ALLAN BOESAK von dan 1etters 1 etteren MYSTIEK LICHAAM frans kellendonk LETTERKUNDIGE KRONIEK kernvraag geweld schuld cda allan boesak jaap romijn ben rogmans lanoye hans warren ZATERDAG 24 MEI 1986 Precies tien jaar geleden promoveerde Allan Boesak in Kampen aan de Theologische Ho geschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Sinds die tijd heeft hij zich opge worpen tot een van de meest uitgesproken bestrijders van de apartheid in Zuid-Afrika. Hij nam het initiatief tot de oprichting van het Verenigd Democratisch Fonds (UDF). Dit is de grootste en (nog) legale oppositiebeweging in Zuid-Afrika. Zijn strijd tegen de apartheid deed hem (als zovelen in zijn land) in de cel belanden. Hij werd het mikpunt van talrijke lastercampagnes en bedreigingen. Allan Boe sak is momenteel studentenpredikant in de Nederduits Gereformeerde Kerk van Belleville (Zuid-Afrika). Over twee weken keert Allan Boesak terug naar zijn oude studentenstad Kampen. Hij zal daar het eerste exemplaar uitgereikt krijgen van zijn verzameling brieven, toespraken en preken. Deze verschijnen bij uitgeverij Ten Have (Baarn) onder de titel: 'Als dit verraad is, ben ik schuldig' (prijs f 16,50). Boesak heeft speciaal voor dit boek een inleiding geschreven. Hierin kijkt hij terug op zijn verblijf in Nederland en de ontwikkelingen die hij sindsdien heeft doorgemaakt. Boesak hekelt hierin onder andere de 'hypocriete' houding van het CDA en de Nederlandse kerken. Hierbij een selectie uit het boek. Toen ik als zwarte Zuidafrikaan in Holland aankwam, werd mij verteld dat Hollanders nuchtere mensen zijn, 'gewoon', bedaard en rationeel denkend. Ze zouden niet de gekunstelde aanstellerigheid van veel Amerikanen hebben en zeker niet zo emotioneel zijn zoals veel zwarte mensen. In het begin geloofde ik dat. Totdat ik over Zuid-Afrika begon te spre ken op gemeenteavonden, in preken en op radio en televisie. Toen ver dween die Hollandse nuchterheid vrijwel geheel. Ik was verbaasd toen mensen de kerk uitliepen nadat ik een vraagteken plaatste bij het christelijk karakter van blank Zuid- Afrika. Ik kreeg emotionele reacties via brieven en telefoontjes van men sen die veel minder van Zuid-Afrika wisten dan ik. Waar ging het in die tijd over? Vooral over de 'eenzijdigheid' van mijn visie op Zuid-Afrika: was apartheid werkelijk zo erg als ik het voorstel de? Blank Zuid-Afrika - en daarmee werden altijd de boeren bedoeld - was toch christelijk? En tot slot volgde de dooddoener in elke discus sie: „Je moet er geweest zijn". „Je moet er geweest zijn", daar had ik nog het meest moeite mee. Ik ben immers in Zuid-Afrika geboren! Mijn hele leven was en is bepaald door de apartheid. Ik heb het toch met mijn eigen ogen gezien? Langzamerhand kwam ik er achter dat dit voor veel mensen niet genoeg is. Als zwarte Zuidafrikaan ben je niet geloofwaar dig genoeg. Maar er zat meer achter. Het was eigenlijk een poging om aan de klemmende waarheid van apart heid te ontkomen. Veel mensen moe ten nog leren naar Zuid-Afrika te kijken door de ogen van de onder drukten. De mogelijk donkere toe komst voor blank Zuid-Afrika is voor hen belangrijker dan het angstige heden voor zwarten. Voor hen is iedereen die tegen apartheid vecht een communist en dus is alles van de kant van het apartheidsregime geoorloofd. Het zijn vaak de mensen die in Nederland waken tegen de „verwording van het christendom". Ze lopen voorop als het om „christe lijke politiek" gaat. Maar „christelij ke" apartheid blijft onbesproken. Het lot van zwarte Zuidafrikanen deert hen niet. ...als dit verraad is ben ik schuldig. Soweto en later ook op andere plaat sen doodgeschoten. Duizenden vluchtten het land uit. Daarna volg de de moord op Steve Biko en het verbod op achttien organisaties. In 1980 