Westerschelde
uniek wetland
Controleurs stonden
op iedere kadehoek
Wonen in Veere
is goed voor
de wetenschap
Zeven weken meer
kampeereenheden
PZC/ provincie
VISSERS EN DE INSPECTIE
DIRECTEUR CULTURELE RAAD:
13
MIDDELBURG Het provinciebestuur behoort het besluit
om niet naar een regionale omroep Zeeland te streven in her
overweging te nemen. Dat is één van de conclusies in een noti
tie die inmiddels is overgenomen door de sectie algemene za
ken van de Zeeuwse Culturele Raad (ZCR).
Gierzwaluwdakpan op
woning Oost-Souburg
DUIDELIJK EIGEN KARAKTER
Bedreigd
Controleurs
Engelsen
Koppelverkoop
ONDERSCHEIDEN CARDIOLOOG:
Walvis-muis
VOORSTEL B EN W VAN OOSTBURG
Overeenkomst
A%/>
c?o 'Skj/v
ZATERDAG 18 APRIL 1987
(Plan omroep
verdient een
nieuwe kans
,Een omroep Zeeland biedt nieuwe
mogelijkheden om eigen inwoners en
toeristen over alles wat er in Zeeland
te doen is te informeren", meldt de no
titie die nader ingaat op de uitkom
sten van de recent gehouden Zeeuwse
Culturele Dag. Daarbij werd de relatie
tussen toerisme en cultuur ter discus
sie gesteld.
Het stuk is opgesteld door ZCR-direc-
teurH. W. A. Koch. Hij schrijft: „Elders
in Nederland zijn de ontwikkelingen
met de kabel, lokale radio en regionale
omroep bijna stormachtig. Het is hier
niet stil, maar van een snel resultaat
kan moeilijk worden gesproken. In de
raadssectie is erop gewezen dat de ini
tiatiefgroep en de adviesraad voor een
omroep Zeeland nog steeds intact zijn.
„Zodra zich ontwikkelingen voordoen
kunnen betrokkenen bijeen worden
geroepen", heeft Koch de sectie verze
kerd.
In zijn notitie wijst de ZCR-directeur
erop dat een omroep Zeeland van be
lang is om het imago van de provincie
als vestigings- en recreatiegebied te
verbeteren. Enkele jaren geleden wees
een statenmeerderheid de realisering
van een omroep Zeeland van de hand.
Hoofdbezwaar was dat de Zeeuwse ra
dio-bezitters er een tientje per jaar
voor op tafel moeten leggen. Maar ook
de vrees dat een links-kritisch medium
zou ontstaan speelde een rol. In Dren
te, nu ook nog een 'blinde vlek', gaat
volgend jaar een regionale omroep van
start. De staten van Drente gingen de
ze week unaniem akkoord met de op
slag van een tientje op de omroepbij
drage.
Koch signaleert in zijn notitie nog
twee andere achterstandssituaties
die kunnen worden weggewerkt wan
neer 'een ander, actief beleid' wordt
gevoerd:
- De uitgaven van de Zeeuwse gemeen
ten voor cultuur behoorden enkele ja
ren geleden tot de laagste in het land
en zijn sinds die tijd - naar gevreesd
moet worden - nog verder verminderd.
- De 24 Zeeuwse musea trekken gemid
deld slechts 8.000 bezoekers per jaar.
Landelijk is het gemiddelde 30.000 per
jaar. „Dat heeft ongetwijfeld te maken
met het feit dat ze vaak in het weekein
de gesloten zijn en weinig afwijken -
zelfs onderdoen - voor de musea elders
in het land".
De inspanningen, aldus de notitie, om
de achterstanden in te lopen zullen
vooral van de gemeenten moeten ko
men, al zal een stimulerend provin
ciaal beleid niet kunnen worden ge
mist. Verdere bezuinigingen op deze
gebieden zijn - ook uit economisch
oogpunt - uit den boze; de huidige bud
getten zijn al onvoldoende".
