Samenhangend waterbeheer kan
grauwsluier van gif beperken
Humanistische geestelijke zorg
Draagmoedercontract
kan in ons land niet
Nederland belangrijkste
donor van Kaapverdië
levensbeschouwing
PZC/ °P'n'e en achtergrond
Mest
Definitie
Verbonden
Inhoud
Nieuwe medewerker
Relatie
Sahel
VRIJDAG 3 APRIL 1987
VI
(Door onze verslaggever Ben Jansen)
Het lijkt zo aantrekkelijk. Het Hollandsch Diep en het Haringvliet kunnen zich ontwikkelen tot een landschap dat
de eigenschappen vertoont van zowel de Biesbosch als de ooibossen die eertijds langs de Nederlandse rivieren
lagen. De deltawerken hebben het gebied veranderd van een estuarium, waar getij en stromingen vrij spel hadden, in
een meer, dat soms weer een rivier wordt als de Haringvlietsluizen open gaan. En er is nog een getijverschil van enkele
centimeters. Van de Nieuwe Merwede tot aan de spuisluizen in het Haringvliet is daardoor het slib bezink gebied bij
uitstek van de Rijn en de Maas ontstaan. Per jaar zet zich ongeveer 6 miljoen kubieke meter slib af; in het oosten veel,
naar het westen toe wat minder. Uiteindelijk zal op die manier een nieuw evenwicht ontstaan: platen die bovenwater
komen en geleidelijk begroeid raken en diepere en ondiepere stroomgeulen die het overtollige water afvoeren.
Maar het vervelende is dat het slib dat
de Rijn en de Maas meevoeren sterk
verontreinigd is. In het oosten van het
gebied is inmiddels al een dikke laag
zeer giftig slib afgezet, die naar het
westen toe dunner wordt. In de loop
van de jaren hebben maatregelen om
de vervuiling van de rivieren te beper
ken ertoe geleid dat het slib minder gif
tige stoffen bevat. Er treedt zo ge
laagdheid van het slib op, waarbij de
bovenste laag het minst is vervuild.
Een en ander roept een paar vragen
op: kan het zeer giftige slib blijven lig
gen, met het gevaar dat het zich via het
grondwater in de bodem verspreidt, of
is het beter het zo snel mogelijk, nu het
nog door niet al te dikke lagen schoner
slib is afgedekt, op te ruimen? En ver
der: wil de maatschappij wel dat in het
Hollandsch Diep en het Haringvliet
een Biesbosch-achtige ontwikkeling
ontstaat en wat zijn de gevolgen ervan
voor het gebruik van de Haringvliet
sluizen, want die vormen de kraan van
de Nederlandse waterhuishouding?
Aan de hand van dit voorbeeld schet
ste dr H. L. F. Saeijs van rijkswater
staat donderdag tijdens een persbij
eenkomst in Harderwijk de nieuwe
aanpak van het waterbeheer in Neder
land. Hij noemde het Hollandsch Diep
en he# Haringvliet een vitaal, kwets
baar een veelbelovend watersysteem,
net als andere delen van het Deltage
bied: de groeiende voordelta, het Gre-
velingenmeer en het Krammer/Volke
rak/Zoommeer. waarin over enkele we
ken een nieuwe situatie ontstaat na de
sluiting van de laatste stroomgeul in
de compertimenteringsdammen.
Mooiere illustraties van de noodzaak
alle aspecten die bij het waterbeheer
komen kijken onder één noemer te
brengen zijn volgens hem nauwelijks
denkbaar. Bij het zogenaamde inte
graal waterbeheer gaat het om een sa
menhangend geheel van water, bo
dem, oevers, grondwater, kwaliteit en
kwantiteit en gebruik. Geprobeerd
wordt het bijna onmogelijke waar te
maken door de mogelijkheden van een
watersysteem en de wensen van de sa
menleving op elkaar af te stemmen.
