twijfel slaat toe
NATUURBEHOUD
behoefte
aan nieuwe
vormgeving
Speciaal onderwijs moet specialer worden
PZC/°Pinie en achtergrond
terzake
Bedorven
Verzekering
Geweldig
Discussie
WOENSDAG 12 NOVEMBER 1986
Schrijven over natuur en milieu
is een riskante zaak. Je doet dat
niet ongemerkt, laat staan onge
straft. Een stukje over nieuwe plan
ten, produktiewijzen of technologie,
levert meestal niet zoveel of zulke
heftige reacties op. Weieens aanvul
lingen of lichte correcties. Maar
commentaar van mijn hand op mi
lieu, natuur en planologische visies
staan altijd garant voor heftige
reacties - instemmend, verontwaar
digd of vernietigend.
Hoe zou dat toch komen, vraagje je
af. Zijn mijn artikelen over die mate
rie scherper of ironischer dan over
andere onderwerpen? Meestal niet,
vind ik althans zelf.
Zou het toch ook een beetje aan de
instelling van natuurbeschermers
zelf liggen? Da's best begrijpelijk,
want ik kan me voorstellen dat als je
je voor de natuur hebt ingezet, je dat
doet omdat je heilig in je eigen zaak
gelooft. Toch wil dat mijns inziens
niet zeggen datje altijd op het goede
spoor zit met je natuurgeloof. Op het
gevaar af dat de redactie boze brie
ven binnen krijgt van natuurmensen
die gekwetst zijn, wil ik het ook dit
keer wagen kritiek en commentaar
te leveren op de gangbare methode
van natuur- en landschapsvisies.
Natuurbehouders zijn te vaak
'achterom kijkers'. Dat denk ik ie
dere keer weer. Bij allerlei jubilea
(bijvoorbeeld vijftig jaar Zeeuws
Landschap) wordt op voortreffelijke
wijze herdacht en vorm gegeven aan
wat is gereserveerd, (letterlijk) ge
compenseerd en behouden. Dat is
belangrijk, zeer zeker, juist in een tijd
van sterke veranderingen. Maar is
dat genoeg, komt dat in feite niet
neer op een soort natuurhistorisch
boekhouden? Iedere verandering
komt daardoor ook bij voorbaat in
een kwaad daglicht te staan.
Iedere wijziging brengt verandering,
dus schade aan het natuurlijk boek-
houdplaatje. Vanzelfsprekend staan
de natuurmensen in dat opzicht niet
alleen. Heel Nederland is de laatste
twee decennia tot een boekhouders-
staat geworden; alles is en wordt ge
registreerd, aan banden gelegd en in
regelwetgeving tot op de millimeter
geregeld. In fatsoenlijk Nederlands
noemen we dat een 'ordeningsstaat'.
De verfijning die we aan deze orde
ning en regelwetgeving hebben aan
gebracht, waarachtig niet alleen aan
natuur en landbouw, moet nu wel
haast op een hoogtepunt zijn aange
land.
Onlangs mocht ik vernemen dat
ambtenaren op het ministerie van
justitie nauwkeurig bepalen hoeveel
calorieën de toetjes van de gevange
nen per dag mogen bevatten.
Terug naar de natuur. Zou het voor
de komende jaren niet beter zijn dat
de boekhoudersmentaliteit gaat
plaatsmaken voor de nieuwe vorm
gevers? Exact hetzelfde geldt voor de
landbouw.
Als je een sector wilt laten vastlopen
in een moeras hoef je slechts per
maand en per jaar nieuwe regels
wetjes erbij te nemen. Het geheel
die regels fungeert tenslotte als;
fect vangnet waarin ieder totaals
strikt raakt. Op dezelfde wijze
het met steeds meer nieuwe reg
die belangenorganisaties zich c
gen. Vandaag worden de jagers
gesmeten omdat ze zich vol
opperboekhouder exegeet niêtex
houden aan wat in de kleine 1
van het heilige voorschrift verm
staat. Morgen is het de vereniging
behoud van de zeldzame schapen:
sen, wellicht omdat de schapens
eens een eitje kapot hebben getrs
Op die wijze bezig, polariseer
steeds meer en bereik je steedsn
der.
