ZUID-AFRIKA Veehandel en boerenbelang PZC/ °P'n'e en achtergrond 4 Vorige week donderdag daagde de Zuidafrikaanse minister van buitenlandse zaken, Roelof 'Pik' Botha op een politieke bijeenkomst van de regerende Nationale Partij het Westen uit om 'onmiddellijk' economische sancties af te kondigen: „Gezien de reactie van de buitenwereld zijn economische sancties onvermijdelijk en daarom moeten we realistisch zijn. Hoe eerder ze worden opgelegd, des te sneller kunnen wij bewijzen dat boycotacties niet het einde van dit land zullen betekenen". Botha's uitspraak in Witbank leverde hem van het publiek in de zaal het nodige applaus op, maar de volgende dag kon ook zware kritiek worden gehoord, vooral van de blank-oppositionele Progressieve Federale Partij, die de minister van arrogantie beschuldigde, en natuurlijk van het bedrijfsleven. Zelfmoord Troeven Economie terzake GToêrïlëêT GTöês b.v. DE MAAIMACHIIMESPECIALIST WOENSDAG 9 JULI 1986 sancties treffen ook de buren (Van onze correspondent, Ruud de Wit) Toch waren de woorden van Pik Bo tha, die bekend staat om zijn weinig diplomatieke uitspraken, niet zo nieuw. Toen drie weken geleden de noodtoestand werd afgekondigd, ver scheen 's avonds president P. W. Botha op de televisie om zich in soortgelijke termen uit te drukken. „Als het Westen ons met sancties confronteert, dan moet dat maar ge beuren. Maar wij zullen ons niet laten voorschrijven, hoe dit land moet wor den geregeerd", aldus de strijdvaar- digde president. In zowel binnen- als buitenlandse commentaren is de afgelopen weken gewezen op de 'laager-mentaliteit' van de huidige Zuidafrikaanse min derheidsregering. Afgezien van de on verbloemde uitspraken van de twee Botha's over economische sancties, wijst daar ook de aanvankelijke wei gering van president Botha op om de Britse minister van buitenlandse za ken, Sir Geoffrey Howe, te ontvangen, nu deze door de Europese Gemeen schap is gevraagd om een nieuwe 'bemiddelingspoging' te wagen. Maandag werd bekend, dat dit bezoek waarschijnlijk later deze maand toch door zal gaan en dat president Botha Sir Geoffrey zal ontmoeten, maar des ondanks is het zeker, dat ook dit bezoek geen concrete resultaten zal opleveren. Het min of meer gekozen vrijwillige isolement en de halsstarrige rege ringshouding ten opzichte van de gerechtvaardigde eisen van zowel het binnenlandse verzet tegen de apartheid als de morele steun van het Westen voor deze eisen, doet de vraag rijzen, wat de regering-Botha eigen lijk bezielt. Is de nu gekozen politie ke en economische isolatie een vorm van hara-kiri, of is de positie van het apartheidsbewind van Pretoria eco nomisch toch sterker dan menigeen graag wil geloven? Er zijn twee dui delijke aanwijzingen, dat Botha en zijn adviseurs wel degelijk met een sanctievuur spelen, dat Zuid-Afrika in nog grotere mate dan nu reeds het geval is, verder in brand zal kunnen steken. Uit een vorige week gepubliceerd rap port van het bedrijfsonderzoeksbu- reau van de Universiteit van Zuid- Afrika kan worden geconcludeerd dat ongeveer een miljoen Zuidafrikaners werkloos zullen worden als het tot volledige economische sancties zou komen. 