AGRESSIE
OP TV
JULIETTE
GRECO
jan van damme
PZC/ week-uit 23
toneel
teksten
huilen
films
rudolph bakker
ZATERDAG 24 MEI 1986
- -
Kees Schijve
foto camille schelstraete
alsof een conflict met
geweld opgelost wordt.
Het A-team, der Alte, de Man van
zes miljoen, Miami Vice... Het is
niet moeilijk tv-programma's te be
denken waar altijd wel een robber
tje in wordt gevochten, al dan niet
met dodelijke afloop. Geweld op de
buis. Niemand kijkt er meer van op
wanneer het zoveelste slachtoffer
uit beeld wordt gedragen. Een kwes
tie van gewenning, sinds de televi
sie in de jaren zestig in vrijwel alle
huiskamers een vaste plaats ver
overde zijn er al hele generaties mee
opgegroeid.
„We spelen A-teampje. En als je niet
meedoet, dan sla ik je in elkaar....".
Die conversatie hoorde Kees Schijve
laatst op een schoolplein. De rillin
gen lopen hem zichtbaar over de rug.
„Zo'n gesprek is heel normaal. Lo
gisch, want de kinderen zien niet
anders". De afgelopen twee jaar ver
diepte de in Oostburg woonachtige
Schijve (53) zich in het fenomeen
agressie op televisie. De landelijke
stichting 't kan anders', waar hij
secretaris van is, houdt vandaag
(zaterdag) een themadag in Amster
dam over geweld in de samenleving.
Schijve in het dagelijks leven
wiskundeleraar presenteert daar
de resultaten van zijn studie.
Een verslag dat er niet om liegt. Een
voorbeeld: in de Verenigde Staten
heeft iedere achttienjarige gemid
deld 18.000 televisiemoorden gezien.
In Nederland is het zo ver nog niet.
Maar de voortekenen voorspellen
weinig goeds. Schijve is duidelijk
geschrokken van de vergaande ach
teloosheid waarmee allerlei 'pulp'
zonder pardon op het scherm wordt
gebracht. „Je merkt gewoon dat er
weinig mensen zijn die zich daar
druk om maken. Het is allemaal heel
erg vanzelfsprekend".
Dat er gevaar schuilt in die desinte
resse is volgens hem zonneklaar.
Het medium televisie dringt zich
aan iedereen op.
Schijve: „Mensen hebben een enor
me visuele honger. Dat zie je al aan
kinderen in de wieg, die je vinger
volgen. De tv bevredigt die honger,
wakkert die zelfs aan". Omdat het
beeldtoestel vast onderdeel uit
maakt van de huiskamerinventaris,
wordt er over het algemeen weinig
kritisch gekeken. „Het is te vergelij
ken met het paard van Troje. Je
realiseert je niet wat er in huis wordt
gehaald. Alles wat er op het scherm
verschijnt wordt gewoonweg geac
cepteerd. Dat is het gevaar. De vele
geweldprogramma's creëren een
sfeer van agressiedenken. Alsof elk
probleem, elk conflict alleen maar
met geweld opgelost kan worden".
Vooral kinderen zijn een ontvankelij
ke groep. Schijve is er van overtuigd
dat zij alles wat de televisie in huis
brengt als onderdeel van de
werkelijkheid zien. Zelfs tekenfilms
worden in verschillende onderzoe
ken als agressieverhogend aange
merkt. Die arme haas of kat, die de
meest bizarre klappen op zijn kop
krijgt te verduren, voor jongeren
kijkers kan dat een meeslepend
schouwspel zijn. „We beseffen onvol
doende dat het kind zich echt volle
dig in die huis of kat inleeft".
