Samenhangend waterbeheer kan grauwsluier van gif beperken Humanistische geestelijke zorg Draagmoedercontract kan in ons land niet Nederland belangrijkste donor van Kaapverdië levensbeschouwing PZC/ °P'n'e en achtergrond Mest Definitie Verbonden Inhoud Nieuwe medewerker Relatie Sahel VRIJDAG 3 APRIL 1987 VI (Door onze verslaggever Ben Jansen) Het lijkt zo aantrekkelijk. Het Hollandsch Diep en het Haringvliet kunnen zich ontwikkelen tot een landschap dat de eigenschappen vertoont van zowel de Biesbosch als de ooibossen die eertijds langs de Nederlandse rivieren lagen. De deltawerken hebben het gebied veranderd van een estuarium, waar getij en stromingen vrij spel hadden, in een meer, dat soms weer een rivier wordt als de Haringvlietsluizen open gaan. En er is nog een getijverschil van enkele centimeters. Van de Nieuwe Merwede tot aan de spuisluizen in het Haringvliet is daardoor het slib bezink gebied bij uitstek van de Rijn en de Maas ontstaan. Per jaar zet zich ongeveer 6 miljoen kubieke meter slib af; in het oosten veel, naar het westen toe wat minder. Uiteindelijk zal op die manier een nieuw evenwicht ontstaan: platen die bovenwater komen en geleidelijk begroeid raken en diepere en ondiepere stroomgeulen die het overtollige water afvoeren. Maar het vervelende is dat het slib dat de Rijn en de Maas meevoeren sterk verontreinigd is. In het oosten van het gebied is inmiddels al een dikke laag zeer giftig slib afgezet, die naar het westen toe dunner wordt. In de loop van de jaren hebben maatregelen om de vervuiling van de rivieren te beper ken ertoe geleid dat het slib minder gif tige stoffen bevat. Er treedt zo ge laagdheid van het slib op, waarbij de bovenste laag het minst is vervuild. Een en ander roept een paar vragen op: kan het zeer giftige slib blijven lig gen, met het gevaar dat het zich via het grondwater in de bodem verspreidt, of is het beter het zo snel mogelijk, nu het nog door niet al te dikke lagen schoner slib is afgedekt, op te ruimen? En ver der: wil de maatschappij wel dat in het Hollandsch Diep en het Haringvliet een Biesbosch-achtige ontwikkeling ontstaat en wat zijn de gevolgen ervan voor het gebruik van de Haringvliet sluizen, want die vormen de kraan van de Nederlandse waterhuishouding? Aan de hand van dit voorbeeld schet ste dr H. L. F. Saeijs van rijkswater staat donderdag tijdens een persbij eenkomst in Harderwijk de nieuwe aanpak van het waterbeheer in Neder land. Hij noemde het Hollandsch Diep en he# Haringvliet een vitaal, kwets baar een veelbelovend watersysteem, net als andere delen van het Deltage bied: de groeiende voordelta, het Gre- velingenmeer en het Krammer/Volke rak/Zoommeer. waarin over enkele we ken een nieuwe situatie ontstaat na de sluiting van de laatste stroomgeul in de compertimenteringsdammen. Mooiere illustraties van de noodzaak alle aspecten die bij het waterbeheer komen kijken onder één noemer te brengen zijn volgens hem nauwelijks denkbaar. Bij het zogenaamde inte graal waterbeheer gaat het om een sa menhangend geheel van water, bo dem, oevers, grondwater, kwaliteit en kwantiteit en gebruik. Geprobeerd wordt het bijna onmogelijke waar te maken door de mogelijkheden van een watersysteem en de wensen van de sa menleving op elkaar af te stemmen. Saeijs (hij is hoofd van de afdeling waterhuishouding bij de hoofddirec tie van rijkswaterstaat in Den Haag; daarvoor werkte hij bij de afdeling milieu en inrichting van de Delta dienst in Middelburg) zei zich zorgen te maken over de gevolgen die de mestoverschotten in de landbouw kunnen hebben voor de kwaliteit van de oppervlaktewateren en het grond water. Van de jaarlijkse produktie van 97 miljoen ton dierlijke mest is ongeveer 40 miljoen ton uit milieuhy