Westerschelde uniek wetland Controleurs stonden op iedere kadehoek Wonen in Veere is goed voor de wetenschap Zeven weken meer kampeereenheden PZC/ provincie VISSERS EN DE INSPECTIE DIRECTEUR CULTURELE RAAD: 13 MIDDELBURG Het provinciebestuur behoort het besluit om niet naar een regionale omroep Zeeland te streven in her overweging te nemen. Dat is één van de conclusies in een noti tie die inmiddels is overgenomen door de sectie algemene za ken van de Zeeuwse Culturele Raad (ZCR). Gierzwaluwdakpan op woning Oost-Souburg DUIDELIJK EIGEN KARAKTER Bedreigd Controleurs Engelsen Koppelverkoop ONDERSCHEIDEN CARDIOLOOG: Walvis-muis VOORSTEL B EN W VAN OOSTBURG Overeenkomst A%/> c?o 'Skj/v ZATERDAG 18 APRIL 1987 (Plan omroep verdient een nieuwe kans ,Een omroep Zeeland biedt nieuwe mogelijkheden om eigen inwoners en toeristen over alles wat er in Zeeland te doen is te informeren", meldt de no titie die nader ingaat op de uitkom sten van de recent gehouden Zeeuwse Culturele Dag. Daarbij werd de relatie tussen toerisme en cultuur ter discus sie gesteld. Het stuk is opgesteld door ZCR-direc- teurH. W. A. Koch. Hij schrijft: „Elders in Nederland zijn de ontwikkelingen met de kabel, lokale radio en regionale omroep bijna stormachtig. Het is hier niet stil, maar van een snel resultaat kan moeilijk worden gesproken. In de raadssectie is erop gewezen dat de ini tiatiefgroep en de adviesraad voor een omroep Zeeland nog steeds intact zijn. „Zodra zich ontwikkelingen voordoen kunnen betrokkenen bijeen worden geroepen", heeft Koch de sectie verze kerd. In zijn notitie wijst de ZCR-directeur erop dat een omroep Zeeland van be lang is om het imago van de provincie als vestigings- en recreatiegebied te verbeteren. Enkele jaren geleden wees een statenmeerderheid de realisering van een omroep Zeeland van de hand. Hoofdbezwaar was dat de Zeeuwse ra dio-bezitters er een tientje per jaar voor op tafel moeten leggen. Maar ook de vrees dat een links-kritisch medium zou ontstaan speelde een rol. In Dren te, nu ook nog een 'blinde vlek', gaat volgend jaar een regionale omroep van start. De staten van Drente gingen de ze week unaniem akkoord met de op slag van een tientje op de omroepbij drage. Koch signaleert in zijn notitie nog twee andere achterstandssituaties die kunnen worden weggewerkt wan neer 'een ander, actief beleid' wordt gevoerd: - De uitgaven van de Zeeuwse gemeen ten voor cultuur behoorden enkele ja ren geleden tot de laagste in het land en zijn sinds die tijd - naar gevreesd moet worden - nog verder verminderd. - De 24 Zeeuwse musea trekken gemid deld slechts 8.000 bezoekers per jaar. Landelijk is het gemiddelde 30.000 per jaar. „Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat ze vaak in het weekein de gesloten zijn en weinig afwijken - zelfs onderdoen - voor de musea elders in het land". De inspanningen, aldus de notitie, om de achterstanden in te lopen zullen vooral van de gemeenten moeten ko men, al zal een stimulerend provin ciaal beleid niet kunnen worden ge mist. Verdere bezuinigingen op deze gebieden zijn - ook uit economisch oogpunt - uit den boze; de huidige bud getten zijn al onvoldoende". Koch waarschuwt dat een misver stand dreigt te ontstaan tussen de cul turele en de recreatiesector. „Dege nen die in laatstgenoemde sector werkzaam zijn menen soms dat cultu rele activiteiten interessanter wor den naarmate deze op een groter pu bliek worden afgestemd. Dat is niet juist en ook gevaarlijk". Zeeland moet er volgens hem voor waken dat het culturele programma verder wordt vervlakt. Want dat, zo ver wacht hij, zal er op den duur toe lei den dat steeds meer toeristen hun heil elders gaan zoeken. Koch benadrukt dat zich een kente ring lijkt voor te doen in de beeldvor ming over stad en platteland. „Tot voor kort had het platteland een posi tief imago in vergelijking met dat van de grote stad. De trend lijkt nu de an dere kant op te gaan: de moderne gro te stad is weer 'in'. Op tal van terreinen