83,6 procent hiervan zou zwart zijn. Het percentage van de beroepsbevolking dat dan werkloos is, zal aldus oplopen tot 31,9 procent. Gezien de problemen in met name de zwarte woonwijken, waar politiek ver zet tegen de apartheid gepaard gaat met een uitzichtsloze strijd voor bete re leefomstandigheden, zal dat onge twijfeld inhouden, dat de onrust in het land nog meer toeneemt. Een tweede aanwijzing, dat Botha beslist niet kan rekenen op een una nieme blanke steun voor zijn econo mische verdere isolatie, is de houding van het bedrijfsleven. Na eerdere ini tiatieven van dit bedrijfsleven om, ondanks onverholen kritiek van de regering, toch gesprekken te voeren met de leiding van het ANC-in-bal- lingschap, hebben dit weekend op nieuw een negental vooraanstaande zakenlieden een dringend beroep ge daan op Botha om Nelson Mandela onvoorwaardelijk vrij te laten, het- ANC te legaliseren en gesprekken te openen met de 'waarachtige' zwarte leiders, teneinde tot een constitutio nele oplossing van de problemen van het land te komen. Het ziet er vooralsnog niet naar uit dat Botha voor deze druk zal bezwij ken. Integendeel, uitgaande van de recente uitlatingen moet worden ge vreesd dat hij zich duchtig heeft voorbereid op het economische isole ment. Een speciale regeringscommis sie werkt al enige maanden aan een strategie om de sanctiedreiging het hoofd te bieden. En het moet worden gezegd: hoe groot de internationale druk ook moge zijn, Botha heeft wel degelijk een aantal troeven achter de hand. De belangrijkste is ongetwijfeld de verdeeldheid in het Westen over de economische sancties. Zolang Groot- Britannië, Portugal, West-Duitsland, de Verenigde Saten, Japan en in min dere mate Frankrijk en Italië er niet in slagen om op één lijn te komen met betrekking tot enige vorm van econo mische sancties, hoeft de regering- Botha op korte termijn zeker geen volledige economische sancties te vre zen. Daar komt nog bij dat de Zuid afrikaanse economie in het verleden bij eerdere boycotmaatregelen (olie boycot, wapenembargo) heeft aange toond deze te kunnen opvangen, en sterker nog, deze te kunnen aanwen den tot een stimulans voor de eigen economie. Zo werd Zuid-Afrika van wapenimporteur een fabrikant van geavanceerd wapentuig met een aan zienlijk export, en werden olieboycots opgevangen met het stimuleren van een kunstmatige oliewinning uit de in overvloed in Zuid-Afrika gedolven ko len. Verder beschikt Zuid-Afrika nog altijd over mineralen, die voor het Westen van een dermate groot belang zijn, dat bij een boycot niet alleen de Zuidafrikaanse economie geschaad wordt maar ook die van het Westen. Tenslotte beschikte de Zuidafrikaan se reservebank in juni over buiten landse reserves ten waarde van 3,58 miljard rand, een bedrag dat nog steeds groeit. Het belangrijkste wapen, waarover de regering-Botha evenwel beschikt is de economische afhankelijkheid van de buurlanden, die dan wel in koor roepen dat het Westen economi sche sancties tegen Zuid-Afrika moe ten afkondigen, maar die bij een volledige sanctiepolitiek van het Westen nog verder zullen worden meegesleurd in de economische poel waarin ze nu al verkeren. Minister Botha heeft dat het Westen reeds ontelbare keren ingepoederd: „Als het Westen economische sancties af kondigt, zullen niet de Kaunda's, Mugabe's en Machels getroffen wor den, maar de arme mensen van Zam bia, Zimbabwe en Mozambique. En zal dan het Westen bereid zijn om deze arme mensen tegemoet te ko men? Ik waag dat te betwijfelen!' Hoezeer de frontlijnstaten getroffen zullen worden door eventuele tegenre- presailles van Zuid-Afrika, blijkt uit de cijfers. Per jaar wordt meer dan 6.000.000 ton aan goederen van en naar de buurlanden via Zuid-Afrika vervoerd. Een van de belangrijkste bronnen van inkomsten voor dezelfde buurlanden vormen de bedragen die jaarlijks door 'gastarbeiders' in Zuid- Afrika worden overgemaakt. In 1983 bedroeg dit bedrag 678 miljoen rand. Volgens de laatste gegevens zijn onge veer 2.500.000 mensen in de buurlan den financieel afhankelijk van