ZUID-AFRIKA
Veehandel en
boerenbelang
PZC/ °P'n'e en achtergrond 4
Vorige week donderdag daagde de Zuidafrikaanse minister van buitenlandse zaken,
Roelof 'Pik' Botha op een politieke bijeenkomst van de regerende Nationale Partij het
Westen uit om 'onmiddellijk' economische sancties af te kondigen: „Gezien de reactie van de
buitenwereld zijn economische sancties onvermijdelijk en daarom moeten we realistisch
zijn. Hoe eerder ze worden opgelegd, des te sneller kunnen wij bewijzen dat boycotacties niet
het einde van dit land zullen betekenen". Botha's uitspraak in Witbank leverde hem van het
publiek in de zaal het nodige applaus op, maar de volgende dag kon ook zware kritiek worden
gehoord, vooral van de blank-oppositionele Progressieve Federale Partij, die de minister van
arrogantie beschuldigde, en natuurlijk van het bedrijfsleven.
Zelfmoord
Troeven
Economie
terzake
GToêrïlëêT GTöês b.v.
DE MAAIMACHIIMESPECIALIST
WOENSDAG 9 JULI 1986
sancties
treffen
ook de
buren
(Van onze correspondent, Ruud de Wit)
Toch waren de woorden van Pik Bo
tha, die bekend staat om zijn weinig
diplomatieke uitspraken, niet zo
nieuw. Toen drie weken geleden de
noodtoestand werd afgekondigd, ver
scheen 's avonds president P. W.
Botha op de televisie om zich in
soortgelijke termen uit te drukken.
„Als het Westen ons met sancties
confronteert, dan moet dat maar ge
beuren. Maar wij zullen ons niet laten
voorschrijven, hoe dit land moet wor
den geregeerd", aldus de strijdvaar-
digde president.
In zowel binnen- als buitenlandse
commentaren is de afgelopen weken
gewezen op de 'laager-mentaliteit'
van de huidige Zuidafrikaanse min
derheidsregering. Afgezien van de on
verbloemde uitspraken van de twee
Botha's over economische sancties,
wijst daar ook de aanvankelijke wei
gering van president Botha op om de
Britse minister van buitenlandse za
ken, Sir Geoffrey Howe, te ontvangen,
nu deze door de Europese Gemeen
schap is gevraagd om een nieuwe
'bemiddelingspoging' te wagen.
Maandag werd bekend, dat dit bezoek
waarschijnlijk later deze maand toch
door zal gaan en dat president Botha
Sir Geoffrey zal ontmoeten, maar des
ondanks is het zeker, dat ook dit
bezoek geen concrete resultaten zal
opleveren.
Het min of meer gekozen vrijwillige
isolement en de halsstarrige rege
ringshouding ten opzichte van de
gerechtvaardigde eisen van zowel
het binnenlandse verzet tegen de
apartheid als de morele steun van het
Westen voor deze eisen, doet de vraag
rijzen, wat de regering-Botha eigen
lijk bezielt. Is de nu gekozen politie
ke en economische isolatie een vorm
van hara-kiri, of is de positie van het
apartheidsbewind van Pretoria eco
nomisch toch sterker dan menigeen
graag wil geloven? Er zijn twee dui
delijke aanwijzingen, dat Botha en
zijn adviseurs wel degelijk met een
sanctievuur spelen, dat Zuid-Afrika
in nog grotere mate dan nu reeds het
geval is, verder in brand zal kunnen
steken.
Uit een vorige week gepubliceerd rap
port van het bedrijfsonderzoeksbu-
reau van de Universiteit van Zuid-
Afrika kan worden geconcludeerd dat
ongeveer een miljoen Zuidafrikaners
werkloos zullen worden als het tot
volledige economische sancties zou
komen. 83,6 procent hiervan zou
zwart zijn. Het percentage van de
beroepsbevolking dat dan werkloos
is, zal aldus oplopen tot 31,9 procent.
Gezien de problemen in met name de
zwarte woonwijken, waar politiek ver
zet tegen de apartheid gepaard gaat
met een uitzichtsloze strijd voor bete
re leefomstandigheden, zal dat onge
twijfeld inhouden, dat de onrust in het
land nog meer toeneemt.