begon een grote scholenboycot in Kaapstad en weer vielen er hon derden slachtoffers. Sinds september 1984 is er geen dag voorbij gegaan zonder dat iemand een gewelddadige dood stierf. Sedert de afkondiging van de noodtoestand heeft de poütie vrij spel en komen er volgens de statistieken minstens drie mensen per dag om. In Zuid- Afrika, maar ook in Nederland, drin gen nieuwe vragen zich op. Zuid- Afrika wordt hoe langer hoe meer ontmaskerd als een fascistische poli tiestaat waar geen verzet of dissiden ten geduld worden. De keuzemoge lijkheden van de onderdrukten wor den steeds kleiner. En in die situatie komt de kernvraag, over solidariteit, scherper naar voren dan ooit eerder het geval was. Als ds. Huting (voorzitter van de hervormde synode. Hij zei dat wij het Zuidafrikaans verzet ook moeten steunen als zij geweld gaan gebrui ken, red.), diep onder de indruk van zijn ontmoeting met Zuidafrikaanse kerkelijke vertegenwoordigers in Ha rare (december 1985) op deze vraag een antwoord probeert te geven, is de wereld te klein. Maar de vraag is onontkoombaar en op dit moment is Nederland, met name kerkelijk Ne derland, ons nog steeds het ant woord schuldig. Op dit moment is zowel in Neder land als Zuid-Afrika de situatie ver anderd. De argumentatie is niet meer die van tien jaar geleden. Maar de kernvraag blijft: hoe ver is Ne derland bereid te gaan in de solida riteit met zwart Zuid-Afrika, met de slachtoffers van de apartheid? Tien jaar geleden werden honderden mensen, onder wie veel kinderen, in Er is niets dat de emoties zo hoog doet oplaaien als een discussie over geweld. Niet alleen in Zuid-Afrika overigens. De kwestie stelt ons dan ook voor grote problemen. In de Zuidafrikaanse kerken is eigenlijk nog nooit echt gepraat over geweld. Voor zover de discussie wel gevoerd werd verliep deze precies zoals in Europa en elders: met veel gehui- chel en schijnbare vroomheid en gekenmerkt door een consequente weigering de werkelijkheid onder ogen te zien. Maar het probleem is nog omvangrij ker. Op het moment dat we aan de echte discussie begonnen, ontdekten we dat de tijd daarvoor voorbij is. De kerken in Zuid-Afrika, en met hen de kerken in Europa die zich over de kwestie bezinnen, zijn al door de harde werkelijkheid ingehaald. Het aanhoudende geweld van apartheid heeft een cyclus van geweld in bewe ging gebracht die de kerk niet meer kan stoppen. Wat van de kerk ge vraagd wordt is in die cyclus van geweld partij te kiezen. De prachtige woorden van een keuze voor de ar men en verdrukten in Zuid-Afrika moeten in daden worden omgezet. De reacties van de westerse kerken waren beschamend en zijn dat nog. Veel westerse kerken organiseren tot op heden gebedsdiensten om stil te staan bij een geslaagde revolutie of bevrijdingsdag. Wie het verzet tegen Hitler in de bezettingstijd gesteund heeft, zal vandaag niet mogen zwij gen. De geestelijke kinderen van Hitier, de wortels van het Afrikaner nationalisme zijn identiek aan de ideeën van Hitier. Vergeet niet dat de architecten van de apartheid en veel voormannen van het Afrikaner nationalisme hun voedingsbron von den in de filosofie van nazi-Duits- land. De apartheidswetten vertonen niet voor niets in geest en letter veel overeenkomsten met de Neurenber- ger-wetten. Het racisme en de groot heidswaan en de bereidheid die met steeds meer geweld te verdedigen doet ons aan niemand anders dan Adolf Hitler denken. We moeten ons realiseren dat het besluit tot het gebruikmaken van geweld een beslissende stap is die niet lichtvaardig genomen kan wor den. Wat ik hier schrijf doet me pijn. Vanaf het begin heb ik gepleit voor geweldloos verzet. Ik ben bang voor geweld - voor wat het doet aan mensen, aan de vijand, maar ook aan mijzelf. Ik ben bang voor de onom keerbare