In een boekhoudersstaat is ste
minder ruimte voor visie en ni
we vormgeving. Terwijl dat laat
toch zeker nodig is zowel voorla
bouw als voor natuur. Iedere rt|
geving roept niet alleen nieuw
maar lijkt ook wel tegenstellinj
te verscherpen. In dat milieu is
des te verheugender af en toe tei
gen horen van nieuwe visies waa
geprobeerd wordt bruggen te sla
Drs W. van der Wei jden met zijnC
trum Landbouw en Milieu (Cl
draagt via zijn 'geïntegreerde la
bouw' bouwstenen aan voor
menlijk beleid.
Het is geen kunst, zegt Van der II
den, landbouwproblemen op te
sen ten koste van het milieu, I
niet om milieuproblemen op te
sen ten koste van de landbo
Kunst is pas problemen op telos
zodanig dat beide er beter van:
den.
Het zou in dit stukje te ver voeren
der op de geïntegreerde visie ii
gaan, maar naast punten waarm!
het niet erg eens ben, zijn er t
ker een heel aantal zaken waari»
ze milieuclub grotere aandacht
de landbouw verdient.
Als we over het hoogtepunt van
boekhoudstaat, de regelwetgevii
mentaliteit heen zouden zijn, 1
geen ik geenszins constateer bij li
bouw momenteel, zou het dan zaï
j esaan geen tij d worden voor wi
fessor De Wit noemt een doelstal
genlandbouw? „Je moet boerem
gaan vertellen dat ze in verband:
bijvoorbeeld weidevogels zust
moeten maaien. Nee, je moet zeg
als je zus of zo vogels krijgt, won
daarvoor betaald en kijkje zelfm
hoe j e het klaar speelt. Het is veel
ter om het doel aan te geven
eerst met maatregelen te komen,
zijn er al teveel. Boeren zijn inven
genoeg".
Veel meer hoef ik hier niet aan t»
voegen. Landbouw en
werken op eikaars terrein, zij»
elkaar veroordeeld. Alleen met
hulp van boekhouders zal er n«
sprake zijn van gezamenlijke vi
Mensen als Van der Weijden e
Wit gaan van het omgekeerde uil
schetsen met ruwe contourenee»
sie, een vormgeving waarbhu
ruimte is en blijft voor veranlw
delijkheden en afwegingen vanl
derlei zijden.
mr Gerard. W. Smallegffl
BAZEL NA
DE RAMP
(Door Hans Hoogendijk)
J T~M o lang het stinkt gaat het goed met Bazel'. Het is een gevleugeld woord in de industriestad
£ivan Zwitserland. Bazel en zijn chemische industrie zijn aan elkaar gewend. Eenderde
van de beroepsbevolking werkt in de chemie. Drie reusachtige concerns, Giba Gegy, Hoffmann
La Roche en Sandoz maken er de dienst uit.
De Bazeler weet dat als het stinkt, er weer eens iets is misgegaan bij de 'chemischen'. De reactie
is bijna als in een reflex: ramen dicht. De 200.000 inwoners weten ook dat de chemiegiganten
nooit iets aan de grote klok hangen als er weer een 'gebeurtenis' heeft plaats gevonden. De
schok, een goede week geleden was dan ook groot: voor het eerst beleefde Bazel catastrofe
alarm. De brand bij het bedrijf Sandoz heeft voor een danige verstoring gezorgd in de haat
liefde verhouding tussen chemie en stad. Een bericht uit deze Zwitserse stad, waar vader Rijn
de dood vond en de bevolking maar net aan een ramp ontkwam.
Groen-grauw stroomt de Rijn voorbij
de plek waar ruim een week geleden
meer dan 36.000 kilo levensgevaarlijk
gif in het water terecht kwam. Het is
er doodstil. Geen vogels, geen vissen,
zelfs de kleinste micro-organismen
hebben het leven gelaten.
