TIEN
JAAR
NA
SOWETO
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
I foto
PAGINA 29
brand
onderwijs
verdriet
ruud de wit
I
\NEEK-IN
X
ZATERDAG 14 JUNI 1986
Ik was er bij toen de eerste rellen
uitbraken. Met een paar
leeftijdsgenoten speelde ik op straat.
Zodra de scholieren hun mars begonnen
haar het Orlando-stadion, sloot iedereen
rich bij hen aan. De problemen ontstonden
echter pas toen de Boere-politieagenten
nen probeerden tegen te houden. Sommige
hinderen gooiden met stenen en de Boeren
schoten gericht terug".
Lik heb daarna meegedaan. We staken een
puto in brand en ik hielp ook om een school
plat te branden. Misschien was het verkeerd
rat we deden en had ik me ervoor moeten
^chamen. Maar mijn haat en woede was zo
;root dat ik niet anders kon. Zij schoten
bnschuldige kinderen dood, wat anders
blijft er dan nog over dan haat?".
Set eenvoudige verhaal van een
kchoolmeisje uit Soweto over de
pcholierenopstand van 16 juni 1976. De
(vooraanstaande zwarte journalist Jon
Qwelane schreef deze week ook zijn
herinneringen op: „Er waaide die ochtend
van woensdag 16 juni 1976 een koude wind,
|terwijl de eerste zonnestralen Soweto uit de
(duisternis haalden. Enige wolkjes werden
achtbaar aan de verder altijd zo
helder-blauwe hemel. Maar de atmosfeer
ras eveneens anders dan normaal, alsof
jSoweto overdekt was met een dreigende
(spanning".
lDe weken voor die fatale dag waren de
(inwoners van Soweto geconfronteerd met
leen verschijnsel dat ze nog niet kenden: een
(schoolboycot van duizenden leerlingen. Zij
(bleven thuis uit protest tegen de invoering
Ivan het Afrikaans als gelijkwaardige en
(verplichte onderwijstaal naast het Engels.
(Eerdere protesten en signalen van
(vooraanstaande burgerleiders hadden de
|regering-Vorster niet kunnen vermurwen en
(dus boycotten de kinderen hun scholen.
Woensdag de zestiende juni was
(uitgekozen als de definitieve protestdag.
(Het was de bedoeling dat alle leerlingen die
(ochtend zouden opmarcheren naar het
|Orlando-stadion voor een
(massabijeenkomst. In Orlando-West werd
(de snel groeiende menigte schoolkinderen,
(zo'n 20.000 in getal, opgewacht door een
|groepje politieagenten".
Zij gaven de scholieren -die borden en
I spandoeken droegen met teksten als 'weg
met het Afrikaans', 'wij zijn geen Boeren' en
als wij Afrikaans moeten leren, moet
I Vorster hetzelfde doen met Zulu'- bevel zich
(onmiddellijk te verspreiden. Omdat er
steeds nieuwe groepen arriveerden was dat
(praktisch onmogelijk".
„Toen viel er plotseling een schot. De
[dertienjarige Hector Petersen stortte ter
aarde. Uit zijn mond kwam braaksel en
bloed druppelde uit zijn oren en vermengde
zich met speeksel. Het was een afgrijselijk
gezicht. Zijn zus Antoinette kreeg een
(hysterische aanval. Zij schreeuwde en
J maakte wilde gebaren, terwijl een oudere
iongen haar broer naar de auto van een
1 verslaggever bracht. Zij reden naar de
nabijgelegen Phefeni-Kliniek, maar het was
te laat. Hector Petersen was al dood". Tot
zover Qwelane.
Hector Petersen was de eerste jongere die op 16 juni 1976 in Soweto werd neergeschoten. Op deze, over de hele wereld verspreide foto van Sam Nzima. wordt hij naar een ziekenhuis
gedragen door een andere student, de achttienjarige Mbuyisa Makhubu. Naast hem Hectors zuster Antoinette.
geen enkel licht in het
zuidafrikaanse duister
De foto van de bloedende Hector Petersen,
die weggedragen wordt, terwijl zijn zuster
Antoinette met een panische blik er naast
loopt, is wereldberoemd geworden. De
fotograaf, Sam Nzima, was zich niet eens
f bewust van het feit dat hij die foto had
gemaakt.
•Ik was daar om foto's te schieten van de
I vreedzaam demonstrerende jongeren. Toen
het eerste schot viel, ben ik doorgegaan met
het nemen van foto's, hoewel ik doodsbang
was. Het gebeurde allemaal ook zo snel. Ik
gaf het rolletje aan een chauffeur van de
hrant en vergat het. Pas de volgende dag
drong het tot me door dat de foto was
gebruikt door nagenoeg alle kranten in de
I wereld".
I Het verhaal van de jongen die Hector
Petersen die dag in zijn armen had, is
I houwens typerend voor de situatie waarin
vele Soweto-jongeren en hun families na
die dag terecht kwamen. De jongen, de
achtienjarige Mbuyisa Makhubu, was op
het moment dat de eerste schoten vielen, in
het huis van zijn grootmoeder in
Orlando-West.