Saeijs (hij is hoofd van de afdeling
waterhuishouding bij de hoofddirec
tie van rijkswaterstaat in Den Haag;
daarvoor werkte hij bij de afdeling
milieu en inrichting van de Delta
dienst in Middelburg) zei zich zorgen
te maken over de gevolgen die de
mestoverschotten in de landbouw
kunnen hebben voor de kwaliteit van
de oppervlaktewateren en het grond
water. Van de jaarlijkse produktie
van 97 miljoen ton dierlijke mest is
ongeveer 40 miljoen ton uit milieuhy
giënisch oogpunt als overschot te be
schouwen. Saeijs: „Wanneer dat over
schot zou worden geladen in spoorwa
gons met een lengte van 10 meter en
een inhoud van 40 kubieke meter,
vormt dit overschot een trein met een
lengte van 10.000 km. Dat is van hier
tot aan Japan. Maar deze trein rijdt
niet. Export vanuit Nederland vindt
vrijwel niet plaats. Het jaarlijke
overschot komt vrijwel geheel in ons
milieu terecht".
In de totale hoeveelheid mest die ieder
jaar wordt geproduceerd zit 767.000
ton stikstof, 326.000 ton fosfaat,
712.000 ton kali en aan zware metalen 8
ton cadmium, 1200 ton zink en 1350
ton koper. Zorgwekkende cijfers, oor
deelde Saeijs. Met de recente invoe
ring van de Meststoffenwet en verbete
ring van de veevoedersamenstelling
wordt weliswaar geprobeerd deze ver
vuiling terug te dringen, maar voorlo
pig zal de kwaliteit van het grondwa
ter blijven lijden onder de hoeveelhe
den mest die kwistig op de landbouw
gronden worden verspreid. Op dit
ogenblik zijn al plaatsen aan te wijzen,
bijvoorbeeld op de Peel en de Veluwe,
waar de bodem zozeer verzadigd is dat
de mest nagenoeg direct in het opper
vlaktewater terecht kan komen. Dr
Saeijs zei te verwachten dat binnen af
zienbare tijd een kwart van de drink
waterwinningen in Nederland met ni
traatverontreinigingen te maken zal
krijgen. Veel beken en andere kleine
wateren hebben nu al te kampen met
een ernstige verstoring van het sys
teem van levensgemeenschappen in
het water.
Met Friesland als voorbeeld - maar
voor Noord-Holland en Zuid-Holland
geldt hetzelfde - gaf Saeijs aan dat de
overconcentratie aan voedingsstoffen
in het oppervlaktewater niet altijd aan
de vervuiling van de rivieren mag wor
den geweten. Dat rivierwater zorgt wel
voor verontreinigingen door zware me
talen en organische verbindingen,
maar altijd nog veel minder dan de
hoeveelheid die via de lucht neerslaat
en in het water uitspoelt. Hij voegde er
nog aan toe dat Zeeland zich in een
min of meer bevoorrechte positie be
vindt. De riviermonden in zuidwest
Nederland zijn door de deltawerken in
afzonderlijke compartimenten ver
deeld. „De in de dammen aangebrach
te doorlaatmiddelen, spuisluizen, he
vels en dergelijke zijn als het ware de
regelinstrumenten om een optimaal
integraal waterbeheer te voeren", al
dus Saeijs.
Integraal waterbeheer is zonder goede
organisatie niet denkbaar. Naar de
mening van het hoofd waterhuishou
ding is de Nederlandse waterstaats
structuur, waarin rijk, provincies en
waterschappen een rol spelen, nog te
veel versnipperd: „Om een watersys
teembenadering tot een proces te ma
ken is eenheid van beheer noodzake
lijk".
Saeijs vertelde dat de Technische
Universiteit Delft en de Rijksuniver-
stiteit Utrecht op dit moment onder
zoeken in hoeverre de bestaande wa
terstaatsorganisatie geschikt is om
de gedachten rond de nieuwe manier
van omgaan met water in te vullen en
uit te voeren. In dit verband verklaar
de ir I. J. de Boer, medewerker op de
afdeling van dr Saeijs, dat vraagte
kens kunnen worden geplaatst bij het
besluit van provinciale staten van
Zeeland om de zeven waterschappen
in dit gewest niet op een of andere ma
nier verder te concentreren. De Boer:
„Het is natuurlijk een zaak van de
provincie, maar ik heb toch de indruk
dat het eerder een stap terug dan een
stap vooruit is. En daarbij denk ik
dan aan de kosten die met integraal
waterbeheer zijn gemoeid en aan de
bestuurskracht die ervoor nodig is".