spiraal waar je met geweld in terecht komt, voor de niet meer te stoppen dynamiek waarmee het door de wereld en door je ziel brandt. In 1979 heb ik de kerk erop gewezen dat er voor ons geen andere keuze meer is. Apartheid móét bestreden worden, tegen de Zuidafrikaanse regering móét verzet geboden wor den. Maar als de kerk voortdurend waarschuwt tegen het gebruik van geweld, dan moet zij ook vóórgaan in het toepassen van geweldloos verzet. En juist op dit punt hebben de kerken in Zuid-Afrika en in Euro pa het onderdrukte volk van Zuid- Afrika in de steek gelaten. Terwijl wij de kerk vroegen om samen met ons te protesteren, de straat op te gaan en vreedzaam de aandacht van Zuid-Afrika en de wereld te vesti gen op de nood van onze mensen kwam de kerk niet verder dan ver klaringen. Kerkelijke leiders deden alle moeite de kerk afzijdig te hou den van de geweldloze acties waar bij wij betrokken waren. Uiteinde lijk bleken de belangen van de kerk en de kerkelijke leiders meer in de bestaande orde te liggen - of bij een geliberaliseerde versie van die orde - dan bij de orde waar het in de bevrijdingsstrijd om gaat. Zelfs tegen de geweldloze middelen die wij hanteren hebben veel Neder landers en andere Europeanen zich gekeerd. Het klimaat van tegenge weld is juist ontstaan als gevolg van het onvermogen om de stem van zwart Zuid-Afrika te verstaan en daar adequaat op te reageren. Per soonlijk heb ik herhaaldelijk gepro beerd om de woede van de massa's en met name die van de jongeren te kanaliseren en om te buigen in meer creatieve, geweldloze wegen. En juist op die pogingen heeft de regering even zo vaak gereageerd met geweld. Het zijn de geweldloze acties, geba seerd op mijn overtuiging dat geweld geen oplossing biedt en niet het antwoord is, die mij in de gevangenis deden belanden en waarom ik aange klaagd ben wegens hoogverraad. Het zijn geweldloze acties die ons zo vele mensenlevens kostten. Als Neder land en de rest van Europa de ge weldloze middelen had toegepast waar zwart Zuid-Afrika zo lang om gevraagd heeft dan was het jaar 1985 anders verlopen. Maar dezelfde mensen die de rege ring van Zuid-Afrika steunen en die het CDA prijzen om het Zuid-Afri- ka-beleid van die partij, zijn vaak de eersten die de vinger heffen bij het uitbreken van tegengeweld. In wezen zitten ze op één lijn met P. W. Botha. Ze keren zich niet zo zeer tegen gewelddadig verzet, ze keren zich tegen alle verzet. Wat ze van ons vragen is niet afzien van het gebruik van geweld, maar apartheid en on derdrukking zonder geklaag te aan vaarden. Als na driehonderd jaar onderdrukking en 38 jaar apartheid zwarte jongeren het niet meer uit houden en in woede een politiewa gen met stenen bekogelen dan wor den ze door christelijke politieman nen doodgeschoten en door Neder landse christenen als geweldenaars omschreven. Bij veel Nederlanders maakt het gooien van een steen meer emoties los dan een schot uit een geweer. Wat ik scherper zie dan ooit is de hemeltergende hypocrisie over geweld van zo velen in Europa en elders. Dat is een les die ik niet zal vergeten. Het is maar goed voor Nederland dat de Verenigde Staten, Rusland en Engeland in de Tweede Wereldoorlog anders reageerden! TTabe ich mich geirrt', heb ik ll mij vergist, zo heet het laatste boek van Erich von Daniken, de schrijver-fantast die in allerlei nog onverklaarde archeologische vondsten aanwijzingen ziet voor het bestaan van buitenaardse wezens, die onze wereld duizenden jaren geleden met enkele bezoekjes vereerd moeten hebben. Von Daniken heeft inmiddels miljoenen exemplaren van zijn boeken aan goedglovige lezers over de hele wereld weten te slijten. In dat opzicht heeft hij zich zeker niet vergist: mensen laten zich graag neppen met theorieën waarin het onverklaarbare verklaard wordt, waarin een hoop rommelige informatie plotseling zin lijkt te krijgen, waarin alles precies in elkaar lijkt te passen. Het recept van de schrijver is simpel: je overdondert de lezer met een brij van onsamenhangende informatie: feiten en feitjes, uit alle tijden en windstreken bij elkaar geplukt en stiekem zo opgeschreven dat ze later wonderwel passen in de theorie van de schrijver. "Waren de Goden Kosmonauten?'