Hij rende het huis uit en in de verwarring,
veroorzaakt door de menigte die alle kanten
was opgestormd, stootte hij op het lichaam
van de hevig bloedende Hector. Hij nam het
kind in zijn armen en rende met Hector's
zuster naast zich van het slagveld weg.
Mbuyisa's moeder zag die avond de
bewuste foto op de voorpagina's van de
kranten. Ze dacht dat het haar tweede zoon
was, die door de politie was doodgeschoten.
Nog dezelfde nacht viel de politie haar huis
binnen. Ze waren op zoek naar Mbuyisa,
omdat hij „voor de foto geposeerd zou
hebben".
Mbuyisa heeft, zoals duizenden jongeren in
die dagen, echter nooit meer thuis geslapen
en op 23 augustus verliet hij illegaal het
land. Aanvankelijk kwamen er nog brieven
van hem, uit Botswana en Nigeria, maar
sinds 1978 hielden ook die op. Pogingen om
te achterhalen wat er met Mbuyisa is
gebeurd, bleven zonder succes en zijn
moeder neemt aan dat haar zoon, evenals
haar man, in ballingschap is gestorven.
Het bericht van de moord op Hector
verspreidde zich letterlijk en figuurlijk als
een lopend vuur door Soweto en om 12 uur
's middags brandde Soweto. De scholieren
die na het fatale schot alle kanten waren
uitgerend, hielden auto's en vrachtwagens
aan en staken die in brand.
Winkels werden geplunderd. Scholen en
regeringsgebouwen moesten het op
dezelfde manier ontgelden. Enige uren later
was Soweto volledig van de buitenwereld
afgesloten. Er waren ook twee blanken in de
volksfurie doodgestoken.
Maar de opstand van de jeugd van Soweto
bleef niet beperkt tot de zwarte
miljoenenstad. Binnen twee dagen
brandden ook de andere zwarte
woonwijken in de Vaaldriehoek:
Mohlakeng, Tembisa, Katlehong,
Daveyton etc.
In augustus en de daarop volgende
maanden kreeg de opstand eveneens
navolging in de West- en Oost-Kaap, in de
wijken Langa, Guguletu en Nyanga, nadat
de jongeren ook daar hadden besloten tot
een massale schoolboycot.
Maandag 16 juni wordt herdacht dat tien jaar geleden een opstand van
jongeren uitbrak in de zwarte miljoenenstad Soweto bij Johannesburg.
De opstand kreeg navolging in nagenoeg alle zwarte woonwijken van
Zuid-Afrika en werd bloedig neergeslagen door de politie.
Het precieze aantal slachtoffers van die dag en de maanden erna is nooit
vastgesteld. Maar schattingen variëren van ruim 600 tot meer dan 1000.
Onze correspondent in Zuid-Afrika, Ruud de Wit, blikt terug op die
donkere woensdag in juni 1976 en sprak onder meer met Albertina
Sisulu, de vrouw van de tegelijk met Nelson Mandela tot levenslang
veroordeelde Walter Sisulu: „Sinds 1976 is er niets veranderd. Nog
steeds worden onze kinderen als vliegen gedood".
Nu tien jaar later, is nog altijd niet precies
bekend hoeveel jongeren er in het jaar na 16
juni 1976 om het leven zijn gekomen.
Volgens de Cilliers Onderzoekscommissie,
tóe door de regering- Botha was ingesteld,
bedroeg het aantal slachtoffers 575. Het
Zuidafrikaanse Instituuut voor
Rassen-relaties houdt een cijfer van 618 of
meer aan, terwijl andere bronnen spreken
van meer dan 1000 slachtoffers.
Maar ook daarna hield het niet op. Op 12
september 1977 werd de bekende 'Black
Consciousness'-leider Steve Biko in de
gevangenis doodgemarteld. Hij was niet de
enige die in dat jaar in de gevangenis
overleed.
Meer dan 6000 scholieren- en
studentenleiders, alsmede bekende
personen als Winnie Mandela, Albertina
Sisulu, Nthato Motlana en de huidige
Lutherse bisschop Manas Buthelezi waren
inmiddels gearresteerd of onder huisarrest
geplaatst.
Op 'Zwarte Woensdag', zoals 19 oktober
1977 wordt genoemd, werden het Christian
Institute en 17 andere 'zwarte' anti-
apartheidsorganisaties onwettig verklaard
en werden 42 personen, waaronder de
huidige secretaris-generaal van de
Zuidafrikaanse Raad van Kerken, dr
Beyers Naudé, in hechtenis genomen.
De directe aanleiding tot de
Soweto-opstand was de invoering van het
Afrikaans in het zwarte 'Bantu'-onderwijs.
Het verzet daartegen had reeds een lange
voorgeschiedenis. In 1958 nam de
regering-Verwoerd het besluit om het
Bantu-onderwijs voortaan in het
Afrikaans én het Engels te geven.
