ALLAN BOESAK
von dan
1etters
1 etteren
MYSTIEK LICHAAM
frans kellendonk
LETTERKUNDIGE KRONIEK
kernvraag
geweld
schuld
cda
allan boesak
jaap romijn
ben rogmans
lanoye
hans warren
ZATERDAG 24 MEI 1986
Precies tien jaar geleden promoveerde Allan
Boesak in Kampen aan de Theologische Ho
geschool van de Gereformeerde Kerken in
Nederland. Sinds die tijd heeft hij zich opge
worpen tot een van de meest uitgesproken
bestrijders van de apartheid in Zuid-Afrika. Hij
nam het initiatief tot de oprichting van het
Verenigd Democratisch Fonds (UDF). Dit is de
grootste en (nog) legale oppositiebeweging in
Zuid-Afrika. Zijn strijd tegen de apartheid
deed hem (als zovelen in zijn land) in de cel
belanden. Hij werd het mikpunt van talrijke
lastercampagnes en bedreigingen. Allan Boe
sak is momenteel studentenpredikant in de
Nederduits Gereformeerde Kerk van Belleville
(Zuid-Afrika).
Over twee weken keert Allan Boesak terug
naar zijn oude studentenstad Kampen. Hij zal
daar het eerste exemplaar uitgereikt krijgen
van zijn verzameling brieven, toespraken en
preken. Deze verschijnen bij uitgeverij Ten
Have (Baarn) onder de titel: 'Als dit verraad is,
ben ik schuldig' (prijs f 16,50).
Boesak heeft speciaal voor dit boek een
inleiding geschreven. Hierin kijkt hij terug op
zijn verblijf in Nederland en de ontwikkelingen
die hij sindsdien heeft doorgemaakt. Boesak
hekelt hierin onder andere de 'hypocriete'
houding van het CDA en de Nederlandse
kerken.
Hierbij een selectie uit het boek.
Toen ik als zwarte Zuidafrikaan
in Holland aankwam, werd mij
verteld dat Hollanders nuchtere
mensen zijn, 'gewoon', bedaard en
rationeel denkend. Ze zouden niet
de gekunstelde aanstellerigheid van
veel Amerikanen hebben en zeker
niet zo emotioneel zijn zoals veel
zwarte mensen.
In het begin geloofde ik dat. Totdat
ik over Zuid-Afrika begon te spre
ken op gemeenteavonden, in preken
en op radio en televisie. Toen ver
dween die Hollandse nuchterheid
vrijwel geheel. Ik was verbaasd
toen mensen de kerk uitliepen nadat
ik een vraagteken plaatste bij het
christelijk karakter van blank Zuid-
Afrika. Ik kreeg emotionele reacties
via brieven en telefoontjes van men
sen die veel minder van Zuid-Afrika
wisten dan ik.
Waar ging het in die tijd over? Vooral
over de 'eenzijdigheid' van mijn visie
op Zuid-Afrika: was apartheid
werkelijk zo erg als ik het voorstel
de? Blank Zuid-Afrika - en daarmee
werden altijd de boeren bedoeld -
was toch christelijk? En tot slot
volgde de dooddoener in elke discus
sie: „Je moet er geweest zijn".
„Je moet er geweest zijn", daar had
ik nog het meest moeite mee. Ik ben
immers in Zuid-Afrika geboren! Mijn
hele leven was en is bepaald door de
apartheid. Ik heb het toch met mijn
eigen ogen gezien? Langzamerhand
kwam ik er achter dat dit voor veel
mensen niet genoeg is. Als zwarte
Zuidafrikaan ben je niet geloofwaar
dig genoeg. Maar er zat meer achter.
Het was eigenlijk een poging om aan
de klemmende waarheid van apart
heid te ontkomen. Veel mensen moe
ten nog leren naar Zuid-Afrika te
kijken door de ogen van de onder
drukten. De mogelijk donkere toe
komst voor blank Zuid-Afrika is voor
hen belangrijker dan het angstige
heden voor zwarten. Voor hen is
iedereen die tegen apartheid vecht
een communist en dus is alles van de
kant van het apartheidsregime
geoorloofd. Het zijn vaak de mensen
die in Nederland waken tegen de
„verwording van het christendom".