de in komsten, die door hun familieleden in Zuid-Afrika worden verdiend. De bei de Botha's hebben dan ook herhaal delijk gedreigd met de uitzetting van de naar schatting 1 miljoen buitenlan ders als de westerse wereld tot volledi ge economische sancties zou beslis sen. Per land uitgesplitst ziet het er alle maal nog dreigender uit. Zimbabwe bijvoorbeeld, een land dat het politie ke offensief tegen Zuid-Afrika leidt, maar ook een van de weinige frontlijn staten waar het economische nog re delijk gaat, is tevens Zuid-Afrika's belangrijkste handelspartner op het Afrikaanse continent. Tussen de 68 en 90 procent van de export gaat door Zuid-Afrika of komt er vandaan. Voor de import van Zimbabwe geldt een percentage dat tussen de 65 en 80 ligt. Het alternatief voor de handel van Zimbabwe is de Mozambiquaanse ha ven Beira, maar deze wordt bedreigd door NMR-rebellen en beschikt slechts over een capaciteit van 800.000 ton, circa 1/10 van wat Zim babwe jaarlijks nodig heeft. Een andere kampioen in de strijd tegen Zuid-Afrika is de Zambiase president Kenneth Kaunda. Deze heeft zelfs gedreigd om uit het Britse Gemenebest te treden als het geen economische sancties tegen Zuid- Afrika afkondigt. Maar 25 procent Pik Botha van de Zambiase import komt via de Zuidafrikaanse havens en spoorwe gen het land binnen.Achttien loco motieven worden van Zuid-Afrika gehuurd en 3665 Zuidafrikaanse wa gons rijden dagelijks door Zambia en Zaire. Zonder import uit Zuid-Afrika zouden de winkels van Lusaka en Harare er maar leeg en armoedig uitzien. Landen als Botswana, Lesotho en Swaziland zijn zelfs nagenoeg volledig van Zuid-Afrika afhankelijk, terwijl ook Zaire, Mozambique en Malawi wat betreft hun im- en export-infra structuur zwaar op de machtige buur leunen. Sinds een klein decennium wordt dan wel hard geprobeerd deze afhankelijkheid te verkleinen, waarbij de Southern African Development Coordination Conference (SADCC) een belangrijke rol speelt, maar de resultaten hiervan zijn nog niet erg opzienbarend te noemen. Het is dan ook niet echt verwonderlijk, dat in de westerse landen met deze wetenschap in het hoofd met de nodige terughou dendheid gereageerd wordt op de ei sen van de frontlijnstaten voor dwin gende economische sancties. Want zouden ze daadwerkelijk toegepast worden, dan laadt het Westen zich automatisch ook de verplichting op de schouders om de frontlijnstaten verder te helpen, een hulpprogramma dat het huidige ver in de schaduw zal moeten stellen. Met zijn uitdagende economische iso lement heeft de regering-Botha in ieder geval voorlopig de bal terugge smeten naar het Westen. Want hoe groot ook misschien politiek de te leurstelling na de recente EEG-top- conferentie in Den Haag, over het uitblijven van dwingende economi sche maatregelen tegen de apart heidsregering in Pretoria moge zijn geweest, de belangrijkste westerse handelspartners in de hele Zuidelijk Afrika-regio zullen slechts het realis me van het uitblijven ervan wensen te benadrukken. In deze patstelling blijft slechts één conclusie over: sancties of niet, de zwarte bevolking van Zuid-Afrika is hoe dan ook de dupe. Door Bob Mantiri De mislukte staatsgreep van minister van buitenlandse zaken Arturo Tolentino kwam niet geheel onverwacht voor de regering-AquinoTolenti- no (75) organiseerde wekelijks in het Rizal park, niet ver van het Manila hotel waar hij in het weekeind zich tot waarnemend president liet beëdigen, pro-Marcos demonstraties. Voor enige honderden aanhangers van Ferdinand Marcos draaide Tolentino geluidsbanden af waarop Marcos zijn supporters dankte voor hun