giënisch oogpunt als overschot te be schouwen. Saeijs: „Wanneer dat over schot zou worden geladen in spoorwa gons met een lengte van 10 meter en een inhoud van 40 kubieke meter, vormt dit overschot een trein met een lengte van 10.000 km. Dat is van hier tot aan Japan. Maar deze trein rijdt niet. Export vanuit Nederland vindt vrijwel niet plaats. Het jaarlijke overschot komt vrijwel geheel in ons milieu terecht". In de totale hoeveelheid mest die ieder jaar wordt geproduceerd zit 767.000 ton stikstof, 326.000 ton fosfaat, 712.000 ton kali en aan zware metalen 8 ton cadmium, 1200 ton zink en 1350 ton koper. Zorgwekkende cijfers, oor deelde Saeijs. Met de recente invoe ring van de Meststoffenwet en verbete ring van de veevoedersamenstelling wordt weliswaar geprobeerd deze ver vuiling terug te dringen, maar voorlo pig zal de kwaliteit van het grondwa ter blijven lijden onder de hoeveelhe den mest die kwistig op de landbouw gronden worden verspreid. Op dit ogenblik zijn al plaatsen aan te wijzen, bijvoorbeeld op de Peel en de Veluwe, waar de bodem zozeer verzadigd is dat de mest nagenoeg direct in het opper vlaktewater terecht kan komen. Dr Saeijs zei te verwachten dat binnen af zienbare tijd een kwart van de drink waterwinningen in Nederland met ni traatverontreinigingen te maken zal krijgen. Veel beken en andere kleine wateren hebben nu al te kampen met een ernstige verstoring van het sys teem van levensgemeenschappen in het water. Met Friesland als voorbeeld - maar voor Noord-Holland en Zuid-Holland geldt hetzelfde - gaf Saeijs aan dat de overconcentratie aan voedingsstoffen in het oppervlaktewater niet altijd aan de vervuiling van de rivieren mag wor den geweten. Dat rivierwater zorgt wel voor verontreinigingen door zware me talen en organische verbindingen, maar altijd nog veel minder dan de hoeveelheid die via de lucht neerslaat en in het water uitspoelt. Hij voegde er nog aan toe dat Zeeland zich in een min of meer bevoorrechte positie be vindt. De riviermonden in zuidwest Nederland zijn door de deltawerken in afzonderlijke compartimenten ver deeld. „De in de dammen aangebrach te doorlaatmiddelen, spuisluizen, he vels en dergelijke zijn als het ware de regelinstrumenten om een optimaal integraal waterbeheer te voeren", al dus Saeijs. Integraal waterbeheer is zonder goede organisatie niet denkbaar. Naar de mening van het hoofd waterhuishou ding is de Nederlandse waterstaats structuur, waarin rijk, provincies en waterschappen een rol spelen, nog te veel versnipperd: „Om een watersys teembenadering tot een proces te ma ken is eenheid van beheer noodzake lijk". Saeijs vertelde dat de Technische Universiteit Delft en de Rijksuniver- stiteit Utrecht op dit moment onder zoeken in hoeverre de bestaande wa terstaatsorganisatie geschikt is om de gedachten rond de nieuwe manier van omgaan met water in te vullen en uit te voeren. In dit verband verklaar de ir I. J. de Boer, medewerker op de afdeling van dr Saeijs, dat vraagte kens kunnen worden geplaatst bij het besluit van provinciale staten van Zeeland om de zeven waterschappen in dit gewest niet op een of andere ma nier verder te concentreren. De Boer: „Het is natuurlijk een zaak van de provincie, maar ik heb toch de indruk dat het eerder een stap terug dan een stap vooruit is. En daarbij denk ik dan aan de kosten die met integraal waterbeheer zijn gemoeid en aan de bestuurskracht die ervoor nodig is". Het Humanistisch Verbond bundelt sinds zijn oprichting in 1946 diverse stromin gen van niet-godsdienstige mensen, die de hu manistische levensovertuiging onderschrij ven. Het verbond wil functioneren als cen trum van bezinning op en verdieping van de levensbeschouwing. Ook probeert het de be langen van de