letters S letteren
vertalen
ezelsoor
emigranten
EEN UITZINNIGE LIEFDE
bob den uyl
PZC/ week-uit
berichten van
het blauwe huis
neeltje zoetje
thriller
vaag
mysterie
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
ZATERDAG 15 NOVEMBER 1986
In een onvriendelijke bui heb ik
eens over het proza van Hella S.
Haasse geschreven dat het leesvoer
voor de betere kringen was. Niette
min zit er een stevige grond van
waarheid in die constatering. Ze
schrijft als een mevrouw voor ande
re mevrouwen.
Wanneer ze autobiografisch schrijft -
en dat doet ze vaak - ook dan blijft ze
een mevrouw. Alles wat aanstootge
vend zou kunnen zijn omzeilt ze. Voor
haar beschaafde lezerskring mag dat
plezierig zijn, het blijft een feit dat ie
dereen die op een waarachtige ma
nier over het eigen bestaan schrijft
onvermijdelijk choquerende dingen
zal moeten zeggen. Ook in haar proza
zonder autobiografische inslag
tracht zij scherpe kanten bij te slij
pen. Zelden gaat het bij haar over het
echte, harde, wrede leven - de
werkelijkheid wordt door deze
schrijfster doorgaans verzoet.
Hella Haasse neemt daarom afstand
van de in de moderne literatuur
overheersende gedachte dat het
menselijk bestaan een chaotische
lijn tussen geboorte en dood volgt.
Volgens haar is er wel degelijk een
doel in ons bestaan, een plan in ons
leven.
Haar uitspraak in een vraaggesprek
dat er geen mus voor niets van het
dak valt is tekenend. Het is nadruk
kelijk geconstrueerd proza dat Hella
Haasse schrijft. Te nadrukkelijk vin
den velen, er wordt soms gezegd dat
de staketsels van haar bouwwerken
duidelijk zichtbaar blijven. Mijn
grootste bezwaar is echter dat alle
pretenties ten spijt haar proza zelden
meer behelst dan een verhaaltje - ele
gant, maar zonder ideeën, amuse
ment op niveau maar zonder iets dat
beklijft.
Wanneer we lezen dat haar nieuwe ro
man Berichten van het Blauwe Huis
in een welvarende villawijk van een
kalm dorp speelt is de neiging groot
te denken: daar komt weer een portie
leesvoer voor de betere kringen. He
laas gaat dat ook deze maal op.
Het boek is desondanks niet het min
ste werk dat Hella Haasse op haar
naam heeft staan. Het is een thriller
waarin de meest intrigerende vraag
onbeantwoord blijft. Dat stemt goed
overeen met het motto van R. Z.
Sheppard dat erop neer komt dat er
geen kwaad in kan schuilen wanneer
in werk van fictie feiten verzwegen
worden. „Een romanschrijver kan
dingen naar verkiezing weglaten".
De kwestie die Hella Haasse in deze
roman subtiel in het midden laat is:
wat gebeurde er met de verhaalfiguur
Wanda Meening.
Op andere momenten is ze heel wat
minder handig in het doseren van ge
heimzinnigheid, het oproepen van in
drukken. De roman, hoe weinig uitge
breid ook, bevat bijvoorbeeld talrijke
herhalingen. Op bladzijde 30 lezen we
hoe één van de personages, Nina
Sanglar, er achter komt dat ze bij de
man van haar zuster niet welkom was
geweest. Enkele alinea's later laat
Hella Haasse de protagonist deze
zelfde informatie nogmaals oplepe
len. De meeste geheimen worden irri
terend snel ontsluierd. Een vreemde
ling dient zich aan bij het Blauwe
Huis, er wordt uitgebreid over gespe
culeerd wie dat kan wezen. Twee
bladzijden later wordt hij met naam
en toenaam genoemd: Pepe Sanglar.
Zo worden raadsels tot raadseltjes,
zo'n onthulling is zoiets als een snel
leeglopende luchtballon.
