POLITIEK 17 y geweldig tochtje onvolledig botte bijl of vakmanschap De man, die destijds de Com missie Oosterschelde aan voerde, mr Jan Klaasesz, heeft ooit nog eens verteld hoe hij in augustus 1973, toen hij in het ziekenhuis lag, op een aardig idee kwam. Klaasesz las op zijn sponde een rapport, dat de rijks waterstaat had geschreven over de Deltawerken, gezien in h%t licht van de laatste ontwikke lingen. Volgens de mensen van rijkswaterstaat moest de Oos terschelde totaal worden afge sloten, maar men zou het niet rampzalig vinden als, bijvoor beeld door een bombardement, een gat in de dam geslagen zou worden. „Wel", dacht Klaasesz, „waarom zouden we niet een gat in die dam maken?" Toen begin 1974 het advies van de Commissie Oosterschelde uitkwam, wilde Klaasesz wel kwijt, dat hij binnen die commis sie de eerste was geweest die be gon over dat gat in de dam. Maar hij zei erbij, dat er geen advies van Klaasesz was over de Oos terschelde, maar een advies van de hele commissie. „De minister van verkeer en waterstaat moet vooral niet met eieren van Klaasesz gaan venten, want er is geen ei van Klaasesz", liet hij een tikkeltje venijnig weten. Gelijk had hij. De Commissie Oosterschelde bracht met het denkbeeld van een doorlaatbare dam niets nieuws onder de zon. Toen Klaasesz in het ziekenhuis dat rapport van de rijkswater staat lag te lezen, draaide het er op uit, dat hij gewoon nog eens het wiel uitvond. Al eerder had de studiegroep Zeeuwse Meer, beter bekend als de Delftse Stu denten, gepleit voor de bouw van een stormvloedkering en ook die groep lanceerde daar mee niets nieuws. Als men de moeite had genomen de hande lingen over het debat in de Twee de Kamer over de Deltawet november 1957 er nog eens bij te pakken, dan had men gezien hoe toen al het Zeeuwse Kamer lid David Kodde van de Staat kundig Gereformeerde Partij zich sterk maakte voor de aanleg van een 'geperforeerde dam'. Kodde zocht een tussenoplos sing: een zo groot mogelijke vei ligheid zonder dat tot definitieve afsluiting werd overgegaan. „Regering", zei hij, overweeg de hele zaak nog eens voordat u tot algehele afsluiting van de Oos terschelde overgaat". Kodde dacht daarbij aan de oester- en mosselcultuur. Minister Algera van verkeer en waterstaat dacht aan het geld. Inwilliging van de wensen van Kodde zou de kos ten voor het werk met in ieder geval tweehonderdvijftig mil joen gulden opjagen en daar voelde de bewindsman niets voor. Geld, daar draaide het al die ja ren vooral om. Van 1957 toen de regering de plannen van de Staatkundig Gereformeerde Kodde van tafel veegde tót 1986 als Maarten Willem Schakel, die Tweede Kamerlid voor het CDA was toen de beslissing viel over een stormvloedkering nog eens terugkijkt. Schakel, die ook voorzitter was van de Vaste Ka mercommissie voor verkeer en waterstaat en die met alle macht heeft geprobeerd de Kamer te bewegen het avontuur niet te be ginnen, zegt nu: „Ik heb het grootste gelijk van de wereld ge kregen. Tegenover de stelling van minister Westerterp dat de kosten binnen de raming zouden blijven stond mijn stelling dat het te duur zou worden en dat daarom voor de oude methodiek moest worden gekozen: totale afsluiting. Helaas heb ik gelijk gekregen. Het is veel en veel te duur geworden. En voor mij blijft het zeer de vraag of de winst voor het milieu in vergelij king met totale afsluiting wel zo groot zal blijken. Kijk eens wat een prachtige kansen plant en dier in de Grevelingen hebben gekregen. Ik betwfljel sterk of die verschillen zo torenhoog zul len zijn dat het al die miljoenen waard is". Dat klinkt rancuneus, Schakel is zich daarvan bewust. „Maar ik zie niet om in wrok hoor", ver zekert hij. „Ik ben namelijk ook heel trots op het technische hoogstandje, dat daar in de mon ding van de Oosterschelde is ge leverd. Ik ga er periodiek kijken en ik vind het geweldig. De Ne derlander die de