IEU IN hoe goed is het leven op het land van beloften PRIJS DE DISCUSSIE V LL, weging 'nmezwaai verzuring overlast goede wil rinus antonisse WOENSDAG 26 AUGUSTUS 1987 Iet cliché over 'Zeeland, het land waar het leven goed is' wordt te pas en te pas gebruikt. Bij voorkeur door lieden termee willen aanduiden dat de ovincie ondanks industrialisatie en reatie nog altijd een gebied is van wijdse •gezichten en wonderschone luchten, sof er geen hoge fabrieksschoorstenen >t bijbehorende uitstoot en drommen ravans met bijbehorende overlast staan. Zeker langs de Westerschelde erheersen de industriecomplexen: itwerpen, Mosselbanken, Sloe. Zeker op alcherenen Schouwen-Duiveland melt het van de grote en kleine mpeerterreinen. Leuk of niet: Zeeland is :t langer een onbezoedelde regio. Er irdt vandaag-de-dag een flink partijtje •egeblazen als het gaat om de aantasting nhet milieu. iprijs voor het behoud van mensen en irk. Alhoewel: een nieuwe uittocht heeft :h volgens de planologen reeds ngekondigd. Dus nieuwe lustrieterreinen en nog méér recreatie? Zo npel is het niet. De bestaande lustriegebieden zijn bij lange na nog niet .Met name in het Sloegebied liggen vele ctaren braak. In de kanaalzone van euwsch-Vlaanderen houdt het jvinciaal bestuur de Axelse Vlakte achter hand. Op recreatief gebied moet Neeltje nsniet alleen toeristen trekken maar ook •rk scheppen. Vooral langs de isterschelde zit er nog zo het een en ander de 'recreatieve pijplijn'. Of dat echt, het lejaar door, zoden aan de dijk zet? Het It te betwijfelen. eland een kwart eeuw geleden, isschien wat ingedut, wél schoon. s J. L. de Vries, coördinator van de euwse Milieu Federatie, bewaart ook niet nZeeland maar aan Rotterdam zijn eerste rinnering aan een ferme milieudiscussie, eging, met de toenmalige burgemeester Thomassen 'een echte kolen- en «lsocialist'), over de Rotterdamse pansie en het aanleggen van de rasvlakte, ten koste van onder meer het tuurgebied De Beer. Rijnmond, in de en zestig al 'een brandhaard van lieuvervuiling' (De Vries), in opmars, ote afwezige in Zeeland was de industrie, waren enkele bedrijven in de kanaalzone luiskil en Sas van Gent) en her en der wat pere industrieën. Jan de Vries: „Wat pstriële vervuiling betreft was Zeeland [nschone provincie. Van de andersoortige bulling heb ik niet zo'n duidelijk beeld. landbouw is moeilijk na te gaan; die was elk geval wat minder intensief dan nu. De de elektriciteitscentrales van de PZEM lokten kolen. De huishoudelijke rbranding was ook voor een flink deel nog len en olie. In omvang was de vervuiling duidend minder, maar wat er aan uitstoot is kwam meteen op leefmilieu. En dan is eland toch een vrij groot gebied met maar npaar honderdduizend inwoners". meen milieubeweging was 25 jaar leden nauwelijks sprake. Dat hoefde ook stzonodig. Wel aanwezig was de tuurbescherming, want de aanslagen op »oie en waardevolle gebieden waren al rvóór de Tweede Wereldoorlog een feit. indaar de - overigens overwegend limerende - Stichting Het Zeeuwse indschap 1936) en de Vereniging tot ihoud van Natuurmonumenten in iderland 1905). Zijn de mensen in Zeeland ij lang 'milieu-onbewust' gebleven? Drs iVries vindt het moeilijk daar omwonden 'ja' of'nee' op te zeggen. „De tste discussies in Zeeland betroffen vooral tSloegebied. Eerst de aanleg ervan en rvolgens de bedrijven die erop gevestigd iden. Het was aanvankelijk met name de ntasting van natuurgebied - de Kaloot - :een rol speelde. De natuurbeschermers renigden zich in het Zeeuws idrdinatieorgaan en de 'grijze' ilieu-activisten vormden de Vereniging ilieuhygiëne Zeeland. Die VMZ had een ij grote aanhang en heeft ook veel gedaan, ders werkte men veel meer met aatselijke groepen. Dat lijkt dan gauw veel :er". 