lijkt het rijksbeleid zich meer op de grote steden te concentreren. En de grote steden maken zich sterk voor grootschalige, prestigieuze voorzie ningen". Reden voor Zeeland, aldus Koch, om eveneens - mede op cultu reel gebied - een vuist te maken. HenkKoch VLISSINGEN De heer H.A. van Maldegem, voorzitter van de Woning stichting Walcheren, brengt dinsdag 09.00 uur een gierzwaluwdakpan aan bij een woning op het adres Turnhout straat 15 in Oost-Souburg. De dakpan legging vindt plaats ter gelegenheid van het beschikbaar stellen van gier zwaluwdakpannen door het bewoners comité van de Turnhoutstraat en om geving, de Walcherse Bouw Unie, Ar- chitektenbureau Jobse b.v., de Wo ningstichting Walcheren en de Vogel werkgroep. GOES - De Westerschelde is een inter nationaal belangrijk 'wetland': een waterrijk gebied met belangrijke bio logische waarden. Uit een vergelij king van het gebied met de Ooster- schelde - waarvan de natuurwaarden inmiddels boven elke discussie verhe ven zijn - blijkt dat de Westerschelde in voor- en najaar voor steltlopers net zo belangrijk is als de Oosterschelde. Overigens heeft de Westerschelde vo- gelkundig gezien een duidelijk eigen karakter, met specifieke en voor Ne derland soms unieke vogelfuncties. Dit stelt E. Marteijn, voorzitter van de West-Zeeuws-Vlaamse natuurbe schermingsvereniging 't Duumpje. Tellingen hebben aangetoond dat in voor- en najaar 40.000 tot 60.000 stelt lopers in het gebied aanwezig zijn. Tij dens de winter kunnen er tot 150.000 vogels op en langs de Westerschelde geteld worden. In september arriveren de eerste wintergasten. De belangrijk ste soorten in aantallen worden aange troffen onder plantetende eenden en steltlopers. De laatste jaren zijn in ja- nuari-februari ruim 2.000 futen geteld aan de zuidzijde van de Hooge Platen (ter hoogte van het gehucht Nummer Een). Op de schorren zijn 's winters zangvogels als de oeverpieper (1.500 - 2.000), frater (750-1.500) te vinden en in kleinere aantallen sneeuw-, riet- en ijs- gors. De Westerschelde heeft voor ganzen niet zoveel betekenis als fourageerge- bied, met uitzondering van Saeftinge waar de laatste jaren 6.000 tot 9.000 ganzen eten. Als overnachtingsgebied is het belang groot: het merendeel van de 40.000 - 60.000 kol-, riet- en grauwe ganzen die in Zeeuwsch-Vlaanderen overwinteren slaapt op de Hooge Pla ten en in Saeftinge. Sinds het voorjaar van 198 is bekend dat ook regenwul pen op de Westerschelde-schorren (Saeftinge en Paulinaschor) overnach ten. De ongeveer 1.500 - 2.000 wulpen fourageren overag diep in Belgisch Vlaanderen. Ook blauwe kiekendie ven en meeuwen overnachten op de schorren. Nationaal en internationaal belangrij ke broedkolonies zijn er van visdief en dwergstern. Op diverse plaatsen be vinden zich kolonies van zilvermeeuw en kokmeeuw. Behalve watervogels broeden op de schorren ook enkele zangvogel; soorten als rietgors, gras pieper en veldleeuwerik domineren. In Saeftinge broeden ook waaierstaar- trietzangers, een soort die pas in de ja ren zeventig in Nederland verscheen en blijkbaar alleen in Zeeuwsch- Vlaanderen vaste grond onder de voe ten heeft gekregen. Op en langs de dij ken broeden enkele paren grauwe gor zen; opvallend is dat die soort aan Zuidbevelandse kant ontbreekt. Marteijn signaleert dat de bijzondere waarden op verschillende fronten be dreigd worden. De Westerschelde is sterk vervuild met giftige stoffen. Wat precies de gevolgen van deze stof fen zijn voor vogels is niet bekend. Bij andere organismen zijn wel sterk na delige effecten waargenomen. Vogels lopen grote risico's door scheepvaart ongelukken waarbij schadelijke stof fen vrijkomen. Door uitdieping van de rivier wordt de oppervlakte schor ren en slikken ongunstig beïnvloed en daarmee de gelegenheid tot voedsel- zoeken, broeden, slapen en vluchten voor hoog water. Verder is er de verstoring door men sen: pierenspitters, kokkelrapers, fui kenvissers, zeekraal- en lamsorensnij- ders. Eric Marteijn wijst