Koch waarschuwt dat een misver
stand dreigt te ontstaan tussen de cul
turele en de recreatiesector. „Dege
nen die in laatstgenoemde sector
werkzaam zijn menen soms dat cultu
rele activiteiten interessanter wor
den naarmate deze op een groter pu
bliek worden afgestemd. Dat is niet
juist en ook gevaarlijk". Zeeland
moet er volgens hem voor waken dat
het culturele programma verder
wordt vervlakt. Want dat, zo ver
wacht hij, zal er op den duur toe lei
den dat steeds meer toeristen hun heil
elders gaan zoeken.
Koch benadrukt dat zich een kente
ring lijkt voor te doen in de beeldvor
ming over stad en platteland. „Tot
voor kort had het platteland een posi
tief imago in vergelijking met dat van
de grote stad. De trend lijkt nu de an
dere kant op te gaan: de moderne gro
te stad is weer 'in'. Op tal van terreinen
lijkt het rijksbeleid zich meer op de
grote steden te concentreren. En de
grote steden maken zich sterk voor
grootschalige, prestigieuze voorzie
ningen". Reden voor Zeeland, aldus
Koch, om eveneens - mede op cultu
reel gebied - een vuist te maken.
HenkKoch
VLISSINGEN De heer H.A. van
Maldegem, voorzitter van de Woning
stichting Walcheren, brengt dinsdag
09.00 uur een gierzwaluwdakpan aan
bij een woning op het adres Turnhout
straat 15 in Oost-Souburg. De dakpan
legging vindt plaats ter gelegenheid
van het beschikbaar stellen van gier
zwaluwdakpannen door het bewoners
comité van de Turnhoutstraat en om
geving, de Walcherse Bouw Unie, Ar-
chitektenbureau Jobse b.v., de Wo
ningstichting Walcheren en de Vogel
werkgroep.
GOES - De Westerschelde is een inter
nationaal belangrijk 'wetland': een
waterrijk gebied met belangrijke bio
logische waarden. Uit een vergelij
king van het gebied met de Ooster-
schelde - waarvan de natuurwaarden
inmiddels boven elke discussie verhe
ven zijn - blijkt dat de Westerschelde
in voor- en najaar voor steltlopers net
zo belangrijk is als de Oosterschelde.
Overigens heeft de Westerschelde vo-
gelkundig gezien een duidelijk eigen
karakter, met specifieke en voor Ne
derland soms unieke vogelfuncties.
Dit stelt E. Marteijn, voorzitter van
de West-Zeeuws-Vlaamse natuurbe
schermingsvereniging 't Duumpje.
Tellingen hebben aangetoond dat in
voor- en najaar 40.000 tot 60.000 stelt
lopers in het gebied aanwezig zijn. Tij
dens de winter kunnen er tot 150.000
vogels op en langs de Westerschelde
geteld worden. In september arriveren
de eerste wintergasten. De belangrijk
ste soorten in aantallen worden aange
troffen onder plantetende eenden en
steltlopers. De laatste jaren zijn in ja-
nuari-februari ruim 2.000 futen geteld
aan de zuidzijde van de Hooge Platen
(ter hoogte van het gehucht Nummer
Een). Op de schorren zijn 's winters
zangvogels als de oeverpieper (1.500 -
2.000), frater (750-1.500) te vinden en in
kleinere aantallen sneeuw-, riet- en ijs-
gors.
De Westerschelde heeft voor ganzen
niet zoveel betekenis als fourageerge-
bied, met uitzondering van Saeftinge
waar de laatste jaren 6.000 tot 9.000
ganzen eten. Als overnachtingsgebied
is het belang groot: het merendeel van
de 40.000 - 60.000 kol-, riet- en grauwe
ganzen die in Zeeuwsch-Vlaanderen
overwinteren slaapt op de Hooge Pla
ten en in Saeftinge. Sinds het voorjaar
van 198 is bekend dat ook regenwul
pen op de Westerschelde-schorren
(Saeftinge en Paulinaschor) overnach
ten. De ongeveer 1.500 - 2.000 wulpen
fourageren overag diep in Belgisch
Vlaanderen. Ook blauwe kiekendie
ven en meeuwen overnachten op de
schorren.
