HISTORIE
IN
SCHROOT
1
T
...de kans dat we
goud vinden is klein...
m
tiLwfc
het spoor van wrakken
op de westerschelde
schets
zorgen
oorlog
invasie
bath
technisch
archieven
jacques cats
tentoonstelling
e. t. j. reindersma
ZATERDAG 18 APRIL 1987
■4^4 vM
Nu de onderhandelingen druk
gaande zijn, is er nog geen duide
lijk zicht hoe de plannen tot uitdie
ping van de Westerschelde zullen
gaan uitpakken, maar vast staat, dat
er bij de werken die nodig zijn voor
een beter bevaarbaar maken van de
ze zeearm ook zal worden gebaggerd
in de historie. Wrakken die alleen
nog in naam voortbestaan zullen
zich dan voordoen als hinderlijke
obstakels, die dringend moeten wor
den opgeruimd om de diep stekende
zeeschepen ruim baan te kunnen ge
ven.
Het voorwerk voor een gedeelte van
de verder uit te diepen, te verbreden
en hier en daar wellicht ook te verleg
gen vaargeul is inmiddels geklaard.
Rijkswaterstaat heeft de bodem afge-
snuffeld naar de aanwezigheid van
wrakken van schepen en andere ob
stakels zoals kettingen, ankers en
grote betonblokken. Het onlangs uit
gevoerde sonaronderzoek waarbij de
plekken nader konden worden gelo
kaliseerd hebben overigens niet veel
meer aan het licht kunnen brengen
dan men al wist. Wel konden de be
schikbare gegevens op verschillende
punten nader worden geactualiseerd.
Dergelijke onderzoeken kenden in
het verleden duidelijke beperkingen.
Bovendien zorgen de stromingen er
voor, dat de ligging van bepaalde
wrakken in jaren tijds aanzienlijk
kan veranderen. De Westerschelde is
een rivier die zo beweegt en aan ver
anderingen onderhevig is, dat die
wrakken neemt en wrakken geeft.
Sommige worden meer bloot ge
spoeld en liggen vrijer dan voorheen
in het zand en weer andere wrakken
zijn door zandverplaatsingen volko
men onvindbaar geworden. „We ma
ken mee", zegt rijkswaterstaats
wrakkenspecialist Van der Vlies,
„dat we wrakken die vroeger in het
zicht zijn geweest compleet kwijt ra
ken. Een andere keer krijgen we on
bekende wrakken in beeld".
Zo ligt op de Drempel van Borssele
het wrak van wat op zeekaarten
wordt aangeduid als deAllandsdale'.
Het betreft hier de Alan a Dale, een
Engels vrachtschip dat in december
1944 na een torpedo-aanval in brand
vloog. Van der Vlies: Het ene moment
ligt dat wrak helemaal onder het
zand en een tijd later is er weer een
heel stuk van te zien. Dat kan per jaar
wisselen".
Daarmee is duidelijk aangegeven
dat, ook al hebben recente onderzoe
kingen bijgedragen tot een nadere,
meer reëele schets van de situatie op
de rivierbodem, men, wanneer de be
slissing tot verdieping langdurig
wordt uitgesteld, straks mogelijk
weer een andere toestand onder wa
ter kan aantreffen. De naspeuringen
die thans zijn gedaan om een nader
inzicht te krijgen op wat er eventu
eel in de weg ligt voor het uitstippe
len van de uit te baggeren vaarroute,
zijn tot op heden nog maar gevor
derd tot het Nederlandse gebied, dat
volgens de Belgische autoriteiten
het eerst in aanmerking moet komen
voor uitdieping. Het gaat hier om de
doorgaande vaargeul vanaf het
Zwin tot het vaarwater 'De Everin-
gen'.
De toegang tot de Westerschelde is al
sinds een lengte van jaren belem
merd door de aanwezigheid van
wrakken.