er verder op dat op de Westerschelde nog altijd ge jaagd wordt. Hij is daar zeer tegen ge kant: „Het hoeft geen betoog dat jacht op watervogels op open water zoals de Westerschelde, niets met beheersjacht te maken heeft en zelfs averechts kan werken". Marteijn, die medewerker is bij de dienst getijdewateren van rijks waterstaat, heeft zijn bevindingen neergelegd in het blad Wantij van de Zeeuwse Milieu Federatie. De vismijn in Vlissingen. VLISSINGEN „De Algemene In spectie Dienst weet alles al. Daar om is het schandalig dat ze mensen als wethouder Adan en ambtenaren zoals de vismijn-directeur en de fi nanciële man praktijken aandoen, zoals huizoekingen en verhoren. De AID weet precies wat er omgaat in de vismijnen: ze zijn er altijd bij ge weest. En wat het ergste is, ze wek ten de indruk dat ze alles door de vingers zagen, dat ze het toelieten". De Arnemuidense visser Joop Sie- reveld vindt het geen stijl, dat is duidelijk. Hij ziet de overheid dui delijk als de hoofdschuldige in het visfraude verhaal. Siereveld ontkent niet dat ook vis sers regelmatig meer dan de toege stane hoeveelheid vis aanvoeren. Maar wat hem betreft gebeurt dat niet stiekem: „De kisten staan open en bloot in de vismijn en wat er van komt zien we wel. Als dat op boetes uitdraait dan zullen we die moeten betalen". Dat zijn overigens boetes die altijd nog lager zijn dan de op brengsten van de vis, al wil minister Braks daar een eind aan maken. De eerste fout die de overheid maak te was het toestaan van een onge breidelde uitbreiding van de Neder landse vissersvloot. Die uitbreiding werd zelfs toegejuichd met WIR-pre- mies. En op het moment dat veel vis sers voorzien waren van een modern schip, waarbij motorvermogens van meer dan 3000 pk geen uitzondering waren, trok de overheid aan de rem. Toen moest het ineens allemaal minder en werd toegewerkt naar een maximaal motorvermogen van 2000 pk. P. Padmos uit Bruinisse weet daar alles van. Samen met zijn broer voert hij de directie over de Machi nefabriek Padmos in Bruinisse en Stellendam. Bij deze fabriek liep het merendeel van de Zeeuwse visser- vloot van stapel en Piet Padmos kan dan ook tot de ingewijden van het Zeeuwse visserswereldje gerekend worden. „Dat moest een keer mis gaan. Die schepen werden maar gro ter en groter. Als dat nog langer was doorgegaan dan waren vanzelf een paar vissers er aan onderdoor ge gaan. Dat kon niet anders. En ik vraag me af wie er dan het eerst aan zouden gaan, de vissers met kleine schepen, of die met grote". Ook zijn werf leverde verschillende zeer grote viskotters af. „Ja, je kon niet als eenling achterblijven en zeg gen daar doe ik niet aan mee. Ook al realiseerde je je, dat het wel eens fout zou kunnen gaan. Maar ja, ik moet rekening houden met 70 man personeel". Het was niet alleen de schaalvergro ting van de vloot, waarmee de over heid volgens Siereveld een fout heeft gemaakt. Hij noemt ook het veel te geringe quotum dat Nederland in Brussel heeft weten te bemachtigen. Dat was lang niet genoeg om de Ne derlandse vissers voldoende vis te kunnen laten vangen. Siereveld: „Maar ik snap het wel. Het is ons al lang duidelijk geworden dat op het ministerie van landbouw en visserij, de tak visserij er maar een beetje aanhangt. Dat heeft zelfs het kamer lid Eversdijk onlangs nog in Arne- muiden gezegd. De financiële belan gen in de landbouw zijn veel groter, dus daar zetten de ministers en staatssecretarissen zich harder voor in. Braks heeft zelf geroepen: ik wil me in Brussel niet belachelijk ma ken als ik om een groter quotum kom vragen. Die wil zeker zijn kruit droog houden voor het bepleiten van landbouwbelangen". Een andere fout die de Arnemuiden se visser de overheid aanwrijft is de houding van de AID. Overal ston den de controleurs, op iedere kade- hoek en achter elke stapel kisten in de vismijn, vertelt hij. „Ze wisten maar al te goed wat er aan de hand was. Ze wisten ook dat vissers meer aanvoerden dan ze eigenlijk moch ten. Dat