steun. Tegelijkertijd stookte hij zijn aanhang op om het gezag van president Cory Aquino niet te erkennen. Mevrouw Aquino negeerde bewust deze demonstraties omdat zij van mening was dat het hier slechts een kleine, onbetekende groep betrof. Het ging hier om leden van de voormalige regeringspartij KBL, die nauwelijks nog enige politieke betekenis heeft sinds ex-minister van arbeid Bias Ople een nieuwe partij heeft opgericht. Het feit dat zij haar kalmte heeft bewaard en haar bezoek aan Cagayan gewoon afwerkte wijst erop dat zij de staatsgreep van Tolentino niet serieus nam. De coup zou zeker zijn gelukt wanneer het gehele volk zich achter hem had geschaard. Hoewel ex-president Marcos zijn betrokkenheid bij de staatsgreep heeft ontkend, twijfelt men in Manila er niet aan dat de verdreven dictator vanuit Hawaii Tolentino heeft geinstrueerd om zich tot president uit te roepen. Tolentino wachtte alleen een gunstig moment af. Voor hem kwam dat in het weekeind. Mevrouw Aquino en chef-staf generaal Fidel Ramos waren in Cagayan, op het eiland Mindanao, vice-president en tevens premieren minister van buitenlandse zaken Salvador Laurel was in Madrid; alleenminis ter Enrile bevond zich op dat moment in Manila. Maar Enrile en Ramos distantieerden zich al direct van Tolentino, terwijl de Verenigde Staten de staatsgreep afkeurden. De actie van Tolentino was daarom gedoemd te mislukken. Daarmee is, volgens politieke waarnemers, het gevaar voor de regering- Aquino nog niet geweken. De dreiging van een nieuwe staatsgreep, wellicht van de zijde van de militairen, is duidelijk aanwezig. Minister van defensie Enrile is een fel tegenstander van toenadering tot de communisten. De eerste besprekingen tussen de regering-Aquino en de communisten over een staakt-het-vuren zijn maandag inmiddels begonnen. Men wacht het resultaat ervan af. De communisten eisen ontmanteling van de Amerikaanse bases, vrijlating van alle politieke gevangenen en landhervormingen. Als de hoofdonderhandelaars Jose Diokno en minister van arbeid Ramon Mitra enigerlei concessies doen dan lijken de dagen van het Aquino-bewind te zjn geteld, zo menen politieke waarnemers. Mevrouw Aquino wordt ook geconfronteerd met toenemende tegenstand in de provincies. Marcos' aanhang is het sterkst in Ilocos Norte, zijn geboorteplaats. Het benoemingsbeleid van minister van binnenlandse zaken Pimentel stuit op groot verzet in de provincies. De door Marcos benoemde provinciale en gemeentelijke autoriteiten weigeren plaats te maken voor de aanhangers van Aquino. Overal in het land opereren nog privelegers. Zij krijgen geld en wapens van Marcos. President Aquino is er zich van bewust dat zolang Marcos nog leeft hij haar het leven zuur zal maken. Maar anderzijds moet Marcos uit de recente gebeurte nissen wel de conclusie trekken dat hij niet meer kan rekenen op de sympathie van het hele Filipijnse volk. Bijna zo oud als het fokken en verzorgen van dieren door boe ren en hun gezinnen is de handel in vee. Alleen in gesloten gemeen schappen waarin men zelfvoorzie nend was en op zichzelf en de naaste groep was aangewezen, trof je geen veehandel aan, alleen wat onderlin ge ruilingen. Bij zeer primitief le vende stammen in afgelegen gebie den tref je ook heden ten dage nog zulke gesloten gemeenschappen aan. Maar al in een heel vroeg stadium van ontwikkeling wordt de moeizame onderlinge ruilhandel vervangen door mensen die daar hun aardigheid in hebben en er dus hun beroep van maken: de handel. Dus de handel in huisdieren als schapen, geiten en koeien neemt in vrijwel alle oudere gemeenschap pen een voorname