twijfel slaat toe NATUURBEHOUD behoefte aan nieuwe vormgeving Speciaal onderwijs moet specialer worden PZC/°Pinie en achtergrond terzake Bedorven Verzekering Geweldig Discussie WOENSDAG 12 NOVEMBER 1986 Schrijven over natuur en milieu is een riskante zaak. Je doet dat niet ongemerkt, laat staan onge straft. Een stukje over nieuwe plan ten, produktiewijzen of technologie, levert meestal niet zoveel of zulke heftige reacties op. Weieens aanvul lingen of lichte correcties. Maar commentaar van mijn hand op mi lieu, natuur en planologische visies staan altijd garant voor heftige reacties - instemmend, verontwaar digd of vernietigend. Hoe zou dat toch komen, vraagje je af. Zijn mijn artikelen over die mate rie scherper of ironischer dan over andere onderwerpen? Meestal niet, vind ik althans zelf. Zou het toch ook een beetje aan de instelling van natuurbeschermers zelf liggen? Da's best begrijpelijk, want ik kan me voorstellen dat als je je voor de natuur hebt ingezet, je dat doet omdat je heilig in je eigen zaak gelooft. Toch wil dat mijns inziens niet zeggen datje altijd op het goede spoor zit met je natuurgeloof. Op het gevaar af dat de redactie boze brie ven binnen krijgt van natuurmensen die gekwetst zijn, wil ik het ook dit keer wagen kritiek en commentaar te leveren op de gangbare methode van natuur- en landschapsvisies. Natuurbehouders zijn te vaak 'achterom kijkers'. Dat denk ik ie dere keer weer. Bij allerlei jubilea (bijvoorbeeld vijftig jaar Zeeuws Landschap) wordt op voortreffelijke wijze herdacht en vorm gegeven aan wat is gereserveerd, (letterlijk) ge compenseerd en behouden. Dat is belangrijk, zeer zeker, juist in een tijd van sterke veranderingen. Maar is dat genoeg, komt dat in feite niet neer op een soort natuurhistorisch boekhouden? Iedere verandering komt daardoor ook bij voorbaat in een kwaad daglicht te staan. Iedere wijziging brengt verandering, dus schade aan het natuurlijk boek- houdplaatje. Vanzelfsprekend staan de natuurmensen in dat opzicht niet alleen. Heel Nederland is de laatste twee decennia tot een boekhouders- staat geworden; alles is en wordt ge registreerd, aan banden gelegd en in regelwetgeving tot op de millimeter geregeld. In fatsoenlijk Nederlands noemen we dat een 'ordeningsstaat'. De verfijning die we aan deze orde ning en regelwetgeving hebben aan gebracht, waarachtig niet alleen aan natuur en landbouw, moet nu wel haast op een hoogtepunt zijn aange land. Onlangs mocht ik vernemen dat ambtenaren op het ministerie van justitie nauwkeurig bepalen hoeveel calorieën de toetjes van de gevange nen per dag mogen bevatten. Terug naar de natuur. Zou het voor de komende jaren niet beter zijn dat de boekhoudersmentaliteit gaat plaatsmaken voor de nieuwe vorm gevers? Exact hetzelfde geldt voor de landbouw. Als je een sector wilt laten vastlopen in een moeras hoef je slechts per maand en per jaar nieuwe regels wetjes erbij te nemen. Het geheel die regels fungeert tenslotte als; fect vangnet waarin ieder totaals strikt raakt. Op dezelfde wijze het met steeds meer nieuwe reg die belangenorganisaties zich c gen. Vandaag worden de jagers gesmeten omdat ze zich vol opperboekhouder exegeet niêtex houden aan wat in de kleine 1 van het heilige voorschrift verm staat. Morgen is het de vereniging behoud van de zeldzame schapen: sen, wellicht omdat de schapens eens een eitje kapot hebben getrs Op die wijze bezig, polariseer steeds meer en bereik je steedsn der. In een boekhoudersstaat is ste minder ruimte voor visie en ni we vormgeving. Terwijl dat laat toch zeker nodig is zowel voorla bouw als voor natuur. Iedere rt| geving roept niet alleen nieuw maar lijkt ook wel tegenstellinj te verscherpen. In dat milieu is des te verheugender af en toe tei gen horen van nieuwe visies waa geprobeerd wordt bruggen te sla Drs W. van der Wei jden met zijnC trum Landbouw en Milieu (Cl draagt via zijn 'geïntegreerde la bouw' bouwstenen aan voor menlijk beleid. Het is geen