VERHAAL
?het jaar 1980
Juliana treedt af en Beatrix is de nieuwe koningin. Levenslopen, inhul
diging, redevoeringen. Muziekkapellen. Er zal weinig veranderen.
Misschien komt er nu toch wat licht voor een regionale omroep. De ka
mermeerderheid wil een jaarbedrag van anderhalf miljoen per gewest
en de rest moet dan maar komen uit een verhoging van de omroepbij
drage.
De Zeeuwse Culturele Raad stelt een werkgroep in. De staten zullen
moeten instemmen met de verhoging. Er is berekend dat het aanvanke
lijk geschatte bedrag van 4 gulden per hoofd wel eens een tientje zou
kunnen worden. En of dat haalbaar is...
Bij de kerncentrale is de mobiele eenheid van de politie in actie geko
men tegen de blokkade van Breek Atoomketen Nederland en het Ener
gie Komitee Zeeland. Er is hard opgetreden en er zijn arrestanten. Acht
mensen zijn in het Middelburgse ziekenhuis behandeld. De acties gaan
door.
Bij de grote aprilmanifestatie in Middelburg worden zo'n twintigdui
zend demonstranten verwacht. Intussen heeft de regering al laten we
ten dat Borssele noch Dodewaard onderwerp van een brede maat
schappelijke discussie kunnen zijn. Het gaat om de toepassing van
kernenergie in de toekomst.
Sluit men Borssele volgend jaar, en daar zijn nogal wat mensen vóór,
dan kost dat drie miljard gulden zegt de PZEM. Men moet contracten
afkopen en voorts vindt in een dan dood bedrijf kapitaalsvernietiging
plaats. De afbraak alleen al zou tweehonderd miljoen gulden vergen.
De raad van de gemeente Borsele heeft zich eenstemmig uitgesproken
tegen de bouw van een tweede kerncentrale op het eigen grondgebied.
Jarenlang is gepraat over het nut en de wenselijkheid van een vaste
oeververbinding over de Wester schelde. De regering zou meewerken
en Zeeuwsch-Vlaanderen zou er óók bij gaan horen. Nu lijkt echter de
kritieke fase aangebroken. Het Rijk, lees Tuijnman de warme pleitbe
zorger, heeft moeite met de exploitatie en wil Zeeland opzadelen met
het grootste deel van de risico's. Gepalaver over btw en de meerkosten
van aanleg.
Boertien zegt het maar rechtuit: op deze voorwaarden zal er géén VOW
komen.
Er zullen dus bootjes blijven varen met alle gevolgen van dien. Ieder
een boos: gedeputeerden, staten, werkgroepen, comité's, kamerleden
en vanzelfsprekend ook de gewone drenkelingen.
De kamer eist extra geld. Tuijnman zegt dat als de brug-tunnél er niet
komt, er nog wel een nieuwe pont af kan. Waar een wil is, is een boot.
Sjah Reza wordt hoe langer hoe duurder. Er is nu een prijs van tien
miljoen op z'n hoofd gezet. Er zullen er wel zijn die het voor minder
doen. Er zijn veel terechtstellingen. De beschuldigingen zijn 'politieke
misdrijven' dan wel 'seksuele misstappen'De sjah zit buitenlands ziek
te zijn.
In Polen wordt aan de lente van Warschau gedacht. Er is veel beweging
onder de arbeiders. Ze komen openlijk in verzet tegen het regime. Maar
om daar nu een Leninwerf voor uit te kiezen..De regering is vervangen
maar het lijkt slechts een wisseling van naambordjes van een firma die
hetzelfde blijft produceren.
Jaren geleden was ik in Polen. Er was een aardig studentenleven met
een grote mate van vrijheid.
Ik kan niet geloven dat die vrijheid zomaar geofferd wordt aan idealen
die ideëen zijn.
fotografie wim riemens
WOENSDAG
17 SEPTEMBER
uit drimmelen
een wanprodukt
een pastorale discussie over het
euthanasievraagstuk. Dat hij
bij het straorien in Renesse zelf
te water raakt, doordat, zoals
hij zeurt, ,,de autochtone bevol
king mij tijdens het krulbollen
van mijn stuk heeft gebracht".
Dat hij op de Mariekerkse tan
gent meent te worden bevangen
door mêekrauwte, een ongemak
dat al tientallen jaren geleden
door de Pruisische arts Metzger
voorgoed is bedwongen.
