KEES STIP
alleen het heden
schijnt te tellen
letters letteren
JEUGDBOEKEN
de barre
tijden van
weleer
VERTREK
UT tDE
ANONIMITEIT
fenomeen
films
sonnet
heksen
engeland
margot klompenmaker
bert pol
ZATERDAG 18 APRIL 1987
Voor Kees Stip (73) uit het
Oostgroninger Sellingen was
1981 een belangrijk jaar. De
GPD-kranten wilden zijn
beestenverzen niet meer. En
daarmee hield Trijntje Fop op te
bestaan. Zij werd niettemin dertig
jaar In Vrij Nederland schreef
Battus dat jaar een vlammend
pleidooi voor Stips dichtersschap.
Het begin van de emancipatie der
light verse-poëten, door Battus
verder ontwikkeld in zijn
'Opperlandse taal- letterkunde'.
Stip stortte zich vervolgens op wat
serieuzere sonnetten en werd door
zijn uitgever plotseling het literaire
circuit binnengesleurd: de vroeger
bijna anonieme dichter werd als
AOW-gerechtigde nog een graag
geziene gast op festivals en
boekenbals. Onlangs verscheen bij
Bakker 'Een kind met kikkerpoten',
waarin veel kritische sonnetten en
een paar onnette limericks. Eerder
dit jaar kwam 'Mijn beesten staan
er gekleurd op' uit, een prachtig
boekje voor kinderen dat Stip
samen met zijn vrouw Kat ja
illustreerde. Op naar Sellingen dus.
De tegen de Duitse grens liggende
boerderij is acht jaar geleden met
veel pijn en moeite, maar
uiteindelijk met fraai resultaat
'vernieuwbouwd'. Katja Stip, die
alles heeft ontworpen en daarbij
haar liefde voor Spanje niet
verloochende, geeft met gepaste
trots een rondleiding. De Stips
hebben in de buurt van Benidorm
nog een landhuis met uitzicht op zee,
maar dat staat op het punt verkocht
te worden. Zij konden niet meer
tegen het gezelschap van
landgenoten die 'elke dag op De
Telegraaf van gisteren zitten te
wachten'.
Kees Stip is een fenomeen. Niet
alleen als dichter. Met hem pratend
en over hem lezend krijg ik het idee
dat hij mee verantwoordelijk is
voor een groot deel van de vorming
van de Nederlander van pakweg 35
jaar en ouder. Hij liet ons
kennismaken met de poëzie doordat
zijn virtuoze nonsensgedichten
over dieren via de dagbladen een
ruime verspreiding kregen, doordat
zijn Dieuwert je Diekema (1943), de
parodie op 'Maria Lécina' van
Weremeus Buning, zelfs de meest
taalongevoelige onder ons niet
onberoerd liet.
Maar hij maakte ook
voorlichtingsfilms, drukte zijn
stempel op de Polygoon-journaals in
de bioscopen, schreef bijblijvende
reclameteksten Pieter Pelle van
Gezellebedacht heel wat
grappigheden van cabaretiers zoals
Wim Kan, schreef op zijn
hoogtepunt als rasechte freelancer
dagelijks twaalf teksten voor de
media, onder diverse pseudoniemen.
werd Stip in 1950 lid van de
redactiecommissie en samensteller
van de fameuze jaaroverzichten.
Dit bijbaantje je kreeg wat
presentiegeld voor de
vergaderingen"sleepte hij door
zijn taalgevoeligheid in de wacht.
„Ochse liet me een keer een journaal
zien en daarin zat een opname van
de paus die op het Sint Pieterplein
bromfietsen inzegende. Dat ontlokte
spontaan aan mij de opmerking:
'Solex Deo Gloria'. Ochse: 'die vent
moeten we hebben'."
De televisie moest nog komen en
daardoor had het Polygoon-journaal
een enorme status. Iedereen praatte
Katja, Molly en Kees Stip
Na de oorlog werd Stip toegevoegd
aan de Legervoorlichtingsdienst.
Daar kwam hij voor het eerst met
film in aanraking. Zo maakte hij
onder meer een drie minuten
durende rolprent die grotere
zindelijkheid in het leger teweeg
moest brengen. „Daarin had ik een
figuur geschapen die heette Vetlap
J., naar een persoon uit het in die
tijd verboden en dus bekende boek
'Frank van Wezels roemruchte
jaren' van A. M. de Jong. Vetlap was
zo smerig dat zijn schaduw aan de
muur bleef kleven. Dat was filmisch
heel aardig te verwerkelijken".
