letters S letteren vertalen ezelsoor emigranten EEN UITZINNIGE LIEFDE bob den uyl PZC/ week-uit berichten van het blauwe huis neeltje zoetje thriller vaag mysterie hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren ZATERDAG 15 NOVEMBER 1986 In een onvriendelijke bui heb ik eens over het proza van Hella S. Haasse geschreven dat het leesvoer voor de betere kringen was. Niette min zit er een stevige grond van waarheid in die constatering. Ze schrijft als een mevrouw voor ande re mevrouwen. Wanneer ze autobiografisch schrijft - en dat doet ze vaak - ook dan blijft ze een mevrouw. Alles wat aanstootge vend zou kunnen zijn omzeilt ze. Voor haar beschaafde lezerskring mag dat plezierig zijn, het blijft een feit dat ie dereen die op een waarachtige ma nier over het eigen bestaan schrijft onvermijdelijk choquerende dingen zal moeten zeggen. Ook in haar proza zonder autobiografische inslag tracht zij scherpe kanten bij te slij pen. Zelden gaat het bij haar over het echte, harde, wrede leven - de werkelijkheid wordt door deze schrijfster doorgaans verzoet. Hella Haasse neemt daarom afstand van de in de moderne literatuur overheersende gedachte dat het menselijk bestaan een chaotische lijn tussen geboorte en dood volgt. Volgens haar is er wel degelijk een doel in ons bestaan, een plan in ons leven. Haar uitspraak in een vraaggesprek dat er geen mus voor niets van het dak valt is tekenend. Het is nadruk kelijk geconstrueerd proza dat Hella Haasse schrijft. Te nadrukkelijk vin den velen, er wordt soms gezegd dat de staketsels van haar bouwwerken duidelijk zichtbaar blijven. Mijn grootste bezwaar is echter dat alle pretenties ten spijt haar proza zelden meer behelst dan een verhaaltje - ele gant, maar zonder ideeën, amuse ment op niveau maar zonder iets dat beklijft. Wanneer we lezen dat haar nieuwe ro man Berichten van het Blauwe Huis in een welvarende villawijk van een kalm dorp speelt is de neiging groot te denken: daar komt weer een portie leesvoer voor de betere kringen. He laas gaat dat ook deze maal op. Het boek is desondanks niet het min ste werk dat Hella Haasse op haar naam heeft staan. Het is een thriller waarin de meest intrigerende vraag onbeantwoord blijft. Dat stemt goed overeen met het motto van R. Z. Sheppard dat erop neer komt dat er geen kwaad in kan schuilen wanneer in werk van fictie feiten verzwegen worden. „Een romanschrijver kan dingen naar verkiezing weglaten". De kwestie die Hella Haasse in deze roman subtiel in het midden laat is: wat gebeurde er met de verhaalfiguur Wanda Meening. Op andere momenten is ze heel wat minder handig in het doseren van ge heimzinnigheid, het oproepen van in drukken. De roman, hoe weinig uitge breid ook, bevat bijvoorbeeld talrijke herhalingen. Op bladzijde 30 lezen we hoe één van de personages, Nina Sanglar, er achter komt dat ze bij de man van haar zuster niet welkom was geweest. Enkele alinea's later laat Hella Haasse de protagonist deze zelfde informatie nogmaals oplepe len. De meeste geheimen worden irri terend snel ontsluierd. Een vreemde ling dient zich aan bij het Blauwe Huis, er wordt uitgebreid over gespe culeerd wie dat kan wezen. Twee bladzijden later wordt hij met naam en toenaam genoemd: Pepe Sanglar. Zo worden raadsels tot raadseltjes, zo'n onthulling is zoiets als een snel leeglopende luchtballon. De vorm van de roman is ook niet erg bevredigend. Hoofdstukken verteld door een alwetende vertelinstantie Hella S. Haasse Plaats van handeling is dus een vil lawijk in een dorp even ten oosten van de Randstad. Centraal in de buurt ligt het zogenaamde Blauwe Huis, eigendom van de familie Lu- nius. Van het gezin zijn nog twee le den in leven: de zusters Felicia en Ni- na, bejaarde dames wanneer de ro man speelt. Hun vader was profes sor, hun moeder was een beeldscho ne Argentijnse. Sinds hun jeugd zijn de zusters niet