plaats in. Tot vandaag de dag is de veehandel in agrarisch Nederland (en overal ter wereld behalve in communistische landen) een belangrijke tussenscha kel gebleven tussen produceren on derling, tussen producent en consu ment en tussen alles wat daar steeds weer tussen zit. Onlangs bestond de Nederlandse Bond voor Handelaren in Vee 70 jaar. Reden genoeg om eens wat nader aandacht te beste den aan deze aan de agrarische sector zo nauw verwante tak. De Nederlandse Bond van Veehandela ren is goed ingebed in het patroon van Nederlandse organisaties en in het bedrijfsleven. Ze blaast haar partij mee in allerlei met deze sector verwante instellingen. Zo vallen te noemen de Stichting Gezondheids zorg voor Dieren en het Produkt- schap van Vee en Vlees. Van het Bedrijfsschap voor de Handel in Vee is de voorzitter van de bond, mo menteel de heer Diepeveen, zelfs vrijwel automatisch de fungerende voorzitter. Logisch, want de georga niseerde veehandel is hier de groot ste belanghebbende. Handelen in vee is veel meer dan alleen maar handje klap op veemarkten en bij boeren thuis. De veehandel in Nederland en overal in de E.E.G. is verweven en ingebed in de gecompliceerde struktuur van allerlei regelingen en stelsels. Na tuurlijk, de directe handel in vee is en blijft de grote kurk waarop het bedrijf van de individuele hande laar rust, maar daarnaast en daar omheen komt nogal wat kijken. Om een voorbeeld te noemen: je koopt niet zomaar een koe en daar mee basta. Zij of hij is geregistreerd, van ieder kalf wordt een schets gemaakt, waarop exact zijn uiterlijk wordt ingetekend een soort pasfo to dus. Er kan met koeien in Neder land niet gesjoemeld worden. De volledige gegevens van alle rundvee in Nederland zijn opgeslagen in Arn hem. Het Runder Informatiesys teem (RIS) heeft met een druk op de knop via de centrale computer de beschikking over alle gegevens van koe X in Purmerend of kalf Y in Meliskerke. Iedere transactie in vee gaat gepaard met uitwisseling vanl gegevens, met overdracht van schet-l sen (van de gezondheidsdiensten)! met veranderingen in het RIS. Datl alles brengt nogal wat administra-l tief werk voor de handelaar mee l Teveel papieren rompslomp naar del mening van vele handelaren. Eenl terechte klacht, denk ik. Al regelen de kunnen wij Nederlanders vaakl het eind niet meer vinden in onzel perfectiedrang. Oude en nieuwel diensten, reorganisaties en automa I tisering zorgen vrijwel nooit voor del meest eenvoudige verwerking vanl gegevens. Daar zitten vaak teveel! schakels en belangen tussen die zichl niet automatisch aan de kant later. I zetten. De huidige klachten van del veehandel over de grote papierwin-l kei van verklaringen en schetsenl zijn een reden extra voor alle betrok! kenen om nog veel meer aandacht tel besteden aan betere, goedkopere en| werkzamer systemen. Dierziekten en vooral het voor komen en/of beperken daarvan! is van het grootste belang voor de| veehandel. Dat men daarom eenl stem heeft in de Gezondheidszorg voor Dieren is welhaast vanzelf-1 sprekend. Iedere dierziekte brengt I groot nadeel, r.iet alleen voor de I producent maar ook voor de han del. Alle maatregelen die dan ge l troffen worden zijn ook in het be-| lang van de handel. Vervoersverbol den, sluiting en veemarkten, im-| portbeperkingen hebben allen gro-| te invloed op het inkomen van del handelaar. Zeer terecht heeft del heer Diepeveen bij het 70-jarig be-| staan van zijn bond gewezen op del noodzaak van harmonisatie in Eu-| ropees verband van regels op vete-I nair terrein. Het is zo zachtjesaan inl ons werelddeel een ongelofelijke! warboel