buitenkerkelijken te beharti gen. De activiteiten van het verbond hebben ertoe geleid, dat in veel algemene en levensbeschou welijk neutrale instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en bij de overheid, waar voorheen uitsluitend confessionele geestelijke verzorging werd geboden, nu ook humanisti sche geestelijke verzorging aanwezig is. Voor vele niet-godsdienstige mensen is dat een beter passend alternatief. In de krijgsmacht, bij het gevangeniswezen, in zieken-, verpleeg- en (humanistische) verzor gingshuizen en in psychiatrische inrichtingen zijn raadslieden werkzaam vanuit het Huma nistisch Verbond. Hun opleiding hebben zij ge noten aan het Humanistische Opleidings Insti tuut te Utrecht. Wat is humanistische geestelij ke verzorging en wat is het belang ervan naast dat van de confessionele geestelijke verzor ging? Allereerst het belang van haar aanwezigheid. Geestelij ke verzorging wordt in de nota 'Identi teit en noodzaak van geestelijke verzorging' van de Nationale Ziekenhuis Raad gedefi nieerd als: 'professionele hulpverlening aan en begeleiding aan de mens in ftindamentele vra gen rondom leven, ziekte en dood'. Het is op zichzelf niet verwonderlijk, dat in de situaties als een ziekenhuis of gevangenis bij een, soms plotselinge verandering van de om standigheden. mensen zich vragen stellen rondom deze thema's. Het leven heeft immers op dat moment zijn vanzelfsprekendheid verloren. Een opname in een ziekenhuis met een gebroken been kan een dergelijk proces al op gang brengen. In wezen gaat het echter om een fundamentele menselijke eigenschap, namelijk de voortdu rende 'situering' van de mens. De mens kan, op grond van zijn geestelijke ver mogens, niet anders dan met gevoel en ver stand, meer of minder bewust, ervaringen 'waarderen' en een positie bepalen. Bij voort during vraagt de mens zich af of hij iets goed of verkeerd, prettig of vervelend, verstandig oi dom vindt. Al 'doende' vormt de mens zich zo een kijk op het leven, die als zij duidelijke vormen gaat aannemen en een samenhang gaat vertonen, tot een levensbeschouwing, of elementen daar van, kan uitgroeien. De op deze wijze, min of meer, vastgelegde er varingen vormen dan weer een uitgangspunt voor waardering van nieuwe gebeurtenissen en het maken van keuzes. Levensbeschouwing en individu zijn op een hechte manier verbonden; men leeft zijn le vensovertuiging; men is christen of humanist. Het is dan ook van groot belang, dat in die si tuaties waarin men met fundamentele vragen wordt geconfronteerd, om elkaar werkelijk te verstaan, de mogelijkheid tot gesprek met een 'geestverwant', een geestelijke verzorger aan wezig is. In gelukkig steeds meer instellingen ziet een pluriform samengestelde dienst geestelijke verzorging dit ook als zijn eerste verantwoorde lijkheid en wordt, in goede samenwerking van geestelijke verzorgers van verschillende rich tingen, bezien welk aanbod het beste past. Als men voor het begrijpen van leven en wereld en voor de zingeving aan het eigen bestaan de menselijke situatie als uitgangspunt kiest, en zich daarbij uitsluitend beroept op menselijke mogelijkheden, zal men voor existentiële vra gen in de humanistisch geestelijk verzorger een geschikte gesprekspartner vinden. Juist rond dit soort vragen sluit dan de benade ring van de confessionele geestelijke verzor ging vanuit God en Bijbel, hoe waardevol ook voor hen, die er wel steun aan ondervinden, niet aan. Om die reden is in tal van situaties een aanbod van humanistische niet-godsdienstige geestelijke verzorging noodzakelijk. Wat nu valt er te zeggen over haar specifieke inhoud? In het humanisme staan de mens en zijn moge lijkheden centraal. In het geestelijk werk bete kent dit, dat in de ontmoeting