. In de jaren zestig, toen de honger van het grote publiek naar informatie over ruimtevaart niet te stillen was, toen het heelal nog veel geheimzinniger was dan nu, werd de vraag op exact het goede moment gesteld. In de inleiding meldt de schrijver overigens dat er in het eerste boek maar liefst 323 vragen worden gesteld. En wij maar zoeken naar de antwoorden. Von Daniken voerde de onschuldige lezer mee naar verre, exotische oorden, verhaalde van spannende verschijnselen en geheimzinnige overblijfselen van oude culturen. Dat alles, overgoten met een pseudó-wetenschappelijk sausje, leidde tot de best-seller Waren de De schrijver-criticus en uitgever Jaap Romijn is donderdag op 74-jarige leeftijd in zijn woonplaats Ellewoutsdijk overleden. Romijn werd 29 maart 1912 in Utrecht geboren en aan aanvankelijk opgeleid voor het onderwijs. Hij was slechts een jaar onderwijzer. Hij werd vervolgens benoemd tot muziek- en kunstredacteur van het Utrechts Nieuwsblad (1934). Voor de oorlog was hij ook nog redacteur van het letterkundig tijdschrift Opwaartsche Wegen, waarin hij onder meer gedichten en verhalen publiceerde. Hij was in die periode ook filmmedewerker van het Weekblad voor Christendom en Cultuur. Tijdens de oorlog exploiteerde hij veertig clandestiene illegale uitgaven. In 1944 werd hij benoemd tot secretaris van de directie van uitgeverij Bruna, waarvan hij later mededirecteur werd. Daar bracht hij het letterkundig tijdschrift Ad Interim in. Dat blad werd later verenigd met De Gids, waaïvan Romijn eveneens een aantal jaren redacteur was. In 1964 werd hij directeur van het gemeentelijk museum Het Prinsessehof te Leeuwarden. Hij publiceerde uitgaven op kunsthistorisch gebied, verhalenbundels en korte romans. Bij zijn afscheid van de uitgeverij werd hij wegens verdiensten voor het cultureel akkoord België-Nederland benoemd tot ridder in de orde van de Belgische Kroon. Goden Kosmonauten?' Sindsdien heeft hij het thema verder en verder uitgemolken, met nu zijn twaalfde boek als voorlopig sluitstuk van de reeks. Daarin kijkt hij terug op de positieve reacties die hij ontving van 'vooraanstaande geleerden', hij geeft toe dat hij heel wat onzin heeft verkocht en herhaalt dan nog eens een keer de onzin van twintig jaar geleden. Hij vult hier en daar wat aan, bijvoorbeeld dat hij ere-burger van Nazca is geworden. Die plaati in Peru ligt immers op de beroemde hoogvlakte waar op de', bodem gigantische tekeningen en' wiskundige figuren zijn aangelegi door een oude inca-cultuur. De archeologie heeft nog steeds niet kunnen verklaren waarom dat oude volk zich zo'n moeite getroost heeft de kilometers langt] lijnen aan te leggen. Op een uiterst onbeschofte maniet. probeert Von Daniken 'af te rekenen' met een aantal theorieéi daarover. Daarna komt hij nog eens met zijn eigen verklaring: dë, tekeningen zijn aanwijzingen voor wezens uit de ruimte, die het Inca-volk ooit hebben bezocht. De' vlakken zijn landingsbanen enzovoorts. In het tweede deel van zijn nieuwste boek laat Von Daniken een Indiase hoogleraar aan het woord. Die ziet ze ook in India en Indonesië vliegen. In het eerste deel houdt hij een pleidooi voor het SDI-programma van Reagan (Star Wars) en verkoopt hij kletspraatjes over ruimtestations. Het is zoals we van hem gewend zijn: de feiten zijn overal vandaan geharkt en in