geworden van allerlei re-1 gelingen op dat gebied. Al te veell misbruiken allerlei landenregelsl om hun grenzen te sluiten. Datl gebeurt dan zogenaamd om veteri-[ naire redenen, maar meestal is het gewoon een smoesje. Een maatregel I om hun eigen produkten te bescher- men. Veehouders, veehandelaars en vlees-1 verwerkers staan in nauwe relatie I met elkaar. Ze hebben wederzijdse I belangen. Een maatregel als de su l perheffing bijvoorbeeld heeft voor| allen grote gevolgen. Voor de vee handel kan zo'n maatregel op korte I termijn best wat voordeel opleveren I door grotere uitstoot van vee. Op I lange termijn echter zal inkrimping I van de veestapels alleen maar tot I gezamenlijk nadeel leiden. Zo zijn er I vele andere voorbeelden te noemen. De Afrikaanse varkenspest trof een ieder die met vee te maken had. Zo zal het blijven. Sterker nog: naar mate specialisatie toeneemt, naar mate het Europese netwerk van regelingen wordt verfijnd, naarmate gezondheids- en welstandseisen toe-1 nemen, zullen producenten en han delaren elkaar hard nodig hebben om gezamenlijk sterker te staan. Zoals de oude Romeinen, die uitste-1 kende handelaren waren, al zeiden: concordia crescimus, oftewel: een-1 dracht maakt macht. mr. Gerard W. Smallegange I (Advertentie) voor alle soorten tuinmachines. 01100-12820 Opheffing bedreigt R ijksinkoopbureau Door Peter de Vries) Het reinigen van het politiebureau in 's-Herto- genbosch, de aanschaf van potloden voor de openbare school in Ouderkerk, computers voor het ministerie van binnenlandse zaken; de formulie ren van het Rijksinkoopbureau (RIB) spelen in het leven van de ambtenaar een belangrijke rol. Volgens de tekst van het vorige week gepubliceer de concept-regeerakkoord van CDA en VVD moet er een eind komen aan de Zwolse papierwinkel die het RIB zou zijn. Opheffing bedreigt het instituut, waar 430 ambtena ren weken. Of de soep werkelijk zo heet gegeten wordt als-ie besteld is, moet afgewacht worden. De grootste regeringspartij, het CDA, begint bij monde van kamerlid Hayé Schartman al een beetje terug te krabbelen: „In één slag het RIB opheffen kan natuurlijk niet. We hebben, laten we zeggen, drie maanden nodig voor een oordeelsvormend onder zoek". Jaarlijks spendeert de Staat der Nederlanden 15 miljard aan materialen, variërend van het uniform van de portier van de ambassade in Cairo tot de personal computer op het bureau van de hoogste ministeriële ambtenaar. Drie miljard vindt z'n bestemming via de ambtenaren van het Rijksin koopbureau te Zwolle. De klanten van het RIB zijn, zo blijkt uit een onderzoek, in meerderheid tevreden over de service van het instituut en de via massa inkoop bedongen kortingen. „We besparen de schatkist jaarlijks zo'n 500 miljoen", becijfert RIB- directeur drs. L.S.J. Andringa in een brief aan de informateur. Voor het voortbestaan van zijn insti tuut vestigt hij zijn hoop erop dat „een bezuini gingskabinet dat niet zomaar laat lopen". „Voor dergelijke cijfers", grapt VVD-kamerlid Jos van Rey, „koop ik sinds de opiniepeilingen bij de verkiezingen niet zoveel meer". Het ministerie van financiën denkt daar anders over. Het department van minister O. Ruding is één van de belangrijkste advocaten van het idee dat de overheid taken aan het bedrijfsleven moet afstoten wanneer dat hetzelf de werk voor minder geld kan doen. Privatisering is prima, maar als het geld kost in plaats van oplevert, gaat financiën moeilijk doen. En 500 miljoen gulden is een bedrag dat zeker niet te versmaden valt. Het CDA-kamerlid O. Ruding heeft zijn fractie daar dan ook, met succes, over onderhouden toen