Het televisietoestel heeft in de ogen
van Schijve een deel van de opvoe
ding overgenomen. Vroeger deed het
kind vooral zijn indrukken op in het'
gezin, op school en in de leefwereld
daaromheen. De tv heeft zich nu als
vierde factor aangediend. In Neder
land kijkt elk kind gemiddeld negen
uur per week naar het scherm. De rol
van de eigenlijke opvoeders wordt op
die manier teruggedrongen. Want
welke vader of moeder is er negen
uur per week intensief met zijn of
haar spruit bezig? „Probeer het maar
eens", zegt Schijve, „dan zul je zien
dat je dat niet haalt".
In dat kader verbaast hij zich over
dat er weinig aandacht wordt be
steed aan de programmering voor
kinderen.
Hij zegt: „Kijk, we maken ons bij de
opvoeding over van alles en nog wat
druk. Handen wassen, voeten vegen,
zwemles, welke school is het beste.
Maar een tv-programma, dat over
komt je kennelijk. Het moet toch
mogelijk zijn datje als ouder zegt: we
stellen een behoorlijke tv-maaltijd
voor deze week samen". De omroe
pen schieten wat dat betreft volgens
hem schromelijk tekort. Hij weet
voorbeelden van omroepen die kin
deren vanaf drie jaar op ondertitelde
programma's vergasten. Enig reken
werk maakte hem duidelijk dat bijna
vijftig procent van de jeugdseries
voor kinderen tot zes jaar wordt
ondertiteld. En dat terwijl de
leesvaardigheid pas vanaf het acht
ste jaar op een voldoende peil is om
den. Gewoon, voor de ondergrondse
springen. De directeur van de spoor
wegen slaagde er niet in de uitzen
ding te voorkomen. De volgende dag
sprongen er vijf mensen voor de
trein. Dat wil natuurlijk niet zeggen
dat ze anders geen zelfmoord zouden
hebben gepleegd. Maar er is ver
band".
Probleem is dat geweld gelijk ge
schakeld wordt met spanning. De
vertegenwoordiger van 't kan an
ders' vindt dat een verkeerd uit
gangspunt. Gelukkig zijn er ook goe
de voorbeelden. „Ik sprak laatst met
Peter Levelt van Sesamstraat. Die
laat zien dat een programma waarin
geknuffeld wordt ook boeiend kan
zijn. De dieren in Sesamstraat zijn
wel eens boos op elkaar, maar dat
kan geen kwaad. Dat is in feite het
hele punt: agressie moet een functie
de wegschietende televisieletters te
volgen.
Blijft natuurlijk de vrij algemene
opvatting dat het allemaal zo'n
vaart niet loopt.
De deskundigen zijn het er inder
daad niet over eens in hoeverre tele
visie het gedrag beïnvloedt. Wel zijn
er enkele sprekende voorbeelden, die
te denken geven. Schijve: „De film
The Deerhunter is beroemd. Daar
komt een scène in voor, waarin Rus
sische roulette wordt gespeeld. Je
weet wel: één kogel in het magazijn
van het pistool, en dan maar probe
ren of je die toevallig door je hoofd
kunt schieten. Na de vertoning in
Amerika vielen er verschillende
slachtoffers. Over voorbeeldwerking
gesproken. In Engeland werd er een
filmdrama over zelfmoord uitgezon-
hebben. In de meeste programma's
is het meer een kwestie van leedver
maak". Wie het geduld kan opbren
gen om te turven, zal ongetwijfeld
ontdekken dat het aantal geweldmo-
menten op de televisie het aantal
mensvriendelijke beelden verre over
treft. Ook een programma als het
NOS-journaal maakt zich daar
schuldig aan. „Dat is toch één brok
ellende, dat de huiskamer in wordt
gestort", vindt Schijve.
Een vervelend bij-effect is volgens
hem dat vele programma's zeer ste
reotype zijn. In die zin dat het be
staande rollenpatroon er als het wa
re in wordt gehamerd. Hij zegt: „Het
is een enorm zwart-wit denken. De
goede mag alles doen, zelfs met
geweld. Daar komt bij dat er in die
series altijd sprake is van een 'echte'
man en een dienende vrouw. Het is
zo ontzettend goedkoop. In sommige
series zit niet eens een plot".