Zijn filmactiviteiten brachten hem
in aanraking met Brand. D. Ochse
van het Polygoon-journaal. Daar
Een echte gelegenheidsdichter
is Kees Stip niet, maar: „als er
dingen zijn die me werkelijk iets
doen, dan zetten ze wel eens een
sonnet in beweging". Zoals de
ramp met de Herald of Free En
terprise.
Ter gelegenheid van dit inter
view stond Stip zijn reactie op
dit gebeuren af. Het is helemaal
in de stijl die zijn recente werk
kenmerkt: gevoeligheid ver
stopt achter grimmigheid.
DE VEERBOOT
Sinds we verdrinken val ik liever
dood
als ik nog ooit in Engeland moet
wezen.
Je zit gewoon wat in je krant te
lezen,
dan zakt de zaak volledig uit het
lood.
Charon had nietzo'n mooie boot
als deze,
maar bij de laatste service die hij
bood
voer hij tenminste niet zo idioot
dat je als dode nóg een dood
moest vrezen.
Door heel wat schippers, al of
niet naast God,
wordt dagelijks geschipperd
met ons lot.
O God naast ons geschipper,
zoek niet steeds
iets nieuws om ons uw hemel in
te sleuren.
Moet er iets onvermijdelijks ge
beuren.
dan is er toch nog kanker en nog
aids.
tijdelijk geveld door Oudhoorde
hij bij de kapper bejubelen.
Voor Profilti maakte Stip films die
van de Rijksvoorlichtingsdienst
uitgingen. Een omstreden
hoogtepunt in die carrière was de
film 'Wij leven vrij'.
„Die ging over het Atlantisch Pact,
wat later de NAVO zou worden. Een
pure propagandafilm, die loog er
helemaal niet om. Een satire van de
onvrijheid. Het Rode Leger was een
soort zangkoor. Prachtige opnamen
van kozakkenstemmen, en zang- en
dansgroepjes. Het lied 'Wij leven vrij,
wij leven blijen een Russisch
balalaika-liedje had ik
contrapuntisch tegenover elkaar
laten zetten door Rudolf
In de redactiecommissie van
Polygoon zat ook Lücker, de
hoofdredacteur van De Volkskrant.
Die las wat van Stips eerste
beestenprobeersels en vond ze
geschikt voor zijn krant. Ze werden
geplaatst in de rubriek 'Draaiboek'
van journalist Bertina, die
ondertekende met Pennewip, de
frik uit Multatuli's 'Woutertje
Pieterse'. Een van Pennewips
leerlingen heet Trijntje Fop.
Vandaar... Lücker was een wat
reactionaire man, maar toch
minder benauwd dan de
meerderheid van zijn redactie. Die
kwam in opstand toen Stip zijn
fameuze vers met de beginregels 'In
Siddeburen was een bok, die
machtsverhief en worteltrok'
erover en de journaals werden zelfs
in de kranten besproken. Grappen
die Stip in de jaaroverzichten
verwerkte een oud kabinetje dat
omgeschopt wordt en uit zichzelf
weer overeind komt: dat van Drees,
Karsemeyer. Het was scherp
materiaal in de Koude Oorlog. Er is
groot spul over geweest. Een
beroemde Amerikaanse journalist,
Daniel Schorr, had er een Engelse
versie van gemaakt en heeft tegen de
voorschriften de tekst doorgegeven
aan Het Parool. Men vond het te
scherp. Dat werd een politieke rel,
met mij als toeschouwer".
„Met de loop van de j aren heb j e de
kans om te verlinksen en te
verrechtsen. Ik denk datje alleen
maar echt in leven kunt blijven door
te verlinksen. Dus sta ik nou niet
meer zo achter die film, maar ik vond
wel dat ik er mooie geintj es van had
gemaakt".
inleverde. „Die journalisten zeiden:
het is een onzedelijk vers, het gaat
over wortel trekken en zo. Maar
Lücker zei: flauwekul, het is een
leuk vers, dus ik neem het".