Vooral na de Tweede Wereldoorlog
was het raak. In het zeegebied van
Nieuwpoort tot Vlissingen lagen
meer dan zestig oorlogswrakken, zo
schrijft Cor Heijkoop in zijn uitbun
dig gedocumenteerde boek 'De Wes
terschelde bij storm en mist'. Vele
wrakken waren bijzonder gevaarlijk
voor de scheepvaart en dienden zo
snel mogelijk te worden opgeruimd.
De meeste wrakken lagen in Belgisch
gebied. Een gespecialiseerde Belgi
sche firma zag kans in de periode tus
sen 1959 en 1963 vierentwintig wrak
ken geheel op te ruimen. In Neder
land waar men veel minder met oor
logswrakken te maken had, ontwik
kelde met name bergingsbedrijf Van
den Akker zich tot specialist in de
berging van oorlogswrakken.
Wrakresten blijven nog altijd een
bron van zorgen voor de beheerders
van het vaarwater. Dat blijkt thans
eens te meer nu schepen steeds gro
ter worden en de vaargeul verder op
diepte moet worden gebracht. Op die
manier worden wrakken die bij
voorbeeld tot tien meter beneden
NAP zijn opgeruimd opnieuw ge
vaarlijk.
De wrakken die rijkswaterstaat in
kaart heeft gebracht, zijn nog lang
niet in alle gevallen compleet. Be
paalde gezonken schepen die nu voor
opruiming in aanmerking komen
werden al in een eerder stadium tot
aan de tussendekken 'ingekort'.
„Vroeger werd er opgeruimd tot aan
het niveau dat nodig was voor de
scheepvaart", zegt Van der Vlies.
„Dan werd het bovengedeelte er in
stukken met springstoffen afgescho
ten en dat was het einde van dat ver
haal. Wij vinden nu al die jaren alle el
lende van wat er destijds met het
schip is gebeurd weer terug. Want
echt opgeruimd is er niet. Het boven
gedeelte is dan wel weg, maar de rest
van het schip ligt er nog, met de daar
in aanwezig lading. Dat kan straks,
De ondergang van de Miraflores in het Nauw van Bath, 1963.
r
1
p 4v
vm
- ,m>
X.
Het wrak van de Griekse kolenboot die in 1965 voor Vlissingen verging.
als er verder moet worden opge
ruimd, een moeilijk gegeven worden.
Want dan moet ook het restant van
het schip worden opgeruimd. Inclu
sief lading. Dat kan ook zijn inclusief
machinekamer. En omdat het alle
maal om oude schepen gaat zal dat
betekenen dat je ook ketels gaat op
ruimen".
De wrakken waar men straks bij de
baggerwerken op kan stuiten zijn
voor een deel van schepen die ten tij
de van de Tweede Wereldoorlog ten
onder gingen. Dat gebeurde met na
me in de periode toen de Duitsers,
die hun strijd op het land gestreden
zagen, zich op het water met alle
middelen die er maar te vinden wa
ren verzetten. Daartoe behoorde ook
het geheime wapen van Hitier, een-
mansonderzeeboten, die elk twee
torpedo's meevoerden en ook wel
werden ingezet met één torpedo en
één mijn. Ook legden ze royaal mij
nenvelden aan. Liepen de schepen
niet op mijnen, dan kon het wel ge
beuren dat ze op een wrak voeren dat
eerder 'slachtoffer' van een mijn was
geworden.
Binnen de voor verdieping in aan
merking komende route ligt, ter
hoogte van Cadzand, het wrak van de
7139 bruto registertonnen metende
Fort Maisonneuve. Het schip liep op
een mijn in de maand december 1944
toen de geallieerde convóoien van en
naar Antwerpen werden geteisterd
door oorlogsgevaren en door de om
standigheid dat een groot deel van de
bebakening en kustverlichting op de
Westerschelde ontbrak. Het wrak
werd in 1963 grotendeels opgeruimd
door het bergingsbedrijf Van den Ak
ker.