We wijden daar niet over uit. We
maken alleen nog gewag van een
ontmoeting, die Knoopkens
heeft met Jacques C. M. de Ge-
nestet, een Fries van geboorte,
die te Ovezande met enige moei
te wordt getolereerd. „De Genes-
tet praat op mij in over hoge
luchten, kronkelende dijken en
bolle briezen", noteert de Drim-
mer in zijn onbetekenend werk
je. „Hij opent voor mij nieuwe
vergezichten, wijst me de weg
naar paalhoofden en spreekt
van helfhaftige darinkdelvers.
Zelf toont hij zich vaardig in de
dressuur van oesters, een kwal-
lensoort, die ik hier voor het
eerst in mijn leven mag aan
schouwen". (Pag 156)
Wij willen ons niet verlagen tot
het niveau van het warhoofd
Knoopkens en we zullen dan ook
maar voor ons houden, dat hij
behoort tot eensoort, die wij
nooit in ons leven hopen te ont
moeten.
Slechts dit nog. 'Goed Zeeland
rond' is gëillustreerd door de
Vlissingse fotograaf Guillaume
Gordels. We maken bij zijn bij
drage aan de jongste uitgave
over Zeeland enkele kantteke
ningen.
Natuurlijk dienen we ons verre
te houden van een beschouwing
over 's mans fysieke ongemak
ken. Gordels is een rijzige vent
en daar kun je maar mee zitten.
Maar wat weerhoudt hem ervan
eens door de kniëen te gaan. Zijn
fotografie blijkt - ook in dit boek
- onveranderlijk van een hoog
standpunt te zijn vervaardigd.
Het geeft het werk iets van de
ivoren toren, van waaruit wordt
neergezien op een land zonder
horizonten.
Voor het overige: chapeau bas
voor de prestatie van Gordels.
De reisbeschrijving van Knoop
kens heeft, welbeschouwd niets
om het lijf en de fotografie sluit
daarbij naadloos aan. Een uit
zondering willen we maken
voor een momentopname van
een bereklauw, als we het goed
zien gemaakt ter hoogte van
Nummer Een. Gordels toont
met deze fotografie iets van zijn
sluimerende hang naar vrij
heid. Al ontbreekt ook hier ie
der perspectief.
De Zeeuwse Vereniging van
Handelaren in Boeken en Kan
toorbenodigdheden ZEVEHA-
BOKA heeft de complete oplage
van 'Goed Zeeland rond' via een
haastige transactie van de
schappen van de uitgever ge
veegd en alle drieduizend boe
ken aanstonds uit de handel ge
nomen. Met waardering hebben
we kennis genomen van de mo
tieven der boekverkopers, zoals
die ons worden aangereikt in een
persbericht: „Wij laten het
Zeeuwse erf niet bevuilen door
een buitenstaander"schrijven
ze. Dat heeft niets met censuur
te maken, dat is een kwestie van
goede smaak. Dit is geen lectuur
voor bij, maar voor'in de open
haard".
Klare taal van kranige lieden.
We hadden het zelf slechts met
enige moeite aanzienlijk beter
onder woorden kunnen brengen.
aj. snel
De belangstelling voor het
reisverhaal in de moderne
literatuur groeit. 'Waar ge
beurd' blijkt aantrekkings
kracht te hebben op een
groeiende schare lezers, die het
beu raakt uitsluitend verzinsels
van romanschrijvers onder
ogen te krijgen. Een eenvoudig
te verklaren verschijnsel: in dit
tijdperk van nonsense eist de le
zer van de auteur als het ware
een 'legitimatieplicht'. De vrij
blijvende roman, waarin schrij
vers hun personages maar laten
aanrommelen, zonder dat ze
zich hoeven te verantwoorden
over het 'waar', 'waarom' en
vooral 'wie', vindt steeds min
der aftrek.
Voorbeelden te over van succes
sen in het genre van de reisver
halen. We noemen slechts 'Le
mauvais oeil' van Pascal Cade-
nas, in Nederland verschenen
onder de vrijmoedige titel 'Oog
jes dicht en snaveltjes toe', een
reeks reisimpressies over de
Azoren en 'Into the heart of
York' (Nederlandse titel 'Made
in England') door Andrew Pad
lock, een ruig verhaal over een
barre tocht door de moerassen
van Greenwich.
Cadenas en Padlock hebben
schijnbaar moeiteloos de har
ten en hoofden van tienduizen
den lezers weten te bereiken.
Als warme broodjes (comme des
petits pains, like hot cakes)
gaan de werken over de toon
bank.