kans krijgt de pijlerdam aan buitenlandse vrienden of kennissen te laten zien, die doet dat. Het streelt het Nederlandse hart. Natuurlijk, ook het mijne. Ik heb heel wat ambassadeurs naar de Ooster- scheldewerken toegebracht en dan praat ik over wat technisch mogelijk blijkt. Nee, over geld heb ik het dan niet". Toen in 1973 het Kabinet Den Uyl aantrad, werd in de rege ringsverklaring gesproken over de vraag hoe de noodzakelijke bescherming van het gebied achter de Oosterschelde in over eenstemming gebracht zou kun nen worden met het behoud van het natuurlijke milieu. In de ja ren van moeizame besluitvor ming, die volgden, werd zonne klaar, dat het om meer ging. Het ging om belangen van veiligheid en milieu, maar het ging even zeer om de instandhouding van het Kabinet Den Uyl en dat mocht een paar centen kosten. Maar de bescherming van dat kabinet lag niet iedere politicus even na aan het hart en dat be perkte de speelruimte van de re gering. Den Uyls marges waren smal en hij diende uiterst be hoedzaam te manoeuvreren. Op afstand kijkend, ziet Schakel die behoedzaamheid wel. Toen de Tweede Kamer in november 1974 debatteerde over de vraag of een nieuwe studie over de wij ze van afsluiting zou mogen wor den gemaakt, zag hij dat anders. Schakel diende bij die gelegen heid een motie in ter afsluiting van de Oosterschelde en nadat die was verworpen, zei hij: „Het botte politieke geweld heeft ge zegevierd". Een uitspraak, die hij korte tijd daarna wel heeft ge nuanceerd. En nu, een kleine twaalf jaar la ter, oordeelt hij: „De milieube weging heeft alle middelen, die binnen de democratie ter be schikking staan, gebruikt. Dat is een stukje vakmanschap. Er zijn geen onoorbare middelen benut. Die opmerking van toen over de botte bijl, och. Je praat altijd on der beïnvloeding van het mo ment. Ik wist natuurlijk dat er politieke pressie was uitgeoe fend en op zo'n ogenblik maak je David Kodde wel eens een wat krachtige op merking. Nee hoor, het is een stuk vakmanschap in de politiek geweest. „Stap voor stap is het gegaan. Bij het aantreden van het Kabinet Den Uyl, in mei 1973, kwam men niet verder dan de instelling van de Commissie Oosterschelde, die het allemaal nog eens zou bekijken. Die stu die, dat gaf geen problemen. Voorstanders van een open Oos terschelde verwachtten, dat ze van de commissie wel gelijk zou den krijgen, maar voorstanders van totale afsluiting meenden dat ook. Het werd wat moeilijker, toen de commissie Klaasesz met dat rapport kwam, waarin de weg van de totale afsluiting werd verlaten. In juli 1974 moest bin nen het kabinet met portefeuil les worden gewapperd om het zover te krijgen, dat een tweede studie zou worden gemaakt en in november van dat jaar ook het ook in de Tweede Kamer naar crisis. Fractieleider Van Thijn van de PvdA liet weten, dat men voor hem maar een an der moest zoeken als de fractie niet eensgezind de plannen van de regering zou steunen en ook in andere fracties moest krachti ge taal worden gesproken om de motie Schakel afgestemd te krij gen. Schakel: „Mensen als Dol man, Vondeling en Duisenberg waren helemaal niet zo over tuigd. Den Uyl is nog eens een vaartochtje met Duisenberg gaan maken om te laten zien hoe mooi de Oosterschelde toch wel was. En binnen de KVP werd Westerterp in stelling gebracht. In feite was er geen meerderheid in de Kamer voor de oplossing die tenslotte gekozen is. Die meerderheid is gemaakt en dat is knap gedaan". De rijkswaterstaat studeert an derhalf jaar en komt met de nieuwe oplossing. Binnen de wa terstaat wringt het. Bij velen is sprake van een downstemming men krijgt de rode kaart van de politiek en er treedt een ver traging op in het werk. Schakel: „Je had binnen de rijkswater staat een stroming, die de uoude afsluitmethode wilde en een stroming die de technische uit daging wilde. Dat wrong binnen het apparaat en dat heeft daar natuurlijk