Nationaal en internationaal belangrij
ke broedkolonies zijn er van visdief en
dwergstern. Op diverse plaatsen be
vinden zich kolonies van zilvermeeuw
en kokmeeuw. Behalve watervogels
broeden op de schorren ook enkele
zangvogel; soorten als rietgors, gras
pieper en veldleeuwerik domineren. In
Saeftinge broeden ook waaierstaar-
trietzangers, een soort die pas in de ja
ren zeventig in Nederland verscheen
en blijkbaar alleen in Zeeuwsch-
Vlaanderen vaste grond onder de voe
ten heeft gekregen. Op en langs de dij
ken broeden enkele paren grauwe gor
zen; opvallend is dat die soort aan
Zuidbevelandse kant ontbreekt.
Marteijn signaleert dat de bijzondere
waarden op verschillende fronten be
dreigd worden. De Westerschelde is
sterk vervuild met giftige stoffen.
Wat precies de gevolgen van deze stof
fen zijn voor vogels is niet bekend. Bij
andere organismen zijn wel sterk na
delige effecten waargenomen. Vogels
lopen grote risico's door scheepvaart
ongelukken waarbij schadelijke stof
fen vrijkomen. Door uitdieping van
de rivier wordt de oppervlakte schor
ren en slikken ongunstig beïnvloed en
daarmee de gelegenheid tot voedsel-
zoeken, broeden, slapen en vluchten
voor hoog water.
Verder is er de verstoring door men
sen: pierenspitters, kokkelrapers, fui
kenvissers, zeekraal- en lamsorensnij-
ders. Eric Marteijn wijst er verder op
dat op de Westerschelde nog altijd ge
jaagd wordt. Hij is daar zeer tegen ge
kant: „Het hoeft geen betoog dat jacht
op watervogels op open water zoals de
Westerschelde, niets met beheersjacht
te maken heeft en zelfs averechts kan
werken". Marteijn, die medewerker is
bij de dienst getijdewateren van rijks
waterstaat, heeft zijn bevindingen
neergelegd in het blad Wantij van de
Zeeuwse Milieu Federatie.
De vismijn in Vlissingen.
VLISSINGEN „De Algemene In
spectie Dienst weet alles al. Daar
om is het schandalig dat ze mensen
als wethouder Adan en ambtenaren
zoals de vismijn-directeur en de fi
nanciële man praktijken aandoen,
zoals huizoekingen en verhoren. De
AID weet precies wat er omgaat in
de vismijnen: ze zijn er altijd bij ge
weest. En wat het ergste is, ze wek
ten de indruk dat ze alles door de
vingers zagen, dat ze het toelieten".
De Arnemuidense visser Joop Sie-
reveld vindt het geen stijl, dat is
duidelijk. Hij ziet de overheid dui
delijk als de hoofdschuldige in het
visfraude verhaal.
Siereveld ontkent niet dat ook vis
sers regelmatig meer dan de toege
stane hoeveelheid vis aanvoeren.
Maar wat hem betreft gebeurt dat
niet stiekem: „De kisten staan open
en bloot in de vismijn en wat er van
komt zien we wel. Als dat op boetes
uitdraait dan zullen we die moeten
betalen". Dat zijn overigens boetes
die altijd nog lager zijn dan de op
brengsten van de vis, al wil minister
Braks daar een eind aan maken.
De eerste fout die de overheid maak
te was het toestaan van een onge
breidelde uitbreiding van de Neder
landse vissersvloot. Die uitbreiding
werd zelfs toegejuichd met WIR-pre-
mies. En op het moment dat veel vis
sers voorzien waren van een modern
schip, waarbij motorvermogens van
meer dan 3000 pk geen uitzondering
waren, trok de overheid aan de rem.
Toen moest het ineens allemaal
minder en werd toegewerkt naar een
maximaal motorvermogen van 2000
pk.