De publicist Antoine J. W.
Knoopkens uit Drimmelen moet
deze voorbeelden voor ogen ge
had hebben, toen hij besloot op
reis te gaan door het Zeeland
van 1986 en zijn waarnemingen
en belevenissen te boek te stel
len. Het resultaat, verschenen
onder de kleffe titel 'Goed Zee
land rond', zou vanaf begin vol
gende week in de boekwinkels
liggen, ware het niet dat de boek
verkopers de handen ineen ge
slagen hebben. Maar daarover
later.
Laten we er maar geen doek
jes om winden - Knoopkens
heeft met zijn 'Goed Zeeland
rond'een wanprodukt geleverd.
Zijn werk staat niet alleen bol
van de onnauwkeurigheden, hij
lijkt bij tijd en wijle uit te zijn
op een hetze tegen het door hem
bezochte gewest en tegen die de
eilanden bewonen.
Bij goedwillende lezers kan wel
licht de gedachte postvatten,
dat de Drimmelenaar een onbe
nul is, die de ingebruikneming
van de stormvloedkering in de
Oosterschelde door De Majes
teit aangrijpt om ook 'een paor
stuiverkes' in de knip te krijgen.
Maar de lezer die het koppie er
bij houdt, kan alleen maar tot de
slotsom komen, dat hier een scri
bent aan de slag is geweest, die
het er bewust opaan heeft ge
stuurd het vooroordeel te be
stendigen: Zeeuwen bin achter
lijk. Die bovendien - het is zon
neklaar - bij de vervaardiging
van talrijke passages pen en pint
gelijktijdig heeft gehanteerd,
hetgeen heeft geresulteerd in
lappen tekst, die hij misschien
bloemrijk had willen hebben,
maar die 'bloemkool' zijn gewor
den. Waarij we ons haasten te
verklaren, dat we niets hebben
tegen de Zeeuwse Vereniging
van Ondernemers op de Volle
Grond, ZEVONVOLGRO.
Wij overwinnen onze weerzin, ge
ven voorrang aan onze opdracht
informatie te verschaffen en cite
ren Knoopkens, die zijn boek zo
begint: Met huiveringwekkende
snelheid valt de nevel over de
Krabbenpot op die late namid
dag in maart. Wij zijn nu zeven
uren onderweg en we naderen
de tuin van Zeeland, zoals
Noord-Beveland liefkozend
wordt genoemd. Op zoek naar
kenterend getij, varend tussen
overkanten, gaand door het
land waar nog Zeeuwen zijn,
daar waar monumenten leven
en waar de zee het land ontmoet.
Land van pieren en wieren. Gor
del van schorren en slikken,
land achter dammen".
„Met huiveringwekkende snel
heid valt de nevel".
De rillingen lopen ons over het
lijf. Maar vooruit. Alle begin is
moeilijk zullen we maar denken
en Knoopkens wekt blijkens zijn
inleiding nog de indruk' enig ont
zag te hebben voor zijn reisdoel,
hoewel hem al onmiddellijk kan
worden verweten, dat hij een jat-
terige stijl hanteert.
Al snel komt de aap uit de Drim-
melse mouw. Publicist Knoop
kens heeft het land van pieren en
wieren helemaal niet zo hoog zit
ten. Reeds op pag 7 begint hij
vuil te spuiten. Hij is komen aan
varen over de Krabbenpot
op het schip de 'Janna Cornelia'
en hij noteert:Schipper Schots
laat mij weten, dat we het hart
naderen van dit ook in de jaren
tachtig zo moeilijk doordringba-
re gebied. Bij het bereiken van
de haven van Weren (sic) worden
we door vrees besprongen. Te
recht, naar later zal blijken.
Schipper Schots ramt met de
drukte kolommen. Niemand kan
hem enig goed doen in dit ge
west. Ook niet mevrouw Kodde-
maat-Kikke, de befaamde pen
sionhoudster te Kwadelande,
die hem op pag 74 onder haar
hoede neemt. De schrijvende rei
ziger vertoeft enige tijd in de om
gekeerde Keulse pot, die ze in
haar achtertuin gereserveerd
houdt voor de lijdende mede
mens, maar hij weet haar zorg en
inspanning niet op waarde te
schatten. „Vanmorgen een roer
domp zien scharrelen. Het wordt
er niet beter op. Mevrouw Kod-
demaat geeft mij niet wat ik van
haar verlang. Ze berekent me
tien cent voor een glas kraanwa
ter en zegt, dat dit een heilzaam
Walchers gebruik is, maar aan
mijn ego schenkt ze geen aan
dacht", mort Knoopkens op pag
79.