Ze lopen voorop als het om „christe
lijke politiek" gaat. Maar „christelij
ke" apartheid blijft onbesproken.
Het lot van zwarte Zuidafrikanen
deert hen niet.
...als dit verraad is
ben ik schuldig.
Soweto en later ook op andere plaat
sen doodgeschoten. Duizenden
vluchtten het land uit. Daarna volg
de de moord op Steve Biko en het
verbod op achttien organisaties. In
1980 begon een grote scholenboycot
in Kaapstad en weer vielen er hon
derden slachtoffers.
Sinds september 1984 is er geen dag
voorbij gegaan zonder dat iemand
een gewelddadige dood stierf. Sedert
de afkondiging van de noodtoestand
heeft de poütie vrij spel en komen er
volgens de statistieken minstens
drie mensen per dag om. In Zuid-
Afrika, maar ook in Nederland, drin
gen nieuwe vragen zich op. Zuid-
Afrika wordt hoe langer hoe meer
ontmaskerd als een fascistische poli
tiestaat waar geen verzet of dissiden
ten geduld worden. De keuzemoge
lijkheden van de onderdrukten wor
den steeds kleiner. En in die situatie
komt de kernvraag, over solidariteit,
scherper naar voren dan ooit eerder
het geval was.
Als ds. Huting (voorzitter van de
hervormde synode. Hij zei dat wij het
Zuidafrikaans verzet ook moeten
steunen als zij geweld gaan gebrui
ken, red.), diep onder de indruk van
zijn ontmoeting met Zuidafrikaanse
kerkelijke vertegenwoordigers in Ha
rare (december 1985) op deze vraag
een antwoord probeert te geven, is
de wereld te klein. Maar de vraag is
onontkoombaar en op dit moment is
Nederland, met name kerkelijk Ne
derland, ons nog steeds het ant
woord schuldig.
Op dit moment is zowel in Neder
land als Zuid-Afrika de situatie ver
anderd. De argumentatie is niet
meer die van tien jaar geleden. Maar
de kernvraag blijft: hoe ver is Ne
derland bereid te gaan in de solida
riteit met zwart Zuid-Afrika, met de
slachtoffers van de apartheid?
Tien jaar geleden werden honderden
mensen, onder wie veel kinderen, in
Er is niets dat de emoties zo hoog
doet oplaaien als een discussie over
geweld. Niet alleen in Zuid-Afrika
overigens. De kwestie stelt ons dan
ook voor grote problemen. In de
Zuidafrikaanse kerken is eigenlijk
nog nooit echt gepraat over geweld.
Voor zover de discussie wel gevoerd
werd verliep deze precies zoals in
Europa en elders: met veel gehui-
chel en schijnbare vroomheid en
gekenmerkt door een consequente
weigering de werkelijkheid onder
ogen te zien.
Maar het probleem is nog omvangrij
ker. Op het moment dat we aan de
echte discussie begonnen, ontdekten
we dat de tijd daarvoor voorbij is. De
kerken in Zuid-Afrika, en met hen de
kerken in Europa die zich over de
kwestie bezinnen, zijn al door de
harde werkelijkheid ingehaald. Het
aanhoudende geweld van apartheid
heeft een cyclus van geweld in bewe
ging gebracht die de kerk niet meer
kan stoppen. Wat van de kerk ge
vraagd wordt is in die cyclus van
geweld partij te kiezen. De prachtige
woorden van een keuze voor de ar
men en verdrukten in Zuid-Afrika
moeten in daden worden omgezet.
De reacties van de westerse kerken
waren beschamend en zijn dat nog.
Veel westerse kerken organiseren tot
op heden gebedsdiensten om stil te
staan bij een geslaagde revolutie of
bevrijdingsdag. Wie het verzet tegen
Hitler in de bezettingstijd gesteund
heeft, zal vandaag niet mogen zwij
gen. De geestelijke kinderen van
Hitier, de wortels van het Afrikaner
nationalisme zijn identiek aan de
ideeën van Hitier. Vergeet niet dat
de architecten van de apartheid en
veel voormannen van het Afrikaner
nationalisme hun voedingsbron von
den in de filosofie van nazi-Duits-
land. De apartheidswetten vertonen
niet voor niets in geest en letter veel
overeenkomsten met de Neurenber-
ger-wetten. Het racisme en de groot
heidswaan en de bereidheid die met
steeds meer geweld te verdedigen
doet ons aan niemand anders dan
Adolf Hitler denken.