Een tweede aanwijzing, dat Botha
beslist niet kan rekenen op een una
nieme blanke steun voor zijn econo
mische verdere isolatie, is de houding
van het bedrijfsleven. Na eerdere ini
tiatieven van dit bedrijfsleven om,
ondanks onverholen kritiek van de
regering, toch gesprekken te voeren
met de leiding van het ANC-in-bal-
lingschap, hebben dit weekend op
nieuw een negental vooraanstaande
zakenlieden een dringend beroep ge
daan op Botha om Nelson Mandela
onvoorwaardelijk vrij te laten, het-
ANC te legaliseren en gesprekken te
openen met de 'waarachtige' zwarte
leiders, teneinde tot een constitutio
nele oplossing van de problemen van
het land te komen.
Het ziet er vooralsnog niet naar uit
dat Botha voor deze druk zal bezwij
ken. Integendeel, uitgaande van de
recente uitlatingen moet worden ge
vreesd dat hij zich duchtig heeft
voorbereid op het economische isole
ment. Een speciale regeringscommis
sie werkt al enige maanden aan een
strategie om de sanctiedreiging het
hoofd te bieden. En het moet worden
gezegd: hoe groot de internationale
druk ook moge zijn, Botha heeft wel
degelijk een aantal troeven achter de
hand.
De belangrijkste is ongetwijfeld de
verdeeldheid in het Westen over de
economische sancties. Zolang Groot-
Britannië, Portugal, West-Duitsland,
de Verenigde Saten, Japan en in min
dere mate Frankrijk en Italië er niet
in slagen om op één lijn te komen met
betrekking tot enige vorm van econo
mische sancties, hoeft de regering-
Botha op korte termijn zeker geen
volledige economische sancties te vre
zen. Daar komt nog bij dat de Zuid
afrikaanse economie in het verleden
bij eerdere boycotmaatregelen (olie
boycot, wapenembargo) heeft aange
toond deze te kunnen opvangen, en
sterker nog, deze te kunnen aanwen
den tot een stimulans voor de eigen
economie. Zo werd Zuid-Afrika van
wapenimporteur een fabrikant van
geavanceerd wapentuig met een aan
zienlijk export, en werden olieboycots
opgevangen met het stimuleren van
een kunstmatige oliewinning uit de in
overvloed in Zuid-Afrika gedolven ko
len. Verder beschikt Zuid-Afrika nog
altijd over mineralen, die voor het
Westen van een dermate groot belang
zijn, dat bij een boycot niet alleen de
Zuidafrikaanse economie geschaad
wordt maar ook die van het Westen.
Tenslotte beschikte de Zuidafrikaan
se reservebank in juni over buiten
landse reserves ten waarde van 3,58
miljard rand, een bedrag dat nog
steeds groeit.
Het belangrijkste wapen, waarover
de regering-Botha evenwel beschikt
is de economische afhankelijkheid
van de buurlanden, die dan wel in
koor roepen dat het Westen economi
sche sancties tegen Zuid-Afrika moe
ten afkondigen, maar die bij een
volledige sanctiepolitiek van het
Westen nog verder zullen worden
meegesleurd in de economische poel
waarin ze nu al verkeren. Minister
Botha heeft dat het Westen reeds
ontelbare keren ingepoederd: „Als
het Westen economische sancties af
kondigt, zullen niet de Kaunda's,
Mugabe's en Machels getroffen wor
den, maar de arme mensen van Zam
bia, Zimbabwe en Mozambique. En
zal dan het Westen bereid zijn om
deze arme mensen tegemoet te ko
men? Ik waag dat te betwijfelen!'
Hoezeer de frontlijnstaten getroffen
zullen worden door eventuele tegenre-
presailles van Zuid-Afrika, blijkt uit
de cijfers. Per jaar wordt meer dan
6.000.000 ton aan goederen van en
naar de buurlanden via Zuid-Afrika
vervoerd. Een van de belangrijkste
bronnen van inkomsten voor dezelfde
buurlanden vormen de bedragen die
jaarlijks door 'gastarbeiders' in Zuid-
Afrika worden overgemaakt. In 1983
bedroeg dit bedrag 678 miljoen rand.