Jawel. Het ego van de publicist.
We zullen er maar niet teveel
woorden aan vuil maken. Op
pag 84 laat hij er zelf iets meer
van zien als hij notities maakt
over een bezoek aan het strand
van 's-Heer Hendrikskinderen
Hij bedrijft daar enige tijd
een woordenspel met de zegswij
ze 'Goed Zeeuws, Goed Rond'.
We laten die passage hier maar
liever onbesproken. Knoopkens
verwijlt aan de grenzen van het
betamelijke en we zijn ons ervan
bewust, dat dit artikel ook jeug
digen onder ogen kan komen.
Alleen deze opmerking: De
Drimmelaar verlangt van me-
fors uitgevallen achtersteven
van de 'Janna Cornelia' de kade
en wij komen met een klap op de
wal terecht. 'Dus dit is het vêek',
gaat het door ons heen. En:
'Eens gaan we retour'
We schreven het al, een jatte-
rige stijl. En, Knoopkens
suggereert, dat Zeeland uitslui
tend per boot bereikbaar is. Hij
wekt bovendien de indruk, dat
de schippers van hier onbe
kwaam zijn aan het roer. Hij
probeert ons te doen geloven,
dat hij iets van de Zeeuwse taal
weet door het woord vêek te ge
bruiken en hij doet een loze be
lofte: 'Eens gaan we retour'. Dat
komt ons bekend voor, maar de
heer Antoine J. W. Knoopkens
(publicist) is pas op pag 14 en uit
niets blijkt, dat hij van zins is te
rug te keren naar Drimmelen, al
waar zijn tekstverwerker wacht.
O neen. Knoopkens wendt de
steven niet huiswaarts. Met
Samsonite-koffer en al belandt
hij in een Walchers ziekenhuis,
waar hij wordt behandeld door
de specialist Robert Serrarens,
die „meer met zijn hoofd bij de
nieuwbouw van zijn hospitaal is
dan bij de behandeling van mijn
kwetsuren".
Kwaadaardigheid drijft Knoop
kens, we kunnen het niet anders
zien. De Drimmelenees is onder
behandeling van' éen van de be
kwaamste en vooral duurste
knokenwrijvers van het be
schaafde Westen en hij verlangt
diens ongedeelde aandacht.
„Serrarens is weer aan mijn bed
geweest. Hij heeft me tegen de
schouder geschopt en is vloe
kend vertrokken. Hoe komt dit
ooit weer in orde?" (Pag 36) Zo
klaagt Knoopkens zich een weg
door de in Engelse regelval afge-
vrouw Koddemaat-Kikke en
van dames aan het strand din
gen, die wij hier niet willen ken
nen. Waarbij we maar niet in
gaan op de slordigheid om in het
begin van april strandtaferelen
te willen zien. Om van roerdom
pen maar niet te gewagen. Zeker
niet als die scharrelen. Zo we
melt het van de onnauwkeurig
heden. Op pag 133 levert Knoop
kens kritiek, omdat hij in het
dorp Biggekerke niet aanstonds
bediend ivordt in een winkel,
aangezien men blijkbaar liever
mit smout eschuurd een partij
slabberjan wil afmaken".
Alweer dat koketteren met lo
kaal taalgebruik, waarvan de
betekenis hem ten enenmale ont
gaat. Knoopkens neemt niet de
moeite zich ten burele van de
provinciale waterstaat op de
hqogte te stellen van het wegen
plan 1984-1990, waarin de aan
leg van rondwegen nauwgezet
wordt beschreven - inclusief in
spraakprocedures. Nee, de scri
bent gaat liever op zijn eerste in
drukken af en laat die van Big
gekerke op het gemakje slabber-
jannen, alsof de tijd had stilge
staan.
Mit smout. Inderdaad. Het ware
verkieslijker geweest als men
Knoopkens al ter hoogte van
Goeree, besmeerd met reuzel en
veren de terugweg had gewezen.
We willen niet al te uitvoerig zijn.
Knoopkens zou het als een eer
betoon gaan zien.
We zouden natuurlijk kun
nen uitwijden over het feit,
dat de Drimmelse auteur niet de
geringste notie blijkt te hebben
hoe men een palingbroodje
dient te nuttigen. Dat hij, aan
wezig bij een bejaardenschie-
ting, meent getuige te zijn van
J