Meer in de richting van Breskens ligt,
juist buiten de uitgestippelde lijn van
de uit te voeren baggerwerken het
wrak van de Seablue, eens een oor
logsschip, de Empire Seablue gehe
ten, later verhuisd naar een particu
liere rederij. In december 1953 had
het schip op de rede van Vlissingen
een aanvaring. 'De schade was groot,
maar het schip werd opgelapt',
schrijft Cor Heijkoop in 'De Wester
schelde bij storm en mist'.
Maar het lot bleef het schip achter
volgen. Op de volgende reis stootte
de Seablue op het wrak van een grote
re Empire-versie, de Empire Blessing,
die op die plaats was gezonken als ge
volg van een mijnexplosie. De Sea
blue ging ten onder. Na een bergings
poging door Van der Tak in 1954 werd
het wrak in 1966 gedeeltelijk opge
ruimd.
Verder ligt nabij het tracé in de
Scheldemond het Hansaschip Bir-
kenfels. Dit Duitse marineschip be
hoorde tot de vloot van vaartuigen,
die betrokken waren bij de voorbe
reiding van de invasie op Engeland
via de operatie Seelöwe. Een Engel
se MTB rekende op 18 december 1940
met torpedovuur af met de Birken-
fels. Berger Van den Akker ruimde
het wrak in 1966 op tot 12.50 meter
beneden NAP.
Ten noorden van Nieuwe Sluis ging
ook de Deutschland ten onder. Het
betrof hier een van de schepen, die
dienden voor controle van mijnen-
vrij gemaakte geulen.
Het tracé voor de verdieping loopt
net langs de plaats waar, ter hoogte
van Nieuwvliet, restanten liggen van
de Jonge Catharina, een stoomschip
dat in april 1925 na een aanvaring di
rect zonk. Alleen de masten én
schoorsteen van het schip staken na
de ramp nog boven water uit. Door
het snel wegzinken van het schip had
de bemanning geen andere keus dan
snel over boord te springen. Later
kwam vast te staan dat bij deze aan
varing tien bemanningsleden om het
leven waren gekomen.
Restanten van de Whimbrel, een
stoomschip dat in in 1926 zonk na een
aanvaring met de Harwichboot Mar-
loch, zijn in de periode 1979-1980 op
geruimd.
Het wrak van de Songa vormt thans
ook geen obstakel meer. Dit Noorse
schip zonk in juli 1950 na een aanva
ring op de rede van Vlissingen. De be
manning kon tijdig het schip verla
ten. Ook een aantal werknemers van
de Koninklijke Maatschappij De
Schelde, aan boord voor het verrich
ten van reparaties, wist zich het vege
lijf te redden. De laatste resten van de
Songa zijn in 1980 opgeruimd door
Van den Akker.
In het gedeelte van de Westerschelde
dat nu voor verder uitbaggeren in
aanmerking komt, bevindt zich bij
elkaar een tiental wrakken en obsta
kels. Bij volgende stappen tot ver
dieping van de rivier zal men stuiten
op andere concentraties nabij Ter-
neuzen, Hansweert en de Bocht van
Bath. Net voor die Bocht van Bath
liggen, op Nederlands gebied, zelfs
drie grote zeeschepen op een rij op de
rivierbodem. In dit gedeelte van de
Westerschelde zijn de gevolgen van
eb en vloed het sterkst merkbaar.
Schepen die daar vast lopen of be
schadigd zijn na een aanvaring ma
ken er sterk kans om te breken.
Het is hartje winter in het extreem
koude jaar 1963 wanneer de verrader
lijke stroom het scheepskerkhof bij
Bath overvol maakt. De Finse Alca
breekt na een aanvaring. Bergers zijn
nog druk in de weer wanneer enkele
dagen later een nieuwe ramp zich op
die plek voltrekt: De Panamese tan
ker Miraflores raakt in aanvaring en
komt over de gehele lengte in brand
te staan. Tot zelfs boven Vlissingen
hangen rookwolken. Als de volgende
dag aanbreekt biedt het Nauw van
Bath een spookachtig schouwspel:
binnen een straal van een paar mijl
liggen daar drie wrakken. De nog ro
kende Miraflores - er kwamen negen
zeelieden bij om - de Alca en het in
1958 ter plaatse gezonken Turkse Vic-
toryschip Aydin waarvan het boven-
schip j arenlang als een triest baken in
zee boven water zou blijven uitste
ken.