Volgens de laatste gegevens zijn onge
veer 2.500.000 mensen in de buurlan
den financieel afhankelijk van de in
komsten, die door hun familieleden in
Zuid-Afrika worden verdiend. De bei
de Botha's hebben dan ook herhaal
delijk gedreigd met de uitzetting van
de naar schatting 1 miljoen buitenlan
ders als de westerse wereld tot volledi
ge economische sancties zou beslis
sen.
Per land uitgesplitst ziet het er alle
maal nog dreigender uit. Zimbabwe
bijvoorbeeld, een land dat het politie
ke offensief tegen Zuid-Afrika leidt,
maar ook een van de weinige frontlijn
staten waar het economische nog re
delijk gaat, is tevens Zuid-Afrika's
belangrijkste handelspartner op het
Afrikaanse continent. Tussen de 68 en
90 procent van de export gaat door
Zuid-Afrika of komt er vandaan. Voor
de import van Zimbabwe geldt een
percentage dat tussen de 65 en 80 ligt.
Het alternatief voor de handel van
Zimbabwe is de Mozambiquaanse ha
ven Beira, maar deze wordt bedreigd
door NMR-rebellen en beschikt
slechts over een capaciteit van
800.000 ton, circa 1/10 van wat Zim
babwe jaarlijks nodig heeft.
Een andere kampioen in de strijd
tegen Zuid-Afrika is de Zambiase
president Kenneth Kaunda. Deze
heeft zelfs gedreigd om uit het Britse
Gemenebest te treden als het geen
economische sancties tegen Zuid-
Afrika afkondigt. Maar 25 procent
Pik Botha
van de Zambiase import komt via de
Zuidafrikaanse havens en spoorwe
gen het land binnen.Achttien loco
motieven worden van Zuid-Afrika
gehuurd en 3665 Zuidafrikaanse wa
gons rijden dagelijks door Zambia en
Zaire. Zonder import uit Zuid-Afrika
zouden de winkels van Lusaka en
Harare er maar leeg en armoedig
uitzien.
Landen als Botswana, Lesotho en
Swaziland zijn zelfs nagenoeg volledig
van Zuid-Afrika afhankelijk, terwijl
ook Zaire, Mozambique en Malawi
wat betreft hun im- en export-infra
structuur zwaar op de machtige buur
leunen. Sinds een klein decennium
wordt dan wel hard geprobeerd deze
afhankelijkheid te verkleinen, waarbij
de Southern African Development
Coordination Conference (SADCC)
een belangrijke rol speelt, maar de
resultaten hiervan zijn nog niet erg
opzienbarend te noemen. Het is dan
ook niet echt verwonderlijk, dat in de
westerse landen met deze wetenschap
in het hoofd met de nodige terughou
dendheid gereageerd wordt op de ei
sen van de frontlijnstaten voor dwin
gende economische sancties. Want
zouden ze daadwerkelijk toegepast
worden, dan laadt het Westen zich
automatisch ook de verplichting op
de schouders om de frontlijnstaten
verder te helpen, een hulpprogramma
dat het huidige ver in de schaduw zal
moeten stellen.
Met zijn uitdagende economische iso
lement heeft de regering-Botha in
ieder geval voorlopig de bal terugge
smeten naar het Westen. Want hoe
groot ook misschien politiek de te
leurstelling na de recente EEG-top-
conferentie in Den Haag, over het
uitblijven van dwingende economi
sche maatregelen tegen de apart
heidsregering in Pretoria moge zijn
geweest, de belangrijkste westerse
handelspartners in de hele Zuidelijk
Afrika-regio zullen slechts het realis
me van het uitblijven ervan wensen
te benadrukken. In deze patstelling
blijft slechts één conclusie over:
sancties of niet, de zwarte bevolking
van Zuid-Afrika is hoe dan ook de
dupe.
Door Bob Mantiri
De mislukte staatsgreep van minister van buitenlandse zaken Arturo
Tolentino kwam niet geheel onverwacht voor de regering-AquinoTolenti-
no (75) organiseerde wekelijks in het Rizal park, niet ver van het Manila hotel
waar hij in het weekeind zich tot waarnemend president liet beëdigen,
pro-Marcos demonstraties. Voor enige honderden aanhangers van Ferdinand
Marcos draaide Tolentino geluidsbanden af waarop Marcos zijn supporters
dankte voor hun steun. Tegelijkertijd stookte hij zijn aanhang op om het gezag
van president Cory Aquino niet te erkennen.