in het Blauwe Huis teruggeweest, ze lo geren er nu een paar maanden om het pand te verkopen aan een stichting. Het huis zal worden gesloopt en op het terrein zal een appartementen complex verrijzen. Andere percelen die aan de familie Lunius toebehoor den zijn in een eerder stadium al van de hand gedaan: in het koetshuis van weleer hebben zich Diederik Meening en zijn vrouw Wanda gevestigd, Otto Munt en zijn echtgenote Nora, gebo ren Bloemcamp hebben in een ander deel van het park een bungalow laten bouwen. Zoals dat in een thriller gaat worden afgewisseld met cursief ge zette hoofdstukken waarin de wijk bewoners als een collectief spreken. In de 'wij'-vorm worden vage waar nemingen, geruchten en af en toe nuttige inlichtingen doorgegeven. „Ons collectieve waarnemingsver mogen (ligt) als een onzichtbaar we zen, een en al oog en oor, met ontel baar vele tentakels, uitgespreid in de villawijk en in de dorpskern" (15), heet het ergens. De merkwaardige in directe wijze van vertellen zal wel be doeld zijn om de spanning op te voe ren en de lezer in de stemming te brengen - een economische manier van schrijven is het echter allerminst. Inmiddels is het een verdienste van de schrijfster dat ze zoveel verschil lende levens in deze roman weet te verknopen. Dat mag soms tot kramp achtigheid leiden, tot de neiging er te veel bij te slepen - de breed uitge sponnen politieke achtergronden van Nina om iets te noemen - maar de vier vrouwen waar het verhaal om draait werden vrij overtuigend gepor tretteerd. worden gegevens spaarzaam en voor al verbrokkeld verstrekt. Maar dit is nu eens een thriller die het kan ver dragen dat de informatie op een rij wordt gezet, dat het verhaal wordt sa mengevat. Want zoals gezegd blijft de cruciale kwestie open, er worden en kel ietwat tegenstrijdige sporen ge wezen. Welnu: in het kort een karakteristiek van de belangrijkste figuren. Na de dood van vader Lunius zijn moeder en kinderen naar Argentinië ver trokken. De karakters van de zusters waren onverenigbaar, hun levens zijn sterk afwijkend verlopen. Felicia huwde een Nederlandse diplo maat Van Wicke. Nina had een avon tuurlijk en nogal obscuur bestaan ge leid. Ze had zich aangesloten bij het muziekgezelschap van Ramon Sang lar, ze was steeds meer in politiek ver strikt geraakt en nu verdient ze de kost als waarzegster. Wanda Meening is een ontevreden vrouw, ze maakt fo to's en gaat zich interesseren voor Ni- na. Ze meent - ten onrechte - dat ze geboren is om grote dingen te doen. Dan is er Nora Munt, een vrouw van weinig aanzienlijke afkomst die zich op heeft weten te werken. In haar schooljaren is er iets geweest tussen haar en Diederik Meening. Wanneer de zusters die elkaar lang niet hebben gezien in het huis van hun jeugd terugkeren beginnen de dingen te gebeuren. Wanda Meening zoekt snel contact, ze denkt via Nina hogerop te kunnen komen. Die op haar beurt beantwoordt de toenade ringspoging nauwelijks, Felicia neemt de honneurs waar. De laatste is met een fikse dosis bemoeizucht behepbt. Ze denkt haar zuster te hel pen door haar met haar stiefzoon Pe pe Sanglar te verzoenen. Dat pakt verkeerd uit. Wanda zet inmiddels door en Felicia maakt de fout haar een aantal politieke artikelen van Ni- na ter hand te stellen. In waarheid zijn die felle stukken niet van Nina, maar van Pepe die een soort terrorist blijkt te zijn. Uitgenodigd door Felicia verschijnt deze Pepe op een kwade dag in het Blauwe Huis. Nina wil niets meer met haar stiefzoon te maken hebben. Buurtbewoners zien hoe deze ver dachte Argentijn nog wel een gesprek heeft met Wanda Meening. Kort nadien is Wanda verdwenen. Ze gaat weg van Diederik, het avontuur tegemoet. Maar ze schijnt geheel van de aardbodem verdwe'nen te zijn, de wildste vermoedens worden geop perd. Inmiddels grijpt Nora Munt de kans om de verhouding met Diederik te hernieuwen - het loopt op een mis lukking uit. De zusters verlaten het Blauwe Huis, maar het mysterie rond Wanda Mee ning blijft onopgelost. Nina heeft (p. 80) met haar tarotkaarten voorspeld dat zij haar dood tegemoet ging. Er is een scène (p. 102-103) die op verhulde wijze een moord op de vrouw zou kun nen suggereren. Had Pepe (p. 119) haar als een dubbelgangster nodig van een terroriste die in zijn opdracht handelde? Waarom (p. 127) lijkt Pe- pes vrouw Matilda sprekend op Wan da? Het is aan de lezer, de vraag te beantwoorden. Een aardige tijdspas sering wellicht, maar het is natuurlijk geen kwestie waar een literair boek op kan drijven. Berichten van het Blauwe Huis ont stijgt ook voor de goedgeluimde boekbespreker het peil van het lees voer voor de betere kringen niet. Hella S. Haasse: Berichten van het Blauwe Huis; 136 pag.; 25,-; Querido, Amsterdam. redactie andré oosthoek Vertalen wat er staat door Arthur Langeveld is een soort boek dat er nog niet was Weliswaar zou er een bibliotheek te vullen zijn met werken over vertaalwetenschap, maar die publikaties richten zich nooit tot de praktijk. Dat betekent overigens niet dat de vertaalwetenschap geen bestaansrecht heeft: boeken als Werner Rollers Einführung in die Übersetzungswissenschaft vormen wel degelijk boeiende lectuur. Maar het boek van Langeveld is nu eens niet hoofdzakelijk op de theorie maar juist op de praktijk georiënteerd. Dat maakt het geschikt voor iedereen die in vertalen belang stelt. Anders dan men wel denkt is in theoretisch opzicht bijna alles wat er over vertalen te zeggen valt al eens gezegd. In de Oudheid was bijvoorbeeld de splitsing tussen het naar de letter en naar de geest vertalen al volop bekend: men sprak van verbum de verbo en sensum de sensu. Vooral wie de vele opmerkingen over vertalen in de brieven van Hieronymus heeft gelezen zal als hij kennis neemt van moderne vertaaltehorieën doorgaans verzuchten: oude wijn in nieuwe zakken. Misschien het belangrijkste nieuwe besef dat over vertalen is gegroeid het kwam vooral naar voren in een reeks beschouwingen van Rudy Kousbroek over de Griekse dichter Kavafis is dat het mogelijk moet zijn naar de letter van de brontekst te vertalen zonder het taalgebruik van de doeltekst te forceren. Het zogenaamde vertalen naar de geest heeft tot de meest bedenkelijke ontwikkelingen geleid: vertalingen die onaanvaardbaar ver van het origineel afkwamen te staan. Wie de geest van het werk dat hij vertaalt werkelijk recht wil doen, zal meestal naar de letter dienen te vertalen. Meestal: bij poëzie die vormeisen stelt ligt het enigszins anders, maar voor prozavertalingen is het een algemene regel. Helaas is deze waarheid nog lang niet tot alle Nederlandse beroepsvertalers doorgedrongen. Even helaas neemt Langeveld in Vertalen wat er staat de vertalers die zich van de letter weinig aantrekken in bescherming Bijvoorbeeld Peter Kaaij die op onacceptabele manier Der Butt van Günther Grass vertaalde krijgt veel complimenten: het origineel heet herschreven te zijn 'op een stilistisch adequaat niveau'. Maar dat herschrijven is een serieus vertaler absoluut niet toegestaan. Een vertaler is niet zoals Langeveld dat geregeld doet met een scheppend kunstenaar te vergelijken, hij is een uitvoerder die zich nederig heeft te confirmeren aan de schrijver. Het is een plaag van deze tijd dat uitvoerende artiesten (vertalers, musici, regisseurs) zich creatieve genieën wanen; dat Langeveld met die mentaliteit meeheult is moeilijk te verteren. In dezelfde lijn ligt het onophoudelijke geklaag van Nederlandse vertalers dat ze slecht zouden worden betaald. De waarheid is dat wie zelf een boek schrijft daar doorgaans minder aan verdient dan wanneer hij een boek vertaalt. Een onevenredig deel van subsidies voor literatuur wordt gespendeerd aan vertalingen. Literaire uitgevers betalen bedrijfseconomisch