de stemming beïn vloed. Voor ons politici werd het tenslotte toch duidelijk. We had den op een bepaald moment vol doende mensen binnen dat ap paraat, die zeiden dat ze het kon den klaren en als politicus heb je /- f Kg* m Maarten Schakel dan wat men noemt een referen tiepunt". Toen in juni 1976 de Kamer nog eens over de Oosterschelde de batteerde, ditmaal om defini tief te beslissen hoe de afslui ting zou moeten gebeuren, kwam Schakel opnieuw met een motie. Er werden limieten in vastge legd voor de tijd en het geld en er werd in bepaald, dat de zaak technisch uitvoerbaar moest zijn. „Het zou kunnen zijn", zegt Schakel nu, „dat ik het kabinet een handje heb geholpen met die motie. Kijk, die voorwaarden over de tijd, daar heb ik natuur lijk nooit in geloofd. Als je maar ver genoeg op weg bent met zo'n project, dan haal je de zaak er natuurlijk niet uit, omdat het een jaar langer gaat duren. En de techniek, daar kon men natuur lijk wel op vertrouwen. De voor waarde van hehet geld, daar zei Westerterp over dat er maar een geringe overschrijding zou zijn. Op die manier had de Kamer een houvast. Een reden om dan in meerderheid tenslotte toch maar 'ja' te zeggen". De Algemene Rekenkamer heeft jaren na de beslissing vastge steld, dat de Tweede Kamer maar matigjes is ingelicht over de financiële kant van de zaak. Schakel komt daar ook nog eens op terug. „Op het punt van de kosten zag de regering uiteraard dat zij moeite zou krijgen met de Ka mer. Vandaar dat zo lang onvol ledig informatie is verstrekt. Ik heb het nog eens nagekeken en dan zie je, dat pas in het zesde voortgangsrapport over de werken een financieel paragraaf je wordt opgenomen. En dan zal het nog eens een paar jaar duren voor de kostenoverschrijding wordt toegegeven, op een mo ment dat de hele zaak niet of nauwelijks meer teruggedraaid kon worden. Als we in 1978 twee j aar na de bslissing op de hoogte waren gesteld van de ho gere kosten, dan had de regering mij achter het spreekgestoelte gevonden en zo'n debat had kun nen uitmonden in terugdraaien van de beslissing dan wel crisis. Ik zou er op dat moment een nummer van gemaakt hebben als ik geweten had hoe het pre cies zat met het geld". Maarten Willem Schakel vindt het allemaal prachtig, wat daar in de monding van de Ooster schelde is neergepoot, maar hij blijft erbij, dat het een te kost bare liefhebberij is. Glimlachend geeft hij toe, dat weinig Nederlanders er slaap bij inschieten doordat ze gehinderd worden door gedachten over het financieringstekort. „De burger bekreunt zich natuurlijk niet om de staatsschuld. Men maakt zich niet druk om de portemonnee van de staat. Maar daar ligt wel degelijk de verantwoordelijk heid van de politicus. Die moet zich er wel om bekreunen. De re kening zit onder in de zak. Je maakt het niet zo makkelijk zichtbaar en dus is het nou niet direct een onderwerp om de ver kiezingen mee in te gaan, maar een oplopende schuld van de staat betekent hogere rente en hogere belastingtarieven". En toch, geen wrok. „Die pijlerdam, die heeft een grote symbool waarde", stelt Schakel tevreden vast. „En ik ben zielsgelukkig, dat ik op een ander punt ongelijk heb gekregen. Voor mij was des tijds de veiligheid zeer in het ge ding. Er kwam uitstel van de uit voering van de Deltawerken en dat vond ik riskant. Ik was bang dat er tussentijds iets zou mislo pen. De geschiedenis leert dat het water altijd meer kan. Als je hoog en droog in Den Haag zit, heb je de neiging dat even te ver geten, maar ik vond dat een ele ment om zwaar te laten wegen". Het water kan altijd meer. „Maar aan die uitspraak moet men niet verbinden, dat ik enig wantrouwen zou hebben over de kwaliteit van de pijlerdam. Die blijft staan, zo zeker als een huis", zegt Schakel. „Daar zal het water ons niet meer in de nek grijpen". a. j. snel PZC WOENSDAG 17 SEPTEMBER fotografie wim riemens Het jaar 1973 Kernenergie is momenteel in. Nederland - althans de tweede kamer - neemt deel pan de bouw van een snelle kweekreactor in Kalkar. Dat betekent dat de energiekosten stijgen. In juni is de kerncentrale bij Borssele in werking gesteld. Er is een ver gunning verleend. 