Het Humanistisch Verbond bundelt sinds
zijn oprichting in 1946 diverse stromin
gen van niet-godsdienstige mensen, die de hu
manistische levensovertuiging onderschrij
ven. Het verbond wil functioneren als cen
trum van bezinning op en verdieping van de
levensbeschouwing. Ook probeert het de be
langen van de buitenkerkelijken te beharti
gen.
De activiteiten van het verbond hebben ertoe
geleid, dat in veel algemene en levensbeschou
welijk neutrale instellingen op het gebied van
de gezondheidszorg en bij de overheid, waar
voorheen uitsluitend confessionele geestelijke
verzorging werd geboden, nu ook humanisti
sche geestelijke verzorging aanwezig is. Voor
vele niet-godsdienstige mensen is dat een beter
passend alternatief.
In de krijgsmacht, bij het gevangeniswezen, in
zieken-, verpleeg- en (humanistische) verzor
gingshuizen en in psychiatrische inrichtingen
zijn raadslieden werkzaam vanuit het Huma
nistisch Verbond. Hun opleiding hebben zij ge
noten aan het Humanistische Opleidings Insti
tuut te Utrecht. Wat is humanistische geestelij
ke verzorging en wat is het belang ervan naast
dat van de confessionele geestelijke verzor
ging?
Allereerst het belang van haar aanwezigheid.
Geestelij ke verzorging wordt in de nota 'Identi
teit en noodzaak van geestelijke verzorging'
van de Nationale Ziekenhuis Raad gedefi
nieerd als: 'professionele hulpverlening aan en
begeleiding aan de mens in ftindamentele vra
gen rondom leven, ziekte en dood'.
Het is op zichzelf niet verwonderlijk, dat in de
situaties als een ziekenhuis of gevangenis bij
een, soms plotselinge verandering van de om
standigheden. mensen zich vragen stellen
rondom deze thema's.
Het leven heeft immers op dat moment zijn
vanzelfsprekendheid verloren. Een opname in
een ziekenhuis met een gebroken been kan een
dergelijk proces al op gang brengen.
In wezen gaat het echter om een fundamentele
menselijke eigenschap, namelijk de voortdu
rende 'situering' van de mens.
De mens kan, op grond van zijn geestelijke ver
mogens, niet anders dan met gevoel en ver
stand, meer of minder bewust, ervaringen
'waarderen' en een positie bepalen. Bij voort
during vraagt de mens zich af of hij iets goed of
verkeerd, prettig of vervelend, verstandig oi
dom vindt.
Al 'doende' vormt de mens zich zo een kijk op
het leven, die als zij duidelijke vormen gaat
aannemen en een samenhang gaat vertonen,
tot een levensbeschouwing, of elementen daar
van, kan uitgroeien.
De op deze wijze, min of meer, vastgelegde er
varingen vormen dan weer een uitgangspunt
voor waardering van nieuwe gebeurtenissen en
het maken van keuzes.
Levensbeschouwing en individu zijn op een
hechte manier verbonden; men leeft zijn le
vensovertuiging; men is christen of humanist.
Het is dan ook van groot belang, dat in die si
tuaties waarin men met fundamentele vragen
wordt geconfronteerd, om elkaar werkelijk te
verstaan, de mogelijkheid tot gesprek met een
'geestverwant', een geestelijke verzorger aan
wezig is.
In gelukkig steeds meer instellingen ziet een
pluriform samengestelde dienst geestelijke
verzorging dit ook als zijn eerste verantwoorde
lijkheid en wordt, in goede samenwerking van
geestelijke verzorgers van verschillende rich
tingen, bezien welk aanbod het beste past.
Als men voor het begrijpen van leven en wereld
en voor de zingeving aan het eigen bestaan de
menselijke situatie als uitgangspunt kiest, en
zich daarbij uitsluitend beroept op menselijke
mogelijkheden, zal men voor existentiële vra
gen in de humanistisch geestelijk verzorger een
geschikte gesprekspartner vinden.
Juist rond dit soort vragen sluit dan de benade
ring van de confessionele geestelijke verzor
ging vanuit God en Bijbel, hoe waardevol ook
voor hen, die er wel steun aan ondervinden, niet
aan. Om die reden is in tal van situaties een
aanbod van humanistische niet-godsdienstige
geestelijke verzorging noodzakelijk.
Wat nu valt er te zeggen over haar specifieke
inhoud?