een doosje gepropt. En nog iets: ik vind niets irritanter dan wanneer mensen vooraanstaande geleerden citeren om hun eigen gelijk te halen. En dan in de trant van: „Zei Einstein immers niet al datMet geduldig harken, knippen en plakken krijg je na el/ boeken ook nog wel een twaalfde voor elkaar. Erich von Daniken, De fantastische werkelijkheid, uitg. Sijfhoff, Amsterdam 1986. In Galerie 66 te Oostburg wordt zaterdag 7 juni een literaire avond gehouden. De Gentse dichter/performer Tom Lanoye brengt gedeelten uit zijn soloprogramma gebaseerd op de verhalenbundel 'Een slagerszoon met een brilletje'. Eerder verscheen van Lanoye de poëziebundel 'In de piste' en een bundel satirische stukken, getiteld 'Rozegeur en Maneschijn - Helse Kritieken'. Het optreden van Tom Lanoye zal ongeveer drie kwartier duren. In het voorprogramma draagt de Terneuzense dichter André van der Veeken eigen werk voor. Begin 1986 verscheen van hem de gedichtencyclus 'Spaanse aarde onder glazuur', in samenwerking met de etser Richard Beek. (Galerie 66, Oudestad 66 in Oostburg. Aanvang 20.30 uur). Vorig jaar leverde Marijke Höweler met haar roman Tobias zoveel als een streekroman. Frans Kellendonks nieuwste boek Mystiek lichaam doet enigszins aan een familieroman denken. Zo beleven naar de subliteratuur verwezen marges een kleine opleving. Marijke Höweler wist echter door haar slappe verhaaltje en haar clichématige stijl het peil van de gemiddelde streekroman niet te ontstijgen. Kellendonk blijkt origineel genoeg en stylistisch meer dan voldoende begaafd om met gebruikmaking van enkele ingrediënten uit de familieroman wél een belangwekkend boek te schrijven. Het moet overigens meteen gezegd dat het nieuwe werk van deze in 1951 geboren auteur die sinds 1977 Bouwval, De nietsnut. Letter en Geest en Namen en gezichten publiceerde, zijn belang ontleent aan het vertoonde verteltalent en niet aan de ideeën die te berde worden gebracht. Die blijken namelijk even belachelijk als de titel van de roman, zoals we dadelijk zullen zien. Maar als pure verteller krijgt hij de lezer snel in zijn ban. Zijn verhaal is flitsend, schokkend, ironisch - en past daarom heel goed in de trend van de moderne Nederlandse vertelkunst die zo hemelsbreed verschilt van de gezapige, voorspelbare, doodernstige verhalende literatuur van vorige schrijversgeneraties. Vooral bewonderenswaardig is hoe memorabel de hoofdfiguren van zijn roman werden. Het vreemde daarbij is dat ze eveneens ongeveer de meest onsympathieke personen zijn die men zich kan voorstellen. De familie Gijselhart waarmee we in dit boek kennis maken is om de gedachten te bepalen de tegenhanger van de familie Huxtable uit The Cosby Show. In die televisie-serie zijn alle gezinsle den even aardig en is het gezinsleven een en al harmonie terwijl in Mystiek lichaam alle gezinsle den slechts weerzin oproepen en het gezinsleven rampzalig is. Het is niet voor niets dat ik de vergelijking trek met een komische televisie-serie. De persona ges hebben zulke extreme eigenschappen dat ze zonder meer als hilariteitverwekkende types in zo'n programma zouden kunnen rondwandelen. De vader A. W. Gijselhart bijvoorbeeld. Hij is weduwnaar (om zijn vrouw heeft hij natuurlijk nooit wat gegeven), maar is in de eerste plaats een ongelooflijke vrek. Avond aan avond telt hij zijn bezit: „Er zwermden dan in zijn hoofd getallen rond die guldens vertegenwoordigden en samen als het goed was het bedrag één miljoen moesten vormen" (14). Zijn verering voor geld heeft een godsdienstig karakter. Er is maar één mens op de wereld waar deze Gijselhart op zijn rare manier van houdt en dat is zijn dertigjarige dochter Magda. arts van beroep, door hem veelzeggend Prul genoemd. Zij is zoals u begrijpt een verschrikkelijk serpent. Het