deden alle vissers, tenmin ste hier in Vlissingen. Maar vergis je niet. We betaalden wel belasting over die vis en alle heffingen wer den netjes verrekend. Het enige ver schil met andere partijen was dat ze in de boekhouding niet opdook als bijvoorbeeld tong, maar als zeevis. Dat wil zeggen dat de omschrijving van die partijen mogelijk niet spe cifiek genoeg is geweest. Maar ook dat zag de AID. Daar stonden ze zelf bij. En als ze dan niets zeggen, dan wek je op zijn minst de indruk dat je het toelaat. Het probleem is dat ze op het ministerie zelf ook niet goed wisten wat ze er mee aan moesten". Siereveld vertelt dat de praktijken van de wat ruimere omschrijving voor sommige partijen vis al weer twee jaar lang niet meer voorkomen bij de Vlissingse vismijn. Maar de vissers zitten nog wel met het pro bleem dat ze hoeveelheden en soor ten vis in hun netten aantreffen die ze eigenlijk niet aan mogen voeren. Siereveld: „Wat moeten we daar mee doen. je weet dat kabeljauw, zo dra die uit het water is, dood gaat. Teruggooien kan niet meer met die vis. Aanvoeren mag eigenlijk ook niet. Dat is toch te zot, dan zou je do de vis weer in het water moeten gooi en. Nou dat is wel het laatste wat een visserman doet. En als je dan be denkt dat we die vis wel netjes opge geven en hebben en alle heffingen netjes hebben betaald dan kun je dat toch geen fraude noemen". Dat de visserij zich zorgen maakt bleek deze week ook nog eens uit het jaarverslag van de vereniging van Zeeuwse visserij belangen (Zevibel). „Er komen meer en meer onprakti sche en onwerkbare regelingen en beschikkingen, onder meer op het gebied van de maaswijdte, waardoor niemand meer wijs kan uit het woud van bepalingen. Ook hierdoor komt er steeds meer tweespalt tussen groeperingen vissers, terwijl de pro blematiek gezamenlijk aangepakt moet worden. Als organisatie kom je steeds meer tussen de verschillende 'vuren' te zitten. Zo langzamerhand is het laatste zonnestraaltje aan de hemel verdwenen. De dramatiek zit hierin, dat wat Nederland noodge dwongen moet afbreken, andere lan den enthousiast aan het opbouwen zijn, zodat er in zijn totaal niets op Europees gebied verandert, dan al leen dat de Nederlandse visserij en handel het loodje zullen leggen". Siereveld, wiens vader overigens bestuurslid van Zevibel is, is het daarmee eens. Hij wijst er op dat Engeland een steeds sterkere posi tie inneemt. Die is, met tweede hands schepen uit Nederland, een grote en goede vissersvloot aan het opbouwen. Nu komen al Engelse vissers in Vlissingen hun vangsten aan land brengen. Dat zal, zo vreest hij, in de toekomst alleen nog maar toenemen. „En wat is het gevolg, straks claimt Engeland in Brussel en groter quo tum voor dat land omdat ze een groeiende vloot hebben en dat krij gen ze dan nog ook. J e zal het zien en dat gaat ten koste van de Neder landse visserij. Want Nederland krij gt er niets meer bijdat is wel dui- delijk geworden. De andere Europe se landen zijn namelijk jaloers op de Nederlandse vloot, omdat die zo sterk en zo modem is. Dus de minis ters uit die landen doen alles om Ne derland zo weinig mogelijk ter wille te zijn. Ook al vissen ze zelf hun ei gen quotum niet eens vol". De Nederlandse visserij is meer en meer een zaak van papieren, ambte naren, vergunningen en licenties. Scheepsbouwer Padmos weet daar over mee te praten: „Ja, een schip verkopen is eigenlijk maar bijzaak. Je moet er ook nog eens een keer voor zorgen datje er de juiste papie ren bijlevert. En dat is juist het fru strerende. Ik besteed tegenwoordig meer tijd aan het organiseren van die papierwinkel, dan aan mijn ei genlijke werk: schepen bouwen", vertelt hij. Op 28 december 1984 begonnen die problemen. Alle vissers die op dat moment een of meer schepen had den kregen het vermogen dat in hun schip stond als licentie. Dat vermo gen mochten ze niet overschrijden. Aanvankelijk was dat allemaal heel overzichtelijk. Totdat vissers hun schip aan het buitenland verkoch