'mensen die zich echt het vuur uit de iffen liepen, waren in de minderheid. Dat 'sgeen exclusief Zeeuwse situatie, maar wal zo. Jan de Vries heeft wel het idee dat aanvaarding van de milieubeweging als aatschappelijke stroming in Zeeland iger duurde dan in overig Nederland. Hij jsterop dat de besluiten van provincie, meenten en waterschappen aanvankelijk ilig waren. Wie het waagde daarop kritiek tte oefenen, kreegheel bestuurlijk eland over zich heen. Dat veranderde agzaam, net als de milieubeweging zélf. 't aantal mensen dat zich actief inzette ïd steeds kleiner. De Vries noemt inenergie en natuurbescherming als Oerdelen waar de mensen het actiefst Weven zijn. „Met name in de 'U-kernenergie beweging is het aantal onsen toegenomen. Dat komt omdat rnenergie véél omstredener geworden is ln bij de vestiging van de eerste rncentrale het geval was. Pas na het 'geluk in Harrisburg, 1978, is er in Zeeland n wat bredere doorbraak tot stand geko- en". 'n kwart eeuw geleden begon het denken er industrie in Zeeland te veranderen. De 'es heeft begrip voor de ommezwaai. 'twas een aantal sterke punten vóór. Uit 'gpunt van werkgelegenheid was de ndbouw een verminderende zaak. Alles it dienstensector was had niet zo'n enorme nvang en autochtone vestigingen in die dor lagen niet voor de hand. Industriële lag wél flink voor de hand en ik kan me k voorstellen". De coördinator van de 'Wiwse Milieu Federatie beklemtoont dat grote nadruk op de zeehavenindustrie in tste aanleg bij de Zeeuwse bestuurders et 20 leefde. „Men heeft heel lang gezeten Oud en nieuw, Dow bij Terneuzen foto wim riemens -op de gedachte van: allemaal een slag kleiner en dichter bij de steden: Middelburg, Goes, Zierikzee en ook Sint-Maartensdijk. De zeehavenindustrie is voor een belangrij k deel opgedrongen door het ministerie van Economische Zaken. Op een gegeven moment heeft men het in Zeeland overgepakt en is men achter zeehavenindustrie gaan staan. Ik denk omdat het Sloe een feit was en er gunstige subsidieregelingen lagen". Lange tijd is alle nadruk komen te liggen op de bedrijvigheid aan diep vaarwater. J an de Vries vindt dat er bij dat beleid een groot vraagteken gezet kan worden. „Of dat nu het beste was? Elders heeft men wel tijdig de bakens weten te verzetten. De groei van de basis-chemie bleef snel uit. Het ging veel meer in de richting van kennis-industrie, die bij woonconcentraties wil zitten. Het Sloe is ook goeddeels leeggebleven. Je ziet dat er zich nu geleidelij k wat kleinere bedrij ven vestigen, een metaalbedrijf hier, een koelbedrijfdaar. Dat is allemaal prachtig, maar daarvoor heb je geen Sloegebied nodig. Ik zie geen grote vestigingen meer uit de lucht vallen. Montedison was een joekel. Hoechst heeft ook nog eens plannen gehad voor drie nieuwe fabrieken - het chloortrio. Het is bij plannen gebleven". De coördinator gaat ervan uit dat het voor het Havenschap Vlissingen weinig uitmaakt wat op de braakliggende terreinen komt. Eén van de mogelijkheden is in elk geval afval: radioactief, chemisch, industrieël. De Vries: „Op dat punt lijkt er nog wat te gebeuren. Er zijn Jeker categorieën vuil die nu nog weggestopt worden en straks geconditioneerd opgeslagen moeten worden. Wij zijn daar op zich niet op tegen. Dat is beter dan het afval maar in het milieu te dumpen. Als afval eenmaal ontstaat, dan moetje het zo goed mogelijk aanpakken". Hij stelt dat de milieubeweging alleen met plaats: er is een hele hoop ruimte voor energiebesparing en er zijn volop mogelijkheden voor kleiner opwekvermogen - zoals warmtekrachtkoppeling. Daaraan moetje voorrang geven. Het is bijvoorbeeld idioot dat men voor grootschalige opwekking korting krijgt op aardgas en voor kleinschalige opwekking juist niet". Als er vroeg of laat toch groter opwekvermogen nodig is, dan ziet de ZMF het meeste in kolenvergassing. „En als er onverhoopt tóch een kolencentrale bijkomt, dan moet er volledige zuivering zijn. Niet alleen verder gaat dan landelijk moet. Geeft als afvalberging in het Sloegebied akkoord kan gaan, als er geen andere, betere verwerkingsmethoden