Het is modderig rond de resten van
loods 956 van het chemieconcern San
doz AG. Een ploeg van een man of 20,
gasmaskers op, beschermende kle
ding aan, rommelt in de resten van de
hall 956. Er hangt een wat zoetige
lucht. De poging van Sandoz om door
middel van een laag schuim dit 'be
wijs' te neutraliseren is mislukt. Loods
956 was een oud gebouw, zonder auto
matische blusapparatuur of sprinkler
installatie. Een beschermende beton
nen kuip om in geval van nood gif op te
vangen ontbreekt. Toch lag in deze
loods van 50 bij 30 meter 1241 ton
zwaar gif. Ruim twee keer zo veel als
het bedrijf eerst vertelde.
Bij de brand op 1 november ging het
meeste spul de lucht in en vormde
daar een gifwolk, waarvan de experts
nog steeds de samenstelling niet ken
nen. De rest kwam met honderddui
zenden liters bluswater in de Rijn te
recht. De eerste gevolgen zijn bekend:
een volslagen afgestorven Rijn over
honderden kilometers en waterproble
men voor tientallen miljoenen men
sen.
Bazel heeft de schok nog lang niet ver
werkt. Niet alleen de Rijn is vergif
tigd, het klimaat in de stad maakt ook
een zeer bedorven indruk. De haat
liefde verhouding tussen de stad en
zijn chemie heeft een geduchte knauw
gekregen. Bazel leeft van de chemie.
Meer dan 35.000 mensen verdienen
hun brood bij de grote concerns als
Sandoz.
Vorig jaar behaalden de reuzen een
omzet van meer dan 50 miljard gulden,
bij een winst van bijna vijf miljard. De
stad vaart er wel bij, de bedrijven beta
len enorme nog altijd geheim gehou
den sommen aan belasting en willen
er ook nog wel eens een sporthal of an
dere accommodatie tegenaan gooien.
Bazel wil dan de neus wel eens even
dicht knijpen en voor kritische gees
ten in deze stad staat het als een paal
boven water dat de verantwoordelijke
politici regelmatig een oogje dichtk
nijpen.
'Zonder chemie overleeft Bazel niet', is
de kreet. Maar als de brand tien dagen
geleden over was geslagen naar een
loods een paar honderd meter verder,
had Bazel ook niet overleefd. In die
loods ligt het dodelijke gif dat ook door
Union Carbide werd gebruikt in Bho-
pal. Voor Sandoz-directeur Siebel was
dat nog niet eens het ergste, in een an
dere loods liggen namelijk honderden
tonnen natrium en was dat in vuur op
gegaan, dan was 'het een echte cata
strofe' geweest.
Bazel lijkt te zijn wakker geschud.
„Misschien is de arrogantie van de
chemiereuzen nu eindelijk aan het
wankelen gebracht", hopen kritische
inwoners. Want arrogant zijn de mach
tige concerns. Een voorbeeld daarvan
beleefde Bazel zondag. De heren van
chemie en stadsbestuur zouden in de
stadsschouwburg de gemoederen tot
bedaren brengen. De poging mislukte
grandioos. De tijd dat Bazels inwoners
met de kreet 'snuiven en ramen dicht'
konden worden afgescheept, lijkt
voorbij. De hoge heren kregen geen
been aan de grond en moesten over
haast de vlucht nemen toen woedende
jongeren Rijnwater en vergiftigde pa
lingen over de driedelige pakken gooi
den.
Een dag tevoren trokken meer dan
10.000 inwoners van Bazel door het
centrum van de grauwe werkstad.
Schoolkinderen hadden opgeroepen
tot dit protest. 'Wij willen niet de vis
sen van morgen zijn'. Wat volwassen
niet openlijk durven zeggen, deden
kinderen tussen de elf en vijftien jaar
voor hen: 'Vissen zijn weerloos, wij
niet' en 'Jullie hoeven ons kinderen
niet te zeggen dat wij het niet begrij
pen, wij zien ook de dode vissen drij
ven in de rivier'. De jeugd van Bazel
eist het opstappen van de betrokken
politici en zij zeiden hardop dat er een
monsterverbond bestaat tussen che
mie en stadsbestuur.