De toekomst ziet er niet erg
rooskleurig uit. Er komt steeds
meer zendtijd beschikbaar, dus ook
het aantal buitenlandse program
ma's neemt toe.
Daarnaast is Schijve bang voor een
groeiende concurrentiestrijd tussen
de omroepen: „Vroeger lag dat sim
peler. Elke omroep had zijn eigen
doelgroep. Met de voortzettende ont
zuiling verandert dat, er ontstaat een
strijd om het midden van de markt.
Programma's mogen niet controver
sieel zijn, en er wordt op een constan
te bevestiging van de bestaande rol
patronen aangestuurd". In zijn huis
aan de rand van het Grote Gat één
van de mooiste natuurgebieden van
Oostburg heeft Schijve in de zit
hoek een televisie staan. De tijd dat
je kon zeggen: uit het raam ermee, is
naar zijn mening voorbij. Selectief
kijken, daar gaat het om. Een kwes
tie van oefenen, vroeger heeft hij er
zelf ook moeite mee gehad. Het toe
stel is ooit een tijd lang naar zolder
verhuisd omdat de verleiding te
groot werd. Tijdens de bijeenkomst
in Amsterdam hoopt hij dat er een
Bond van Kijkers en Luisteraars kan
worden opgericht. Om de vinger aan
de pols te houden. De kans bestaat
dat het initiatief aanslaat. In Groot-
Brittannië en de Verenigde Staten
zijn er zelfs verschillende verenigin
gen. Ook in Nederland zou de onge
rustheid bij de opvoeders zo groot
kunnen zijn, dat er behoefte aan
organisatie blijkt. Een nationale
werkgroep zou naar twee kanten
druk moeten uitoefenen. Enerzijds
de omroepen, en aan de andere kant
de scholen. Die kunnen meewerken
aan een televisie-bewuste generatie,
zodat het paard van Troje beteugeld
kan worden.
De themadag over geweld in de samenle
ving wordt vandaag zaterdaggehouden
in De Populier, Nieuwe Herengracht 93 in
Amsterdam. Aanvang 10 uur. Het verslag
van Kees Schijve is verschenen in de
brochure 'Een klap in z'n hand', een
uitgave van 't kan anders' in Delft.
Beeld uit de serie 'Der Alte'
de
muze van
st
germain
Juliette Greco werd in die eerste
naoorlogse jaren 'de muze van
Saint-Germain-des-Prés'
genoemd. Nu is ze de muze van
Frankrijk en, als grootmoeder,
nog even springlevend als toen. In
haar grote herenhuis vlak bij het
park van Montsouris loopt ze nog
steeds rond in die tot aan de grond
reikende dofzwarte gewaden,
waarmee ze beroemd werd. En op
blote voeten. Juliette Greco is al
deel van de Franse historie. Toch
trok ze in Parijs kort geleden nog
een maand lang volle zalen. Haar
publiek bestaat beslist niet uit
andere grootvaders en
grootmoeders, maar uit jonge
mensen van 15 tot 35. Daaruit
blijkt ook dat het chanson bezig is
uit de as te herrijzen, terwijl
Juliette Greco er voor had
gezorgd dat het de kans niet kreeg
om dood te gaan. Op 31 mei zingt
ze in Leiden.
De chansonniere maakt er geen
geheim van dat het verleden al een
ferm deel van haar leven uitmaakt.
Op de vraag waar ze het eeste aan
denkt als het woord Holland valt,
zegt ze: 'Als ik de tulpenvelden zou
noemen zou ik liegen. Nee, het
eerste waar ik aan denk is het
Nederlandse verzet in de oorlog,
aan de houding van een aantal
Nederlanders die buitengewoon is
geweest, bewonderenswaardig. De
oorlog is nog een heel gevoelige
periode voor me en nog heel erg
aanwezig. Het spijt me alleen dat
hij dat niet voor iedereen is. Het
gevaar van een nieuwe golf
nazisme komt op ons af en ik houd
erg van de vrijheid, ik heb daar erg
voor gevochten. Alles wat die
vrijheid aantast is een ernstige
zaak. En het racisme is een
probleem waar ik iftet bij kan.