het con cept-regeerakkoord ter sprake kwam. Eén volzin, onderaan pagina 67 van het concept regeerakkoord, vermeldt het besuit het RIB op te heffen om zodoende het particulier bedrijfsleven meer mogelijkheden te geven, de overheid een stap terug te laten doen, en dezelfde overheid intern simpeler te laten functioneren. „Wij zijn daar principieel voor", zegt de VVD-er Van Rey „omdat wij streven naar minder overheid en meer markt. Dan is er geen plaats voor een instituut als het RIB". „Uit gesprekken met ondernemers is ons ook gebleken dat de lange, formele procedures van het RIB nog wel eens tot gevolg hebben dat er kortin gen worden mis gelopen. Kijk, hoe gaat dat? Een typemachine-fabrikant biedt z'n apparaten met forse korting aan wanneer er vandaag beslist wordt over de aanschaf van een partij. Als je dan door alle RIB-formaliteiten pas twee maanden later weer bij dat bedrijf op de stoep staat, kan het wel eens voorkomen dat de hele voorraad, en dus de korting, weg is". Van Rey weet zich in de kritiek gesteund door officiële rapporten die vorig jaar verschenen. Daarin staat inderdaad dat de goedkoopste aanschaf niet altijd via Zwolle hoeft te lopen. Ook wordt daarin een pleidooi gehouden voor het afschaffen van de gedwongen winkelnering der overheidsorganen bij het RIB. In de WD-fractie is ter illustratie van de romps lomp al geroepen dat het personeel van Nederland se ambassades in den vreemde zelfs verplicht is kledij aan te schaffen via Zwolle. „Onzin", stelt RIB-directeur Andringa kortaf. Serieuzer is de kritiek van de WD op het schoonmaakbeleid van het RIB. „Wanneer de Commissaris van politie in den Bosch z'n kamer wil laten schoonmaken, moet hij modelcontracten van het RIB invullen. Dan moet er ook gewerkt worden met door het RIB goedgekeurde en toegelaten schoonmaakbedrijven. Terwijl die man wellicht een veel goedkoper bedrijf in den Bosch weet", zegt Van Rey. „Het kleinere bedrijfsleven ontmoet het RIB tot in het absurde toe", becommentarieert CDA-kamerlid Hayé Schartman het schoonmaakbeleid: „Er wordt met vaste prijzen gewerkt die nogal eens te laag zijn. Zo werk je zwart werken in de hand. Onder ondernemers leven veel van dergelijke irritaties over allerlei kleine bemoeienissen van het RIB". „Kleine schoonmaakcontractjes voegen wij inder daad samen tot één overeenkomst met een bedrijf. Maar daarbij gaat het om een bedrag van tiendui zenden guldens per jaar, en niet om miljoenen", zegt Andringa. Schartman is, bij nader inzien, tocl\ niet zo geluk kig met de stelligheid waarmee de opheffing van het RIB in het concept-regeerakkoord wordt aan gekondigd. Bij grote projecten kan het instituut wel degelijk een rol spelen, bijvoorbeeld bij de aanschaf van medische technologie of de automati sering van de departementen, zegt hij. Door de tussenkomst van het RIB zou zo'n automatisering goedkoper (kwantumkorting) kunnen, terwijl het ook onmiskenbare voordelen heeft wanneer elk department met het zelfde computersysteem werkt. De deskundigheid van de Zwolse inkopers kan daarbij van dienst zijn, zegt Schartman. „We moeten bovendien ook bedenken dat het RIB naar Zwolle is overgeplaatst in het kader van de spreiding van de Rijksdiensten. Die groeistad heeft er daardoor 430 banen bijgekregen. Ik mis aandacht voor de gevolgen van een besuit tot opheffing, terwijl die toch grote zorgvuldigheid eisen. We moeten, gedurende een maand of drie, een goed onderzoek houden naar het functioneren van het RIB. Gehele of gedeeltelijke opheffing kun je niet in één pennesetreeek regelen".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 4