We moeten ons realiseren dat het
besluit tot het gebruikmaken van
geweld een beslissende stap is die
niet lichtvaardig genomen kan wor
den. Wat ik hier schrijf doet me pijn.
Vanaf het begin heb ik gepleit voor
geweldloos verzet. Ik ben bang voor
geweld - voor wat het doet aan
mensen, aan de vijand, maar ook aan
mijzelf. Ik ben bang voor de onom
keerbare spiraal waar je met geweld
in terecht komt, voor de niet meer te
stoppen dynamiek waarmee het
door de wereld en door je ziel brandt.
In 1979 heb ik de kerk erop gewezen
dat er voor ons geen andere keuze
meer is. Apartheid móét bestreden
worden, tegen de Zuidafrikaanse
regering móét verzet geboden wor
den. Maar als de kerk voortdurend
waarschuwt tegen het gebruik van
geweld, dan moet zij ook vóórgaan
in het toepassen van geweldloos
verzet. En juist op dit punt hebben
de kerken in Zuid-Afrika en in Euro
pa het onderdrukte volk van Zuid-
Afrika in de steek gelaten. Terwijl
wij de kerk vroegen om samen met
ons te protesteren, de straat op te
gaan en vreedzaam de aandacht van
Zuid-Afrika en de wereld te vesti
gen op de nood van onze mensen
kwam de kerk niet verder dan ver
klaringen. Kerkelijke leiders deden
alle moeite de kerk afzijdig te hou
den van de geweldloze acties waar
bij wij betrokken waren. Uiteinde
lijk bleken de belangen van de kerk
en de kerkelijke leiders meer in de
bestaande orde te liggen - of bij een
geliberaliseerde versie van die orde
- dan bij de orde waar het in de
bevrijdingsstrijd om gaat.
Zelfs tegen de geweldloze middelen
die wij hanteren hebben veel Neder
landers en andere Europeanen zich
gekeerd. Het klimaat van tegenge
weld is juist ontstaan als gevolg van
het onvermogen om de stem van
zwart Zuid-Afrika te verstaan en
daar adequaat op te reageren. Per
soonlijk heb ik herhaaldelijk gepro
beerd om de woede van de massa's
en met name die van de jongeren te
kanaliseren en om te buigen in meer
creatieve, geweldloze wegen. En juist
op die pogingen heeft de regering
even zo vaak gereageerd met geweld.
Het zijn de geweldloze acties, geba
seerd op mijn overtuiging dat geweld
geen oplossing biedt en niet het
antwoord is, die mij in de gevangenis
deden belanden en waarom ik aange
klaagd ben wegens hoogverraad. Het
zijn geweldloze acties die ons zo vele
mensenlevens kostten. Als Neder
land en de rest van Europa de ge
weldloze middelen had toegepast
waar zwart Zuid-Afrika zo lang om
gevraagd heeft dan was het jaar 1985
anders verlopen.
Maar dezelfde mensen die de rege
ring van Zuid-Afrika steunen en die
het CDA prijzen om het Zuid-Afri-
ka-beleid van die partij, zijn vaak
de eersten die de vinger heffen bij
het uitbreken van tegengeweld.
In wezen zitten ze op één lijn met P.
W. Botha. Ze keren zich niet zo zeer
tegen gewelddadig verzet, ze keren
zich tegen alle verzet. Wat ze van ons
vragen is niet afzien van het gebruik
van geweld, maar apartheid en on
derdrukking zonder geklaag te aan
vaarden. Als na driehonderd jaar
onderdrukking en 38 jaar apartheid
zwarte jongeren het niet meer uit
houden en in woede een politiewa
gen met stenen bekogelen dan wor
den ze door christelijke politieman
nen doodgeschoten en door Neder
landse christenen als geweldenaars
omschreven. Bij veel Nederlanders
maakt het gooien van een steen meer
emoties los dan een schot uit een
geweer. Wat ik scherper zie dan ooit
is de hemeltergende hypocrisie over
geweld van zo velen in Europa en
elders. Dat is een les die ik niet zal
vergeten. Het is maar goed voor
Nederland dat de Verenigde Staten,
Rusland en Engeland in de Tweede
Wereldoorlog anders reageerden!