Mevrouw Aquino negeerde bewust deze demonstraties omdat zij van mening
was dat het hier slechts een kleine, onbetekende groep betrof. Het ging hier om
leden van de voormalige regeringspartij KBL, die nauwelijks nog enige
politieke betekenis heeft sinds ex-minister van arbeid Bias Ople een nieuwe
partij heeft opgericht.
Het feit dat zij haar kalmte heeft bewaard en haar bezoek aan Cagayan
gewoon afwerkte wijst erop dat zij de staatsgreep van Tolentino niet serieus
nam. De coup zou zeker zijn gelukt wanneer het gehele volk zich achter hem
had geschaard.
Hoewel ex-president Marcos zijn betrokkenheid bij de staatsgreep heeft
ontkend, twijfelt men in Manila er niet aan dat de verdreven dictator vanuit
Hawaii Tolentino heeft geinstrueerd om zich tot president uit te roepen.
Tolentino wachtte alleen een gunstig moment af. Voor hem kwam dat in het
weekeind. Mevrouw Aquino en chef-staf generaal Fidel Ramos waren in
Cagayan, op het eiland Mindanao, vice-president en tevens premieren
minister van buitenlandse zaken Salvador Laurel was in Madrid; alleenminis
ter Enrile bevond zich op dat moment in Manila.
Maar Enrile en Ramos distantieerden zich al direct van Tolentino, terwijl de
Verenigde Staten de staatsgreep afkeurden. De actie van Tolentino was
daarom gedoemd te mislukken.
Daarmee is, volgens politieke waarnemers, het gevaar voor de regering-
Aquino nog niet geweken. De dreiging van een nieuwe staatsgreep,
wellicht van de zijde van de militairen, is duidelijk aanwezig. Minister van
defensie Enrile is een fel tegenstander van toenadering tot de communisten.
De eerste besprekingen tussen de regering-Aquino en de communisten over
een staakt-het-vuren zijn maandag inmiddels begonnen. Men wacht het
resultaat ervan af. De communisten eisen ontmanteling van de Amerikaanse
bases, vrijlating van alle politieke gevangenen en landhervormingen. Als de
hoofdonderhandelaars Jose Diokno en minister van arbeid Ramon Mitra
enigerlei concessies doen dan lijken de dagen van het Aquino-bewind te zjn
geteld, zo menen politieke waarnemers.
Mevrouw Aquino wordt ook geconfronteerd met toenemende tegenstand in de
provincies. Marcos' aanhang is het sterkst in Ilocos Norte, zijn geboorteplaats.
Het benoemingsbeleid van minister van binnenlandse zaken Pimentel stuit op
groot verzet in de provincies. De door Marcos benoemde provinciale en
gemeentelijke autoriteiten weigeren plaats te maken voor de aanhangers van
Aquino. Overal in het land opereren nog privelegers. Zij krijgen geld en
wapens van Marcos.
President Aquino is er zich van bewust dat zolang Marcos nog leeft hij haar het
leven zuur zal maken. Maar anderzijds moet Marcos uit de recente gebeurte
nissen wel de conclusie trekken dat hij niet meer kan rekenen op de sympathie
van het hele Filipijnse volk.
Bijna zo oud als het fokken en
verzorgen van dieren door boe
ren en hun gezinnen is de handel in
vee. Alleen in gesloten gemeen
schappen waarin men zelfvoorzie
nend was en op zichzelf en de naaste
groep was aangewezen, trof je geen
veehandel aan, alleen wat onderlin
ge ruilingen. Bij zeer primitief le
vende stammen in afgelegen gebie
den tref je ook heden ten dage nog
zulke gesloten gemeenschappen
aan. Maar al in een heel vroeg
stadium van ontwikkeling wordt
de moeizame onderlinge ruilhandel
vervangen door mensen die daar
hun aardigheid in hebben en er dus
hun beroep van maken: de handel.
Dus de handel in huisdieren als
schapen, geiten en koeien neemt in
vrijwel alle oudere gemeenschap
pen een voorname plaats in.
