EEN DIPLOMA VOOR GEZINSPLANNING PZC/ week-in 32 ZATEROA op school kun-yu geld. werk Drs. C. Visser, voormalig docente pedagogiek aan de Rijkspedagogi- sche Akademie in Middelburg, was één van de duizenden cursisten die de lessen Chinees van de stichting Teleac volgden. Dit voorjaar reisde zij naar China voor een aansluiten de taalcursus. Haar bevindingen spreken een duidelijke taal: 'Wat goed is voor de staat, is goed voor ons' is in China een geliefd motto. Als prinsjes en prinsesjes zitten de kleuters van China bij hun vader of moeder voor op de fiets. Warm en fleurig aangekleed, jongetjes vaak met een forse, militaire pet op het hoofd, meisjes met wollen mutsen of frivole hoedjes. De ouders stralen. Al in de zesde les van 'Ni Hao', de Chinese cursus van Teleac, kwamen we via een gesprek tussen een Chinees en een buitenlander, in aanraking met de 'one child policy'. De buitenlander vraagt zijn vriend of deze, nu hij een dochter heeft, er niet graag een zoon bij zou willen hebben. 'Nee', zegt die, 'de staat zegt dat het goed is om maar één kind te krijgen. Shëng yige haizi hao. En dus nemen wij er maar één'. Hij geeft nog enige toelichting bij dit staatsbesluit en daarmee is de kous af. Probleem opgelost? Tijdens onze voorjaarsreis in China kwam de geboortepolitiek verschillende malen ter sprake. Wij probeerden echtparen uit de tent te lokken, te provoceren, door bijvoorbeeld te stellen dat in Nederland een dergelijke inmenging door de staat ondenkbaar zou zijn, niet 'gepikt' zou worden. Daar keken ze van op. Nee, zij waren het met deze één-kind-per-gezin-politiek eens. China moest niet nog dichter bevolkt raken dan het al was. Hongersnood en woningtekort moesten worden voorkomen. Een Chinese lerares die enige jaren in Amerika was geweest, gaf een verklaring voor het in onze ogen ongewoon gehoorzame gedrag van de Chinezen. 'Wij Chinezen zijn veel minder individualistisch dan jullie westerlingen. Ons individuele belang is eeuwen lang ondergeschikt geweest aan dat van het gezin, de familie. Wat goed was voor de familie was goed voor jou. Je schikte je naar wat ouders en grootouders voor je regelden. Nu is de persoonlijke vrijheid binnen de familie groter geworden. Maar het is onze traditie, het groepsbelang te laten prevaleren boven het belang van de enkeling. Wat goed is voor de staat, is goed voor ons'. Blijmoedig zagen we de drietallen wandelen en fietsen: vader, moeder en hun kind. Nergens zag ik zulke verzaligde oudergezichten als in China, nergens zoveel aandachtige, zorgende vaders als daar. Al die gezinnetjes zijn in het bezit van een 'éénkindsgezindiploma'. Dit document geeft recht op gratis medische verzorging, gratis onderwijs, op goedkope woonruimte en zelfs hoefje als je met je kind naar de kapper wilt, niet achteraan de wachtende rij te gaan staan als je met je diploma zwaait. Buurtoudsten (meestal gepensioneerde vrouwen) zijn op de hoogte van de menstruatiecycli van de jonge vrouwen in hun woonblok. Als er zwangerschap van een tweede kind dreigt, praten zij indringend met het echtpaar. Abortus is gelegaliseerd. Alleen op het platteland, bij boerenfamilies, komen grotere gezinnen voor. De boeren zijn financieel sterker, willen en kunnen best zelf voor een tweede of derde kind betalen en bovendien hebben zij voor hun bedrij f kinderen, liefst zoons, nodig. En hoe vergaat het een echtpaar in de stad dat de door de staat gepropageerde gezinsplanning aan de laars lapt? Het diploma wordt afgenomen, alle financiële en andere voorrechten vervallen, degoedkopeflatgaatnaareen ander, men raakt soms zijn baan kwijt of wordt zonder meer overgeplaatst. En misschien het allerergste: man en vrouw worden door vrienden, buren en familieleden met de nek aangekeken. 