De vorm van de roman is ook niet erg
bevredigend. Hoofdstukken verteld
door een alwetende vertelinstantie
Hella S. Haasse
Plaats van handeling is dus een vil
lawijk in een dorp even ten oosten
van de Randstad. Centraal in de
buurt ligt het zogenaamde Blauwe
Huis, eigendom van de familie Lu-
nius. Van het gezin zijn nog twee le
den in leven: de zusters Felicia en Ni-
na, bejaarde dames wanneer de ro
man speelt. Hun vader was profes
sor, hun moeder was een beeldscho
ne Argentijnse.
Sinds hun jeugd zijn de zusters niet in
het Blauwe Huis teruggeweest, ze lo
geren er nu een paar maanden om het
pand te verkopen aan een stichting.
Het huis zal worden gesloopt en op
het terrein zal een appartementen
complex verrijzen. Andere percelen
die aan de familie Lunius toebehoor
den zijn in een eerder stadium al van
de hand gedaan: in het koetshuis van
weleer hebben zich Diederik Meening
en zijn vrouw Wanda gevestigd, Otto
Munt en zijn echtgenote Nora, gebo
ren Bloemcamp hebben in een ander
deel van het park een bungalow laten
bouwen. Zoals dat in een thriller gaat
worden afgewisseld met cursief ge
zette hoofdstukken waarin de wijk
bewoners als een collectief spreken.
In de 'wij'-vorm worden vage waar
nemingen, geruchten en af en toe
nuttige inlichtingen doorgegeven.
„Ons collectieve waarnemingsver
mogen (ligt) als een onzichtbaar we
zen, een en al oog en oor, met ontel
baar vele tentakels, uitgespreid in de
villawijk en in de dorpskern" (15),
heet het ergens. De merkwaardige in
directe wijze van vertellen zal wel be
doeld zijn om de spanning op te voe
ren en de lezer in de stemming te
brengen - een economische manier
van schrijven is het echter allerminst.
Inmiddels is het een verdienste van
de schrijfster dat ze zoveel verschil
lende levens in deze roman weet te
verknopen. Dat mag soms tot kramp
achtigheid leiden, tot de neiging er te
veel bij te slepen - de breed uitge
sponnen politieke achtergronden
van Nina om iets te noemen - maar de
vier vrouwen waar het verhaal om
draait werden vrij overtuigend gepor
tretteerd.
worden gegevens spaarzaam en voor
al verbrokkeld verstrekt. Maar dit is
nu eens een thriller die het kan ver
dragen dat de informatie op een rij
wordt gezet, dat het verhaal wordt sa
mengevat. Want zoals gezegd blijft de
cruciale kwestie open, er worden en
kel ietwat tegenstrijdige sporen ge
wezen.
Welnu: in het kort een karakteristiek
van de belangrijkste figuren. Na de
dood van vader Lunius zijn moeder
en kinderen naar Argentinië ver
trokken. De karakters van de zusters
waren onverenigbaar, hun levens
zijn sterk afwijkend verlopen.
Felicia huwde een Nederlandse diplo
maat Van Wicke. Nina had een avon
tuurlijk en nogal obscuur bestaan ge
leid. Ze had zich aangesloten bij het
muziekgezelschap van Ramon Sang
lar, ze was steeds meer in politiek ver
strikt geraakt en nu verdient ze de
kost als waarzegster. Wanda Meening
is een ontevreden vrouw, ze maakt fo
to's en gaat zich interesseren voor Ni-
na. Ze meent - ten onrechte - dat ze
geboren is om grote dingen te doen.
Dan is er Nora Munt, een vrouw van
weinig aanzienlijke afkomst die zich
op heeft weten te werken. In haar
schooljaren is er iets geweest tussen
haar en Diederik Meening.