In het humanisme staan de mens en zijn moge
lijkheden centraal. In het geestelijk werk bete
kent dit, dat in de ontmoeting met de ander het
gaat om wat hij inbrengt en niet om het over-
'Levensbeschouwing' heet de rubriek die vanaf
maandag 'Stemmen uit de kerken' zal vervan
gen. Die naamsverandering betekent niet dat
de kerkelijke stemmen zullen zwijgen, maar
wel dat er ook andere geluiden zullen doorklin
ken, afkomstig uit de humanistische en andere
levensbeschouweljke kring. Er zal, met andere
woorden, sprake zijn van een verbreding van
de rubriek, in de keuze van de onderwerpen,
maar ook in de belichting, de benadering en de
behandeling van gebeurtenissen, verschijnse
len en ontwikkelingen die zich voordoen op het
brede terrein van wat, samengevat, 'het geeste
lijk leven' wordt genoemd.
De kring van rubrieksmedewerkenden is met
het oog hierop uitgebreid. Met het verdwijnen
van de naam 'Stemmen uit de kerken' wordt
een tijdperk van enkele tientallen jaren afge
sloten. Tot omstreeks 1981 vulde ds.
S. J. M. Hulsbergen elke week een hoek in deze
krant met het weergeven van kerkelijke ont
wikkelingen. Na zijn terugtreden hebben vijf
medewerkers, afkomstig uit diverse kerken,
maar onder eigen verantwoordelijkheid en op
op persoonlijke titel voor de continuïteit van de
rubriek gezorgd. Zij zullen dat in breder ver
band blijven doen.
Waarom deze verandering? Al geruime tijd ge
leden kwam in en buiten de redactie de vraag
aan de orde of ook een levensbeschouwing als
het humanisme, een belangrijke geestesstro
ming in ons land en ook in deze provincie, niet
op eenzelfde wijze als met de kerken het geval
was zou dienen te worden gehoord. Deze vraag
is nu bevestigend beantwoord.
De formule van de nieuwe rubriek blijft wat zij
was voor de oude rubriek: met informatie, ana
lyse, beschouwingachtergrondschetsen, com
mentaar en meningsvorming zijn de belang
rijkste sleutelwoorden genoemd.
In goede harmonie en op niet-polemische wijze
hopen de medewerkers de lezer op de hoogte te
houden van en zo mogelijk enig inzicht te geven
in de vele vragen, waarop de antwoorden in
kerk èn samenleving vaak beslissend zullen
zijn voor onze toekomst.
Vandaag de eerste bijdrage van de nieuwe me
dewerker, drs. M. C. Vogels (33), sinds driejaar
werkzaam als humanistisch geesteljk raads
man bij de Jacob Roggeveen Stichting en in het
Gasthuis Middelburg, het laatste jaar ook in
het Bethesda-St.-Josephziekenhuis te Vlissin-
gen. De heer Vogels heeft, na de Haagse Sociale
Academie, sociale wetenschappen gestudeerd
aan de universiteit van Amsterdam, waarna
hij een studie volgde aan het Humanistisch Op
leidingsinstituut te Utrecht. Vanaf 1974 is de
heer Vogels werkzaam geweest in diverse vor
men van welzijns- en vluchtelingenwerk.
dragen van een boodschap. De levensovertui
ging is wel het referentiekader voor het ge
sprek. De geestelijk werker zal de ander oproe
pen, stimuleren om ervaringen of handelingen
te wegen; te toetsen op hun waarde voor het be
staan, na te gaan welke fundamentele waarden
of beginselen erin besloten liggen. Dit 'appel'
aan de ander is essentieel voor humanistische
geestelijke verzorging en kan niet anders dan
vanuit de levensovertguiging plaatsvinden. In
die zin is neutraliteit een feitelijke onmogelijk
heid. Vanuit de eigen gerichtheid zal de geeste
lijk verzorger luisteren naar wat de gespreks
partner te berde brengt en onderzoeken om
welke bestaansvragen het hier gaat.
Om een enkel voorbeeld te geven: Ziet de ander
het leven als 'maakbaar', heeft hij het gevoel er,
tot op zekere hoogte, zelf over te kunnen be
schikken, of voelt hij zich overgeleverd aan de
omstandigheden?