Juliette Greco werd in 1926 in
Montpellier geboren, maar ze
groeide op in Bergerac, in de
Dordogne. Haar vader was een
politie-commissaris en veertig
jaar ouder dan haar moeder. Hij
verdween al snel uit het leven van
het gezin, terwijl de moeder in de
oorlogse jaren in het verzet ging.
Ze werd door de Duitsers
opgepakt, maar voor dat gebeurde
kon ze Juliette en haar zusje nog
met boterhammen en een kan
koffie op de trein zetten naar
Parijs.
Juliette was toen nauwelijks
vijftien. De moeder en het zusje
werden naar Duitsland afgevoerd,
Juliette verdween een paar weken
in een Parijse gevangenis. Toen ze
er uitkwam wist ze nauwelijks wat
te beginnen („toen je vijftien was
in die jaren wasje veel jonger dan
nu") en ging ze in een pension dat
werd geleid door een lerares die ze
kende uit Bergerac. Ze nam
toneellessen en mocht in '43
meedoen in het nieuwe stuk van
Paul Claudel 'Le Soulier de satin':
als 'golf. „We zaten onder enorme
lappen en moesten ritmisch onze
armen op en neer doen", vertelt
Juliette Greco nu. „Het was zo iets
stompzinnigs dat ik er na een paar
dagen mee gestopt ben. We wisten
natuurlijk helemaal niet dat we
deel hadden gehad aan een
historische première. En dat
Duitse opper-ofïïcieren in de zaal
zaten, waarvoor Paul Claudel een
diepe buiging maakte vanuit zijn
loge. Ik wist ook pas veel later dat
mijn moeder en mijn zusje naar
een concentratiekamp waren
gebracht.
Ook na de bevrijding dwaalt
Juliette alleen door Parijs, als haar
moeder na terugkeer uit het kamp
aangekondigd heeft naar
Indochina te gaan als
marine-officier, een uitzonderlijke
rol voor een vrouw in die dagen.
Het verhaal hoe Juliette toen
Jean-Paul Sartre ontmoette, hoe
die - onder de indruk van het jonge
meisje - haar zijn chanson 'Le Rue
des Blancs-Manteaux' gaf, en hoe
ze begon te zingen in de 'Tabou',
later in de 'Boeuf sur le Toit' en
'Rose-Rouge', op muziek vaak van
Joseph Kosma en op literaire
teksten, onder andere van
Francois Mauriac en Boris Vian,
dat staat allemaal in de
geschiedenisboekjes. En toen ze
uit armoe niet wist wat ze moest
aantrekken op die rokerige
toneeltjes, kocht ze een lange
zwarte jurk van Balmain in de
uitverkoop en rukte er al het goud
en het glitter af. Dat werd het
handelsmerk dat ze nooit meer
voor een ander verwisselde.
In het hoge herenhuis vlak bij het
Park van Montsouris suizen de
auto's zeer onmuzikaal door de
straat, maar aan de achterkant is
een kleine, stille tuin met klimop
tot hoog tegen de muren. In de
tuin ernaast staat een alle licht
wegnemende boom, maar dat huis
wordt bewoond door een gek, en
zijn gordijnen hangen als
vaatdoeken voor het raam
Juliette doet voor hoe de buurman
loopt, met haar handen raar
wapperend voor haar gezicht.
Twee kleine honden met haren tot
op de grond lopen blaffend rond
om te worden geaaid. Van kelder
tot zolder is er een duidelijke
aanwezigheid van mensen die
bezig zijn dingen te doen.