P. Padmos uit Bruinisse weet daar
alles van. Samen met zijn broer
voert hij de directie over de Machi
nefabriek Padmos in Bruinisse en
Stellendam. Bij deze fabriek liep het
merendeel van de Zeeuwse visser-
vloot van stapel en Piet Padmos kan
dan ook tot de ingewijden van het
Zeeuwse visserswereldje gerekend
worden. „Dat moest een keer mis
gaan. Die schepen werden maar gro
ter en groter. Als dat nog langer was
doorgegaan dan waren vanzelf een
paar vissers er aan onderdoor ge
gaan. Dat kon niet anders. En ik
vraag me af wie er dan het eerst aan
zouden gaan, de vissers met kleine
schepen, of die met grote".
Ook zijn werf leverde verschillende
zeer grote viskotters af. „Ja, je kon
niet als eenling achterblijven en zeg
gen daar doe ik niet aan mee. Ook al
realiseerde je je, dat het wel eens
fout zou kunnen gaan. Maar ja, ik
moet rekening houden met 70 man
personeel".
Het was niet alleen de schaalvergro
ting van de vloot, waarmee de over
heid volgens Siereveld een fout heeft
gemaakt. Hij noemt ook het veel te
geringe quotum dat Nederland in
Brussel heeft weten te bemachtigen.
Dat was lang niet genoeg om de Ne
derlandse vissers voldoende vis te
kunnen laten vangen. Siereveld:
„Maar ik snap het wel. Het is ons al
lang duidelijk geworden dat op het
ministerie van landbouw en visserij,
de tak visserij er maar een beetje
aanhangt. Dat heeft zelfs het kamer
lid Eversdijk onlangs nog in Arne-
muiden gezegd. De financiële belan
gen in de landbouw zijn veel groter,
dus daar zetten de ministers en
staatssecretarissen zich harder voor
in. Braks heeft zelf geroepen: ik wil
me in Brussel niet belachelijk ma
ken als ik om een groter quotum
kom vragen. Die wil zeker zijn kruit
droog houden voor het bepleiten
van landbouwbelangen".
Een andere fout die de Arnemuiden
se visser de overheid aanwrijft is de
houding van de AID. Overal ston
den de controleurs, op iedere kade-
hoek en achter elke stapel kisten in
de vismijn, vertelt hij. „Ze wisten
maar al te goed wat er aan de hand
was. Ze wisten ook dat vissers meer
aanvoerden dan ze eigenlijk moch
ten. Dat deden alle vissers, tenmin
ste hier in Vlissingen. Maar vergis
je niet. We betaalden wel belasting
over die vis en alle heffingen wer
den netjes verrekend. Het enige ver
schil met andere partijen was dat ze
in de boekhouding niet opdook als
bijvoorbeeld tong, maar als zeevis.
Dat wil zeggen dat de omschrijving
van die partijen mogelijk niet spe
cifiek genoeg is geweest. Maar ook
dat zag de AID. Daar stonden ze zelf
bij. En als ze dan niets zeggen, dan
wek je op zijn minst de indruk dat je
het toelaat. Het probleem is dat ze
op het ministerie zelf ook niet goed
wisten wat ze er mee aan moesten".
Siereveld vertelt dat de praktijken
van de wat ruimere omschrijving
voor sommige partijen vis al weer
twee jaar lang niet meer voorkomen
bij de Vlissingse vismijn. Maar de
vissers zitten nog wel met het pro
bleem dat ze hoeveelheden en soor
ten vis in hun netten aantreffen die
ze eigenlijk niet aan mogen voeren.
Siereveld: „Wat moeten we daar
mee doen. je weet dat kabeljauw, zo
dra die uit het water is, dood gaat.
Teruggooien kan niet meer met die
vis. Aanvoeren mag eigenlijk ook
niet. Dat is toch te zot, dan zou je do
de vis weer in het water moeten gooi
en. Nou dat is wel het laatste wat een
visserman doet. En als je dan be
denkt dat we die vis wel netjes opge
geven en hebben en alle heffingen
netjes hebben betaald dan kun je
dat toch geen fraude noemen".
Dat de visserij zich zorgen maakt
bleek deze week ook nog eens uit het
jaarverslag van de vereniging van
Zeeuwse visserij belangen (Zevibel).