met de ander het gaat om wat hij inbrengt en niet om het over- 'Levensbeschouwing' heet de rubriek die vanaf maandag 'Stemmen uit de kerken' zal vervan gen. Die naamsverandering betekent niet dat de kerkelijke stemmen zullen zwijgen, maar wel dat er ook andere geluiden zullen doorklin ken, afkomstig uit de humanistische en andere levensbeschouweljke kring. Er zal, met andere woorden, sprake zijn van een verbreding van de rubriek, in de keuze van de onderwerpen, maar ook in de belichting, de benadering en de behandeling van gebeurtenissen, verschijnse len en ontwikkelingen die zich voordoen op het brede terrein van wat, samengevat, 'het geeste lijk leven' wordt genoemd. De kring van rubrieksmedewerkenden is met het oog hierop uitgebreid. Met het verdwijnen van de naam 'Stemmen uit de kerken' wordt een tijdperk van enkele tientallen jaren afge sloten. Tot omstreeks 1981 vulde ds. S. J. M. Hulsbergen elke week een hoek in deze krant met het weergeven van kerkelijke ont wikkelingen. Na zijn terugtreden hebben vijf medewerkers, afkomstig uit diverse kerken, maar onder eigen verantwoordelijkheid en op op persoonlijke titel voor de continuïteit van de rubriek gezorgd. Zij zullen dat in breder ver band blijven doen. Waarom deze verandering? Al geruime tijd ge leden kwam in en buiten de redactie de vraag aan de orde of ook een levensbeschouwing als het humanisme, een belangrijke geestesstro ming in ons land en ook in deze provincie, niet op eenzelfde wijze als met de kerken het geval was zou dienen te worden gehoord. Deze vraag is nu bevestigend beantwoord. De formule van de nieuwe rubriek blijft wat zij was voor de oude rubriek: met informatie, ana lyse, beschouwingachtergrondschetsen, com mentaar en meningsvorming zijn de belang rijkste sleutelwoorden genoemd. In goede harmonie en op niet-polemische wijze hopen de medewerkers de lezer op de hoogte te houden van en zo mogelijk enig inzicht te geven in de vele vragen, waarop de antwoorden in kerk èn samenleving vaak beslissend zullen zijn voor onze toekomst. Vandaag de eerste bijdrage van de nieuwe me dewerker, drs. M. C. Vogels (33), sinds driejaar werkzaam als humanistisch geesteljk raads man bij de Jacob Roggeveen Stichting en in het Gasthuis Middelburg, het laatste jaar ook in het Bethesda-St.-Josephziekenhuis te Vlissin- gen. De heer Vogels heeft, na de Haagse Sociale Academie, sociale wetenschappen gestudeerd aan de universiteit van Amsterdam, waarna hij een studie volgde aan het Humanistisch Op leidingsinstituut te Utrecht. Vanaf 1974 is de heer Vogels werkzaam geweest in diverse vor men van welzijns- en vluchtelingenwerk. dragen van een boodschap. De levensovertui ging is wel het referentiekader voor het ge sprek. De geestelijk werker zal de ander oproe pen, stimuleren om ervaringen of handelingen te wegen; te toetsen op hun waarde voor het be staan, na te gaan welke fundamentele waarden of beginselen erin besloten liggen. Dit 'appel' aan de ander is essentieel voor humanistische geestelijke verzorging en kan niet anders dan vanuit de levensovertguiging plaatsvinden. In die zin is neutraliteit een feitelijke onmogelijk heid. Vanuit de eigen gerichtheid zal de geeste lijk verzorger luisteren naar wat de gespreks partner te berde brengt en onderzoeken om welke bestaansvragen het hier gaat. Om een enkel voorbeeld te geven: Ziet de ander het leven als 'maakbaar', heeft hij het gevoel er, tot op zekere hoogte, zelf over te kunnen be schikken, of voelt hij zich overgeleverd aan de omstandigheden? Wat zijn zijn motieven en doeleinden? Hoe gaat hij om met het menselijk tekort, accepteert hij het, of stelt hij aan zichzelf en/of anderen onmo gelijke eisen? Hoe redelijk is de ander? Gaat hij met verstand