Of het in deze gevallen tot een oprui
ming van de wrakken zal komen
staat nog te bezien en is mede afhan
kelijk van de nader te maken tracé
keuze. Hoe lang een wrak nog een rol
kan spelen wordt wel duidelijk aan de
hand van het voorbeeld van de Sierra
Grande, een Engels schip, dat in 1924
bij Bath zonk. Recentelijk is er ge
werkt aan het bergen van de lading ij
zer van dit schip. Aan het bergen van
de stoomketels van dit stoomschip
wordt nu gewerkt.
Bij elke opruiming van een
scheepswrak zal straks telkens de
vraag aan de orde komen in hoeverre
het ook scheepvaarttechnisch van
belang is het hele obstakel weg te ha
len. Ing. R. A. van der Lee van de
hoofdafdeling waterwegen, havens
en scheepvaart van rijkswaterstaat
in Zeeland stelt: „Als je eenmaal be
zig bent kan het gemakkelijk zijn he
lemaal op te ruimen want wanneer
een opruiming van een restant later
toch nog gewenst is kun je er vanwe
ge verzanding wellicht veel moeilij
ker bij komen. Ook kunnen de kosten
veel hoger worden. Vroeger werd er
gezegd: als we er geen last van heb
ben is het goed, tegenwoordig kijken
we wat verder".
Uit contacten met defensie - en dan
met name met de marine - is geble
ken dat niet te verwachten is dat bij
het eerste verdiepingswerk op oor-
logsexplosieven kan worden gesto
ten. Van schepen waar wat mee is, is
het mogelijke gevaar van de aanwe
zigheid van explosieven bekend. Van
verderop in de Schelde is bekend dat
daar landingsvaartuigen zijn gezon
ken.
Nu het voorbereidend onderzoek is
afgesloten is het van het overleg op
hoog niveau tussen Nederland en
Belgie afhankelijk of de verdiepings
plannen ook doorgaan als ze zijn op
gezet.
„Voor het zover is, zal er op ambtelijk
niveau nog een heleboel bepraat
moeten worden", zo meent de heer
Van der Lee. „Over de wijze van aan
besteding en uitvoering is thans nog
niets te zeggen. Gezien onze ervarin
gen in het verleden, zoals met het ber
gen van de lading van de Sierra Gran
de, waar we al bijna een jaar mee be
zig zijn en wat om die reden ook aar
dig in de papieren loopt, zijn we daar
erg voorzichtig mee geworden. En
verder is het niet uitgesloten dat wan
neer het baggeren begint, er onder de
bodem ook nog voor ons nieuwe din
gen opduiken. We weten wel een hele
boel, maar nog lang niet alles".
En wrakkenspecialist Van der Vlies
vult aan: „De kans dat we goud vin
den moeten we maar vergeten".
Bergingsbedrijven zullen belangstel
lend uitkijken naar de resultaten van
de onderhandelingen. Voor die on
dernemingen betekent het dat er
weer tijden werk komt. Opdrachten
die ze goed kunnen gebruiken. De
grote hamvraag is echter of België,
dat voor de kosten van uitvoering
van de verdieping opdraait, niet zal
zeggen: als wij het werk betalen wil
len wij ook dat het door Belgen wordt
uitgevoerd.
Van der Lee daarover: „Als dat zo is
willen wij daar nog wel eens een keer
over praten. Want uiteindelijk is het
toch Nederlands grondgebied".