„Er komen meer en meer onprakti
sche en onwerkbare regelingen en
beschikkingen, onder meer op het
gebied van de maaswijdte, waardoor
niemand meer wijs kan uit het woud
van bepalingen. Ook hierdoor komt
er steeds meer tweespalt tussen
groeperingen vissers, terwijl de pro
blematiek gezamenlijk aangepakt
moet worden. Als organisatie kom je
steeds meer tussen de verschillende
'vuren' te zitten. Zo langzamerhand
is het laatste zonnestraaltje aan de
hemel verdwenen. De dramatiek zit
hierin, dat wat Nederland noodge
dwongen moet afbreken, andere lan
den enthousiast aan het opbouwen
zijn, zodat er in zijn totaal niets op
Europees gebied verandert, dan al
leen dat de Nederlandse visserij en
handel het loodje zullen leggen".
Siereveld, wiens vader overigens
bestuurslid van Zevibel is, is het
daarmee eens. Hij wijst er op dat
Engeland een steeds sterkere posi
tie inneemt. Die is, met tweede
hands schepen uit Nederland, een
grote en goede vissersvloot aan het
opbouwen. Nu komen al Engelse
vissers in Vlissingen hun vangsten
aan land brengen. Dat zal, zo vreest
hij, in de toekomst alleen nog maar
toenemen.
„En wat is het gevolg, straks claimt
Engeland in Brussel en groter quo
tum voor dat land omdat ze een
groeiende vloot hebben en dat krij
gen ze dan nog ook. J e zal het zien en
dat gaat ten koste van de Neder
landse visserij. Want Nederland
krij gt er niets meer bijdat is wel dui-
delijk geworden. De andere Europe
se landen zijn namelijk jaloers op de
Nederlandse vloot, omdat die zo
sterk en zo modem is. Dus de minis
ters uit die landen doen alles om Ne
derland zo weinig mogelijk ter wille
te zijn. Ook al vissen ze zelf hun ei
gen quotum niet eens vol".
De Nederlandse visserij is meer en
meer een zaak van papieren, ambte
naren, vergunningen en licenties.
Scheepsbouwer Padmos weet daar
over mee te praten: „Ja, een schip
verkopen is eigenlijk maar bijzaak.
Je moet er ook nog eens een keer
voor zorgen datje er de juiste papie
ren bijlevert. En dat is juist het fru
strerende. Ik besteed tegenwoordig
meer tijd aan het organiseren van
die papierwinkel, dan aan mijn ei
genlijke werk: schepen bouwen",
vertelt hij.
Op 28 december 1984 begonnen die
problemen. Alle vissers die op dat
moment een of meer schepen had
den kregen het vermogen dat in hun
schip stond als licentie. Dat vermo
gen mochten ze niet overschrijden.
Aanvankelijk was dat allemaal heel
overzichtelijk. Totdat vissers hun
schip aan het buitenland verkoch
ten, of hun bedrijf beëindigden.
Daardoor kwamen licenties vrij en
aangezien er altijd jonge vissers
klaar stonden om de fakkel over te
nemen, werden licenties een gewild
artikel.
Ze werden te koop aangeboden in
vakbladen en ook de scheepsbou
wers kregen er mee te maken.
Steeds vaker kregen die te horen:
'Ik wil wel een schip van je kopen,
maar ik heb geen licentie, dus ik
kan niets met die kotter beginnen'.
Een praatje dat de scheepsbouwers
snel beu waren. Hun reactie lag
voor de hand. ze zorgden dat ze wat
licenties in een bureaulade klaar
hadden liggen. Zo kwam de koppel
verkoop tussen de aankoop van een
nieuw schip en een licentie tot
stand.
Padmos: „Je begint inderdaad een
soort makelaardijtje in licenties en
later zijn daar ook quantums voor
bepaalde vissoorten bijgekomen. Je
zou er zelfs geld mee kunnen verdie
nen, maar dat hebben wij er nooit
mee bedoeld. Het ging er ons steeds
om de visser die een kotter wil kopen
een stuk service te bieden. Het is ons
vooral om de kotter te doen. Dat be
tekent wel dat we in de loop van de
jaren steeds meer te weten moesten
komen over het functioneren van de
ambtelijke molens. Ja, je moet goed
de weg weten op het ministerie".