om met gevoel, en met gevoel om met verstand? Geconfronteerd met het einde van het leven en daarop terugblikkend met de vraag: wat was van waarde? Hoe ziet de ander de eindigheid en natuurlijkheid van het bestaan. Wat geeft daar in troost en rust? Dit zijn vragen, die vanuit de humanistische le vensovertuiging aan bod kunnen komen. Of dat ook werkelijk gebeurt hangt af van wat zich in de relatie geestelijk werker-gespreks partner afspeelt. Humanistisch geestelijk verzorger zijn bete kent allereerst pogen de ander in de ontmoe ting werkelijk 'nabij' te zijn, met respect voor diens eigenwaarde en opvattingen. Pas dan kan op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen, duidelijk worden wat de ander be weegt. In andere woorden betekent dit dat de houding ten opzichte van de ander een huma nistische dient te zijn. Zij vormt het fundament van het werk. Slechts hierdoor wordt geestelijk werk, het bezig-zijn met vragen die mensen tot in hun diepste bestaan zelf raken, mogelijk. Een geestelijk verzorger met een scherp in zicht en grote belezenheid, maar zonder deze mogelijkheid tot medemenselijkheid, kan niet functioneren en schiet aan zijn doel voorbij. Lukt het om een goed contact te leggen, dan kan in een moeilijke situatie, waarin niet- godsdienstige mensen met fundamentele vra gen in aanraking komen, humanistische geestelijke verzorging passende steun bieden. M. C. Vogels v Philip Stern met zijn dochter 'Baby M.'. (Door onze redacteur binnenland Maarten Pronk Een kind kun je in Nederland niet kopen en daarom zou een rechter in ons. J land nooit kunnen bepalen dat een draagmoeder haar baby moet af staan aan een echtpaar, waarmee ze een contract heeft afgesloten. Dit zegt de Amsterdamse hoogleraar in het gezondheidsrecht prof. Leenen. Hij rea geert daarmee op het vonnis in het proces in de Verenigde Staten over de j ouderrechten op baby M. De rechter in New Jersey heeft bepaald dat draag- j moeder Mary Whitehead haar kind baby M. niet mag houden en moet af- staan aan het echtpaar waarmee ze een overeenkomst had gesloten. „In het Nederlandse recht is de moeder degene die het kind heeft en dat kind kan niet worden verkocht, dat kind hoeft ze nooit af te staan", zegt prof. Leenen. „De overgang van een kind van in het Amerikaanse geval de draag moeder naar wensouder toe zou alleen kunnen via adoptie, op vrijwillige ba sis". Een contract sluiten met de draagmoeder waarin wordt overeengekomen dat zij het kind na de geboorte afstaat, mag in Nederland niet. „Er zijn wel mensen die dit soort dingen opschrijven, maar als je met zo'n papiertje naar de rechter zou gaan, zou hij zeggen: dat contract bestaat niet, het heeft een ongeoorloofde oorzaak". Prof. Leenen vindt de uitspraak van de Amerikaanse rechter om baby M. toe te wijzen aan de biologische vader en zijn echtgenote slecht„Een kind mag je niet van een moeder afnemen, hoe het ook tot stand is gekomen. De moe der heeft het kind gedragen, het hoort bij de moeder. Voor het kind kan het ook grote problemen veroorzaken. Later zou het kind misschien weer naar de echte (draag)moeder willen". De hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam heeft ook bezwaar tegen de inhoud van het draagmoedercontract, dat inzet was van het proces in de VS. Door een draagmoedercontract te erkennen, dreigt het gevaar dat het wensouderpaar een soort recht krijgt op de draagmoeder „In eerste instantie betreft dat de afstand van het kind, maar dat recht zou zich verder kunnen uitstrekken. Het wensouderpaar zou bijv. kunnen zeg gen: kijk eens mevrouw de draagmoeder, u moet niet zoveel roken of drin ken. Of wij willen een vruchtwaterpunctie. Zo'n ontwikkeling is heel gevaar lijk, ook voor de zelfbeschikking van een