Wat zijn zijn motieven en doeleinden? Hoe gaat
hij om met het menselijk tekort, accepteert hij
het, of stelt hij aan zichzelf en/of anderen onmo
gelijke eisen? Hoe redelijk is de ander? Gaat hij
met verstand om met gevoel, en met gevoel om
met verstand?
Geconfronteerd met het einde van het leven en
daarop terugblikkend met de vraag: wat was
van waarde? Hoe ziet de ander de eindigheid en
natuurlijkheid van het bestaan. Wat geeft daar
in troost en rust?
Dit zijn vragen, die vanuit de humanistische le
vensovertuiging aan bod kunnen komen.
Of dat ook werkelijk gebeurt hangt af van wat
zich in de relatie geestelijk werker-gespreks
partner afspeelt.
Humanistisch geestelijk verzorger zijn bete
kent allereerst pogen de ander in de ontmoe
ting werkelijk 'nabij' te zijn, met respect voor
diens eigenwaarde en opvattingen.
Pas dan kan op basis van gelijkwaardigheid en
vertrouwen, duidelijk worden wat de ander be
weegt. In andere woorden betekent dit dat de
houding ten opzichte van de ander een huma
nistische dient te zijn. Zij vormt het fundament
van het werk. Slechts hierdoor wordt geestelijk
werk, het bezig-zijn met vragen die mensen tot
in hun diepste bestaan zelf raken, mogelijk.
Een geestelijk verzorger met een scherp in
zicht en grote belezenheid, maar zonder deze
mogelijkheid tot medemenselijkheid, kan niet
functioneren en schiet aan zijn doel voorbij.
Lukt het om een goed contact te leggen, dan
kan in een moeilijke situatie, waarin niet-
godsdienstige mensen met fundamentele vra
gen in aanraking komen, humanistische
geestelijke verzorging passende steun bieden.
M. C. Vogels
v
Philip Stern met zijn dochter 'Baby M.'.
(Door onze redacteur binnenland Maarten Pronk
Een kind kun je in Nederland niet kopen en daarom zou een rechter in ons. J
land nooit kunnen bepalen dat een draagmoeder haar baby moet af
staan aan een echtpaar, waarmee ze een contract heeft afgesloten. Dit zegt
de Amsterdamse hoogleraar in het gezondheidsrecht prof. Leenen. Hij rea
geert daarmee op het vonnis in het proces in de Verenigde Staten over de j
ouderrechten op baby M. De rechter in New Jersey heeft bepaald dat draag- j
moeder Mary Whitehead haar kind baby M. niet mag houden en moet af-
staan aan het echtpaar waarmee ze een overeenkomst had gesloten.
„In het Nederlandse recht is de moeder degene die het kind heeft en dat kind
kan niet worden verkocht, dat kind hoeft ze nooit af te staan", zegt prof.
Leenen. „De overgang van een kind van in het Amerikaanse geval de draag
moeder naar wensouder toe zou alleen kunnen via adoptie, op vrijwillige ba
sis".
Een contract sluiten met de draagmoeder waarin wordt overeengekomen
dat zij het kind na de geboorte afstaat, mag in Nederland niet. „Er zijn wel
mensen die dit soort dingen opschrijven, maar als je met zo'n papiertje naar
de rechter zou gaan, zou hij zeggen: dat contract bestaat niet, het heeft een
ongeoorloofde oorzaak".
Prof. Leenen vindt de uitspraak van de Amerikaanse rechter om baby M. toe
te wijzen aan de biologische vader en zijn echtgenote slecht„Een kind mag
je niet van een moeder afnemen, hoe het ook tot stand is gekomen. De moe
der heeft het kind gedragen, het hoort bij de moeder. Voor het kind kan het
ook grote problemen veroorzaken. Later zou het kind misschien weer naar
de echte (draag)moeder willen".
De hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam heeft
ook bezwaar tegen de inhoud van het draagmoedercontract, dat inzet was
van het proces in de VS. Door een draagmoedercontract te erkennen, dreigt
het gevaar dat het wensouderpaar een soort recht krijgt op de draagmoeder
„In eerste instantie betreft dat de afstand van het kind, maar dat recht zou
zich verder kunnen uitstrekken. Het wensouderpaar zou bijv. kunnen zeg
gen: kijk eens mevrouw de draagmoeder, u moet niet zoveel roken of drin
ken. Of wij willen een vruchtwaterpunctie. Zo'n ontwikkeling is heel gevaar
lijk, ook voor de zelfbeschikking van een draagmoeder".