Hoe ziet visser Siereveld de toe
komst? „De Visserij is een goed be
drijf met veel directe en indirecte
werkgelegenheid. Van faillissemen
ten onder vissers hoor je maar zel
den. We moeten er een hele week
hard voor werken en zijn ondertus
sen ook bij de vrouw en kinderen
weg. Maar dat bedrijf wordt momen
teel door de politiek kapot gemaakt.
Ik weet niet hoe het verder moet.
Braks zou onze belangen goed kun
nen verdedigen, maar hij doet het
niet. Je zal zien, straks worden door
Engeland ondergesneeuwd".
VEERE Hartspecialist is volgens
prof dr F. L. Meijler een prachtig vak.
Dit jaar is hij 25 jaar als cardioloog
werkzaam. Een kwart eeuw waarin
enorm veel veranderd is. „Vroeger be
stond er geen hartbewaking. Dan kon
het voorkomen dat je patiënt plotse
ling dood in bed lag". Ontspannen op
een bankje in de tuin van zijn huis in
Veere vertelt de hoogleraar, dat die
tijd voorbij is. „De mensen zijn niet
meer voor de rest van hun leven een
hartpatiënt. Invaliditeit en sterfge
vallen komen tegenwoordig minder
vaak voor."
De bijna 62-jarige hartspecialist is
sinds vorig jaar Ridder in de Orde van
de Nederlandse Leeuw. Volgende
week krijgt hij de Morawitz-prijs uitge
reikt in Mannheim. De Westduitse
Vereniging voor Cardiologie heeft hem
voor zijn werk op het gebied van hart
ziekte onderscheiden. De prijs ver
noemd naar een internist uit het begin
van deze eeuw bestaat uit een oor
konde en een geldbedrag. Meijler:
„Wonen in Veere is goed voor de we
tenschap. Juist vanwege het contrast
tussen het jachtige, haastige leven in
ziekenhuizen en universiteiten. Het
werkt stimulerend voor de ruimte in je
hoofd. Vooral gras maaien is bevrij
dend".
Meijler heeft gestudeerd en is opgeleid
in Amsterdam aan het Wilhelmina
Gasthuis. Na enige omzwervingen in
Leiden en Amsterdam, werd hij in 1968
hoofd cardiologie van het academisch
ziekenhuis in Utrecht. Vanaf januari
1985 is hij full-time werkzaam als di
recteur van het Interuniversitair Car
diologisch Instituut Nederland. Een
samenwerkingsverband tussen acht
Nederlandse universiteiten, dat in
1973 is ontstaan uit een initiatief van
de Gemeentelijke Universiteit en de
Vrije Universiteit in Amsterdam.
Sinds '85 geeft Meijler geen coUeges
meer.
De cardioloog vindt het werk van het
instituut onmisbaar voor de weten
schap. Eén van de belangrijkste taken
noemt hij de coördinatie van weten
schappelijk onderzoek, dat niet op één
plaats kan gebeuren. „Hierdoor kan
een veel grotere groep worden bereikt
om een geneesmiddel of een behande
ling te testen. Er zijn veel meer patiën
ten beschikbaar". Verder financiert
het instituut onderzoek dat te duur is
voor één universiteit. Ook wordt er op
gelet dat geen dubbel werk wordt ge
daan. „Dus het is kostenbesparend.
Dat geld komt dan weer vrij voor an
der onderzoek".
Officieel heeft Meijler geen praktijk
meer, hoewel hij af en toe nog patiën
ten ziet. Behalve met het instituut
houdt hij zich op het moment bezig
met wetenschappelijk onderzoek
naar bepaalde aspecten van de hart-
functie bij verschillende diersoorten.