Tot vandaag de dag is de veehandel
in agrarisch Nederland (en overal ter
wereld behalve in communistische
landen) een belangrijke tussenscha
kel gebleven tussen produceren on
derling, tussen producent en consu
ment en tussen alles wat daar steeds
weer tussen zit. Onlangs bestond de
Nederlandse Bond voor Handelaren
in Vee 70 jaar. Reden genoeg om
eens wat nader aandacht te beste
den aan deze aan de agrarische
sector zo nauw verwante tak. De
Nederlandse Bond van Veehandela
ren is goed ingebed in het patroon
van Nederlandse organisaties en in
het bedrijfsleven. Ze blaast haar
partij mee in allerlei met deze sector
verwante instellingen. Zo vallen te
noemen de Stichting Gezondheids
zorg voor Dieren en het Produkt-
schap van Vee en Vlees. Van het
Bedrijfsschap voor de Handel in Vee
is de voorzitter van de bond, mo
menteel de heer Diepeveen, zelfs
vrijwel automatisch de fungerende
voorzitter. Logisch, want de georga
niseerde veehandel is hier de groot
ste belanghebbende.
Handelen in vee is veel meer dan
alleen maar handje klap op
veemarkten en bij boeren thuis. De
veehandel in Nederland en overal
in de E.E.G. is verweven en ingebed
in de gecompliceerde struktuur van
allerlei regelingen en stelsels. Na
tuurlijk, de directe handel in vee is
en blijft de grote kurk waarop het
bedrijf van de individuele hande
laar rust, maar daarnaast en daar
omheen komt nogal wat kijken.
Om een voorbeeld te noemen: je
koopt niet zomaar een koe en daar
mee basta. Zij of hij is geregistreerd,
van ieder kalf wordt een schets
gemaakt, waarop exact zijn uiterlijk
wordt ingetekend een soort pasfo
to dus. Er kan met koeien in Neder
land niet gesjoemeld worden. De
volledige gegevens van alle rundvee
in Nederland zijn opgeslagen in Arn
hem. Het Runder Informatiesys
teem (RIS) heeft met een druk op de
knop via de centrale computer de
beschikking over alle gegevens van
koe X in Purmerend of kalf Y in
Meliskerke. Iedere transactie in vee
gaat gepaard met uitwisseling vanl
gegevens, met overdracht van schet-l
sen (van de gezondheidsdiensten)!
met veranderingen in het RIS. Datl
alles brengt nogal wat administra-l
tief werk voor de handelaar mee l
Teveel papieren rompslomp naar del
mening van vele handelaren. Eenl
terechte klacht, denk ik. Al regelen
de kunnen wij Nederlanders vaakl
het eind niet meer vinden in onzel
perfectiedrang. Oude en nieuwel
diensten, reorganisaties en automa I
tisering zorgen vrijwel nooit voor del
meest eenvoudige verwerking vanl
gegevens. Daar zitten vaak teveel!
schakels en belangen tussen die zichl
niet automatisch aan de kant later. I
zetten. De huidige klachten van del
veehandel over de grote papierwin-l
kei van verklaringen en schetsenl
zijn een reden extra voor alle betrok!
kenen om nog veel meer aandacht tel
besteden aan betere, goedkopere en|
werkzamer systemen.
Dierziekten en vooral het voor
komen en/of beperken daarvan!
is van het grootste belang voor de|
veehandel. Dat men daarom eenl
stem heeft in de Gezondheidszorg
voor Dieren is welhaast vanzelf-1
sprekend. Iedere dierziekte brengt I
groot nadeel, r.iet alleen voor de I
producent maar ook voor de han
del. Alle maatregelen die dan ge l
troffen worden zijn ook in het be-|
lang van de handel. Vervoersverbol
den, sluiting en veemarkten, im-|
portbeperkingen hebben allen gro-|
te invloed op het inkomen van del
handelaar. Zeer terecht heeft del
heer Diepeveen bij het 70-jarig be-|
staan van zijn bond gewezen op del
noodzaak van harmonisatie in Eu-|
ropees verband van regels op vete-I
nair terrein. Het is zo zachtjesaan inl
ons werelddeel een ongelofelijke!
warboel geworden van allerlei re-1
gelingen op dat gebied. Al te veell
misbruiken allerlei landenregelsl
om hun grenzen te sluiten. Datl
gebeurt dan zogenaamd om veteri-[
naire redenen, maar meestal is het
gewoon een smoesje. Een maatregel I
om hun eigen produkten te bescher-
men.