Wanneer de zusters die elkaar lang
niet hebben gezien in het huis van
hun jeugd terugkeren beginnen de
dingen te gebeuren. Wanda Meening
zoekt snel contact, ze denkt via Nina
hogerop te kunnen komen. Die op
haar beurt beantwoordt de toenade
ringspoging nauwelijks, Felicia
neemt de honneurs waar. De laatste
is met een fikse dosis bemoeizucht
behepbt. Ze denkt haar zuster te hel
pen door haar met haar stiefzoon Pe
pe Sanglar te verzoenen. Dat pakt
verkeerd uit. Wanda zet inmiddels
door en Felicia maakt de fout haar
een aantal politieke artikelen van Ni-
na ter hand te stellen. In waarheid
zijn die felle stukken niet van Nina,
maar van Pepe die een soort terrorist
blijkt te zijn.
Uitgenodigd door Felicia verschijnt
deze Pepe op een kwade dag in het
Blauwe Huis. Nina wil niets meer met
haar stiefzoon te maken hebben.
Buurtbewoners zien hoe deze ver
dachte Argentijn nog wel een gesprek
heeft met Wanda Meening.
Kort nadien is Wanda verdwenen. Ze
gaat weg van Diederik, het avontuur
tegemoet. Maar ze schijnt geheel van
de aardbodem verdwe'nen te zijn, de
wildste vermoedens worden geop
perd. Inmiddels grijpt Nora Munt de
kans om de verhouding met Diederik
te hernieuwen - het loopt op een mis
lukking uit.
De zusters verlaten het Blauwe Huis,
maar het mysterie rond Wanda Mee
ning blijft onopgelost. Nina heeft (p.
80) met haar tarotkaarten voorspeld
dat zij haar dood tegemoet ging. Er is
een scène (p. 102-103) die op verhulde
wijze een moord op de vrouw zou kun
nen suggereren. Had Pepe (p. 119)
haar als een dubbelgangster nodig
van een terroriste die in zijn opdracht
handelde? Waarom (p. 127) lijkt Pe-
pes vrouw Matilda sprekend op Wan
da? Het is aan de lezer, de vraag te
beantwoorden. Een aardige tijdspas
sering wellicht, maar het is natuurlijk
geen kwestie waar een literair boek
op kan drijven.
Berichten van het Blauwe Huis ont
stijgt ook voor de goedgeluimde
boekbespreker het peil van het lees
voer voor de betere kringen niet.
Hella S. Haasse: Berichten van het Blauwe
Huis; 136 pag.; 25,-; Querido, Amsterdam.
redactie andré oosthoek
Vertalen wat er staat door
Arthur Langeveld is een soort
boek dat er nog niet was
Weliswaar zou er een bibliotheek
te vullen zijn met werken over
vertaalwetenschap, maar die
publikaties richten zich nooit tot
de praktijk. Dat betekent
overigens niet dat de
vertaalwetenschap geen
bestaansrecht heeft: boeken als
Werner Rollers Einführung in die
Übersetzungswissenschaft
vormen wel degelijk boeiende
lectuur. Maar het boek van
Langeveld is nu eens niet
hoofdzakelijk op de theorie maar
juist op de praktijk georiënteerd.
Dat maakt het geschikt voor
iedereen die in vertalen belang
stelt.
Anders dan men wel denkt is in
theoretisch opzicht bijna alles wat
er over vertalen te zeggen valt al
eens gezegd. In de Oudheid was
bijvoorbeeld de splitsing tussen
het naar de letter en naar de geest
vertalen al volop bekend: men
sprak van verbum de verbo en
sensum de sensu. Vooral wie de
vele opmerkingen over vertalen in
de brieven van Hieronymus heeft
gelezen zal als hij kennis neemt
van moderne vertaaltehorieën
doorgaans verzuchten: oude wijn
in nieuwe zakken. Misschien het
belangrijkste nieuwe besef dat
over vertalen is gegroeid het
kwam vooral naar voren in een
reeks beschouwingen van Rudy
Kousbroek over de Griekse
dichter Kavafis is dat het
mogelijk moet zijn naar de letter
van de brontekst te vertalen
zonder het taalgebruik van de
doeltekst te forceren.