In de twee eeuwen dat de
Verenigde Oostindische
Compagnie heeft bestaan - van
1602 tot 1795 - zijn naar schatting
20.000 Zeeuwen niet
teruggekeerd van de reis die zij in
dienst van de VOC maakten naar
Azië. Aan de nagedachtenis van
deze 'vele compagniedienaren die
hun geliefde gewest verlieten en
er niet meer terugkeerden' is het
boek opgedragen dat de
gepensioneerde Vlissingse loods
Doeke Roos heeft geschreven
over Zeeuwen en de VOC. Half
juni moet het in de winkel liggen
en op die tijd begint ook het
VOC-festival dat tot half
september in Zeeland wordt
gehouden. 1987 Is landelijk
uitgeroepen tot het jaar van de
Verenigde Oostindische
Compagnie. Zeeland neemt
daarin het voortouw met een
ambitieus festivalprogramma:
tentoonstellingen in Middelburg,
Vlissingen, Zierikzee en Veere,
een symposium in Middelburg en
een reeks publikaties.
Bij het samenstellen van het boek
'Zeeuwen en de VOC' is ernaar
gestreefd een zo breed mogelijk
publiek te confronteren met de
betrokkenheid van Zeeland bij de
VOC. Het is een verhaal geworden
over schepen, scheepsbouw en
•schepelingen, maar ook over
bewindhebbers en
compagniedienaren in Azië, aldus
Doeke Roos. „Het imago van de
VOC is nog steeds dat het een
Amsterdams gebeuren is geweest.
Ten onrechte: de VOC was voor
een kwart een Zeeuwse
aangelegenheid en de opzet van
dit boek is om die betrokkenheid
duidelijk aan te tonen. De VOC
telde zes kamers: Amsterdam,
Middelburg, Enkhuizen, Hoorn,
Rotterdam en Delft. Amsterdam
nam voor 50 procent deel en
Middelburg voor vijfentwintig
procent. De vier andere kamers
hadden ieder éénzestiende deel".
Wat betekende die Zeeuwse
betrokkenheid nu in concreto?
Doeke Roos voelt er weinig voor
veel resultaten van zijn
speurtocht door de archieven nu
al aan de openbaarheid prijs te
geven, maar een paar cijfertjes
wil hij toch wel kwijt.
„Schepen van de kamer Zeeland
maakten tussen 1602 en 1795 in
totaal 1147 uit-reizen naar de
Oost, maar slechts ruim 700
thuis-reizen. Rond 400 schepen
zij n dus niet meer teruggekeerd
ze zijn voor een groot deel
vergaan, andere zijn verkocht en
weer andere in de oost gebleven
voor de handelsvaart daar. In
totaal zijn in Middelburg 356
schepen voor rekening van de
VOC gebouwd, daarvan zijn er in
de loop van de tijd 100 vergaan. In
feite was het binnen dit gewest
vooral een Middelburgse
aangelegenheid. Maar al die
activiteiten hadden weer een
enorme uitstraling naar de rest
van Zeeland, op het gebied van
werkgelegenheid en maritieme
activiteiten bijvoorbeeld. De
Middelburgse betrokkenheid bij
de VOC bracht Zeeland veel wel
vaart".
De informatie voor zijn 'Zeeuwen
en de VOC' heeft Roos kunnen
putten uit de archieven met de
hulp van mensen die daar goed de
weg weten.
Doeke Roos: „Uitzuiver
persoonlijke interesse had ik me
in het verleden wel eens verdiept
in de geschiedenis van de kamer
Op de achterzijde van 'Zeeuwen
en de VOC' komt deze afbeelding
van het eigen lakzegel van de ka
mer Zeeland van de VOC. Op het
zegel staan de letters OCZ, naar
wordt aangenomen de afkorting
van 'Oostindische Compagnie
Zeeland'. Het is de eerste maal dat
een afdruk van dit zegel wordt ge
publiceerd, zo meent rijksarchief-
medewerker Eric van der Doe.
(Foto Rijksarchief Zeeland).