De gemeente Bazel kan het ermee
doen. Maar ook Sandoz AG krijgt het
zwaar. Nog afgezien van de vele techni
sche verwijten uit het buitenland,
wordt het bedrijf overstroomd met
brieven vol opgekropte woede. Sandoz
laat onderzoeken instellen naar de
psychologische oorzaken: het is toch
altijd goed gegaan. Directeur Siebel:
„Het is opvallend dat het de categorie
tot 25 jaar is, die in paniek heeft gehan
deld. Zelfs verpleegsters vertrokken
hals-over-kop uit de ziekenhuizen. Dit
moet worden onderzocht".
Woordvoerder Guido Bagutti is met
een hele staf bezig de boze brieven te
lezen. Een inwoner van Bazel schrijft:
„Ik laat een helikopterplatform naast
mijn huis bouwen om snel weg te kun
nen zijn. De rekening krijgt u". Andere
mensen eisen betaling van de kosten
die zij hebben moeten maken toen ze
de stad uitvluchtten. De advocaat van
Sandoz zegt alle claims te zullen on
derzoeken, maar een vergoeding voor
doodsangst is er niet bij, zegt hij. „De
mensen moeten ons in ieder geval dok
tersrekeningen tonen. Zonder bewijs
geen geld".
Het bewijs voor de fout van Sandoz is
over een afstand van ruim 700 kilome
ter in de Rijn te zien.
De ramp die vrijwel alle vegetatie in de
Rijn vernietigde, lijkt Bazel wakker te
hebben geschud.
Maar het bedrijf kan wel wat hebben.
Er is een schadeverzekering voor
ruim een half miljard en vorig jaar
boekte Sandoz bij een omzet van tien
miljard een netto-winst van 800 mil
joen gulden. Zelfs na de ramp zijn de
aandelen nauwelijks gekelderd. Ze
stonden alleen 'wat onder druk'.
Sandoz zal nog wel meer onder druk
komen. Vooral in West-Duitsland
groeit de woede en daarmee de politie
ke belangstelling voor de giframp. He
le dorpen aan de Rijn zitten al zonder
water. Brandweerwagens rijden dag
en nacht om iedereen zijn rantsoen
van 15 liter te brengen. Douchen of ba
den is verboden. Honderden inwoners
van vijf dorpen bezuiden Bonn zijn al
bij familie ingetrokken, waar de kraan
nog wel loopt. Grote steden als Düssel-
dorf en Keulen hebben nog voor vier
dagen reserve. De bierbrouwerijen in
Keulen hebben uit voorzorg hun bron
nen afgesloten. Het bier moet blijven
smaken, maar ook hier geldt dat er een
voorraad is voor een paar dagen.
De angst maakt steeds meer plaats
voor een onmachtige woede. Woede
ook omdat de Zwitsers het bepaald
niet nauw hebben genomen met hun
milieu-en veiligheidsvoorschriften.
De toekomst zal leren hoe de haat-lief-
de verhouding Bazel-chemie zich ont
wikkelt. Er zullen koppen rollen, maar
of er ook verder iets verandert is zeer
de vraag. De plaatselijke BB heeft al
een aanwijzing gegeven welke kant
het volgens de politici op moet: vol
gend jaar weet elke inwonener in het
kanton Bazel waar zijn schuilplaats is
als er weer iets mis gaat bij de 'chemi
schen'. Er wordt zelfs serieus overwo
gen elke inwoner een gasmasker te ge
ven.
De resten van loods 956
In het officiële stadsboek staat onder
meer: 'Het kanton-Bazel beschikt
over een uitstekende infrastructuur
bij rampen. Samen met de zeer ge
kwalificeerde veiligheids- en ram
pendiensten van de chemische indus
trie betekent dit een geweldig poten
tieel in ons Kanton'.