Later verhuisde Stip zijn Ark van
Noach naar Het Parool. Een
kortstondig uitstapje. De
'beestachtige' bijdragen leverden
zoveel woedende reacties en
opzeggingen op dat men Stip na vier
gedichten vriendelijk verzocht zijn
Ark elders te stationeren. De
limerick die de doorslag gaf, mag
niet onvermeld blijven. Het gedicht
werd overigens ook opgenomen in
'Een kind met kikkerpoten'.
Een dame woonachtig te Velp
beviel van een krachtige welp
nadat zij te Eist
door een leeuw was omhelsd
en te laat had geroepen help help.
Stips diergedichten werden met een
zekere regelmaat gebundeld. Zoals
in de aanhef gemeld verflauwde op
een gegeven moment de
belangstelling van de kranten. „Op
het moment dat de GPD-kranten
helemaal stopten, ben ik ook met de
diergedichten opgehouden. Ik heb
tijden gehad dat ik elke morgen zo'n
vers maakte. Er zaten altijd wel
twee per week bij die goed genoeg
waren. Het was een
continuproduktie en dan kom je
verder tot niets. Ik dacht toen het
afgelopen was: wat zal ik nou eens
doen? Er ontstond vervolgens een
explosie van sonnetten en dat loopt
nog steeds door".
Stip kwam op het sonnetten-idee na
een geslaagde parodie op
Achterberg.
„Dat beviel mij en ook andere
mensen goed. Ik dacht: ik moet het
zonder Achterberg proberen en zo
kwam dat dan. In de oorlog heb ik
'Marche Militaire' geschreven, dat is
na de oorlog in Podium
gepubliceerd. Hendrik de Vries vond
het het mooiste gedicht dat ooit in
Nederland was gepubliceerd. Toen
dacht ik: ziezo, dat is dat. Nu heb ik
een gedicht gemaakt, maar ik kan er
niet nog een maken. Dat gaat te ver.
Dat heb ik dus veertig jaar
volgehouden".
„Want ik ben ondertussen die
beestenversjes gaan maken, dat kon
ik dus wèl. Met serieuzere gedichten
ben ik pas weer begonnen toen dat
over was".
„Ik kan iedereen deze vorm van
creativiteit aanbevelen. Hou het
eerst maar op een laag pitje en zie of
er later nog wat meer komt. Niets is
erger dan die mensen die
uitgeschreven zijn en dan toch nog
doorgaan".
Wie klaagt over het toenemende
geweld, de misdaad en het so
ciale onrecht in deze tijd, moet zich
realiseren dat we 'gezegend' zijn ver
geleken met vroeger tijden. Toegege
ven, ons laagje beschaving is dun,
maar toch: er is een zekere mate van
recht en veiligheid. In verhalen over
het leven van de mens door de eeu
wen heen duiken steeds dezelfde
trefwoorden op: bijgeloof, onzeker
heid, wantrouwen, wreedheid, wil
lekeur en vooral angst.
Dat mensen zich snel door hun emo
ties lieten meeslepen en nauwelijks
op feiten afgingen, komt duidelijk
naar voren in een aantal, onlangs ver
schenen historische romans voor jon
geren vanaf 12 jaar. Verhalen overi
gens waaraan ook volwassenen ple
zier zullen beleven.
Allereerst een boek uit eigen land:
'Ontsnapt aan de galg' van Ton van
Reen, het eerste deel uit een trilogie
over de Bende van de Bokkerijders.
Dat laatste was de bijnaam voor de
roversbendes die in de achttiende
eeuw het land onveilig maakten. Men
dacht dat de rovers een overeen
komst met de duivel hadden gesloten
en op bokken door de lucht van over
val naar overval vlogen.
Rond deze bokkerijders weeft Van
Reen zijn verhaal. Hoofdpersoon is de
boerenzoon Mathijs, wiens vader te
vens kapitein van de schutters is, een
soort politie. Mathijs komt in contact
met een rondtrekkend zigeunergezin
dat voor een roversbende wordt aan
gezien en zonder vorm van proces
wordt veroordeeld. Het gemak waar
mee wordt afgerekend met de zigeu
ners zet Mathijs aan het denken.