kunst, zegt Van der II den, landbouwproblemen op te sen ten koste van het milieu, I niet om milieuproblemen op te sen ten koste van de landbo Kunst is pas problemen op telos zodanig dat beide er beter van: den. Het zou in dit stukje te ver voeren der op de geïntegreerde visie ii gaan, maar naast punten waarm! het niet erg eens ben, zijn er t ker een heel aantal zaken waari» ze milieuclub grotere aandacht de landbouw verdient. Als we over het hoogtepunt van boekhoudstaat, de regelwetgevii mentaliteit heen zouden zijn, 1 geen ik geenszins constateer bij li bouw momenteel, zou het dan zaï j esaan geen tij d worden voor wi fessor De Wit noemt een doelstal genlandbouw? „Je moet boerem gaan vertellen dat ze in verband: bijvoorbeeld weidevogels zust moeten maaien. Nee, je moet zeg als je zus of zo vogels krijgt, won daarvoor betaald en kijkje zelfm hoe j e het klaar speelt. Het is veel ter om het doel aan te geven eerst met maatregelen te komen, zijn er al teveel. Boeren zijn inven genoeg". Veel meer hoef ik hier niet aan t» voegen. Landbouw en werken op eikaars terrein, zij» elkaar veroordeeld. Alleen met hulp van boekhouders zal er n« sprake zijn van gezamenlijke vi Mensen als Van der Weijden e Wit gaan van het omgekeerde uil schetsen met ruwe contourenee» sie, een vormgeving waarbhu ruimte is en blijft voor veranlw delijkheden en afwegingen vanl derlei zijden. mr Gerard. W. Smallegffl BAZEL NA DE RAMP (Door Hans Hoogendijk) J T~M o lang het stinkt gaat het goed met Bazel'. Het is een gevleugeld woord in de industriestad £ivan Zwitserland. Bazel en zijn chemische industrie zijn aan elkaar gewend. Eenderde van de beroepsbevolking werkt in de chemie. Drie reusachtige concerns, Giba Gegy, Hoffmann La Roche en Sandoz maken er de dienst uit. De Bazeler weet dat als het stinkt, er weer eens iets is misgegaan bij de 'chemischen'. De reactie is bijna als in een reflex: ramen dicht. De 200.000 inwoners weten ook dat de chemiegiganten nooit iets aan de grote klok hangen als er weer een 'gebeurtenis' heeft plaats gevonden. De schok, een goede week geleden was dan ook groot: voor het eerst beleefde Bazel catastrofe alarm. De brand bij het bedrijf Sandoz heeft voor een danige verstoring gezorgd in de haat liefde verhouding tussen chemie en stad. Een bericht uit deze Zwitserse stad, waar vader Rijn de dood vond en de bevolking maar net aan een ramp ontkwam. Groen-grauw stroomt de Rijn voorbij de plek waar ruim een week geleden meer dan 36.000 kilo levensgevaarlijk gif in het water terecht kwam. Het is er doodstil. Geen vogels, geen vissen, zelfs de kleinste micro-organismen hebben het leven gelaten. Het is modderig rond de resten van loods 956 van het chemieconcern San doz AG. Een ploeg van een man of 20, gasmaskers op, beschermende kle ding aan, rommelt in de resten van de hall 956. Er hangt een wat zoetige lucht. De poging van Sandoz om door middel van een laag schuim dit 'be wijs' te neutraliseren is mislukt. Loods 956 was een oud gebouw, zonder auto matische blusapparatuur of sprinkler installatie. Een beschermende beton nen kuip om in geval van nood gif op te vangen ontbreekt. Toch lag in deze loods van 50 bij 30 meter 1241 ton zwaar gif. Ruim twee keer zo veel als het bedrijf eerst vertelde. Bij de brand op 1 november ging het meeste spul de lucht in en vormde daar een gifwolk, waarvan de experts nog steeds de samenstelling niet ken nen. De rest kwam met honderddui zenden liters bluswater in de Rijn te recht. De eerste gevolgen zijn bekend: een volslagen afgestorven Rijn over honderden kilometers en waterproble men voor tientallen miljoenen men sen. Bazel heeft de schok nog lang niet ver werkt. Niet alleen de Rijn is vergif tigd, het klimaat in de stad maakt ook een zeer bedorven indruk. De haat liefde verhouding tussen de stad en zijn chemie heeft een geduchte knauw gekregen. Bazel leeft van de chemie. Meer dan 35.000 mensen verdienen hun brood bij de grote concerns als Sandoz. Vorig jaar behaalden de reuzen een omzet van meer dan 50 miljard gulden, bij een winst van bijna vijf miljard. De stad vaart er wel bij, de bedrijven beta len enorme nog altijd geheim gehou den sommen aan belasting en willen er ook nog wel eens een sporthal of an dere accommodatie tegenaan gooien. Bazel wil dan de neus wel eens even dicht knijpen en voor kritische gees ten in deze stad staat het als een paal boven water dat de verantwoordelijke politici regelmatig een oogje dichtk nijpen. 