zijn. Derhalve geen zeeverbranding, zoals Ocean Combustion Service wil en helemaal geen afvalverwerkingsfabriek. „Zoiets moetje voor het hele land concentreren, vanwege de grote risico's. Eerst maar kijken naar de Afvalverwerking Rijnmond". Nog meer elektriciteitscentrales in het Sloegebied dan? Drs De Vries is zéér aarzelend. „Dat hangt heel sterk van de landelijke energieplanning af. Er is geen vrij vestigingsbeleid. Ons verhaal is in de eerste ontzwavelen, maar ook de stikstof weg". Vergeleken met de schorren van weleer, beschouwt Jan de Vries het Sloegebied als 'verpest'. Het is voor hem een gegeven; terugdenken aan hoe het vroeger was, helpt niet. Voor de ZMF is thans een belangrijk gegeven: hoe draaien de bedrijven. „In het begin was de mentaliteit er vooral een van: we zitten een flink eind van de bewoonde wereld af en als er klachten komen bouwen we een wat hogere schoorsteen", betoogt De Vries. Hij betreurt het dat de provincie weliswaar een oog in het zeil houdt, maar nooit één stap voorbeeld de uitbreiding van olieraffinaderij Total. „Op het ogenblik de grootste lozer van SO-2 in Zeeland. Bij het stellen van voorwaarden voor de uitbreiding is de provincie te volgzaam geweest. Men kiest bewust voor de optie van: we doen wat moet, maar niks meer". De coördinator noemt het beleid tegen verzuring: een provinciale nota over het te voeren beleid was een slap aftreksel van de landelijke richtlijnen. De vraag of Zeeland wat meer moet doen, beantwoordt De Vries volmondig met 'ja'. Hij komt met enkele voorbeelden om dat te onderbouwen. „Neem het verzuringsbeleid van de raffinaderijen. Landelijk is er praktisch een stilstand in de pogingen de verzuring terug te dringen. In het Rotterdamse heeft Esso flink geïnvesteerd in redelijk schone technologie. Esso draait nu véél schoner dan Shell in Pernis. Total heeft bewust niet voor een schonere technologie gekozen. Dat is een gemiste kans. De provincie had dit kunnen nastreven, maar heeft zich bij voorbaat soepel opgesteld. Die neiging heeft de provincie in het verleden ook steeds gehad". Het tweede voorbeeld haalt drs De Vries uit de kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen. Hij erkent: een moeilijk gebied door de verscheidenheid aan bedrijven, die vaak dichtbij woonwijken liggen. Dat mag niet tot een 'laat maar waaien'; mentaliteit leiden. „Wil je echt verbeteren, dan moet je in elk geval zien de richtwaarden voor vervuiling te halen. Die zijn weliswaar niet ideaal, maar uit oogpunt van volksgezondheid redelijk. In de kanaalzone worden de richtwaarden nog herhaaldelijk overschreden. Je kunt dan denken aan zwavel en stikstof en aan stof en geluidsoverlast". Hij heeft nog een derde voorbeeld om aan te geven dat de provincie een actief in plaats van volgend beleid moet voeren. „De fluorkoolwaterstoffen die Dow Chemical uitstoot. Die stoffen worden gebruikt als blaaslucht om schuimplastic te maken. Er komen enkele honderden tonnen per jaar vrij. Landelijk is Dow Chemical op dit gebied één van de grootste vervuilers. De ozonlaag om de aarde wordt erdoor aangetast. Bij het verlenen van een vergunning enkele jaren geleden, schreven noch gemeente Terneuzen, noch de provincie wat voor. Daar hebben wij beroep tegen aangetekend. Er is uitgekomen dat Dow de uitstoot binnen drie jaar moet halveren en een onderzoek moet instellen naar het helemaal laten vervallen van fluorwaterstof. Met ons beroepenwerk bereiken we nog wel eens wat". De kritiek richting provincie geldt ook de behandeling van klachten en de controle op het handhaven van vergunningseisen. De ■Vries vindt het jammer dat in Zeeland vanuit de bevolking zo weinig geklaagd wordt over overlast. En als dat wel gebeurt, dan deugen de klachtenprocedures niet. Hij betwijfelt sterk of er altijd een onbevooroordeelde behandeling van klachten plaatsgrijpt door de provincie. Want: meestal zijn klachten een gevolg van het feit