TTabe ich mich geirrt', heb ik
ll mij vergist, zo heet het
laatste boek van Erich von
Daniken, de schrijver-fantast die
in allerlei nog onverklaarde
archeologische vondsten
aanwijzingen ziet voor het
bestaan van buitenaardse wezens,
die onze wereld duizenden jaren
geleden met enkele bezoekjes
vereerd moeten hebben.
Von Daniken heeft inmiddels
miljoenen exemplaren van zijn
boeken aan goedglovige lezers
over de hele wereld weten te
slijten. In dat opzicht heeft hij zich
zeker niet vergist: mensen laten
zich graag neppen met theorieën
waarin het onverklaarbare
verklaard wordt, waarin een hoop
rommelige informatie plotseling
zin lijkt te krijgen, waarin alles
precies in elkaar lijkt te passen.
Het recept van de schrijver is
simpel: je overdondert de lezer
met een brij van
onsamenhangende informatie:
feiten en feitjes, uit alle tijden en
windstreken bij elkaar geplukt en
stiekem zo opgeschreven dat ze
later wonderwel passen in de
theorie van de schrijver. "Waren
de Goden Kosmonauten?'. In de
jaren zestig, toen de honger van
het grote publiek naar informatie
over ruimtevaart niet te stillen
was, toen het heelal nog veel
geheimzinniger was dan nu, werd
de vraag op exact het goede
moment gesteld. In de inleiding
meldt de schrijver overigens dat
er in het eerste boek maar liefst
323 vragen worden gesteld. En wij
maar zoeken naar de
antwoorden.
Von Daniken voerde de
onschuldige lezer mee naar verre,
exotische oorden, verhaalde van
spannende verschijnselen en
geheimzinnige overblijfselen van
oude culturen. Dat alles,
overgoten met een
pseudó-wetenschappelijk sausje,
leidde tot de best-seller Waren de
De schrijver-criticus en uitgever
Jaap Romijn is donderdag op
74-jarige leeftijd in zijn
woonplaats Ellewoutsdijk
overleden.
Romijn werd 29 maart 1912 in
Utrecht geboren en aan
aanvankelijk opgeleid voor het
onderwijs. Hij was slechts een jaar
onderwijzer. Hij werd vervolgens
benoemd tot muziek- en
kunstredacteur van het Utrechts
Nieuwsblad (1934). Voor de oorlog
was hij ook nog redacteur van het
letterkundig tijdschrift
Opwaartsche Wegen, waarin hij
onder meer gedichten en verhalen
publiceerde. Hij was in die periode
ook filmmedewerker van het
Weekblad voor Christendom en
Cultuur.
Tijdens de oorlog exploiteerde hij
veertig clandestiene illegale
uitgaven. In 1944 werd hij
benoemd tot secretaris van de
directie van uitgeverij Bruna,
waarvan hij later mededirecteur
werd. Daar bracht hij het
letterkundig tijdschrift Ad
Interim in. Dat blad werd later
verenigd met De Gids, waaïvan
Romijn eveneens een aantal jaren
redacteur was. In 1964 werd hij
directeur van het gemeentelijk
museum Het Prinsessehof te
Leeuwarden. Hij publiceerde
uitgaven op kunsthistorisch
gebied, verhalenbundels en korte
romans.
Bij zijn afscheid van de uitgeverij
werd hij wegens verdiensten voor
het cultureel akkoord
België-Nederland benoemd tot
ridder in de orde van de Belgische
Kroon.
Goden Kosmonauten?'
Sindsdien heeft hij het thema
verder en verder uitgemolken,
met nu zijn twaalfde boek als
voorlopig sluitstuk van de reeks.
Daarin kijkt hij terug op de
positieve reacties die hij ontving
van 'vooraanstaande geleerden',
hij geeft toe dat hij heel wat onzin
heeft verkocht en herhaalt dan
nog eens een keer de onzin van
twintig jaar geleden.
Hij vult hier en daar wat aan,
bijvoorbeeld dat hij ere-burger
van Nazca is geworden. Die plaati
in Peru ligt immers op de
beroemde hoogvlakte waar op de',
bodem gigantische tekeningen en'
wiskundige figuren zijn aangelegi
door een oude inca-cultuur. De
archeologie heeft nog steeds niet
kunnen verklaren waarom dat
oude volk zich zo'n moeite
getroost heeft de kilometers langt]
lijnen aan te leggen.