Zeeland van de VOC. Maar toen ik
in oktober 1986 hoorde over de
plannen voor een VOC-festival,
kwam de gedachte op dat een
publikatie prima in zo'n festival
zou passen. Dat idee werd goed
ontvangen door de werkgroep. Ze
vonden dat ik het karwei dan zelf
maar moest klaren. Gelukkig
kwam ik in contact met drs. Eric
van der Doe, medewerker van het
rijksarchief in Middelburg. We
hebben in goede samenspraak
opzet en inhoud van het boek
vastgesteld. Bovendien weet hij
de weg in de archieven en kon hij
veel waardevol materiaal
aandragen. Van der Doe is
bovendien opgetreden als
redacteur van 'Zeeuwen en de
VOC'. Roos kreeg verder hulp van
collega Ed Macaré, die het
hoofdstuk over 'Zeeuwen op de
buitenposten',
VOC-functionarissen in Azië, voor
zijn rekening nam. Het was hard
aanpakken om het boek op tijd
klaar te krijgen en die haast vindt
Eric van der Doe toch een beetje
jammer, want: „er ligt nog zoveel
meer materiaal in de archieven,
dat interessant is. Er zijn hier vele
meters archiefmateriaal over de
VOC, alleen zit het overal
verspreid".
In feite staat nu al een vervolg van
'Zeeuwen en de VOC' op stapel.
Daarin komt een complete lijst
met alle gegevens over de
Zeeuwse schepen die voor de VOC
hebben gevaren en een overzicht
van de bewindhebbers. Het
Middelburgse rijksarchief heeft
medewerker Van der Doe verder
opdracht gegeven een
bronneninventarisatie over de
VOC-kamer Zeeland samen te
stellen. Deze inventarisatie zal
toekomstige onderzoekers wat
gemakkelij ker de weg moeten
wijzen naar hun bronnen.
De verschijning van het boek zal
samenvallen met de opening half
juni van de tentoonstelling in de
Zeeuwse Bibliotheek in
Middelburg.
Van der Doe richt die in: „alle
andere tentoonstellingen hebben
een bepaald thema, maar deze
heeft een overkoepelende functie.
Hier wordt iets zichtbaar gemaakt
van bijvoorbeeld de scheepsbouw,
het leven aan boord, de
bewindhebbers, het leven in de
oost en de ondergang van de VOC.
Kortom alle facetten. Zo sluiten
tentoonstelling en boek mooi bij
elkaar aan". Een van de
pronkstukken op de
tentoonstelling moet een
wandvullend schilderij worden
van de Baarnse arts Van
Dishoeck, een fraai familiestuk: 23
VOC-schepen thuis varend in 1725
onder commandeur Van
Dishoeck, een verre voorvader.
Doeke Roos: „via via ben ik in
contact gekomen met de familie
Van Dishoeck. Men was graag
bereid het schilderij te laten
fotograferen voor het boek. Maar
nu willen we het ook graag hebben
voor de tentoonstelling: het is een
unieke prent, want alle 23
afgebeelde schepen zijn veilig
thuis gevaren en dat kwam niet
vaak voor".
'Zeeuwen en de VOC' ligt - zij het
in ruwe vorm - ter tafel en Roos is
er blij mee. Het is wat hem betreft
een boek met een boodschap
geworden.
„Weetje wat mij nou het meeste
aanspreekt? Die mentaliteit van
vroeger. De Zeeuwen uit de 17e en
18e eeuw moesten niks van
Amsterdam Holland) hebben, die
stelden zich onafhankelijk op. De
Zeeuw van vandaag is te gauw
geneigd, vind ik, om
randstedelingen te hulp te roepen,
bijvoorbeeld als de statenzaal
moet worden verbouwd of het
Maisbaai-gebied moet worden
ingevuldIn dit j aar van de VOC
zouden we ons als Zeeuwen nog
maar eens - symbolisch natuurlijk
- moeten afzetten tegen die
randstedelingen met de
boodschap: we kunnen het zelf
veel beter".
Zeeuwen en de VOC, rijk
geïllustreerd en met een
voorwoord van de Zeeuwse
maritieme historicus Jaap de
Moor (RU Leiden), verschijnt half
juni. Uitgever is de Stichting
VOC-publikaties, de distributie
doet boekhandel Fanoij
Middelburg. De prijs zal door een
subsidie van het Anjerfonds
beneden de vijfentwintig gulden
liggen.