ten, of hun bedrijf beëindigden. Daardoor kwamen licenties vrij en aangezien er altijd jonge vissers klaar stonden om de fakkel over te nemen, werden licenties een gewild artikel. Ze werden te koop aangeboden in vakbladen en ook de scheepsbou wers kregen er mee te maken. Steeds vaker kregen die te horen: 'Ik wil wel een schip van je kopen, maar ik heb geen licentie, dus ik kan niets met die kotter beginnen'. Een praatje dat de scheepsbouwers snel beu waren. Hun reactie lag voor de hand. ze zorgden dat ze wat licenties in een bureaulade klaar hadden liggen. Zo kwam de koppel verkoop tussen de aankoop van een nieuw schip en een licentie tot stand. Padmos: „Je begint inderdaad een soort makelaardijtje in licenties en later zijn daar ook quantums voor bepaalde vissoorten bijgekomen. Je zou er zelfs geld mee kunnen verdie nen, maar dat hebben wij er nooit mee bedoeld. Het ging er ons steeds om de visser die een kotter wil kopen een stuk service te bieden. Het is ons vooral om de kotter te doen. Dat be tekent wel dat we in de loop van de jaren steeds meer te weten moesten komen over het functioneren van de ambtelijke molens. Ja, je moet goed de weg weten op het ministerie". Hoe ziet visser Siereveld de toe komst? „De Visserij is een goed be drijf met veel directe en indirecte werkgelegenheid. Van faillissemen ten onder vissers hoor je maar zel den. We moeten er een hele week hard voor werken en zijn ondertus sen ook bij de vrouw en kinderen weg. Maar dat bedrijf wordt momen teel door de politiek kapot gemaakt. Ik weet niet hoe het verder moet. Braks zou onze belangen goed kun nen verdedigen, maar hij doet het niet. Je zal zien, straks worden door Engeland ondergesneeuwd". VEERE Hartspecialist is volgens prof dr F. L. Meijler een prachtig vak. Dit jaar is hij 25 jaar als cardioloog werkzaam. Een kwart eeuw waarin enorm veel veranderd is. „Vroeger be stond er geen hartbewaking. Dan kon het voorkomen dat je patiënt plotse ling dood in bed lag". Ontspannen op een bankje in de tuin van zijn huis in Veere vertelt de hoogleraar, dat die tijd voorbij is. „De mensen zijn niet meer voor de rest van hun leven een hartpatiënt. Invaliditeit en sterfge vallen komen tegenwoordig minder vaak voor." De bijna 62-jarige hartspecialist is sinds vorig jaar Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Volgende week krijgt hij de Morawitz-prijs uitge reikt in Mannheim. De Westduitse Vereniging voor Cardiologie heeft hem voor zijn werk op het gebied van hart ziekte onderscheiden. De prijs ver noemd naar een internist uit het begin van deze eeuw bestaat uit een oor konde en een geldbedrag. Meijler: „Wonen in Veere is goed voor de we tenschap. Juist vanwege het contrast tussen het jachtige, haastige leven in ziekenhuizen en universiteiten. Het werkt stimulerend voor de ruimte in je hoofd. Vooral gras maaien is bevrij dend". Meijler heeft gestudeerd en is opgeleid in Amsterdam aan het Wilhelmina Gasthuis. Na enige omzwervingen in Leiden en Amsterdam, werd hij in 1968 hoofd cardiologie van het academisch ziekenhuis in Utrecht. Vanaf januari 1985 is hij full-time werkzaam als di recteur van het Interuniversitair Car diologisch Instituut Nederland. Een samenwerkingsverband tussen acht Nederlandse universiteiten, dat in 1973 is ontstaan uit een initiatief van de Gemeentelijke Universiteit en de Vrije Universiteit in Amsterdam. Sinds '85 geeft Meijler geen coUeges meer. De cardioloog vindt het werk van het instituut onmisbaar voor de weten schap. Eén van de belangrijkste taken noemt hij de coördinatie van weten schappelijk onderzoek, dat niet op één plaats kan gebeuren. „Hierdoor kan een veel grotere groep worden bereikt om een geneesmiddel of een behande ling te testen. Er zijn veel meer patiën ten beschikbaar". Verder financiert het instituut onderzoek dat te duur is voor één universiteit. Ook wordt er op gelet dat geen dubbel werk wordt ge daan. „Dus het is kostenbesparend. Dat geld komt dan weer vrij voor an der