Deze week brengt de president van Kaapverdië, Aristidis Maria Pereira,
een officieel bezoek aan Nederland. Sinds de onafhankelijkheid van
deze eilandengroep in de Atlantische Oceaan in 1975 is Nederland een van
de belangrijkste donoren van Kaapverdië.
De belangrijkste inkomstenbronnen
van het land zijn op dit moment gast
arbeid (meer dan eenderde van de be
volking werkt in het buitenland) en
buitenlandse hulp. Het is de bedoe
ling van de machthebbers het land in
de toekomst een grotere economi
sche onafhankelijkheid te geven. In
dat proces moeten de huidige geld
schieters een grote rol spelen.
Vandaar de reis van het Kaapverdi-
sche gezelschap langs een aantal
Westeuropese hoofdsteden. De presi
dent wordt vergezeld door de minis
ter van landbouw en visserij, Pereire
Silva, en door de staatssecertaris van
buitenlandse zaken, Lisaboa Ramos.
De financiële steun van Nederland
betaat uit 3,5 miljoen gulden voor de
plattelandsontwikkeling en 5 mil
joen gulden als bijdrage voor het ge-
zondmaken van het financiële draag
vlak van het land. Dit jaar zal de Ne
derlandse ontwikkelingshulp op het
zelfde niveau blijven.
De plannen voor de opbouw van het
land zijn vastgelegd in vijfjarenplan
nen. De nadruk in het laatste Vijfja
renplan '86 - '90ligt onder andere op
terugdringen van de bevolkings
groei, stimuleren van visserij en vis-
export, bevorderen van de toeristen
industrie en het aantrekken van an
dere geschikte industrieën.
Het accent ligt verder op een sociaal
beleid met voorzieningen voor de al
lerarmsten, zoals drinkwater en
werkgelegenheid, landbouwhervor
ming en verhoging van de landbouw-
produktie door betere irrigatie en er-
osiewerende maatregelen.
De ontwikkeling van het platteland
en de erosiebestrijding op het een na
gootste eiland Santa Antao, is een
voorbeeld van het Nederlandse hulp
beleid. Dit project, dat al sinds 1977
in uitvoering is, heeft tot doel de le
vensomstandigheden van de arme
eilandbevolking te verbeteren en het
eiland in enige mate zelfvoorzienend
te maken.
Kaapverdië heeft 350.000 inwoners
en is een van de allerarmste landen
ter wereld. Het land, dat tot de Sa-
helzone wordt gerekend, heeft een
groot gebrek aan natuurlijke hulp
bronnen. Het bezit geen delfstoffen
en door droogte en gebrek aan
bouwgrond zijn de mogelijkheden
voor landbouw beperkt.
Als eilandenstaat heeft het ook te
kampen met hoge transportkosten
wat betreft de verbindingen met het
vaste land en met de eilanden onder
ling.
Op de conferentie van donorlanden
in december 1986, werd het Kaapver-
dische economische beleid geken
schetst als realistisch en verstandig.
De gevraagde financiële steun voor
het lopende vijfjarenplan werd door
de donorlanden dan ook bijna hele
maal toegezegd.
Nederland verzorgt ook een groot
deel van de goederen die Kaapverdië
importeert. Het land moet veel in
voeren, niet alleen grondstoffen voor
de industrie, maar ook voedsel en
brandstof. De export bestaat onder
meer uit ingevroren vis, koffie en in
natte jaren bananen.
De opbrengst daarvan dekt de kos
ten van de import maar voor een
klein deel. Dit tekort op de handels
balans wordt voor ongeveer 40 pro
cent aangevuld door schenkingen en
zeer zachte leningen van de donor
landen.
Voor 35 procent wordt het aange
vuld door overmakingen van de
meer dan 200.000 Kaapverdianen
die in het buitenland werken. Van
daar dat de president de grote Kaap-
verdiaanse kolonie in Rotterdam
met een bezoek zal vereren. De eco
nomie van het land draait voor een
derde op hun werkzaamheden.
(GPD)
De Kaapverdiaanse president Aris
tidis Maria Pereira bij zijn bezoek
aan koningin Beatrix en prins Claus
op Paleis Noordeinde.
I