'Zonder chemie overleeft Bazel niet', is de kreet. Maar als de brand tien dagen geleden over was geslagen naar een loods een paar honderd meter verder, had Bazel ook niet overleefd. In die loods ligt het dodelijke gif dat ook door Union Carbide werd gebruikt in Bho- pal. Voor Sandoz-directeur Siebel was dat nog niet eens het ergste, in een an dere loods liggen namelijk honderden tonnen natrium en was dat in vuur op gegaan, dan was 'het een echte cata strofe' geweest. Bazel lijkt te zijn wakker geschud. „Misschien is de arrogantie van de chemiereuzen nu eindelijk aan het wankelen gebracht", hopen kritische inwoners. Want arrogant zijn de mach tige concerns. Een voorbeeld daarvan beleefde Bazel zondag. De heren van chemie en stadsbestuur zouden in de stadsschouwburg de gemoederen tot bedaren brengen. De poging mislukte grandioos. De tijd dat Bazels inwoners met de kreet 'snuiven en ramen dicht' konden worden afgescheept, lijkt voorbij. De hoge heren kregen geen been aan de grond en moesten over haast de vlucht nemen toen woedende jongeren Rijnwater en vergiftigde pa lingen over de driedelige pakken gooi den. Een dag tevoren trokken meer dan 10.000 inwoners van Bazel door het centrum van de grauwe werkstad. Schoolkinderen hadden opgeroepen tot dit protest. 'Wij willen niet de vis sen van morgen zijn'. Wat volwassen niet openlijk durven zeggen, deden kinderen tussen de elf en vijftien jaar voor hen: 'Vissen zijn weerloos, wij niet' en 'Jullie hoeven ons kinderen niet te zeggen dat wij het niet begrij pen, wij zien ook de dode vissen drij ven in de rivier'. De jeugd van Bazel eist het opstappen van de betrokken politici en zij zeiden hardop dat er een monsterverbond bestaat tussen che mie en stadsbestuur. De gemeente Bazel kan het ermee doen. Maar ook Sandoz AG krijgt het zwaar. Nog afgezien van de vele techni sche verwijten uit het buitenland, wordt het bedrijf overstroomd met brieven vol opgekropte woede. Sandoz laat onderzoeken instellen naar de psychologische oorzaken: het is toch altijd goed gegaan. Directeur Siebel: „Het is opvallend dat het de categorie tot 25 jaar is, die in paniek heeft gehan deld. Zelfs verpleegsters vertrokken hals-over-kop uit de ziekenhuizen. Dit moet worden onderzocht". Woordvoerder Guido Bagutti is met een hele staf bezig de boze brieven te lezen. Een inwoner van Bazel schrijft: „Ik laat een helikopterplatform naast mijn huis bouwen om snel weg te kun nen zijn. De rekening krijgt u". Andere mensen eisen betaling van de kosten die zij hebben moeten maken toen ze de stad uitvluchtten. De advocaat van Sandoz zegt alle claims te zullen on derzoeken, maar een vergoeding voor doodsangst is er niet bij, zegt hij. „De mensen moeten ons in ieder geval dok tersrekeningen tonen. Zonder bewijs geen geld". Het bewijs voor de fout van Sandoz is over een afstand van ruim 700 kilome ter in de Rijn te zien. De ramp die vrijwel alle vegetatie in de Rijn vernietigde, lijkt Bazel wakker te hebben geschud. Maar het bedrijf kan wel wat hebben. Er is een schadeverzekering voor ruim een half miljard en vorig jaar boekte Sandoz bij een omzet van tien miljard een netto-winst van 800 mil joen gulden. Zelfs na de ramp zijn de aandelen nauwelijks gekelderd. Ze stonden alleen 'wat onder druk'. Sandoz zal nog wel meer onder druk komen. Vooral in West-Duitsland groeit de woede en daarmee de politie ke belangstelling voor de giframp. He le dorpen aan de Rijn zitten al zonder water. Brandweerwagens rijden dag en