onderzoek". Officieel heeft Meijler geen praktijk meer, hoewel hij af en toe nog patiën ten ziet. Behalve met het instituut houdt hij zich op het moment bezig met wetenschappelijk onderzoek naar bepaalde aspecten van de hart- functie bij verschillende diersoorten. Daarvoor bekijkt hij het hart van een veldmuis en dat van een walvis. „Op grond van de grootte zou je verschil len verwachten. Het hart van een muis weegt 100 gram, dat van een 150 ton tellende walvis is zo groot als een paard. Toch liggen de hartfuncties heel dicht bij elkaar". Het onderzoek moet uiteindelijk leiden tot een bete re kennis van stoornissen van het menselijk hart. De hartspecialist vindt het jammer dat de geneeskunde de laatste tijd in een minder goed daglicht is komen te staan. Hij wijt dit voornamelijk aan de anti-wetenschappelijke tendens in Ne derland. Meijler vindt het vooral onte recht omdat alle welvaart juist aan die wetenschap is te danken. Wel erkent hij dat het minder goede beeld van de arts ook aan hemzelf te danken is. „Maar bedenk, artsen zijn net mensen. Weliswaar gebonden aan een gedrags code maar ook met hun persoonlijke zorgen en hun verdriet. De mensen moeten oppassen dat ze zich niet te gen de artsen keren omdat ze zélf hoge verwachtingen hebben". De Westduitse erkenning heeft voor Meijler een extra dimensie. In de oor log heeft de van joodse afkomst zijnde arts zijn hele familie verloren. „Twin tig jaar geleden zou ik de prijs nooit hebben aanvaard. Nu zie ik het als een gebaar van waardering voor mijn on derzoek maar ook als een verzoening". Hij noemt het internationale een be langrijk aspect van de wetenschap. „Het is grensoverschrijdend. Je maakt overal vrienden, waardoor de wereld zo veel kleiner wordt". Hartspecialist prof. dr. F. L. Meijler: ring voor mijn onderzoek". ,Ik zei de prijs als een gebaar van waarde- OOSTBURG - Als b en w van Oost burg hun zin krijgen, mogen in deze gemeente in het vervolg gedurende zeven weken tien in plaats van vijf kampeereenheden op een boerenerf staan. Volgens een voorstel van het college zijn van donderdag vóór tot donderdag na pinksteren en zes we ken in het hoogseizoen tien eenheden toegestaan. Het college wil niet zo ver gaan als sommige gemeenten op Wal cheren en Schouwen, die voor het hele zomerseizoen vrijstelling voor tien eenheden geven. De recreatiecommis sie van de gemeente Oostburg be spreekt het collegevoorstel 27 april. De vergadering van de commissie be gint om 13.30 uur. B en w van Oostburg baseren hun voorstel op bepalingen in de huidige kampeerwet. Deze wordt wellicht ver vangen door een nieuwe wet, namelijk de wet op de openluchtrecreatie. De mogelijkheden voor het kamperen bij de boer worden in deze wet verruimd, zo blijkt uit de concept-tekst. Het col lege wil daar echter niet op vooruit lo pen. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om het volledige zomer seizoen (van 15 maart tot 31 oktober) tien eenheden toe te staan. B en w zien echter de noodzaak van een wijziging van het bestemmingsplan niet in. Het collegevoorstel betekent voor 1987 dat er van 28 mei tot 4 juni en van 3 juli tot 18 augustus tien kampeereenheden op het boerenerf mogen staan. Met boeren en andere bewoners in het buitengebied die een kleine camping willen beginnen wil het college een overeenkomst sluiten. Daarmee moet voorkomen worden dat de camping wordt uitgebreid. Hoewel de gemeente dit ook via het bestemmingsplan kan tegenhouden, wil het college een extra zekerheid inbouwen. In de overeen komst wil het college vastleggen dat- rendementsoverwegingen nooit een argument kunnen zijn voor uitbrei ding. Ook wil het een zogenaamd ket- tingbeding opnemen, zodat de over eenkomst ook geldt voor eventuele op volgers. De recreatiecommissie behandelt ver der het rapport van de Grontmij over een elk-weer-voorziening in West Zeeuwsch-Vlaanderen en uitbreiding van het naaktstrand bij Groede. (Advertentie)

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 13