'Shêng yige haizi haoin China houdt men er zich aan. Eén keer zag ik een ouderpaar met twee dochtertjes: het was een tweeling. De Chinese taal kent verschillende woorden voor oudere en jongere zuster, voor oudere en jongere broer. Ook tantes en ooms, zwagers en schoonzusters hebben verschillende benamingen: gaat het om zusters en broers van vaders of moeders kant, zijn de zwagers en schoonzusters getrouwd met oudere of jongere zusters en broers? Een mèimei is iets anders dan een jiéjie, een bófu is geen jiüfü, terwijl wij alleen maar zuster en oom zeggen. De Chinese jeugd heeft geen broers en zusters meer en de toekomstige jeugd geen tantes en ooms, geen neven en nichten. Het gezin is klein geworden, de familie krimpt in. Het enige kind staat in het centrum van de volwassen belangstelling. Verwende kinderen, lastige kinderen? Onderwijzers klagen over hun ongezeglijke leerlingen. Ze zouden geen rekening meer met een ander houden, zich niet kunnen aanpassen, egoïstisch zijn. Wij hebben een school bezocht, woonden een paar lessen bij in een volle klas met acht- a negenjarige kinderen. Ze waren vrolijk en enthousiast, luisterden naar de onderwijzeres en naar elkaar. Naar aanleiding van een leeslesje mochten ze in groepjes toneelspelen, maar niet alle veertig kwamen ze aan bod. Er werd niet verontwaardigd gereageerd, niet gemopperd: 'Ik krijg nooit een beurt!' Eerlijk gezegd vond ik ze voorbeeldig. We hadden kleine cadeautjes meegebracht: postzegels, prentbriefkaarten met molens en bloembollenvelden, pennen, schriften, vilstiften, klompjes, snoepjes. Ze werden aan willekeurige kinderen gegeven, de een kreeg meer dan de ander. Misschien kregen sommigen niets. Maar spontaan bracht iedere gelukkige zijn geschenkje naar de tafel van de juffrouw. Die zou alles later verdelen. Ik zei het al, voorbeeldig waren ze. Toen we weggingen, holden ze met ons mee, het plein op en ze riepen en wuifden ons na toen de bus vertrok. Het waren geen marionetten. In Datong brachten we een bezoekje aan een school voor peuters en kleuters. De ouders van deze kinderen behoorden tot de 10.000 werknemers van de locomotievenfabriek aldaar. Vader en moeder allebei een baan, hun kind veilig en gratis 'bewaard' op school. Een onvriendelijk, kazerneachtig gebouw, een enorm plein, geen versiering binnen of buiten. In de lokalen aan grote, lage tafels de kinderen: fleurig aangekleed, schortjes voor, mooie donkere koppies, lieve ogen. Zodra we binnenkwamen werden we toegezongen en -gedanst. Met overgave, duidelijk goed ingestudeerd. Komen er vaak bezoekers? Ik zag geen tekeningen of andere werkstukjes van de kinderen, geen blokken, puzzels, poppen, verkleedkleren, verf, penselen. Wat doen ze de hele dag? Misschien leren met elkaar om te gaan, niet egoïstisch te zijn? Ik zou wel eens willen weten waarover ze zo hartstochtelijk zongen. Aan onze lerares in Hangzhou heb ik eens gevraagd ons een paar wiegeliedjes voor te zingen, slaapliedjes die een moeder voor haar baby zingt. Ze zei: 'Je zou ze niet leuk vinden en ik heb ook geen zin meer om ze te zingen. Ze gingen allemaal over de Grote Roerganger (Mao Zedong) die over ons waakt, ook over jou, mijn kleine schattebout. Ik zong ze voor mijn zoon. Wat er nu gezongen wordt weet ik niet. Bu Kun-Yu (38) doceert Engels aan een Chinese pedagogische academie, een opleidingsinstituut voor onderwijzers dus. Ze ziet er goed uit, is lang en slank, heeft donker krullend haar. Ze is weduwe, haar zoon is twaalf. Twee weken lang heeft de plaatselijke universiteit haar aan ons, Ni Hao-cursisten, uitgeleend. Elke morgen, van half negen tot twaalf, is ze present. Zeis levendig, energiek, inventief; een prima lerares. En wij doen ons best. Het is erg aardig van haar dat ze ons regelmatig prijst om onze ijver en toewijding, zelfs als we zinnen uitbraken die niemand verstaat. Het is ook aardig, dat ze de taalles af en toe onderbreekt om met ons te praten over de dingen van alledag, over het gewone leven van de Chinezen. 'Wat willen jullie weten?' vraagt ze. 