nacht om iedereen zijn rantsoen van 15 liter te brengen. Douchen of ba den is verboden. Honderden inwoners van vijf dorpen bezuiden Bonn zijn al bij familie ingetrokken, waar de kraan nog wel loopt. Grote steden als Düssel- dorf en Keulen hebben nog voor vier dagen reserve. De bierbrouwerijen in Keulen hebben uit voorzorg hun bron nen afgesloten. Het bier moet blijven smaken, maar ook hier geldt dat er een voorraad is voor een paar dagen. De angst maakt steeds meer plaats voor een onmachtige woede. Woede ook omdat de Zwitsers het bepaald niet nauw hebben genomen met hun milieu-en veiligheidsvoorschriften. De toekomst zal leren hoe de haat-lief- de verhouding Bazel-chemie zich ont wikkelt. Er zullen koppen rollen, maar of er ook verder iets verandert is zeer de vraag. De plaatselijke BB heeft al een aanwijzing gegeven welke kant het volgens de politici op moet: vol gend jaar weet elke inwonener in het kanton Bazel waar zijn schuilplaats is als er weer iets mis gaat bij de 'chemi schen'. Er wordt zelfs serieus overwo gen elke inwoner een gasmasker te ge ven. De resten van loods 956 In het officiële stadsboek staat onder meer: 'Het kanton-Bazel beschikt over een uitstekende infrastructuur bij rampen. Samen met de zeer ge kwalificeerde veiligheids- en ram pendiensten van de chemische indus trie betekent dit een geweldig poten tieel in ons Kanton'. Dat boekwerkje kan nu wel de prulle- bak in, want er is ontzettend veel mis gegaan bij deze eerste echte ramp in Bazel. Het alarm kwam te laat en werd al weer ingetrokken toen nog niet eens bekend was hoe de stinkende wolk bo ven de stad was samengsteld, de crisis stafhad een gifgaswolk niet eens over leefd, doordat men zetelde in een bun ker zonder gasfllters. Sandoz-direc teur Siebel ontkent dit: „Wij wisten dat er geen gifwolk zou ontstaan, an ders waren we niet in die kelder ge trokken". Verder werd de water- verontreining eerst niet eens opge merkt en zelfs nu weten de deskundi gen van gemeente en Sandoz niet wat er nu precies is gebeurd en tenslotte kon de bevolking alleen maar door po litiewagens en de radio worden gealar meerd, omdat Bazel geen sirenes meer heeft. Minister Deetman krijgt natuurlijk meteen de zwarte Piet toegespeeld als hij op het speciaal onderwijs wil bezuinigen. Hij wil een eind maken aan de onge breidelde groei van de scholen voor probleemkinderen. Hoe bekritiseerd zo'n streven ook mag zijn, de bewindsman speelt daarmee wel degelijk in op gelui den die al veel langer in onderwijsland gehoord worden. Ruim vijftien jaar wordt er nu gediscussieerd over de samenvoeging van gewoon en speciaal onderwijs. Deze week draagt de Middelburger C.M. van Rijswijk zijn steentje bij aan de integratiediscussie. Hij promoveert vandaag woensdagaan de Rijksuniversiteit Leiden op het proefschrift 'De hulpverlening van de LOM- school, een onderzoek naar verschillen tussen scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (LOMen scholen voor regulier onderwijs'. Er zijn verschillen, concludeert hij, maar minder dan verwacht. Eén van zijn stellingen: 'Scholen voor speciaal onderwijs dienen het speciale van hun on derwijs duidelijker kenbaar te maken'. In 1790 werd in Groningen een in stituut voor doofstommen opge richt. Amsterdam volgde in 1808 met een blindenschool en in 1855 opende in Den Haag een 'idiotenschool' voor zwakzinnigen de deuren. Het spe ciaal onderwijs in Nederland kwam langzaam tot ontwikkeling. Tegen het eind van de negentiende eeuw waren in totaal honderd kinderen op scholen voor buitengewoon onder wijs ondergebracht. Pas in de twin tigste eeuw zou dat aantal explosief gaan groeien. De algemene leerplichtwet van 1901, met sterke nadruk op klassikaal on derwijs, werkte de groei van het aan tal speciale scholen in de hand. Het regulier onderwijs wist geen raad met grote groepen in hun ontwikkeling belemmerde kinderen. Speciale scho len voor die probleemgevallen wer den als een goede oplossing be schouwd. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) spre ken voor zich. In 1928 telde het spe ciaal onderwijs ruim 8000 leerlingen. Dertig jaar later waren het er bijna 50.000. Tussen 1968 en 1978 liep dat aantal op van 70.000 naar 87.000. Re cente cijfers geven aan dat de magi sche 100.000-grens bijna is bereikt. Of die grens op korte termijn wordt gepasseerd is sinds enkele maanden de vraag. Als het aan onderwijsminis ter Deetman ligt zal dat nog even du ren. Hij wil 130 miljoen gulden op het speciaal onderwijs bezuinigen. Dat houdt in: geen nieuwe scholen meer en de personeelsformatie van de meeste afdelingen wordt bevroren. De minister trekt aan de noodrem: hij vindt het welletjes, probleemkinde ren worden volgens hem veel te ge makkelijk naar speciale scholen doorverwezen. Het optreden van de bewindsman lijkt een rechtstreeks uitvloeisel van het no-nonsense beleid van het kabi net Lubbers. Dat zal ten dele zeker het geval zijn. Anderzijds mengt de minister zich met zijn plannen ook in een onderwijs-discussie, die de ge moederen de laatste vijftien jaar be zig houdt. Sinds het eind van de jaren zestig staat het speciaal onderwijs als gevolg van de toename van het leer lingen-aantal regelmatig ter discus sie. Tegenstanders van het buitenge woon onderwijs attenderen op het ge vaar van een te snelle doorverwijzing van probleemkinderen. Immers, het reguliere onderwijs ziet hulpverle ning aan leerlingen, die op één of an dere manier niet in het 'gewone' stra mien passen, als een specifieke taak van de daarvoor toegeruste speciale scholen. Critici beweren bovendien dat het speciaal onderwijs de proble men van het betrokken kind beves tigt. Gevolg is dat de leerling een stempel opgedrukt krijgt voor de rest van zijn leven. Voor het gewone onderwijs zou het bestaan van speciale scholen een rem op de vernieuwingsdrang met zich meebrengen. De noodzaak van een individuele en gedifferentieerde aanpak in de klas dringt zich niet op. Verder is er kritiek op de opsplitsing van het speciaal onderwijs. Kinderen worden niet gegroepeerd op basis van de aanpak van de problemen, zodat elke school leerlingen telt die een sterk uiteenlopende benadering ver eisen. Dat er vraagtekens worden ge zet bij de effectiviteit van het buiten gewoon onderricht hoeft geen ver wondering te wekken. Minister Deetman heeft zich onder de critici geschaard en wakkert daarmee de discussie over de inte gratie van regulier en speciaal on derwijs aan. Voor een zinvolle dis cussie mogelijk is zou het aardig zijn te weten in hoeverre de betrokken schooltypes van elkaar verschillen. Die vraag is volgens C.M. van Rijs wijk tot nu toe onvoldoende beant woord. In zijn proefschrift, dat hij vandaag (woensdag) in Leiden ver dedigt, wordt dieper op die vraag in gegaan. De promovendus werd in 1942 in Middelburg geboren. Na de Rijkskweekschool en een baan als onderwijzer in Domburg trad hij in 1969 in dienst van het Gemeentelijk Pedotherapeutisch Instituut in Am sterdam. Vorig jaar werd hij tot di recteur benoemd. Hij studeerde (or- tho)pedagogiek in Amsterdam en Utrecht. Op de MO-opleidingen van de Stichting Nutsseminarium voor Pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam geeft hij sinds 1974 les sen orthopedagogiek. Van Rijswijk beperkt zich in zijn stu die tot de gang van zaken op LOM- scholen. Het gaat hem om de 'binnen kant': hoe wordt er op die scholen les gegeven? En vooral: zijn er duidelijke verschillen aan te geven met het 'ge wone' basis-onderwijs? Vragen die volgens hem beantwoord moeten worden voordat er veranderingen worden doorgevoerd. Dus eigenlijk ook voordat minister Deetman daad werkelijk gaat bezuinigen. In het proefschrift wordt geen defini tief oordeel geveld over hoe het ver der moet met het speciaal onderwijs. Gedetailleerd vervolgonderzoek is noodzakelijk voor er conclusies wor den getrokken. Van Rijswijk is voor zichtig, uit ervaring weet hij dat het een uiterst gevoelige materie betreft. Wel