Veehouders, veehandelaars en vlees-1
verwerkers staan in nauwe relatie I
met elkaar. Ze hebben wederzijdse I
belangen. Een maatregel als de su l
perheffing bijvoorbeeld heeft voor|
allen grote gevolgen. Voor de vee
handel kan zo'n maatregel op korte I
termijn best wat voordeel opleveren I
door grotere uitstoot van vee. Op I
lange termijn echter zal inkrimping I
van de veestapels alleen maar tot I
gezamenlijk nadeel leiden. Zo zijn er I
vele andere voorbeelden te noemen.
De Afrikaanse varkenspest trof een
ieder die met vee te maken had. Zo
zal het blijven. Sterker nog: naar
mate specialisatie toeneemt, naar
mate het Europese netwerk van
regelingen wordt verfijnd, naarmate
gezondheids- en welstandseisen toe-1
nemen, zullen producenten en han
delaren elkaar hard nodig hebben
om gezamenlijk sterker te staan.
Zoals de oude Romeinen, die uitste-1
kende handelaren waren, al zeiden:
concordia crescimus, oftewel: een-1
dracht maakt macht.
mr. Gerard W. Smallegange I
(Advertentie)
voor alle soorten tuinmachines. 01100-12820
Opheffing bedreigt R ijksinkoopbureau
Door Peter de Vries)
Het reinigen van het politiebureau in 's-Herto-
genbosch, de aanschaf van potloden voor de
openbare school in Ouderkerk, computers voor het
ministerie van binnenlandse zaken; de formulie
ren van het Rijksinkoopbureau (RIB) spelen in het
leven van de ambtenaar een belangrijke rol.
Volgens de tekst van het vorige week gepubliceer
de concept-regeerakkoord van CDA en VVD moet
er een eind komen aan de Zwolse papierwinkel die
het RIB zou zijn.
Opheffing bedreigt het instituut, waar 430 ambtena
ren weken. Of de soep werkelijk zo heet gegeten
wordt als-ie besteld is, moet afgewacht worden. De
grootste regeringspartij, het CDA, begint bij monde
van kamerlid Hayé Schartman al een beetje terug
te krabbelen: „In één slag het RIB opheffen kan
natuurlijk niet. We hebben, laten we zeggen, drie
maanden nodig voor een oordeelsvormend onder
zoek".
Jaarlijks spendeert de Staat der Nederlanden 15
miljard aan materialen, variërend van het uniform
van de portier van de ambassade in Cairo tot de
personal computer op het bureau van de hoogste
ministeriële ambtenaar. Drie miljard vindt z'n
bestemming via de ambtenaren van het Rijksin
koopbureau te Zwolle. De klanten van het RIB zijn,
zo blijkt uit een onderzoek, in meerderheid tevreden
over de service van het instituut en de via massa
inkoop bedongen kortingen. „We besparen de
schatkist jaarlijks zo'n 500 miljoen", becijfert RIB-
directeur drs. L.S.J. Andringa in een brief aan de
informateur. Voor het voortbestaan van zijn insti
tuut vestigt hij zijn hoop erop dat „een bezuini
gingskabinet dat niet zomaar laat lopen".
„Voor dergelijke cijfers", grapt VVD-kamerlid Jos
van Rey, „koop ik sinds de opiniepeilingen bij de
verkiezingen niet zoveel meer". Het ministerie van
financiën denkt daar anders over. Het department
van minister O. Ruding is één van de belangrijkste
advocaten van het idee dat de overheid taken aan
het bedrijfsleven moet afstoten wanneer dat hetzelf
de werk voor minder geld kan doen. Privatisering is
prima, maar als het geld kost in plaats van oplevert,
gaat financiën moeilijk doen. En 500 miljoen gulden
is een bedrag dat zeker niet te versmaden valt. Het
CDA-kamerlid O. Ruding heeft zijn fractie daar dan
ook, met succes, over onderhouden toen het con
cept-regeerakkoord ter sprake kwam.