„Goede teksten zijn nu even
moeilijk te vinden als toen", zegt
Juliette Greco en ze wijst op een
dikke enveloppe van een grauwe
man die juist het pand heeft
verlaten, en waarin zich een
toneelstuk bevindt over de dichter
de Lautreamont, waarvan de
grauwe man vindt dat zij dat zou
moeten spelen in gezelschap van
Jean Marais. „Ik ben natuurlijk
ook wel moeilijk, want ik ben
opgevoed door heel bijzondere
mensen, ik ben erg verwend, ik heb
prachtige kansen gehad. Ik had
geen geld, maar wel wat anders. Ik
draag een grote rijkdom in mij mee
aan herinneringen. Ik heb
geluisterd en begrepen. Ik zoek
altijd".
Greco was zo in de weer met
zingen over de hele wereld, dat ze
niet eens in de gaten had dat de
chansonkunst aan het eind van de
jaren '50 om zeep werd gebracht
door de industrie. „De
massacommunicatiemiddelen
hadden er een eind aan gemaakt,
de supermarkten: je koopt en gooit
weg. Nieuwe artiesten werden zelfs
tot onder de schoolgaande jeugd
opgetrommeld, er werd een plaat
gemaakt die soms een immens
succes had, en dan liet men die
mensen weer vallen. Die waren
Juliette Greco
dan natuurlijk totaal verloren en
dat is heel erg om iemand zo iets
aan te doen. Dat is allemaal om
het geld, maar denk eens aan
ernstige mensen als Barbara, of
Brassens en bijvoorbeeld aan
Serge Gainsbourg, die is al jaren
en jaren bezig en eigenlijk pas de
laatste twee jaar beroemd.
„Natuurlijk zijn er nog heel goede
teksten, maar je moet er lang naar
zoeken en ik zoek ook naar steeds
weer nieuwe. Ook Montand zingt
ze nog en als dat allemaal wellicht
snob is, literaire teksten, dan is
snob in ieder geval weer 'in'. Niet
alleen mijn zalen zijn vol, maar
natuurlijk ook die van Montand en
zeker ook in het geval van
Barbara. De jeugd van nu wil ons
vreselijk graag horen, ze wil weten
wat we te zeggen hebben. De jeugd
kijkt ook helemaal niet zo veel
naar clips op de TV. Zelf zou ik zo'n
clip niet willen maken, dat
interesseert me niet echt. Wat me
interesseert is het contact met de
mensen, wat ik wil is op een toneel
opkomen in een theater en mensen
ontmoeten. Ik wil de dialoog. De
pop-zangers van nu dansen alleen,
daar is geen dialoog. Maar als ik
diezelfde jongelui aan de uitgang
van mijn optreden ontmoet zie ik
dat ze soms tranen in hun ogen
hebben en ze vragen me dan altijd:
hoe was dat vroeger, toen u zo oud
was als ik. Dat is erg mooi. De
cirkel is daarmee weer gesloten.
De zaak is compleet".
„Het gekke is dat ik echt huil als
ik zing. Het is me onmogelijk om
dingen voor te wenden. Ik kan
niet echt spelen, ik zing omdat ik
er van houd. Er is een chanson van
Brei en dat duurt zes minuten, dat
is erg lang. Het is een dialoog met
de dood. Ik ben dan zelf meestal
tot tranen toe geroerd. Nee, thuis
zing ik niet echt, ook niet in het
bad. Ik zing wel onzin, als ik door
het huis loop. Onzinliedjes voor
mijn honden, of voor de vogels in
de tuin".
„Veel jonge meisjes schrijven me
enorm lange brieven. Ze kunnen
hun draai niet vinden en het
begint dan meestal met: 'Ik zou
willen dat ik uw dochter was en ik
wil u spreken' en het eindigt soms
met 'Ik houd van u'. Dat is veel
ernstiger. De eerste gedachte blijft
toch de behoefte aan hulp. Het
gaat niet in de eerste plaats om
een eventueel probleem van het
vrouw-zijn, veel meer om het
vinden van een rol in het leven.
Maar het is wel erg latijns
natuurlijk, die hartstocht".
Juliette Greco noemde Simone de
Beauvoir ooit een 'madonna'.
Beiden werden ze het symbool
voor een nieuwe vrijheid voor de
vrouw.