Dat boekwerkje kan nu wel de prulle-
bak in, want er is ontzettend veel mis
gegaan bij deze eerste echte ramp in
Bazel. Het alarm kwam te laat en werd
al weer ingetrokken toen nog niet eens
bekend was hoe de stinkende wolk bo
ven de stad was samengsteld, de crisis
stafhad een gifgaswolk niet eens over
leefd, doordat men zetelde in een bun
ker zonder gasfllters. Sandoz-direc
teur Siebel ontkent dit: „Wij wisten
dat er geen gifwolk zou ontstaan, an
ders waren we niet in die kelder ge
trokken". Verder werd de water-
verontreining eerst niet eens opge
merkt en zelfs nu weten de deskundi
gen van gemeente en Sandoz niet wat
er nu precies is gebeurd en tenslotte
kon de bevolking alleen maar door po
litiewagens en de radio worden gealar
meerd, omdat Bazel geen sirenes meer
heeft.
Minister Deetman krijgt natuurlijk meteen de zwarte Piet toegespeeld als hij
op het speciaal onderwijs wil bezuinigen. Hij wil een eind maken aan de onge
breidelde groei van de scholen voor probleemkinderen. Hoe bekritiseerd zo'n
streven ook mag zijn, de bewindsman speelt daarmee wel degelijk in op gelui
den die al veel langer in onderwijsland gehoord worden. Ruim vijftien jaar
wordt er nu gediscussieerd over de samenvoeging van gewoon en speciaal
onderwijs. Deze week draagt de Middelburger C.M. van Rijswijk zijn steentje
bij aan de integratiediscussie. Hij promoveert vandaag woensdagaan de
Rijksuniversiteit Leiden op het proefschrift 'De hulpverlening van de LOM-
school, een onderzoek naar verschillen tussen scholen voor kinderen met
leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOMen scholen voor regulier onderwijs'.
Er zijn verschillen, concludeert hij, maar minder dan verwacht. Eén van zijn
stellingen: 'Scholen voor speciaal onderwijs dienen het speciale van hun on
derwijs duidelijker kenbaar te maken'.
In 1790 werd in Groningen een in
stituut voor doofstommen opge
richt. Amsterdam volgde in 1808 met
een blindenschool en in 1855 opende
in Den Haag een 'idiotenschool' voor
zwakzinnigen de deuren. Het spe
ciaal onderwijs in Nederland kwam
langzaam tot ontwikkeling. Tegen
het eind van de negentiende eeuw
waren in totaal honderd kinderen op
scholen voor buitengewoon onder
wijs ondergebracht. Pas in de twin
tigste eeuw zou dat aantal explosief
gaan groeien.
De algemene leerplichtwet van 1901,
met sterke nadruk op klassikaal on
derwijs, werkte de groei van het aan
tal speciale scholen in de hand. Het
regulier onderwijs wist geen raad met
grote groepen in hun ontwikkeling
belemmerde kinderen. Speciale scho
len voor die probleemgevallen wer
den als een goede oplossing be
schouwd. Cijfers van het Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS) spre
ken voor zich. In 1928 telde het spe
ciaal onderwijs ruim 8000 leerlingen.
Dertig jaar later waren het er bijna
50.000. Tussen 1968 en 1978 liep dat
aantal op van 70.000 naar 87.000. Re
cente cijfers geven aan dat de magi
sche 100.000-grens bijna is bereikt.
Of die grens op korte termijn wordt
gepasseerd is sinds enkele maanden
de vraag. Als het aan onderwijsminis
ter Deetman ligt zal dat nog even du
ren. Hij wil 130 miljoen gulden op het
speciaal onderwijs bezuinigen. Dat
houdt in: geen nieuwe scholen meer
en de personeelsformatie van de
meeste afdelingen wordt bevroren.
De minister trekt aan de noodrem: hij
vindt het welletjes, probleemkinde
ren worden volgens hem veel te ge
makkelijk naar speciale scholen
doorverwezen.
Het optreden van de bewindsman
lijkt een rechtstreeks uitvloeisel van
het no-nonsense beleid van het kabi
net Lubbers. Dat zal ten dele zeker
het geval zijn. Anderzijds mengt de
minister zich met zijn plannen ook in
een onderwijs-discussie, die de ge
moederen de laatste vijftien jaar be
zig houdt. Sinds het eind van de jaren
zestig staat het speciaal onderwijs als
gevolg van de toename van het leer
lingen-aantal regelmatig ter discus
sie.