'De reactor is kritisch geworden' heet het. Men maakt een voorzichtig begin, kennelijk om de hele zaak niet nog kritischer te laten worden. Er is uitvoerig gerapporteerd en geprotes teerd. Het gaat voornamelijk om de veiligheid. Er is ook een ethische vraagstelling in het geding: mag de mens krachten die zo groot zijn dat hij ze niet zelf kan beheersen, oproepen en toepassen?. Wat telt zijn de economische overwegingen en het milieuschone karak ter. Hoewel schoon? Als er eens iets barst komt er meteen een hele slok vuiligheid los en hoeft er vanaf het voormalig eilandenrijk niet meer aan de vooruitgang der wereld gebouwd te worden. Intussen ken je Borssele niet terug. De Noordernol steekt nog braaf in zee. Vroeger vonden we daar zeeanemoontjes en de linksgewonden schelpen van wulken. Die krijgen het allemaal lekker warm met al dat koelwater. Op de punt van de Kaloot heb ik duizenden schelpen verzameld, een collectie voor het internaat en een voor een andere school. Er zijn er veel bij uit het tertiaire tijdperk dat op de banken tussen Borssele en Rammekens aan de oppervlakte komt. Jaren geleden heb ik bij de Spijkerplaat nog zo'n groot zeilschip met vier masten zien varen. Het was zeegaand, majestueus. Er zullen veel mensen gekeken hebben op de Vlissingse boulevards. Borssele is volgens een geometrisch plan gebouwd, vierkant en hoekig, maar met charme. Op de dijk stond vroeger het mooiste zeehuis dat je je kunt voorstellen. Wit, met luiken. Daar woonde Warren, de ingenieur van de polder. Hans Warren is zijn zoon. Ik ken hem al vanuit mijn jeugd. Nu we bij dezelfde krant werken, in dezelfde 'hoek', zie ik hem vaker. Het is een grote vriendschap, van vele jaren. Hans heeft voor zijn vogelobserveringen een klein wild bosje in stand gehouden. Maar alles is nu weg. Het huis, waar later ook de schilder Adri Dxivekot woonde, het bosje, den diek én het cafeetje waar Koatje van de Kaoie vroeger aever en öói schonk. Zeeland is ontsloten. Er zijn fabrieken, schoorstenen, rook, krakers, eeuiuige vlammen en er is ook een piezelige groenstrook. Rij ik door het Sloe, dan weet ik al niet meer waar ik ben. Van mijn geboortehuis naar de Lange Kees, de boogerd van Hommes en het hertenkamp van San- dee liep vroeger één lange weg. Maar nu is er een viaduct. Op het hoj wonen burgermensen en het hertenkamp is een opslagplaats. Den Uyl is minister-president. Biesheuvel treedt uit de politiek en de firma Westerterp Westerterp beheerst de waterstaatsmarkt. De jong ste minister is Lubbers (34). Ik heb met zijn broer op school gezeten en ken zijn bedrijf, dat wil zeggen: de kantine, in Krimpen. Eduard Flipse is gestorven. De laatste keer dat ik hem zag was in de Astridzaal in Antwerpen waar hij de Filharmonie leidde. In zijn kamer stond een bronzen buste van 'meester Flipse' zoals ze hem daar noe men. We spraken veel over moderne en eigentijdse muziek en ik zei hem dat daar tegenwoordig - na al die ontsluiting - ook veel aan gedaan wordt in Zeeland. 'Öe is 't meugelijk', sprak Flipse. Ik zei hem ook dat mijn eerste aanraking met een heus symfonieorkest in Goes was geweest toen hij er het Rotterdams Philharmonisch Orkest dirigeerde. 'Oe is 't toch meugelijk', sprak weerom Flipse. In de Oosterschelde ging ooit bijna het kabinet onder leiding van drs. J. M. den Uyl ten onder. Uiterst be hoedzaam ging de politiek in het midden van de jaren zeventig te werk. Maarten Willem Schakel, die in die jaren voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor verkeer en waterstaat was, kijkt nog eens terug. Zon der wrok.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 53