Op een uiterst onbeschofte maniet.
probeert Von Daniken 'af te
rekenen' met een aantal theorieéi
daarover. Daarna komt hij nog
eens met zijn eigen verklaring: dë,
tekeningen zijn aanwijzingen voor
wezens uit de ruimte, die het
Inca-volk ooit hebben bezocht. De'
vlakken zijn landingsbanen
enzovoorts.
In het tweede deel van zijn
nieuwste boek laat Von Daniken
een Indiase hoogleraar aan het
woord. Die ziet ze ook in India en
Indonesië vliegen. In het eerste
deel houdt hij een pleidooi voor
het SDI-programma van Reagan
(Star Wars) en verkoopt hij
kletspraatjes over ruimtestations.
Het is zoals we van hem gewend
zijn: de feiten zijn overal vandaan
geharkt en in een doosje gepropt.
En nog iets: ik vind niets
irritanter dan wanneer mensen
vooraanstaande geleerden
citeren om hun eigen gelijk te
halen. En dan in de trant van:
„Zei Einstein immers niet al
datMet geduldig harken,
knippen en plakken krijg je na el/
boeken ook nog wel een twaalfde
voor elkaar.
Erich von Daniken, De fantastische
werkelijkheid, uitg. Sijfhoff,
Amsterdam 1986.
In Galerie 66 te Oostburg wordt
zaterdag 7 juni een literaire
avond gehouden.
De Gentse dichter/performer Tom
Lanoye brengt gedeelten uit zijn
soloprogramma gebaseerd op de
verhalenbundel 'Een slagerszoon
met een brilletje'.
Eerder verscheen van Lanoye de
poëziebundel 'In de piste' en een
bundel satirische stukken,
getiteld 'Rozegeur en Maneschijn
- Helse Kritieken'.
Het optreden van Tom Lanoye zal
ongeveer drie kwartier duren.
In het voorprogramma draagt de
Terneuzense dichter André van
der Veeken eigen werk voor.
Begin 1986 verscheen van hem de
gedichtencyclus 'Spaanse aarde
onder glazuur', in samenwerking
met de etser Richard Beek.
(Galerie 66, Oudestad 66 in
Oostburg. Aanvang 20.30 uur).
Vorig jaar leverde Marijke Höweler met haar
roman Tobias zoveel als een streekroman.
Frans Kellendonks nieuwste boek Mystiek lichaam
doet enigszins aan een familieroman denken. Zo
beleven naar de subliteratuur verwezen marges
een kleine opleving. Marijke Höweler wist echter
door haar slappe verhaaltje en haar clichématige
stijl het peil van de gemiddelde streekroman niet
te ontstijgen. Kellendonk blijkt origineel genoeg
en stylistisch meer dan voldoende begaafd om met
gebruikmaking van enkele ingrediënten uit de
familieroman wél een belangwekkend boek te
schrijven.
Het moet overigens meteen gezegd dat het nieuwe
werk van deze in 1951 geboren auteur die sinds 1977
Bouwval, De nietsnut. Letter en Geest en Namen en
gezichten publiceerde, zijn belang ontleent aan het
vertoonde verteltalent en niet aan de ideeën die te
berde worden gebracht. Die blijken namelijk even
belachelijk als de titel van de roman, zoals we
dadelijk zullen zien. Maar als pure verteller krijgt
hij de lezer snel in zijn ban. Zijn verhaal is flitsend,
schokkend, ironisch - en past daarom heel goed in
de trend van de moderne Nederlandse vertelkunst
die zo hemelsbreed verschilt van de gezapige,
voorspelbare, doodernstige verhalende literatuur
van vorige schrijversgeneraties.
Vooral bewonderenswaardig is hoe memorabel de
hoofdfiguren van zijn roman werden. Het vreemde
daarbij is dat ze eveneens ongeveer de meest
onsympathieke personen zijn die men zich kan
voorstellen. De familie Gijselhart waarmee we in dit
boek kennis maken is om de gedachten te bepalen
de tegenhanger van de familie Huxtable uit The
Cosby Show. In die televisie-serie zijn alle gezinsle
den even aardig en is het gezinsleven een en al
harmonie terwijl in Mystiek lichaam alle gezinsle
den slechts weerzin oproepen en het gezinsleven
rampzalig is.