gesproken onverantwoord hoge honoraria aan vertalers uit. Het is geen zeldzaamheid dat 25 procent van de omzet naar winkelprijs van een boek opgaat aan vertaalkosten. Ook in Vertalen wat er staat wordt de ongerechtvaardigde klacht over te lage beloning voor vertalers weer herhaald. Tegen Langevelds studie kan men bezwaren hebben, er staan ook dingen in waar men zijn voordeel mee kan doen. Het uitgebreide hoofdstuk over vertaaltransformaties bijvoorbeeld geeft een helderekijk in de trucendoos die een vakbekwame vertaler tot zijn beschikking heeft. H.W. (204pag.lf 36,50/SyntheselDe Arbeiderspers, Amsterdam). Het Gouden Ezelsoor, de door de Organisatie van Fabrikanten van Grafische Eindprodukten FGE ingestelde boekenprijs, wordt dit jaar toegekend aan Fleur Bourgonje. Het Gouden Ezelsoor, bestaande uit eenplastiekje met bijbehorende oorkonde en een geldbedrag van 2500 gulden, wordt jaarlijks uitgereikt aan die debuterende schrijver, van wie in één jaar (in dit geval 1985) de meeste boeken zijn verkocht. Fleur Bourgonje krijgt de prijs voor haar bij Uitgeverij Meulenhoff verschenen roman Spoorloos, waarvan in 1985 in drie drukken 8.898 exemplaren werden verkocht. Fleur Bourgonje werd in 1946 in Achterveld geboren. Zij woonde van 1968 t/m 1969 in Parijs en van 1970 t/m 1980 in Zuid-Amerika Qhili, A rgentinië en Venezuela waar zij werkzaam was als journaliste voor zowel Nederlandse als Zuidamerikaans e bladen. In Argentinië studeerde zij sociale psychologie. Zij publiceerde tevens een studie over de relatie tussen armoede en prostitutie in Venezuela. Sinds 1981 woont Fleur Bourgonjein Amsterdam. Na haar debuut met de roman Spoorloos verscheen in 1986 van haar hand de novelle De Terugkeer, eveneens bij Uitgeverij Meulenhoff. In opdracht van het Nederlands Blazers Ensemble schreef zij het libretto voor de opera 'Valparaiso'van de componist B oudewijn Tarenskeen. De vakgroep Duitse taal- en letterkunde van de Rijksuniversiteit in Leiden heeft het intitiatief genomen tot de tentoonstelling „Oostenrijkse emigrantenliteratuur in Nederland 1934 -1940" die van 22 november tot 9 januari wordt gehouden in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Voor veel schrijvers in Oostenrijk was het na de machtsovername door Hitler in 1933 moeilijk of onmogelijk in eigen land te publiceren. De nationaal-socialisten hadden een zwarte lijst van „verboden" schrijvers opgesteld. Ongeveer veertig van deze schrijvers publiceerden in Nederland bij onder meer de Amsterdamse uitgevers Emanuel Querido en Allert de Lange. Joodse en politiek oppositionele auteurs waren ook gedwongen Oostenrijk te verlaten. Hun werken verschenen hier niet alleen in het Duits maar ook wel in het Nederlands. V/erken van onder ander en Joseph Roth, Stefan Zweig en Max Brod. Met de expositie wordt aandacht besteed aan de gevolgen van de politieke gebeurtenissen van destijds voor kunst en cultuur. Er is werk te zien van bekende en minder bekende auteurs. Uitvoerig worden de schrijvers Roth, Zweig en Karl Kautsky behandeld. Het kunstzinnige en literaire werk van de dichter-kunstenaar Uriel Birnbaum vormt een belangrijk onderdeel van de tentoonstelling. Ook wetenschappelijke werken die niet in Oostenrijk mochten verschijnen, zoals die van Sigmund Freud, zijn leerling Theodor Reik en de filosoof Otto Neurath, krijgen aandacht op ie expositie. Met foto's, brochures kranteknipsels en ander materiaal worden voorts historische en politieke situaties belicht. In de catalogus komt onder meerde complete lijst voor van Oostenrijkse emigrantenliteratuur die hier werd uitgegeven. Thomas Rap houdt de blik gericht op Biggekerke. Nadat hij een bundel gedichten uitgaf van Johanna Kruit presenteert hijm de gebundelde werken van haar plaatsgenote Neeltje Zoetje Jobst Dat gebeurt officieel, vrijdag21 november te 16 uur