draagmoeder". Deze week brengt de president van Kaapverdië, Aristidis Maria Pereira, een officieel bezoek aan Nederland. Sinds de onafhankelijkheid van deze eilandengroep in de Atlantische Oceaan in 1975 is Nederland een van de belangrijkste donoren van Kaapverdië. De belangrijkste inkomstenbronnen van het land zijn op dit moment gast arbeid (meer dan eenderde van de be volking werkt in het buitenland) en buitenlandse hulp. Het is de bedoe ling van de machthebbers het land in de toekomst een grotere economi sche onafhankelijkheid te geven. In dat proces moeten de huidige geld schieters een grote rol spelen. Vandaar de reis van het Kaapverdi- sche gezelschap langs een aantal Westeuropese hoofdsteden. De presi dent wordt vergezeld door de minis ter van landbouw en visserij, Pereire Silva, en door de staatssecertaris van buitenlandse zaken, Lisaboa Ramos. De financiële steun van Nederland betaat uit 3,5 miljoen gulden voor de plattelandsontwikkeling en 5 mil joen gulden als bijdrage voor het ge- zondmaken van het financiële draag vlak van het land. Dit jaar zal de Ne derlandse ontwikkelingshulp op het zelfde niveau blijven. De plannen voor de opbouw van het land zijn vastgelegd in vijfjarenplan nen. De nadruk in het laatste Vijfja renplan '86 - '90ligt onder andere op terugdringen van de bevolkings groei, stimuleren van visserij en vis- export, bevorderen van de toeristen industrie en het aantrekken van an dere geschikte industrieën. Het accent ligt verder op een sociaal beleid met voorzieningen voor de al lerarmsten, zoals drinkwater en werkgelegenheid, landbouwhervor ming en verhoging van de landbouw- produktie door betere irrigatie en er- osiewerende maatregelen. De ontwikkeling van het platteland en de erosiebestrijding op het een na gootste eiland Santa Antao, is een voorbeeld van het Nederlandse hulp beleid. Dit project, dat al sinds 1977 in uitvoering is, heeft tot doel de le vensomstandigheden van de arme eilandbevolking te verbeteren en het eiland in enige mate zelfvoorzienend te maken. Kaapverdië heeft 350.000 inwoners en is een van de allerarmste landen ter wereld. Het land, dat tot de Sa- helzone wordt gerekend, heeft een groot gebrek aan natuurlijke hulp bronnen. Het bezit geen delfstoffen en door droogte en gebrek aan bouwgrond zijn de mogelijkheden voor landbouw beperkt. Als eilandenstaat heeft het ook te kampen met hoge transportkosten wat betreft de verbindingen met het vaste land en met de eilanden onder ling. Op de conferentie van donorlanden in december 1986, werd het Kaapver- dische economische beleid geken schetst als realistisch en verstandig. De gevraagde financiële steun voor het lopende vijfjarenplan werd door de donorlanden dan ook bijna hele maal toegezegd. Nederland verzorgt ook een groot deel van de goederen die Kaapverdië importeert. Het land moet veel in voeren, niet alleen grondstoffen voor de industrie, maar ook voedsel en brandstof. De export bestaat onder meer uit ingevroren vis, koffie en in natte jaren bananen. De opbrengst daarvan dekt de kos ten van de import maar voor een klein deel. Dit tekort op de handels balans wordt voor ongeveer 40 pro cent aangevuld door schenkingen en zeer zachte leningen van de donor landen. Voor 35 procent wordt het aange vuld door overmakingen van de meer dan 200.000 Kaapverdianen die in het buitenland werken. Van daar dat de president de grote Kaap- verdiaanse kolonie in Rotterdam met een bezoek zal vereren. De eco nomie van het land draait voor een derde op hun werkzaamheden. (GPD) De Kaapverdiaanse president Aris tidis Maria Pereira bij zijn bezoek aan koningin Beatrix en prins Claus op Paleis Noordeinde. I

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1987 | | pagina 4