Wat duidelijk wordt uit dit verhaal is
de volstrekte willekeur waarmee
mensen werden beschuldigd en ver
volgens zonder enig proces ten prooi
vielen aan martelingen, gevangenis
straf of de dood. Bijgeloof en wreed
heid vierden hoogtij en maakten het
leven in die tijd voornamelijk een
zaak van hoe zo lang mogelijk te over
leven door zo min mogelijk op te val
len. Wie rondzwierf, geen werk had of
anderszins afweek van wat men als
'normaal' beschouwde, wekte achter
docht: een vruchtbare bodem voor al
lerlei beschuldigingen.
Deze droef en boos stemmende wille
keur weet Van Reen glashelder over
te dragen op zijn lezers. Een groot ver
teller is hij echter niet, zijn personen
zijn soms wat bloedeloos en het ver
haal bevat ook de nodige onwaar
schijnlijkheden. Maar in zijn genre is
het een historische vertelling die ze
ker de moeite waard is, omdat het
zo'n aardig tijdsbeeld geeft. Ik ben
benieuwd naar de volgende delen.
Compliment voor de mooie, sfeerte-
kenende omslag van Rolf de Bruin.
Even beklemmend van gegeven is
'Mijn moeder is geen heks' van de
Scandinavische auteur Olov Svede-
lid. Svedelid laat zien dat het veroor
delen en verbranden van 'heksen'
zich niet beperkte tot de middeleeu
wen maar tot in de zeventiende eeuw
voorkwam.
Ook hier weer onwetendheid, dom
heid, bijgeloof en angst die mensen
ertoe brengen vrouwen van de meest
belachelijke en onwaarschijnlijke za
ken te beschuldigen. Ook hier weer
het feit dat de aanleiding vaak ligt in
'het zich anders dan anderen gedra
gen'. In dit verhaal moet de jonge An
ders machteloos toezien hoe zijn
moeder Karna van hekserij wordt be
schuldigd door een buurvrouw met
een gfltige tong. De waanzin van een
heksenproces wordt meer dan duide
lijk: bekentenissen worden afge
dwongen door middel van martelin
gen. Een bekentenis van nul en gener
lei waarde, waaraan toch waarde
werd gehecht. Een vreselijke gedach
te dat dit alles mogelijk was.
Op de historische waarde van Svede-
lids verhaal valt niets af te dingen,
maar bij zijn wijze van vertellen
plaats ik de nodige kanttekeningen.
Svedelid wil veel te veel beschrijven,
waarbij hij niets aan de fantasie van
de lezer overlaat. De overdaad aan
beschrijving en het spaarzaam toe
passen van dialogen die het verhaal
levendig hadden kunnen maken,
doen afbreuk aan de leesbaarheid
van dit boek. De prachtige omslag
van het boek vol dreiging, getekend
door Lidia Postma, was zo veelbelo
vend.
'De kinderen van de ketellapper' van
Barbara Willard ten slotte speelt
zich af in het zeventiende-eeuwse
Zuid-Engeland. Een ketellapper en
zijn gezin zwerven met hun kar als
huis door het land. Eten en drinken
vinden zij in de natuur of bedelen ze
bij boerderijen. Het gezin komt in de
problemen wanneer hun bezittingen
worden gestolen. Ronddolend wor
den ze opgepakt op beschuldiging
van landloperij. De autoriteiten heb
ben geen enkele clementie en halen
het gezin uit elkaar. Vanaf dat mo
ment volgt de schrijfster de lotgeval
len van de oudste zoon Will, die te
recht komt bij een dominee en vast
besloten is het gezin weer te hereni
gen.
Willard is erin geslaagd een menge
ling te maken van romantiek en kei
harde werkelijkheid in een verhaal
vol avontuur en ontroering. Vrij en
blij door de bossen zwerven, slapen
onder een met sterren bezaaide he
mel lijkt heel romantisch, maar hon
ger, kou, gevaar en wantrouwen is de
werkelijkheid waarmee deze rond
trekkende familie te maken heeft.
Willard weet dit geheel vaardig ge
stalte te geven. Jammer dat de verta
ling hier en daar steekjes laat vallen.
Ook hier weer een mooie omslag die
uitnodigt tot lezen.
Ontsnapt aan de galg. Ton van Reen, uitg.
Wildeboer, 19,90.
'Mijn moeder is geen heks, Olov Svedelid,
wig. Van Goor, 22,50.
De kinderen van de ketellapper, Barbara
Willard, uitg. Querido. f 21,50.