Het zogenaamde vertalen naar de
geest heeft tot de meest
bedenkelijke ontwikkelingen
geleid: vertalingen die
onaanvaardbaar ver van het
origineel afkwamen te staan. Wie
de geest van het werk dat hij
vertaalt werkelijk recht wil doen,
zal meestal naar de letter dienen te
vertalen. Meestal: bij poëzie die
vormeisen stelt ligt het enigszins
anders, maar voor
prozavertalingen is het een
algemene regel. Helaas is deze
waarheid nog lang niet tot alle
Nederlandse beroepsvertalers
doorgedrongen.
Even helaas neemt Langeveld in
Vertalen wat er staat de vertalers
die zich van de letter weinig
aantrekken in bescherming
Bijvoorbeeld Peter Kaaij die op
onacceptabele manier Der Butt
van Günther Grass vertaalde
krijgt veel complimenten: het
origineel heet herschreven te zijn
'op een stilistisch adequaat
niveau'.
Maar dat herschrijven is een
serieus vertaler absoluut niet
toegestaan. Een vertaler is niet
zoals Langeveld dat geregeld doet
met een scheppend kunstenaar te
vergelijken, hij is een uitvoerder
die zich nederig heeft te
confirmeren aan de schrijver. Het
is een plaag van deze tijd dat
uitvoerende artiesten (vertalers,
musici, regisseurs) zich creatieve
genieën wanen; dat Langeveld met
die mentaliteit meeheult is
moeilijk te verteren. In dezelfde
lijn ligt het onophoudelijke
geklaag van Nederlandse
vertalers dat ze slecht zouden
worden betaald. De waarheid is
dat wie zelf een boek schrijft daar
doorgaans minder aan verdient
dan wanneer hij een boek vertaalt.
Een onevenredig deel van
subsidies voor literatuur wordt
gespendeerd aan vertalingen.
Literaire uitgevers betalen
bedrijfseconomisch gesproken
onverantwoord hoge honoraria
aan vertalers uit. Het is geen
zeldzaamheid dat 25 procent van
de omzet naar winkelprijs van een
boek opgaat aan vertaalkosten.
Ook in Vertalen wat er staat wordt
de ongerechtvaardigde klacht
over te lage beloning voor
vertalers weer herhaald.
Tegen Langevelds studie kan men
bezwaren hebben, er staan ook
dingen in waar men zijn voordeel
mee kan doen. Het uitgebreide
hoofdstuk over
vertaaltransformaties
bijvoorbeeld geeft een helderekijk
in de trucendoos die een
vakbekwame vertaler tot zijn
beschikking heeft.
H.W.
(204pag.lf 36,50/SyntheselDe
Arbeiderspers, Amsterdam).
Het Gouden Ezelsoor, de door de
Organisatie van Fabrikanten van
Grafische Eindprodukten FGE
ingestelde boekenprijs, wordt dit
jaar toegekend aan Fleur
Bourgonje.
Het Gouden Ezelsoor, bestaande
uit eenplastiekje met
bijbehorende oorkonde en een
geldbedrag van 2500 gulden,
wordt jaarlijks uitgereikt aan die
debuterende schrijver, van wie in
één jaar (in dit geval 1985) de
meeste boeken zijn verkocht.
Fleur Bourgonje krijgt de prijs
voor haar bij Uitgeverij
Meulenhoff verschenen roman
Spoorloos, waarvan in 1985 in drie
drukken 8.898 exemplaren werden
verkocht.
Fleur Bourgonje werd in 1946 in
Achterveld geboren. Zij woonde
van 1968 t/m 1969 in Parijs en van
1970 t/m 1980 in Zuid-Amerika
Qhili, A rgentinië en Venezuela
waar zij werkzaam was als
journaliste voor zowel
Nederlandse als
Zuidamerikaans e bladen. In
Argentinië studeerde zij sociale
psychologie.
Zij publiceerde tevens een studie
over de relatie tussen armoede en
prostitutie in Venezuela. Sinds
1981 woont Fleur Bourgonjein
Amsterdam.