Van het woord feminisme houdt
Greco overigens niet en ze stelt
vast dat het in Frankrijk zijn
'spectaculaire kanten verloren
heeft'. „Het is veel minder
theatraal dan het was. Ik houd ook
helemaal niet dan die dingen als
de strijd om woorden als
'conservatrice' als in het Frans
alleen het woord 'conservateur'
bestaat, of om de vraag of je perse
'mevrouw de minister' zeggen
moet. Dat interessert me niet en
het is trouwens slecht Frans, het is
een grammaticaal probleem. Ik wil
overigens best af en toe Halimi
helpen (de vrouwelijke advocaat
en feministe Gisele Halimi,
afgevaardigde in het parlement,
die korte tijd deel van de
regering-Moauroy uitmaakte). In
Holland hebben ze overigens al die
problemen al buitengewoon snel
opgelost. U bent volledig bevrijd.
De mensen bij u zijn werkelijk heel
bijzonder, ze zijn gewoon gek, ze
zijn totaal en dan ook helemaal
totaal vrij, dat is geweldig, ze zijn
echt vreselijk fascinerend".
Iedere minuut in het leven van de
'muze van Saint Germain des
Prés', die vlakbij het park van
Montsouris woont is volledig
gevuld. Het enige waar ze
voorlopig niet aan moet denken is
aan een nieuwe filmrol.
Ze speelde in 'Orphee' van Jean
Cocteau: „Ik ben gedebuteerd bij
Jean Cocteau en dat maakt het
later wel moeilijk om iets van
gelijk niveau te vinden. Ik heb met
Orson Welles gewerkt en met John
Houston, met de heel groten. Op
dat niveau zijn er niet veel
regisseurs in Frankrijk. Louis
Malle is naar de Verenigde Staten
vertrokken, Truffaut is dood. Blijft
over Chabrol, daar houd ik erg
van, maar dat weet hij niet. Men
hem zou ik best een film willen
maken. Maar voorlopig ben ik niet
gehoorzaam genoeg. Ik ben te
veeleisend, te veel gewend alleen
te werken. Om een film t maken
moet ik echt van iemand houden
en hem respecteren en dat is
moeilijk. Ik breng overgens heel
veel respect op voor de mensen om
wie ik geef en ik kan dan ook heel
erg gehoorzaam worden, of ik word
ineens buitengewoon
ongehoorzaam en hels. (Greco was
eerst getrouwd met de
dichter-componist-zanger Francis
Lemarque, uit welk huwelijk een
dochter werd geboren, later met de
film-acteur Michel Piccoli, welk
huwelijk eveneens ontbonden
werd).
De oude vrienden uit de roemrijke
begintijd vallen rond Juliette
Greco rond haar zestigste weg.
Eerst was het Jean-Paul Sartre,
die haar als eerste op weg hielp en
er bovenal van hield met meisjes
als Juliette te 'converseren'. „De
meqsen dachten altijd dat ik met
Sartre op marmeren café-tafels de
liefde bedreef", merkte Greco
vroeger eens op en ze voegde er
dan cynisch aan toe: „Maar ik kan
je vertellen dat dat soort tafels
verschrikkelijk koud is".
En dan overleed dit jaar Simone .de
Beauvoir, die Juliette Greco tot
vlak voor haar dood was blijven
opzoeken. Op het kerkhof van
Montparnasse is ze met Sartre
verenigd, al geloofde de Beauvoir
niet in een vereniging na de dood.
Beider namen zijn op de steen te
lezen: het meest symbolische
grafschrift voor de
'existentialisten'-tijd van Saint
Germain des Pres. Juliette Greco
bekent dat ze naar de begrafenis
van Sartre en later van de
Beauvoir niet is meegegaan: „Ik
ben beroemd en alle mensen
kennen mijn gezicht. Ik zou er
zeker gehuild hebben en ik wil
mijn tranen niet laten zien. Ik heb
dan ook thuis gehuild".