'Is er in China sexueel contact voor of buiten het huwelijk?' Een ongemakkelijke vraag voor Kun-Yu. In China wordt niet over sex gepraat. Een taboe. Maar zij heeft in Amerika gewoond. 'Nee, sexueel contact als je niet getrouwd bent, wordt niet toegestaan'. Kun-Yu keurt de westerse praktijken wat dit betreft, af. Samenwonen zonder meer is ondenkbaar in China. Als homosexualiteit ter sprake komt, schrikt ze. Nee, dat komt in China, voor zover zij weet, niet voor. Als wij ongelovig en sceptisch reageren, zegt ze: 'Ik ken geen voorbeelden'. En dan heftig: 'Het is ook erg onnatuurlijk, het is een ziekte, een psychische afwijking'. Wij zien op straat dikwijls jongemannen samen wandelen, de armen om elkaar heen geslagen. 'Oh, dat? Dat is normaal, een innige vriendschap. Heel natuurlijk voor jonge mensen'. Hoe komen jonge mannen en vrouwen met elkaar in contact, willen wij weten. Via studie of werk, maar de hulp van familieleden of vrienden bij wie ze elkaar rustig kunnen ontmoeten, is onontbeerlijk. Met elkaar uitgaan, 'stappen', afspreken in een café - het gebeurt niet in China. Zou Kun-Yu zelf kunnen hertrouwen als ze dat zou willen? 'De ouders van mijn overleden man zien liever niet dat ik hertrouw', zegt ze. 'Ik behoor, met mijn zoon, tot hun familie. Een nieuwe man zou dat verstoren. 'Zou je je iets van je schoonouders aantrekken als het zover zou komen?', willen wij nu weten. Het duurt even voordat ze antwoordt: 'Misschien niet, maar hun mening is wel erg belangrijk voor mijDie legjik niet zomaar naast me neer'. De zoon zit in de eerste klas van de middelbare school. Elke dag heeft hij les van half negen tot vier, op zaterdag een paar uur korter. We ontmoeten hem een keer: een aardige, levendige jongen, groot en sterk. We complimenteren Kun-Yu met haar kind. Ze is blij met het compliment, maar ze heeft haar bedenkingen. Hij is te weinig ernstig, te speels, vindt ze. Hij behoort als hij thuiskomt nog drie a vier uur aan zijn huiswerk te besteden. Dat doet hij niet altijd, hij kan zich slecht concentreren. Maar als hij over vijfjaar wil gaan studeren, moet hij nu al tot de besten van de klas behoren. Kun-Yu maakt zich zorgen. Na de middelbare school kan vier procent van de Chinese leerlingen naar de universiteit, alleen de allerbesten worden toegelaten. De competitie begint vroeg. Universitair onderwijs en meestal ook huisvesting op de campus zijn gratis. Maaltijden moeten de studenten zelf chinese po blijmoedi bekostigen. Wie dat niet kan, moet maar een opleiding kiezen die helemaal gratis is. Voor bosbouw, mijnbouw en onderwijs zijn te weinig liefhebbers. Wie een van deze drie opleidingen volgt, hoeft zelfs voor zijn hapje rijst niets te betalen. Onze groep werd steeds begeleid door een Chinese gids, soms door twee. Een landelijke gids vergezelde ons op de rondreis en in elke stad waar we een paar dagen verbleven stond een lokale collega voor ons klaar. De gidsen spraken, op een enkele uitzondering na, goed Engels. Aan Hong Xiu-Ping die veertien dagen met ons optrekt in Hangzhou, raken we gehecht. Het is een magere, intelligente, zeer beminnelijke jongen van zesentwintig jaar. Universitaire studie (international relations) achter de rug. Op ons verzoek vertelt Ping wat over zijn persoonlijke omstandigheden. Met nog twee collega's bewoont hij een tweekamerflat, wat hem één yuan (zestig cent) in de maand kost. Aan water, gas en elektriciteit geeft hij twee yuan uit, aan eten en drinken ongeveer veertig yuan. Wat hij dan nog over heeft van zijn maandsalaris is voor kleding en om te sparen. Zoals de meeste Chinezen heeft Ping een flets. Maar geen koelkast, wasmachine, t.v. En die staan bij iedereen op het verlanglijstje. Ook bij Ping. Als hij trouwplannen zou hebben moet hij enige moderne huishoudelijke apparaten kunnen tonen. 