Eén volzin, onderaan pagina 67 van het concept
regeerakkoord, vermeldt het besuit het RIB op te
heffen om zodoende het particulier bedrijfsleven
meer mogelijkheden te geven, de overheid een stap
terug te laten doen, en dezelfde overheid intern
simpeler te laten functioneren. „Wij zijn daar
principieel voor", zegt de VVD-er Van Rey „omdat
wij streven naar minder overheid en meer markt.
Dan is er geen plaats voor een instituut als het
RIB".
„Uit gesprekken met ondernemers is ons ook
gebleken dat de lange, formele procedures van het
RIB nog wel eens tot gevolg hebben dat er kortin
gen worden mis gelopen. Kijk, hoe gaat dat? Een
typemachine-fabrikant biedt z'n apparaten met
forse korting aan wanneer er vandaag beslist wordt
over de aanschaf van een partij. Als je dan door alle
RIB-formaliteiten pas twee maanden later weer bij
dat bedrijf op de stoep staat, kan het wel eens
voorkomen dat de hele voorraad, en dus de korting,
weg is".
Van Rey weet zich in de kritiek gesteund door
officiële rapporten die vorig jaar verschenen. Daarin
staat inderdaad dat de goedkoopste aanschaf niet
altijd via Zwolle hoeft te lopen. Ook wordt daarin
een pleidooi gehouden voor het afschaffen van de
gedwongen winkelnering der overheidsorganen bij
het RIB.
In de WD-fractie is ter illustratie van de romps
lomp al geroepen dat het personeel van Nederland
se ambassades in den vreemde zelfs verplicht is
kledij aan te schaffen via Zwolle. „Onzin", stelt
RIB-directeur Andringa kortaf. Serieuzer is de
kritiek van de WD op het schoonmaakbeleid van
het RIB. „Wanneer de Commissaris van politie in
den Bosch z'n kamer wil laten schoonmaken, moet
hij modelcontracten van het RIB invullen. Dan
moet er ook gewerkt worden met door het RIB
goedgekeurde en toegelaten schoonmaakbedrijven.
Terwijl die man wellicht een veel goedkoper bedrijf
in den Bosch weet", zegt Van Rey.
„Het kleinere bedrijfsleven ontmoet het RIB tot in
het absurde toe", becommentarieert CDA-kamerlid
Hayé Schartman het schoonmaakbeleid: „Er wordt
met vaste prijzen gewerkt die nogal eens te laag
zijn. Zo werk je zwart werken in de hand. Onder
ondernemers leven veel van dergelijke irritaties
over allerlei kleine bemoeienissen van het RIB".
„Kleine schoonmaakcontractjes voegen wij inder
daad samen tot één overeenkomst met een bedrijf.
Maar daarbij gaat het om een bedrag van tiendui
zenden guldens per jaar, en niet om miljoenen", zegt
Andringa.
Schartman is, bij nader inzien, tocl\ niet zo geluk
kig met de stelligheid waarmee de opheffing van
het RIB in het concept-regeerakkoord wordt aan
gekondigd. Bij grote projecten kan het instituut
wel degelijk een rol spelen, bijvoorbeeld bij de
aanschaf van medische technologie of de automati
sering van de departementen, zegt hij. Door de
tussenkomst van het RIB zou zo'n automatisering
goedkoper (kwantumkorting) kunnen, terwijl het
ook onmiskenbare voordelen heeft wanneer elk
department met het zelfde computersysteem
werkt. De deskundigheid van de Zwolse inkopers
kan daarbij van dienst zijn, zegt Schartman.
„We moeten bovendien ook bedenken dat het RIB
naar Zwolle is overgeplaatst in het kader van de
spreiding van de Rijksdiensten. Die groeistad heeft
er daardoor 430 banen bijgekregen. Ik mis aandacht
voor de gevolgen van een besuit tot opheffing,
terwijl die toch grote zorgvuldigheid eisen. We
moeten, gedurende een maand of drie, een goed
onderzoek houden naar het functioneren van het
RIB. Gehele of gedeeltelijke opheffing kun je niet in
één pennesetreeek regelen".