Na haar debuut met de roman
Spoorloos verscheen in 1986 van
haar hand de novelle De
Terugkeer, eveneens bij Uitgeverij
Meulenhoff. In opdracht van het
Nederlands Blazers Ensemble
schreef zij het libretto voor de
opera 'Valparaiso'van de
componist B oudewijn
Tarenskeen.
De vakgroep Duitse taal- en
letterkunde van de
Rijksuniversiteit in Leiden heeft
het intitiatief genomen tot de
tentoonstelling „Oostenrijkse
emigrantenliteratuur in
Nederland 1934 -1940" die van 22
november tot 9 januari wordt
gehouden in de Koninklijke
Bibliotheek in Den Haag.
Voor veel schrijvers in Oostenrijk
was het na de machtsovername
door Hitler in 1933 moeilijk of
onmogelijk in eigen land te
publiceren. De
nationaal-socialisten hadden een
zwarte lijst van „verboden"
schrijvers opgesteld. Ongeveer
veertig van deze schrijvers
publiceerden in Nederland bij
onder meer de Amsterdamse
uitgevers Emanuel Querido en
Allert de Lange. Joodse en politiek
oppositionele auteurs waren ook
gedwongen Oostenrijk te verlaten.
Hun werken verschenen hier niet
alleen in het Duits maar ook wel in
het Nederlands. V/erken van onder
ander en Joseph Roth, Stefan
Zweig en Max Brod.
Met de expositie wordt aandacht
besteed aan de gevolgen van de
politieke gebeurtenissen van
destijds voor kunst en cultuur. Er
is werk te zien van bekende en
minder bekende auteurs.
Uitvoerig worden de schrijvers
Roth, Zweig en Karl Kautsky
behandeld. Het kunstzinnige en
literaire werk van de
dichter-kunstenaar Uriel
Birnbaum vormt een belangrijk
onderdeel van de tentoonstelling.
Ook wetenschappelijke werken
die niet in Oostenrijk mochten
verschijnen, zoals die van
Sigmund Freud, zijn leerling
Theodor Reik en de filosoof Otto
Neurath, krijgen aandacht op ie
expositie. Met foto's, brochures
kranteknipsels en ander
materiaal worden voorts
historische en politieke situaties
belicht. In de catalogus komt
onder meerde complete lijst voor
van Oostenrijkse
emigrantenliteratuur die hier
werd uitgegeven.
Thomas Rap houdt de blik gericht
op Biggekerke. Nadat hij een
bundel gedichten uitgaf van
Johanna Kruit presenteert hijm
de gebundelde werken van haar
plaatsgenote Neeltje Zoetje Jobst
Dat gebeurt officieel, vrijdag21
november te 16 uur in de Zeeuwse
Bibliotheek te Middelburg. Ham
Warren spreekt en Anhemariew
Aalst (viool) en JanWillem van
Aalst (piano) spelen.
Bij het zoeken naar enkele gegevens over Bob
den Uyl stuitte ik op deze zin: 'Ab Visser, Alfred
Kossmann en Hans Warren bespreken onverdroten
elke nieuwe bundel weer positief.
Dat was in 1981. Andere critici bleken steeds min
der te spreken over Den Uyls verhalen. Ab Visser
stierf in 1982 en het is dus voor Den Uyl te hopen dat
er toch weer nieuwe supporters voor hem onder de
boekbesprekers komen. Al blijkt de gunst van het
lezerspubliek belangrijker en die heeft hij nog wel.
Wie in 'De Literaire Kritiek', de Boekengids die de
CPNB deze week gratis verspreidt, het verslag van
Rudie Kagie leest krijgt een zeer genuanceerd in
zicht in dit merkwaardige fenomeen, in alles wat er
speelt rondom de letterkundige kritiek en de in
vloed daarvan op het lezende publiek.
Doch terug naar Bob den Uyl, 56, in Rotterdam gebo
ren en getogen, wonend in die stad, er aan verknocht.