'Hoeveel apparaten heb je?' is geen abnormale vraag van een meisje dat een aanzoek krijgt Honderd yuan is het modale inkomen. Onze lerares, metruim vijftien jaar ervaring, heeft het; Ping verdient het, een ervaren fabrieksarbeider ook. Wie jong is en ongeschoold moet het met zestig of zeventig yuan doen. De fabrieksdirecteur (58) die we ontmoeten, verdient honderdveertig yuan. Met zijn vrouw bewoont hij een driekamerflat van zeven yuan per maand. We drinken er een kopje thee. In de flat geen vloerbedekking; tafel en stoelen staan op het grauwe beton. Behalve een ijskast en een buffet staan er twee grote bedden. Het keukentje is piepklein, in de toiletruimte kun je je amper keren. Er hangt, aan een haak in het plafond, een tuinslang waar koud water uitkomt: de douche. Het balkon is volgestouwd met kisten, hout, wasteiltjes en andere rommel. Iedereen werkt zes dagen per week en heeft j aarlijks een week vakantie. Sinds enige j aren wordt er door de Chinezen gereisd, in het eigen land wel te verstaan. Wie een reis van een week te kort vindt, kan bijvoorbeeld besluiten twee maanden lang geen wekelijkse vrije dag op te nemen, wat acht extra vakantiedagen oplevert. Wij logeerden in het algemeen in prettige, comfortabele hotels. Geen Hiltons of Holiday Inns, maar altijd hadden we een kamer met bij behorende badkamer en waren de bedden goed en schoon. Een tweepersoonskamer in zo'n hotel kost (zonder ontbijt) ongeveer honderd yuan per nacht. Een Chinees maandsalaris dus. Is het verwonderlijk dat wij als miljonairs werden beschouwd? Als ik in een winkel mijn portemonnee opendeed, hingen er vaak enige Chinezen over mijn schouder om te kijken wat er in zat. Veel, vonden ze. En: waihuïquan, zagen ze. Alleen buitenlanders krijgen dit speciale geld, waarmee ze in de hotels, de hotel winkeltjes en de 'friendshipstores' betalen. Met het gewone geld renminbikun je daar niet terecht. Chinezen kunnen de voor hen aantrekkelij ke luxe-artikelen in deze winkels dus niet kopen. Tenzij ze dat toeristengeld weten te bemachtigen. Met Ping en andere bevriende Chinezen ruilden wij ons geld wel voor hun rénminbi. In de grote steden werden we herhaaldelijk aangesproken op straat: 'Change money?' De zwarte koers schijnt 1 op 1 Vi te zijn. Het verlangen naar en het bezit van luxe artikelen werd en wordt nog in China als burgerlijk, westers, minderwaardig beschouwd. Een ware Chinees streeft hogere, sociale belangen na. Het feit dat we nergens bloemen in een huis of op een particulier erf zagen, dat er geen planten op de balkons werden gekweekt, dat de huizen grijs en verveloos waren, schijnt in verband te staan met de angst voor burgerlij k te worden aangezien. In de culturele revolutie, die nog vers in het geheugen ligt, wasje dan je leven niet zeker. Chinezen versieren hun leven niet, nog niet. We bezochten als Nederlandse groep verscheidene fabrieken. Behalve de wereldberoemde locomotievenfabriek in Datong kregen we ook wat kleinere fabrieken te zien: een zijdefabriek, een fabriek waar pannen werden gemaakt, een meubelfabriek en een jadebewerkingsfabriek. Overal hetzelfde beeld: veel jonge arbeiders en arbeidsters die in ongezellige, primitief ingerichte lokalen hun werk deden. Vaak werk op hoog niveau. In de jadefabriek zagen we de mensen bezig metware kunststukken. Uit grote klompen jade ontstonden landschappen, tuinen, kastelen, tempels, bloemen en menselijke figuren. Met eindeloos geduld werd er gehakt, geboord, gevijld, geschuurd en geslepen. Ze waren gemiddeld een half j aar, dag in dag uit, aan zo'n werkstuk bezig, waarna het dertig- tot veertigduizend yuan kon opbrengen. 'Wie zoiets kopen? Japanners en Amerikanen. Soms een grote maatschappij, Dan komt het in de ontvangsthal te staan. Nee, mijn naam staat er niet bij De werknemers hier hadden allen een vierjarige opleiding aan een kunstacademie achter de rug. Eersteklas vaklui en artisten

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 32