stelt hij vast dat probleemkinde ren momenteel beter in het LOM-on- derwijs worden opgevangen dan op een gewone school. Totdat het regu liere onderwijs diezelfde kwaliteit kan bieden zouden de LOM-scholen niet mogen worden ingekrompen. Het onderzoek werd uitgevoerd op 25 LOM-scholen en een zelfde aantal ba sisscholen. Leerkrachten kregen vra genlijsten voorgelegd en de schrijver kwam zelf een kijkje in de klas ne men. Opmerkelijk daarbij is dat vele reguliere scholen weigerden mee te werken aan het onderzoek. Van de 66 leraren, die uiteindelijk meededen, mag verwacht worden dat ze zich enigszins in de materie verdiept had den en een visie op de hulpverlening hadden gevormd. Op de resultaten, zoals die aan de hand van enquete en observatie werden gevonden, kan dat invloed hebben gehad. Van Rijswijk ging uit van drie basise lementen: de toerusting van de scho len, wat ondermeer te maken heeft met het audio-visueel materiaal, de opleiding van leerkrachten en de on dersteuningen door medici en psy chologen; verder bekeek hij hoe leer lingen en leraren met elkaar omgaan; ten derde stond hij stil bij de toege spitste hulpverlening voor kinderen met problemen. Op vrijwel alle terreinen scoren de LOM-scholen het best. Gezien de fi nanciële middelen -het LOM-onder- wijs krijgt per leerling drie keer zo veel geld- is dat niet verwonderlijk. Ondanks die ruimere financiën is er volgens Van Rijswijk toch sprake van een -wat hij noemt- 'overlap'. De aanpak van leerlingen in de klas ver schilt op beide schooltypes nauwe lijks en soms zijn gewone scholen zelfs beter toegerust. Alleen de zoge naamde multi-disciplinaire onder steuning -artsen, psychologen, peda gogen- is een typische LOM-aangele- genheid. Zoals gezegd, de kersverse doctor laat zich niet tot bindende uitspra ken verleiden. Wel stelt hij vast dat het gewone onderwijs meer en beter op de problemen van kinderen moet kunnen inspelen. Als het om meer leermiddelen en kleinere klassen gaat zal dat financieel moeten wor den vertaald. Ook deskundige onder steuning van buitenaf kost geld. Be tere voorbereiding van lessen en een gerichte bij- en nascholing zijn kwesties die voornamelijk de lera ren zelf aangaan. Daar kan bij wijze van spreken vandaag al een begin mee worden gemaakt. Verbeteren houdt volgens Van Rijs wijk niet in dat het LOM-onderwijs als nastrevenswaardig voorbeeld aan de 'gewone' scholen moet worden voorgehouden. Dat zou ook moeilijk zijn, want de verschillen tussen de LOM-scholen onderling blijken zienlijk. Bovendien mag die vorm va» speciaal onderwijs zichzelf best eens aan een kritisch onderzoek onderwer pen. Uit de gesprekken met betrok ken leraren komt naar voren dat erin te veel gevallen gebrek is aan lesma teriaal voor het leesonderwijs. Ookde planning en individuele aanpak late» dikwijls te wensen over. De schrijver noemt zijn proefschrift 'een verkenning door een nog niet in kaart gebracht landschap'. Het werk stuk zal zeker discussie losmaken Een verkenning is een eerste stap vervolgonderzoek zal tot conclusies moeten leiden. De gesignaleerde overeenkomsten tussen beide school types zijn in feite veelzeggender da» de verschillen. Van Rijswijk gaat niet in op de bezuinigingsplannen van mi nister Deetman. Maar dat het LOM onderwijs zich soms onvoldoende on derscheidt van het reguliere onder wijs lijkt aardig in de strategie van® minister te passen. Als het speciaal onderwijs met succes tegen de kort®' gen wil protesteren, dan is de eerste stelling van het proefschrift heel toe passelijk: Scholen voor speciaal on derwijs dienen het speciale van i onderwijs duidelijker kenbaar tema ken. JAN VAN DAMm C.M. van Rijswijk. De hulpverlening vani' LOM-school, uitgave van het Gemeenten Pedotherapeutisch Instituut te Anis damprijs 29,50 guldenhet proefschnj verkrijgbaar bij 'Scheltema, Holke"'_ Vermeulen, boekverkopers' op het ningsplein in Amsterdam en bij de Boekhandel.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 4