Rien Poortvliet
Het is jammer dat ik niet twin-
7 tig jaar eerder aan het boek
Den begonnen, want ik had mijn va
der er een groot plezier mee kunnen
doen. Maar ik denk dat ik het toen
ook niet had kunnen maken. Ik ge
loof stellig dat je voor zo'n boek min
stens vader moet zijn. Ja, zelfs opa.
Als je jong bent, dan denk je dat je
ouder er zijn om je groot te brengen
en je grootouders zijn heel ver weg.
En alles wat daarvoor zit, is geschie
denis. Pas als je wat ouder wordt,
doe je een stapje terug".
Tekenaar Rien Poortvliet is inmid
dels opa. Een mooie tijd dus om een,
boek uit te brengen waarin het voor
geslacht Poortvliet alle aandacht
krijgt. Zijn nieuwe schepping getiteld
'Langs het tuinpad van mijn vaderen'
wordt woensdag officieel gepresen
teerd in Dirksland. Eerst is er een sa
menkomst in een van de plaatselijke
kerken, terwijl aansluitend prins
Bernhard het eerste exemplaar van
het boek. dat bij uitgeverij Kok in
Kampen is verschenen, in ontvangst
zal nemen. De Poortvliets hebben en
kele eeuwen gewoond in Dirksland.
In het boek, dat besluit met een regis
ter van familienamen, gaat de 54-jari-
ge tekenaar uit Soest terug tot 1610.
In die tijd duikt het geslacht Poort
vliet op in Colijnsplaat. De tekenaar
zelfheeft het over Cornelis Adriaensz
die destijds vermoedelijk met ene
Cornelia in het huwelijk treedt. „Ik
had graag nog verder willen zoeken in
de tijd van voor 1610, maar door het
Duitse bombardement in 1940 op
Middelburg is ook het archief van de
stad verdwenen", zegt Rien Poort
vliet.
Hij heeft dus andere archieven ge
raadpleegd om achter al die namen
te komen. „En wat zie je dan; tot
mijn verbazing ontdek ik dat als
mijn overgrootvader geboren wordt,
Napoleon nog maar twee jaar dood
is. Eerst denk je: Napoleon moet toch
al veel langer dood zijn. Maar nee,
het is een feit. In het boek heb ik het
in totaal over negen opa's. Ik weet
ook met wie ze allemaal getrouwd
waren. Hoeveel kinderen ze hebben
gekregen en wanneer ze belijdenis
hebben gedaan. Maar verwend als ik
ben, heb ik van al die opa's ook pa
pieren gekregen. Van iedere opa, zo
noem ik ze maar, is kennelijk iets te
zeggen geweest in de gemeentelijke
en kerkelijke archieven".
Daaruit blijkt, zo meldt Poortvliet
ook in zijn boek. dat een van die opa's
zo rond 1710 wat moeilijkheden heeft
gehad met justitie. Wat dan? „Hij
heeft iets gehad met een buurvrouw.
Het aardige daarvan vind ik dat dit
allemaal in plaatselijke archieven be
waard is gebleven. Ik heb daarin gele
zen dat zeven getuigen voor de recht
bank allemaal een goed woordje heb
ben gedaan voor deze opa".
Aan de hand van al deze verhalen
kon Poortvliet zich een duidelijk
beeld vormen van het leven uit die
vervlogen tijd. „Hoe aten ze, wat wa
ren hun eetgewoonten en wat lazen
ze. Mijn familie behoorde niet tot de
gouverneurs. Nee mijn hele boeren
familie bestond uit landarbeiders en
dagloners". En zo kwam Rien Poort
vliet tot al die tekeningen waarmee
het leven van ruim drie eeuwen en al
zijn facetten heel indringend heeft
vastgelegd van de wieg tot het graf.
Bij de titel van het boek heeft hij in
derdaad gedacht aan het liedje van
Wim Sonneveld: „Toen ik in de oorlog
bij mijn oom Dirk logeerde, had de
boerderij van die kleine ramen. Die
zijn e"r niet meer. Er is een grote ruit
van gemaakt. Dan zou ik haast willen
neuriën: ik was een kind en wist niet
beter dan dat dit nooit voorbij zou
gaan. Het boek heeft ook in eerste in
stantie iets te zeggen: heb wat meer
eerbied voor je voorouders en leef er
mee".