in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg. Ham Warren spreekt en Anhemariew Aalst (viool) en JanWillem van Aalst (piano) spelen. Bij het zoeken naar enkele gegevens over Bob den Uyl stuitte ik op deze zin: 'Ab Visser, Alfred Kossmann en Hans Warren bespreken onverdroten elke nieuwe bundel weer positief. Dat was in 1981. Andere critici bleken steeds min der te spreken over Den Uyls verhalen. Ab Visser stierf in 1982 en het is dus voor Den Uyl te hopen dat er toch weer nieuwe supporters voor hem onder de boekbesprekers komen. Al blijkt de gunst van het lezerspubliek belangrijker en die heeft hij nog wel. Wie in 'De Literaire Kritiek', de Boekengids die de CPNB deze week gratis verspreidt, het verslag van Rudie Kagie leest krijgt een zeer genuanceerd in zicht in dit merkwaardige fenomeen, in alles wat er speelt rondom de letterkundige kritiek en de in vloed daarvan op het lezende publiek. Doch terug naar Bob den Uyl, 56, in Rotterdam gebo ren en getogen, wonend in die stad, er aan verknocht. Hij debuteerde in 1963 en is sinds 1975 toen Gods we gen zijn duister en zelden aangenaam verscheen doorgebroken naar een grotere lezerskring. Enkele van zijn boeken beleefden toen herdrukken, maar de laatste jaren lijkt het weer wat stiller om hem gewor den. Hoewel ik niet wist dat ik als een kampioen voor deze schrijver te boek stond - ik lees hem graag, maar ik vind hem beslist geen eersteklas-auteur - begon ik inderdaad met plezierige verwachtingen aan zijn nieuwe bundel Een uitzinnige liefde. Om al op de tweede bladzijde me geducht te storen aan een gast vrouw 'die een pijnlijke afwezigheid van borsten ver toont'. Hoezo, geamputeerd dus zeker, nee, Den Uyl, dat kun je niet zo schrijven, althans niet laten staan. Wat een slappe stijl. Het hobbelde door en teleurge steld keek ik maar eens naar de slotpagina. Weer iets met borsten, maar nu juist al te aanwezige, die tegen des schrijvers shirt prangen. ik voel de situatie als pijnlijk aan....' (156). Pijnlijk afwezig, pijnlijk aanwezig, het is ook nooit goed, maar een zekere symmetrie kun je het geheel blijk baar niet ontzeggen. Ik vond dit allemaal echter zó slecht dat Een uitzinnige liefde terzijde geschoven dreigde te worden. Trouw en plichtsgevoel wonnen en gelukkig, weldra raakte Den Uyl beter op dreef. Ik kreeg de smaak weer te pakken en alles welbeschouwd blijkt Een uit zinnige liefde, al vertoont het telkens inzinkingen, best een aardig boek met een paar goede verhalen en enkele zeer komische passages. De verhalen hebben, als vrijwel altijd bij deze au teur een sterk autobiografische inslag en de hoofdfiguur, de ik dus, is ook strijk en zet een ietwat onwillige reiziger die onwennig, vaak met afkeer, rond zich heen kijkt. Wat hem keer op keer drijft om weer een vreemde omgeving op te zoeken en allerlei ontgoochelingen is volstrekt onduidelijk, maar wanneer hij thuis komt blijkt hij het kennelijk ook niet erg naar zijn zin te hebben. Dus gaat hij weer opnieuw op pad. Hij is in wezen geen aangenaam mens, maar hij heeft toch ook weer iets ontwapenends over zich. Het moppe ren en kankeren slaat naar buiten, de anderen zijn eigenlijk altijd de schuld, er steekt ook iets van een querulant in deze 'ik'. Toch kun je niet echt een hekel aan hem krijgen, vaak ben je het zelfs roerend met hem eens. Wanneer Den Uyl op die momenten dan ook nog zijn laconieke stijl trefzeker hanteert lees ik hem inderdaad graag. De bundel Een uitzinnige liefde bestaat uit drie afde lingen. In 'Neurenbergse protocollen' vindt men een zevental schetsen over Duitsland. Het middendeel, 'Stadsproblemen' bevat twaalf stukjes over zijn ge liefde Rotterdam, en de derde afdeling, 'Kracht naar kruis' brengt vijf impressies uit België en Frankrijk. Met het klimmen der jaren is Bob den Uyl op wat comfortabeler wijze gaan reizen, maar nu hij clau strofobie opgelopen heeft (een