Het is niet voor niets dat ik de vergelijking trek
met een komische televisie-serie. De persona
ges hebben zulke extreme eigenschappen dat ze
zonder meer als hilariteitverwekkende types in
zo'n programma zouden kunnen rondwandelen.
De vader A. W. Gijselhart bijvoorbeeld. Hij is
weduwnaar (om zijn vrouw heeft hij natuurlijk nooit
wat gegeven), maar is in de eerste plaats een
ongelooflijke vrek. Avond aan avond telt hij zijn
bezit:
„Er zwermden dan in zijn hoofd getallen rond die
guldens vertegenwoordigden en samen als het goed
was het bedrag één miljoen moesten vormen" (14).
Zijn verering voor geld heeft een godsdienstig
karakter.
Er is maar één mens op de wereld waar deze
Gijselhart op zijn rare manier van houdt en dat is
zijn dertigjarige dochter Magda. arts van beroep,
door hem veelzeggend Prul genoemd. Zij is zoals u
begrijpt een verschrikkelijk serpent. Het verhaal
begint - het zal wel diep symbolisch bedoeld zijn -
op een Paasmorgen als lelijke Prul haar opwachting
komt maken op de Doornenhof. Dat is de toepasse
lijke naam van het huis waar het gezin altijd heeft
gewoond en men elkaar het leven zo zuur mogelijk
heeft proberen te maken. Ook vader en dochterlief
hebben elkaar nooit ontzien, maar er schuilt dus
ook enige liefde in hun wederzijdse hatelijkheden.
Tot zijn grote verdriet bezocht zij hem zelden, nu
echter heeft ze besloten voorgoed bij hem te komen
wonen.
De terugkeer van de verloren dochter wordt gevierd
met een etentje dat gierige Gijselhart met een
acculader betaalt. Zijn dochter prent hij in:
„We nemen het duurste dat ze hebben. En je drinkt
een glaasje wijn mee, want je moet die acculader
voor me terugverdienen" (39).
De grootste tegenstrevers van Gijselhart waren de
mannen die in Pruis leven verschenen - hij heeft ze
opgeblazen tot een abstracte vijand de 'Vreemde
Man'. Ook deze keer is er weer zo'n minnaar in het
spel. Bruno Pechman heet hij en hij heeft Prul tot
haar vreugde bezwangerd.
Tenslotte is er broer Leendert Gijselhart, 33 jaar
oud. Hij woont in New York, werkt als kunstcriticus
en is homosexueel. Binnenkort zal ook hij terug
moeten keren naar het vaderhuis want zijn leven
loopt op een mislukking uit. Dit ondanks het feit
dat hij naar zijn vader aardt als het gaat om
financieel vernuft.
Hun hoogst onprettige verhouding ten spijt
ontvangt hij een openhartige brief van zijn
zuster Prul die over haar zwangerschap schrijft en
opbiecht eerder eens een abortus te hebben onder
gaan. Eertijds had Magda haar broer in een bizarre
huwelijksnacht ernstige verwijten gemaakt over
zijn geaardheid:
„De dwazen ze verspillen hun liefde aan elkaar kijk
toch eens. Ze hebben moeder aarde vaarwel gezegd
ze zijn op sexuele ruimtevaart gegaan. Ingebeeld en
dom zijn ze en eenzaam zullen ze sterven dat is
waar hun mannenwaan toe leidt. Dat ik mijn
bloedeigen Broer zo tegen-natuurlijk bezig moet
zien!" (97)
Dit is niet zomaar een theorietje van Prul, het is
helaas een essentieel onderdeel van het wazige
ineeëncomplex dat Kellendonk de lezer van Mys
tiek lichaam in de maag probeert te splitsen.
Erotiek die niet op voortplanting gericht is, wordt
in een kwaad daglicht gesteld. Het mystiek lichaam
is de gemeenschap van alle mensen die door voor
nakroost te zorgen vleselijk deel hebben aan de
geschiedenis. Dat de jongen die de grote leven van
Leenderts leven was, AIDS krijgt is voor wie
geneigd is zo te redeneren niet meer dan een
vanzelfsprekende straf. Zoals in de liefde tussen
man en vrouw leven wordt gesticht, wordt in de
homosexuele liefde dood verbreid laat de auteur
Leendert overwegen.