Hij debuteerde in 1963 en is sinds 1975 toen Gods we
gen zijn duister en zelden aangenaam verscheen
doorgebroken naar een grotere lezerskring. Enkele
van zijn boeken beleefden toen herdrukken, maar de
laatste jaren lijkt het weer wat stiller om hem gewor
den.
Hoewel ik niet wist dat ik als een kampioen voor deze
schrijver te boek stond - ik lees hem graag, maar ik
vind hem beslist geen eersteklas-auteur - begon ik
inderdaad met plezierige verwachtingen aan zijn
nieuwe bundel Een uitzinnige liefde. Om al op de
tweede bladzijde me geducht te storen aan een gast
vrouw 'die een pijnlijke afwezigheid van borsten ver
toont'. Hoezo, geamputeerd dus zeker, nee, Den Uyl,
dat kun je niet zo schrijven, althans niet laten staan.
Wat een slappe stijl. Het hobbelde door en teleurge
steld keek ik maar eens naar de slotpagina. Weer iets
met borsten, maar nu juist al te aanwezige, die tegen
des schrijvers shirt prangen.
ik voel de situatie als pijnlijk aan....' (156). Pijnlijk
afwezig, pijnlijk aanwezig, het is ook nooit goed,
maar een zekere symmetrie kun je het geheel blijk
baar niet ontzeggen. Ik vond dit allemaal echter zó
slecht dat Een uitzinnige liefde terzijde geschoven
dreigde te worden.
Trouw en plichtsgevoel wonnen en gelukkig, weldra
raakte Den Uyl beter op dreef. Ik kreeg de smaak
weer te pakken en alles welbeschouwd blijkt Een uit
zinnige liefde, al vertoont het telkens inzinkingen,
best een aardig boek met een paar goede verhalen en
enkele zeer komische passages.
De verhalen hebben, als vrijwel altijd bij deze au
teur een sterk autobiografische inslag en de
hoofdfiguur, de ik dus, is ook strijk en zet een ietwat
onwillige reiziger die onwennig, vaak met afkeer,
rond zich heen kijkt.
Wat hem keer op keer drijft om weer een vreemde
omgeving op te zoeken en allerlei ontgoochelingen is
volstrekt onduidelijk, maar wanneer hij thuis komt
blijkt hij het kennelijk ook niet erg naar zijn zin te
hebben. Dus gaat hij weer opnieuw op pad. Hij is in
wezen geen aangenaam mens, maar hij heeft toch
ook weer iets ontwapenends over zich. Het moppe
ren en kankeren slaat naar buiten, de anderen zijn
eigenlijk altijd de schuld, er steekt ook iets van een
querulant in deze 'ik'. Toch kun je niet echt een hekel
aan hem krijgen, vaak ben je het zelfs roerend met
hem eens. Wanneer Den Uyl op die momenten dan
ook nog zijn laconieke stijl trefzeker hanteert lees ik
hem inderdaad graag.
De bundel Een uitzinnige liefde bestaat uit drie afde
lingen. In 'Neurenbergse protocollen' vindt men een
zevental schetsen over Duitsland. Het middendeel,
'Stadsproblemen' bevat twaalf stukjes over zijn ge
liefde Rotterdam, en de derde afdeling, 'Kracht naar
kruis' brengt vijf impressies uit België en Frankrijk.
Met het klimmen der jaren is Bob den Uyl op wat
comfortabeler wijze gaan reizen, maar nu hij clau
strofobie opgelopen heeft (een beklemmend verslag
van die ervaring is te vinden in 'Even naar Zuid') zal
hij mogelijk toch weer naar de fiets terug moeten
grijpen. Want treinen gaan door tunnels, met metro
en vliegtuig kan hij niet meer mee
'Nooit zal ik meer in een bus door de Maastunnel
gaan. Met liften kan ik niet meer mee, ik neem de
trap, al is het nog zo hoog. Als ik in een trein gezeten
door een tunnel moet, vertoon ik een hoogst merk
waardig gedrag, waarvan hardop tellen nog het
minst aanstootgevend is Van het bezoeken van
we's in openbare gelegenheden die niet van boven
open zijn heb ik moeten afzien. Dit alles brengt van
tijd tot tijd ongemakken met zich mee' (122).