dat er te lage eisen zijn gesteld. Een prima voorbeeld is de affaire Bleijko in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen. Een coatingbedrijf temiddend van grazendvee. Er gingen koeien dood. De veehouder wacht nog altijd op erkenning van zijn klachten. Jan de Vries: „De provincie vond dat ze goede voorwaarden hadden gesteld. Toch stierven er dieren. Daar wilde men niet aan. Dan wordt het heel moeilijk". De kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen is voor de Zeeuwse Milieu Federatie een groter probleemgebied dan het Sloe. Dat komt onder meer door de nabijheid van woonwijken bij de fabrieken, door gedeeltelijk verouderde bedrijven en uitstoot op leefniveau. „De invloed van de Belgische industrie speelt mee. SO-2 komt voor een flink deel van over de grens. Er is wel het een en ander gebeurd om de vervuiling terug te dringen. Nog niet genoeg. Er moeten keuzes worden gemaakt. Als men bepaalde industriële activiteiten wil houden, dan zal de woonbebouwing aan beperkingen zijn gebonden". Lucht en geluid zijn in de kanaalzone de grootste probleemgebieden, meent drs De Vries. Hij is over de toekomst niet overwegend optimistisch gestemd. „Het kan erger worden. Als je naar SO-2 kijkt, dan heeft Dow Chemical nu vrijwel geen uitstoot, omdat ze goedkoop gas stoken. Dat is een tijdelijke zaak. Als Dow weer olie gaat stoken, neemt de uitstoot aan SO-2 toe. En er is een hele serie stoffen die niet qua omvang, maar wel qua aanwezigheid nadelige effecten hebben. Onder meer bepaalde koolwaterstoffen". J an de Vries maakt duidelijk dat sommige dingen in de kanaalzone nog niet zijn uitgevochten. „Sluiskil-oost bijvoorbeeld. Moetje dat instandhouden? De NSM heeft weliswaar flink vernieuwd, maar we moeten afwachten hoe dat marcheert. Bij de Cokesfabriek moet nog heel veel gebeuren. Er is daar laatst gemeten. Er zaten flink wat kankerveroorzakende stoffen". NSM en Cokesfabriek Sluiskil foto wim riemens Hoechst Holland, Sloe foto wim riemens Het enthousiasme dat bestuurders zo graag tonen over bedrijven die zo van goede wil zijn, deelt coördinator De Vries niet. Hij heeft zijn reserves. „Grote bedrijven hebben een behoorlijke deskundigheid in huis. Dat is ook nodig, gelet op de gevaren. Maar als er nieuwe regels gesteld worden, dan treden steeds problemen op. Dow Chemical heeft in het verleden net zo goed het chemisch afval meegegeven naar de vuilnisbelten. En met de fluorkoolwaterstoffen hebben ze tot in hoogste instantie volgehouden: niks aan de hand. Er zijn geen aanwijzingen dat Dow Chemical meer doet dan strikt voorgeschreven wordt. Trouwens, Dow is voor ons een moeilijk bedrijf. Het is groot, heel complex. Wij hebben met Dow alleen bezwaren over het opspuiten van de Mosselbanken, de aanvoer van LPG en de fluorkoolwaterstoffen gehad. Ook wij hebben onze beperkingen". Jan de Vries laat weten dat de ZLM géén aanwijzingen heeft dat er in Zeeland bedrijven zijn die méér doen dan voorgeschreven wordt. Ondanks de beperkingen, ligt er voor de milieubeweging in de toekomst beslist een taak, meent De Vries. „Voor een aantal traditionele milieuproblemen vinden wij dat het sneller moet en verder moet gaan. Schoon water, schone lucht. En we ontdekken steeds nieuwe milieuproblemen, die steeds moeilijker op te lossen zijn. Bijvoorbeeld de verzuring, de eutroiërin door mest, de vervuiling van de onderwaterbodems, de watervervuiling door luchtverontreiniging. Daar zit voor jaren werk aan". Als het gaat om: wat is het leukste milieu, wat is het leukste landschap, dan vertegenwoordigt de ZMF volgens J an de Vries een deel van de bevolking dat daar duidelijke ideeën over heeft. „Dat geluid moeten we voortdurend laten horen. Als er uit de bevolking niks gehoord wordt en het wordt overgelaten aan overheid en werkgelegenheids-getinte belangengroepen, dan komt er iets heel anders uit".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 65