Tegenstanders van het buitenge
woon onderwijs attenderen op het ge
vaar van een te snelle doorverwijzing
van probleemkinderen. Immers, het
reguliere onderwijs ziet hulpverle
ning aan leerlingen, die op één of an
dere manier niet in het 'gewone' stra
mien passen, als een specifieke taak
van de daarvoor toegeruste speciale
scholen. Critici beweren bovendien
dat het speciaal onderwijs de proble
men van het betrokken kind beves
tigt. Gevolg is dat de leerling een
stempel opgedrukt krijgt voor de rest
van zijn leven.
Voor het gewone onderwijs zou het
bestaan van speciale scholen een rem
op de vernieuwingsdrang met zich
meebrengen. De noodzaak van een
individuele en gedifferentieerde
aanpak in de klas dringt zich niet op.
Verder is er kritiek op de opsplitsing
van het speciaal onderwijs. Kinderen
worden niet gegroepeerd op basis van
de aanpak van de problemen, zodat
elke school leerlingen telt die een
sterk uiteenlopende benadering ver
eisen. Dat er vraagtekens worden ge
zet bij de effectiviteit van het buiten
gewoon onderricht hoeft geen ver
wondering te wekken.
Minister Deetman heeft zich onder
de critici geschaard en wakkert
daarmee de discussie over de inte
gratie van regulier en speciaal on
derwijs aan. Voor een zinvolle dis
cussie mogelijk is zou het aardig zijn
te weten in hoeverre de betrokken
schooltypes van elkaar verschillen.
Die vraag is volgens C.M. van Rijs
wijk tot nu toe onvoldoende beant
woord. In zijn proefschrift, dat hij
vandaag (woensdag) in Leiden ver
dedigt, wordt dieper op die vraag in
gegaan. De promovendus werd in
1942 in Middelburg geboren. Na de
Rijkskweekschool en een baan als
onderwijzer in Domburg trad hij in
1969 in dienst van het Gemeentelijk
Pedotherapeutisch Instituut in Am
sterdam. Vorig jaar werd hij tot di
recteur benoemd. Hij studeerde (or-
tho)pedagogiek in Amsterdam en
Utrecht. Op de MO-opleidingen van
de Stichting Nutsseminarium voor
Pedagogiek aan de Universiteit van
Amsterdam geeft hij sinds 1974 les
sen orthopedagogiek.
Van Rijswijk beperkt zich in zijn stu
die tot de gang van zaken op LOM-
scholen. Het gaat hem om de 'binnen
kant': hoe wordt er op die scholen les
gegeven? En vooral: zijn er duidelijke
verschillen aan te geven met het 'ge
wone' basis-onderwijs? Vragen die
volgens hem beantwoord moeten
worden voordat er veranderingen
worden doorgevoerd. Dus eigenlijk
ook voordat minister Deetman daad
werkelijk gaat bezuinigen.
In het proefschrift wordt geen defini
tief oordeel geveld over hoe het ver
der moet met het speciaal onderwijs.
Gedetailleerd vervolgonderzoek is
noodzakelijk voor er conclusies wor
den getrokken. Van Rijswijk is voor
zichtig, uit ervaring weet hij dat het
een uiterst gevoelige materie betreft.
Wel stelt hij vast dat probleemkinde
ren momenteel beter in het LOM-on-
derwijs worden opgevangen dan op
een gewone school. Totdat het regu
liere onderwijs diezelfde kwaliteit
kan bieden zouden de LOM-scholen
niet mogen worden ingekrompen.