Tot de aardigste verhalen behoort mijns inziens
het relaas over een bezoek aan een museum
voor schrijfmachines in Bayreuth in de eerste afde-
iing. Na veel volharding weet de 'ik' in een oud klas
lokaal door te dringen. Een misverstand, denkt hij.
'Maar nee, dit was echt het museum, zei ze. Ze wees
naar de achtermuur, en toen mijn ogen wat aan het
halfduister gewend waren zag ik eindelijk het mu
seum. Op heuphoogte was er langs een muur een lan
ge plank bevestigd en daarop stonden inderdaad
schrijfmachines, bij elkaar zo'n stuk of twaalf. Ik
voelde me opgelicht en voor gek gezet, anderzijds be
sefte ik met vreugde in het merkwaardigste museum
van West-Europa te zijn beland' (pp 72/3).
In de stukken over Rotterdam heb ik erg moeten la
chen om de beschrijving van de duivenplaag. Ook al
is zijn ornithologische kennis niet groot (de stadsduif
is niet van oorsprong een bosvogel, zoals hij meent) -
zijn duivenhaat is overtuigend.
Nadat hij met zijn fiets over een duif gevallen is was
de maat vol en begon hij duiven te verjagen, bijvoor
beeld door ze in net voorbijgaan een schop te geven.
'Helaas viel mijn eerste schop door het nog ontbre
ken van het juiste maatgevoel wat hard uit, de duif
vloog met een boog door de lucht en bleef met zwoe-
Bob den Uyl
foto: den haan
gende borst zitten waar hij was terechtgekomen
Had je de mensen moeten horen! Dierenbeulwasno.
de zachtzinnigste term die werd gebezigd en het het
een haar gescheeld - ik riep snel dat het een ongein»
je was geweest en begon haastig de duif te aaien-t
ik had flinke klappen opgelopen. Een wijze les. Vooj
taan schopte ik de duiven alleen in het donker ON
er niemand in de buurt was. Maar dan haalde ikon
flink uit om alle verloren gegane gelegenheden w
halen, niet zelden stoven de veren in het rond' 'P!
10819).
De titel van de bundel is ontleend aan één yanl
in Duitsland spelende verhalen, waarin eei
wonderlijke conflictsituatie uitgebeeld wordt.Ds
Uyl had in Berlijn een docente Nederlands ontmof
voor wie hi j grote antipathie koesterde. En zij has
te hem. Deze Gertrud had een uitzinnige liefde VOO
de DDR. Den Uyl maakt haar belachelijk voort®
studenten en dan is bij haar de maat meer danvo
bij het afscheid geeft Gertrud hem uit wraak e»
felle schop tegen zijn enkel.
'Even voelde ik de aandrift om razend te won®
maar toen vond het wonder plaats: mijn afkeer i»
Gertrud liep langzaam uit mij weg en maakte pion
voor begrip. De afstand die ik in mijn haat niet to
kunnen nemen was er ineens; zij was de bron!i"
vermaak geworden die ze altijd was geweest M!
medeleven kende geen grenzen en ondanks mijnt'
had ik luid kunnen lachen. Ik hinkte naar
zou nog drie weken hinken - en nam met een no
druk afscheid van de studenten. Ik pakte
haar bovenarm, boog me iets voorover en drukte*
kus op haar wang. De verbijstering in haar oge"
ik niet licht vergeten. Ze begreep het niet en ik e>S
lijk ook niet' (pp 4516).
Zulke passages wegen ruimschoots op tegen dei»
der geslaagde en uiteindelijk kom ik, ook al is
dan misschien niet helemaal onverdroten tot een.
sitief oordeel.
Bob den Uyl: Een uitzinnige liefde; 158 pag.; 27,50 Qsl!
do, Amsterdam.
"r