beklemmend verslag van die ervaring is te vinden in 'Even naar Zuid') zal hij mogelijk toch weer naar de fiets terug moeten grijpen. Want treinen gaan door tunnels, met metro en vliegtuig kan hij niet meer mee 'Nooit zal ik meer in een bus door de Maastunnel gaan. Met liften kan ik niet meer mee, ik neem de trap, al is het nog zo hoog. Als ik in een trein gezeten door een tunnel moet, vertoon ik een hoogst merk waardig gedrag, waarvan hardop tellen nog het minst aanstootgevend is Van het bezoeken van we's in openbare gelegenheden die niet van boven open zijn heb ik moeten afzien. Dit alles brengt van tijd tot tijd ongemakken met zich mee' (122). Tot de aardigste verhalen behoort mijns inziens het relaas over een bezoek aan een museum voor schrijfmachines in Bayreuth in de eerste afde- iing. Na veel volharding weet de 'ik' in een oud klas lokaal door te dringen. Een misverstand, denkt hij. 'Maar nee, dit was echt het museum, zei ze. Ze wees naar de achtermuur, en toen mijn ogen wat aan het halfduister gewend waren zag ik eindelijk het mu seum. Op heuphoogte was er langs een muur een lan ge plank bevestigd en daarop stonden inderdaad schrijfmachines, bij elkaar zo'n stuk of twaalf. Ik voelde me opgelicht en voor gek gezet, anderzijds be sefte ik met vreugde in het merkwaardigste museum van West-Europa te zijn beland' (pp 72/3). In de stukken over Rotterdam heb ik erg moeten la chen om de beschrijving van de duivenplaag. Ook al is zijn ornithologische kennis niet groot (de stadsduif is niet van oorsprong een bosvogel, zoals hij meent) - zijn duivenhaat is overtuigend. Nadat hij met zijn fiets over een duif gevallen is was de maat vol en begon hij duiven te verjagen, bijvoor beeld door ze in net voorbijgaan een schop te geven. 'Helaas viel mijn eerste schop door het nog ontbre ken van het juiste maatgevoel wat hard uit, de duif vloog met een boog door de lucht en bleef met zwoe- Bob den Uyl foto: den haan gende borst zitten waar hij was terechtgekomen Had je de mensen moeten horen! Dierenbeulwasno. de zachtzinnigste term die werd gebezigd en het het een haar gescheeld - ik riep snel dat het een ongein» je was geweest en begon haastig de duif te aaien-t ik had flinke klappen opgelopen. Een wijze les. Vooj taan schopte ik de duiven alleen in het donker ON er niemand in de buurt was. Maar dan haalde ikon flink uit om alle verloren gegane gelegenheden w halen, niet zelden stoven de veren in het rond' 'P! 10819). De titel van de bundel is ontleend aan één yanl in Duitsland spelende verhalen, waarin eei wonderlijke conflictsituatie uitgebeeld wordt.Ds Uyl had in Berlijn een docente Nederlands ontmof voor wie hi j grote antipathie koesterde. En zij has te hem. Deze Gertrud had een uitzinnige liefde VOO de DDR. Den Uyl maakt haar belachelijk voort® studenten en dan is bij haar de maat meer danvo bij het afscheid geeft Gertrud hem uit wraak e» felle schop tegen zijn enkel. 'Even voelde ik de aandrift om razend te won® maar toen vond het wonder plaats: mijn afkeer i» Gertrud liep langzaam uit mij weg en maakte pion voor begrip. De afstand die ik in mijn haat niet to kunnen nemen was er ineens; zij was de bron!i" vermaak geworden die ze altijd was geweest M! medeleven kende geen grenzen en ondanks mijnt' had ik luid kunnen lachen. Ik hinkte naar zou nog drie weken hinken - en nam met een no druk afscheid van de studenten. Ik pakte haar bovenarm, boog me iets voorover en drukte* kus op haar wang. De verbijstering in haar oge" ik niet licht vergeten. Ze begreep het niet en ik e>S lijk ook niet' (pp 4516). Zulke passages wegen ruimschoots op tegen dei» der geslaagde en uiteindelijk kom ik, ook al is dan misschien niet helemaal onverdroten tot een. sitief oordeel. Bob den Uyl: Een uitzinnige liefde; 158 pag.; 27,50 Qsl! do, Amsterdam. "r

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 18