Het onderzoek werd uitgevoerd op 25
LOM-scholen en een zelfde aantal ba
sisscholen. Leerkrachten kregen vra
genlijsten voorgelegd en de schrijver
kwam zelf een kijkje in de klas ne
men. Opmerkelijk daarbij is dat vele
reguliere scholen weigerden mee te
werken aan het onderzoek. Van de 66
leraren, die uiteindelijk meededen,
mag verwacht worden dat ze zich
enigszins in de materie verdiept had
den en een visie op de hulpverlening
hadden gevormd. Op de resultaten,
zoals die aan de hand van enquete en
observatie werden gevonden, kan dat
invloed hebben gehad.
Van Rijswijk ging uit van drie basise
lementen: de toerusting van de scho
len, wat ondermeer te maken heeft
met het audio-visueel materiaal, de
opleiding van leerkrachten en de on
dersteuningen door medici en psy
chologen; verder bekeek hij hoe leer
lingen en leraren met elkaar omgaan;
ten derde stond hij stil bij de toege
spitste hulpverlening voor kinderen
met problemen.
Op vrijwel alle terreinen scoren de
LOM-scholen het best. Gezien de fi
nanciële middelen -het LOM-onder-
wijs krijgt per leerling drie keer zo
veel geld- is dat niet verwonderlijk.
Ondanks die ruimere financiën is er
volgens Van Rijswijk toch sprake
van een -wat hij noemt- 'overlap'. De
aanpak van leerlingen in de klas ver
schilt op beide schooltypes nauwe
lijks en soms zijn gewone scholen
zelfs beter toegerust. Alleen de zoge
naamde multi-disciplinaire onder
steuning -artsen, psychologen, peda
gogen- is een typische LOM-aangele-
genheid.
Zoals gezegd, de kersverse doctor
laat zich niet tot bindende uitspra
ken verleiden. Wel stelt hij vast dat
het gewone onderwijs meer en beter
op de problemen van kinderen moet
kunnen inspelen. Als het om meer
leermiddelen en kleinere klassen
gaat zal dat financieel moeten wor
den vertaald. Ook deskundige onder
steuning van buitenaf kost geld. Be
tere voorbereiding van lessen en een
gerichte bij- en nascholing zijn
kwesties die voornamelijk de lera
ren zelf aangaan. Daar kan bij wijze
van spreken vandaag al een begin
mee worden gemaakt.
Verbeteren houdt volgens Van Rijs
wijk niet in dat het LOM-onderwijs
als nastrevenswaardig voorbeeld aan
de 'gewone' scholen moet worden
voorgehouden. Dat zou ook moeilijk
zijn, want de verschillen tussen de
LOM-scholen onderling blijken
zienlijk. Bovendien mag die vorm va»
speciaal onderwijs zichzelf best eens
aan een kritisch onderzoek onderwer
pen. Uit de gesprekken met betrok
ken leraren komt naar voren dat erin
te veel gevallen gebrek is aan lesma
teriaal voor het leesonderwijs. Ookde
planning en individuele aanpak late»
dikwijls te wensen over.
De schrijver noemt zijn proefschrift
'een verkenning door een nog niet in
kaart gebracht landschap'. Het werk
stuk zal zeker discussie losmaken
Een verkenning is een eerste stap
vervolgonderzoek zal tot conclusies
moeten leiden. De gesignaleerde
overeenkomsten tussen beide school
types zijn in feite veelzeggender da»
de verschillen. Van Rijswijk gaat niet
in op de bezuinigingsplannen van mi
nister Deetman. Maar dat het LOM
onderwijs zich soms onvoldoende on
derscheidt van het reguliere onder
wijs lijkt aardig in de strategie van®
minister te passen. Als het speciaal
onderwijs met succes tegen de kort®'
gen wil protesteren, dan is de eerste
stelling van het proefschrift heel toe
passelijk: Scholen voor speciaal on
derwijs dienen het speciale van i
onderwijs duidelijker kenbaar tema
ken.
JAN VAN DAMm
C.M. van Rijswijk. De hulpverlening vani'
LOM-school, uitgave van het Gemeenten
Pedotherapeutisch Instituut te Anis
damprijs 29,50 guldenhet proefschnj
verkrijgbaar bij 'Scheltema, Holke"'_
Vermeulen, boekverkopers' op het
ningsplein in Amsterdam en bij de
Boekhandel.