Vol angst ook zelf de dodelijke ziekte onder de
leden te hebben, komt de broer op de Doornen
hof. Een gewenste bezoeker is hij daar niet, want
het leven is er zo waar gelukkig geworden. Prul
heeft inmiddels haar baby en opa Gijselhart krijgt
zo een ander levensdoel dan geld.
„Alle moeders zijn heilig", bedenkt hij voldaan over
het familieleven dat hij nu leidt. Komisch genoeg
bestaat het gezin uit een onecht kind, een ongehuw
de moeder en een oude man. De komst van zoon
Leendert had altijd als een donkere schaduw boven
het geluk gehangen, maar Gijselhart „had erop
vertrouwd dat de dreiging weer zou overgaan, net
als de stank van de varkenshouderij verderop die
ook soms de Doornenhof aandeed wanneer de wind
verkeerd stond" (138). Vergeefse hoop!
Wel doet de vader zijn uiterste best Leendert het
verblijf zo onaangenaam mogelijk te maken. De
loods waarin hij hem onderbracht, gaat hij zelfs
afbreken. Doch er komt nog een aanslag op Gijsel-
harts tevreden levensavond.
Minnaar Bruno zal ook op de Doornenhof arriveren.
Vader en zoon vinden elkaar even in hun afkeer
voor deze figuur. Vermakelijk is de aankomstscène
waar Leendert Brüno meteen met een geweer
bedreigt. Gijselhart probeert uit te vinden wat de
Andere Man in Pruis ogen op hem voor zou kunnen
hebben:
Alles wat Prul in hem miste was te herleiden tot dit
Ene Ding, dat ze als vader en dochter nu eenmaal
niet konden delen en waar tegenwoordig bespotte
lijk veel drukte om werd gemaakt, als je het hem
vroeg" (172).
Maar uiteindelijk meent Gijselhart dat hij er het
slimste aan doet zich vriendelijk tegenover Bruno i
Pechman op te gaan stellen. De verwarring neemt j
enorme vormen aan - tot op een kwade dag Prul en
haar onbetrouwbare minnaar vertrekken. Verdriet
drijft haar vader in de dood.
Er valt niets op aan te merken hoe Kellendonk
dit merkwaardige familieverhaal heeft uitge
werkt. Hij varieert en parodieert virtuoos andere
literaire teksten. Vooral de Bijbel heeft hem
hiertoe nogal eens geïnspireerd. Het gaat helemaal
mis als het verhaal moet wijken voor ideeën.
Kellendonk waant zich blijkbaar een filosoof, een
theoloog en een maatschappijcriticus. In zijn boek
laat hij regelmatig doorschemeren dat er een ver
band bestaat tussen de geschiedenis der Gijselhar-
ten en de algemene geschiedenis. Het wereldbeeld
dat in deze roman wordt gepresenteerd krijgt
daarmee een veel wijdere strekking. Een en ander
zit hoogst curieus in elkaar.
„Mannen en vrouwen hebben samen het verbond
van God met zijn volk" (119) - dat is de pijler waar
alles op komt te rusten. Homosexuelen zijn van dat
verbond uitgesloten. Homosexualiteit, heet het,
staat „buiten de geschiedenis en (heeft) geen eigen
vormen" (121). Deze liefde is niet meer dan parodie,
maar in de heterowereld zo meent Kellendonk
worden de naapers nageaapt. Ook daar wordt
steeds meer de sex zonder geschiedenis „die zich
onttrekt aan het huwelijk van hemel en aarde"
(122) vereerd. Dat huwelijk tussen hemel en aarde
heeft dan weer met de voortplanting te maken.
Het is allemaal zulke onzin dat het niet eens tot
tegenspraak prikkelt. We kunnen alleen maar ho
pen dat Kellendonk - ook zelf homosexueel - het
niet meent en dat hij een volgende keer bij zijn leest
blijft. Een verhaal vertellen kan hij, maar een visie
op de wereld ontwerpen niet.
Mystiek lichaam - door Frans Kellendonk - 196 pag
24,50; gebonden editie 39,50 - Meulenhoff, Amsterdam.
1