Het besluit werd echter niet direct
uitgevoerd. Dat gebeurde pas in 1974 nadat
Vorster aan de macht was gekomen. In dat
jaar verklaarde het ministerie voor
Bantu-onderwijs dat de 'praktische' vakken
in het Engels onderwezen dienden te
worden en de 'sociale' vakken (geschiedenis
en aardrijkskunde) in het Afrikaans.
Daardoor moesten de zwarte jongeren
plotseling examens afleggen in een taal die
ze niet machtig waren. Bovendien werd het
Afrikaans gezien als 'de taal van de blanke
onderdrukker', zoals de voorzitster van de
Black Sash, Sheena Duncan, het uitdrukt.
In mei 1976 vormden leerlingen van de
middelbare school van Orlando-West een
commissie die hun bezwaren moest
bespreken met de plaatselijke inspecteur
van het Bantu-onderwijs. Die weigerde de
commissie te ontmoeten. Op 17 mei volgde
de eerste schoolboycot. Zwarte
leerkrachten die toch Afrikaans
gebruikten werden geintimideerd.
Het belangrijkste van de gebeurtenissen in
1976 was het feit dat de jeugd de strijd tegen
de apartheid opnieuw aanging. Een
schoolmeisje in Soweto zei het zo: „Het
enige wat onze ouders nog doen, is alcohol
drinken om de problemen te vergeten.
Daarom staken we de bierhallen en
drankwinkels in brand en zeiden we tegen
de eigenaren van de 'shebeens' (de
plaatselijke illegale cafe's/rdw) dat ze
moesten sluiten".
En sindsdien is dat niet meer veranderd. De
zwarte jeugd is de belangrijkste factor
geworden in de strijd tegen de apartheid.
Een strijd die nu, tien jaar later, nog steeds
aan gemiddeld vier personen per dag het
leven kost.
Een vrouw die het allemaal van nabij heeft
meegemaakt en zelf met onnoemelijk leed
heeft betaald voor haar politieke keuze, is
Albertina Sisulu. De vrouw van Walter
Sisulu, een van de ANC-leiders die samen
met Nelson Mandela al vanaf 1963 een
levenslange gevangenisstraf uitzit.
Na een leven van huisarrest,
gevangenisstraffen en groot persoonlijk
verdriet. Afgezien van haar man die zij
sporadisch kan bezoeken in de
Pollsmoor-gevangenis, bevinden zich twee
van haar kinderen in het buitenland. Van
haar oudste zoon Max, die in 1973
Zuid-Afrika verliet en die een
vooraanstaande rol speelt binnen het ANC,
heeft ze nadien nooit meer iets vernomen.
De vice-presidente van het Verenigd
Democratisch Front (UDF) kijkt in haar
huisje in Orlando-West met grote bitterheid
terug op de gebeurtenissen in juni, tien jaar
geleden.
„Onze kinderen hielden die dag een
vreedzame mars om te bereiken dat het
Afrikaans uit hun onderwijs zou worden
geschrapt. Zij konden het toch ook niet
helpen dat ze die taal niet beheersten? Maar
ze werden als vliegen gedood of in de
politiecellen gegooid".
„Wij, als moeders, wisten niet waar onze
kinderen waren, 's Nachts hoorden we de
helicopters die kinderen bij de
politiebureau's ophaalden om hen
vervolgens in de moerassen van Soweto
dumpen. Er waren moeders die drie van hun
kinderen hebben verloren".
„Tot de dag van vandaag weten zij niet wat
er met hun kinderen is gebeurd in die
juni-maand van 1976. Er moeten veel
kinderen in massagraven zijn gegooid.
Ongewapende kinderen! Schoolkinderen,
studenten! Gedood door de regering van de
Nationale Partij".
„Niets is veranderd. Kijk wat er onlangs
gebeurde in de Vaal-driehoek. Het leger
gaat zwaar bewapend de woonwijken in,
terwijl de huisvaders naar hun werk zijn.
De soldaten verkrachten de vrouwen en de
de meisjes, stelen het geld en nemen het
voedsel mee".
„En wat gebeurt er nu niet in Crossroads?
Twee weken geleden nog werden hier in
Diepkloof, diep in Soweto, drie kinderen
gekidnapt door de 'gelegaliseerde
moordenaars', de 'vigilantes', die betaald
worden door de regering. Later werden hun
lichamen gevonden in de buurt van
Krugersdorp".
„Ik vraag me af hoe het verder moet met dit
land. Ik wil iedere blanke een vraag stellen.
Waarom hebben jullie zulke monsters
gekozen in jullie parlement? Maar ik, en alle
zwarte inwoners van dit land, jong en oud,
weten dat we vastbesloten moeten zijn in de
strijd tegen de apartheid. Hoeveel bloed er
de komende tijd ook zal vloeien. Voor ons
was Soweto-1976 het begin van het einde en
zal er géén weg meer terug zijn".