Daarvoor bekijkt hij het hart van een
veldmuis en dat van een walvis. „Op
grond van de grootte zou je verschil
len verwachten. Het hart van een
muis weegt 100 gram, dat van een 150
ton tellende walvis is zo groot als een
paard. Toch liggen de hartfuncties
heel dicht bij elkaar". Het onderzoek
moet uiteindelijk leiden tot een bete
re kennis van stoornissen van het
menselijk hart.
De hartspecialist vindt het jammer
dat de geneeskunde de laatste tijd in
een minder goed daglicht is komen te
staan. Hij wijt dit voornamelijk aan de
anti-wetenschappelijke tendens in Ne
derland. Meijler vindt het vooral onte
recht omdat alle welvaart juist aan die
wetenschap is te danken. Wel erkent
hij dat het minder goede beeld van de
arts ook aan hemzelf te danken is.
„Maar bedenk, artsen zijn net mensen.
Weliswaar gebonden aan een gedrags
code maar ook met hun persoonlijke
zorgen en hun verdriet. De mensen
moeten oppassen dat ze zich niet te
gen de artsen keren omdat ze zélf hoge
verwachtingen hebben".
De Westduitse erkenning heeft voor
Meijler een extra dimensie. In de oor
log heeft de van joodse afkomst zijnde
arts zijn hele familie verloren. „Twin
tig jaar geleden zou ik de prijs nooit
hebben aanvaard. Nu zie ik het als een
gebaar van waardering voor mijn on
derzoek maar ook als een verzoening".
Hij noemt het internationale een be
langrijk aspect van de wetenschap.
„Het is grensoverschrijdend. Je maakt
overal vrienden, waardoor de wereld
zo veel kleiner wordt".
Hartspecialist prof. dr. F. L. Meijler:
ring voor mijn onderzoek".
,Ik zei de prijs als een gebaar van waarde-
OOSTBURG - Als b en w van Oost
burg hun zin krijgen, mogen in deze
gemeente in het vervolg gedurende
zeven weken tien in plaats van vijf
kampeereenheden op een boerenerf
staan. Volgens een voorstel van het
college zijn van donderdag vóór tot
donderdag na pinksteren en zes we
ken in het hoogseizoen tien eenheden
toegestaan. Het college wil niet zo ver
gaan als sommige gemeenten op Wal
cheren en Schouwen, die voor het hele
zomerseizoen vrijstelling voor tien
eenheden geven. De recreatiecommis
sie van de gemeente Oostburg be
spreekt het collegevoorstel 27 april.
De vergadering van de commissie be
gint om 13.30 uur.
B en w van Oostburg baseren hun
voorstel op bepalingen in de huidige
kampeerwet. Deze wordt wellicht ver
vangen door een nieuwe wet, namelijk
de wet op de openluchtrecreatie. De
mogelijkheden voor het kamperen bij
de boer worden in deze wet verruimd,
zo blijkt uit de concept-tekst. Het col
lege wil daar echter niet op vooruit lo
pen. Het bestemmingsplan biedt de
mogelijkheid om het volledige zomer
seizoen (van 15 maart tot 31 oktober)
tien eenheden toe te staan. B en w zien
echter de noodzaak van een wijziging
van het bestemmingsplan niet in. Het
collegevoorstel betekent voor 1987 dat
er van 28 mei tot 4 juni en van 3 juli tot
18 augustus tien kampeereenheden op
het boerenerf mogen staan.
Met boeren en andere bewoners in het
buitengebied die een kleine camping
willen beginnen wil het college een
overeenkomst sluiten. Daarmee moet
voorkomen worden dat de camping
wordt uitgebreid. Hoewel de gemeente
dit ook via het bestemmingsplan kan
tegenhouden, wil het college een extra
zekerheid inbouwen. In de overeen
komst wil het college vastleggen dat-
rendementsoverwegingen nooit een
argument kunnen zijn voor uitbrei
ding. Ook wil het een zogenaamd ket-
tingbeding opnemen, zodat de over
eenkomst ook geldt voor eventuele op
volgers.
De recreatiecommissie behandelt ver
der het rapport van de Grontmij over
een elk-weer-voorziening in West
Zeeuwsch-Vlaanderen en uitbreiding
van het naaktstrand bij Groede.
(Advertentie)