologische dienst Zuid-Holland de provincie Zeeland als een ETI-directeur Verburg is er dan al lang van overtuigd dat het Westerschelde-bekken -en met name de plaatsen Vlissingen en Terneuzen- bij uitstek geschikt zijn om functies over te nemen van de Nieuwe Waterweg en het Noordzee-kanaal. Alleen de 'verstarde' mentaliteit van de bevolking en de daaruit voortkomende bestuurders wordt door de hoge ambtenaren als een blokkade gezien. Behalve de Deltaboys gaan ook kerkelijke leiders, met name uit katholieke kring, de boer op om de bevolking 'industrie-minded' te maken. Maar de vele (Delta-(werkgroepen en commissies die Zeeland tegen het licht houden zien in de volksaard niet alleen remmende aspecten. Men ziet 'een meer zelfstandig denkende en zelfbewuste landarbeidersgroep' onstaan. En het ontgaat de plannenmakers al evenmin dat er wel degelijk oog is voor vernieuwing, al blijft dat dan beperkt tot het toepassen op grote schaal van moderne landbouwtechnieken, een ontwikkeling die tot een enorme uitstoot van arbeidskrachten leidt. Wat niet wil zeggen dat sprake is van werkloosheid, wel van een onrustbarende leegloop van de provincie. „De Zeeuwen", schrijft het orgaan van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel in 1961, „zijn sinds jaar en dag gewend geweest hun maatschappelijk heil elders te moeten zoeken. Want wat er teveel aan arbeidskrachten was, verliet de provincie". En dat gebeurt met drommen tegelijk. In de j aren vijftig leveren verhuizingen de provincie een verlies op van meer dan 17.600 inwoners. En nog eens 3.000 kostwinners pendelen dagelijks naar bedrijven buiten de provincie. Gebrek aan studiemogelijkheden, hoger gekwalificeerde banen, maatschappelijke en culturele voorzieningen j aagt vooral de j eugd uit Zeeland weg. De provincie dreigt steeds verder achterop te geraken. De Zeeuwen, meent de Maatschappij te weten, 'zijn er dan ook niet rouwig om' wanneer het ministerie van Economische Zaken in 1959 besluit om de hele provincie tot probleemgebied te verklaren, daarmee forse subsidies in het vooruitzicht stellend voor nieuwe bedrijven, de aanleg van infrastructuur en de bouw van woningen. Er is slechts één probleem: het ministerie wil het geld vooral in Terneuzen en Vlissingen besteden, de provincie wil dat de groei over de 'eilanden' wordt gespreid. Over de potenties van Terneuzen zijn rijk en provincie het al in 1959 eens. Maar pas in 1963 als duidelijk is dat het 'provinciaal' industrie-beleid maar niet van de grond wil komen, wordt het pleit officiéél ten gunste van het Sloegebied beslecht. De paden voor een daadkrachtig ontwikkelingsbeleid zijn dan geëffend. Dat is spekkie naar het bekkie van een nieuwe Zeeuwse gedeputeerde die in 1962 aantreedt: CHU-politicus A. J. Kaland. Hij mag zich -op de in die tijd voor een bestuurder nog als zeer jeugdig ervaren leeftij d van 40jaar-metde ontwikkeling van Zeeland gaan bezighouden, een rol die hem op het lijfis geschreven. Zestien jaar lang is Kaland dé exponent van het industrie-beleid.Een rechtlijnig doordouwer die de provincie tot elke prijs wil volbouwen met zware industrie', zo is hij door de latere milieubeweging wel gekarakteriseerd. Het weekblad Vrij Nederland typeert hem uitvoeriger en even vleiend als onvriendelijk: 'de Westkappelse brandnetel, bloeiend in de schaduw van industriebaronneneerzuchtig, vriendelijk, diplomatiek, arrogant, capabel en onbetwistbaar de spil van het bestuurlijk brandhout waaruit de colleges van G. S. en P. S. zijn samengesteld'. Kaland (nu 65) en actiefin vele functies waaronder die van CD A-senator en (evenals de huidige staatsraad Verburg) commissaris bij Dow Chemical, kijkt niet ontevreden op die periode terug. Al stelt hij dat de mogelijkheden van de Westerschelde niet optimaal benut zijn. Zeelandmagindej aren zestig in een industrialisatie-roes verkeren, ook dan al blijven de ontwikkelingen achter bij de hooggespannen verwachtingen. Met name de tegenwerking van het ministerie van Economische Zaken bij de pogingen om Pechiney in Zeeland aan een vestiging te helpen bezorgen de Zeeuwse bestuurders onaangename uren. Maar meteen al in de (zie pagina 7)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 77