verhaal begint - het zal wel diep symbolisch bedoeld zijn - op een Paasmorgen als lelijke Prul haar opwachting komt maken op de Doornenhof. Dat is de toepasse lijke naam van het huis waar het gezin altijd heeft gewoond en men elkaar het leven zo zuur mogelijk heeft proberen te maken. Ook vader en dochterlief hebben elkaar nooit ontzien, maar er schuilt dus ook enige liefde in hun wederzijdse hatelijkheden. Tot zijn grote verdriet bezocht zij hem zelden, nu echter heeft ze besloten voorgoed bij hem te komen wonen. De terugkeer van de verloren dochter wordt gevierd met een etentje dat gierige Gijselhart met een acculader betaalt. Zijn dochter prent hij in: „We nemen het duurste dat ze hebben. En je drinkt een glaasje wijn mee, want je moet die acculader voor me terugverdienen" (39). De grootste tegenstrevers van Gijselhart waren de mannen die in Pruis leven verschenen - hij heeft ze opgeblazen tot een abstracte vijand de 'Vreemde Man'. Ook deze keer is er weer zo'n minnaar in het spel. Bruno Pechman heet hij en hij heeft Prul tot haar vreugde bezwangerd. Tenslotte is er broer Leendert Gijselhart, 33 jaar oud. Hij woont in New York, werkt als kunstcriticus en is homosexueel. Binnenkort zal ook hij terug moeten keren naar het vaderhuis want zijn leven loopt op een mislukking uit. Dit ondanks het feit dat hij naar zijn vader aardt als het gaat om financieel vernuft. Hun hoogst onprettige verhouding ten spijt ontvangt hij een openhartige brief van zijn zuster Prul die over haar zwangerschap schrijft en opbiecht eerder eens een abortus te hebben onder gaan. Eertijds had Magda haar broer in een bizarre huwelijksnacht ernstige verwijten gemaakt over zijn geaardheid: „De dwazen ze verspillen hun liefde aan elkaar kijk toch eens. Ze hebben moeder aarde vaarwel gezegd ze zijn op sexuele ruimtevaart gegaan. Ingebeeld en dom zijn ze en eenzaam zullen ze sterven dat is waar hun mannenwaan toe leidt. Dat ik mijn bloedeigen Broer zo tegen-natuurlijk bezig moet zien!" (97) Dit is niet zomaar een theorietje van Prul, het is helaas een essentieel onderdeel van het wazige ineeëncomplex dat Kellendonk de lezer van Mys tiek lichaam in de maag probeert te splitsen. Erotiek die niet op voortplanting gericht is, wordt in een kwaad daglicht gesteld. Het mystiek lichaam is de gemeenschap van alle mensen die door voor nakroost te zorgen vleselijk deel hebben aan de geschiedenis. Dat de jongen die de grote leven van Leenderts leven was, AIDS krijgt is voor wie geneigd is zo te redeneren niet meer dan een vanzelfsprekende straf. Zoals in de liefde tussen man en vrouw leven wordt gesticht, wordt in de homosexuele liefde dood verbreid laat de auteur Leendert overwegen. Vol angst ook zelf de dodelijke ziekte onder de leden te hebben, komt de broer op de Doornen hof. Een gewenste bezoeker is hij daar niet, want het leven is er zo waar gelukkig geworden. Prul heeft inmiddels haar baby en opa Gijselhart krijgt zo een ander levensdoel dan geld. „Alle moeders zijn heilig", bedenkt hij voldaan over het familieleven dat hij nu leidt. Komisch genoeg bestaat het gezin uit een onecht kind, een ongehuw de moeder en een oude man. De komst van zoon Leendert had altijd als een donkere schaduw boven het geluk gehangen, maar Gijselhart „had erop vertrouwd dat de dreiging weer zou overgaan, net als de stank van de varkenshouderij verderop die ook soms de Doornenhof aandeed wanneer de wind verkeerd stond" (138). Vergeefse hoop! Wel doet de vader zijn uiterste best Leendert het verblijf zo onaangenaam mogelijk te maken. De loods waarin hij hem onderbracht, gaat hij zelfs afbreken. Doch er komt nog een aanslag op Gijsel- harts tevreden levensavond. Minnaar Bruno zal ook op de Doornenhof arriveren. Vader en zoon vinden elkaar even in hun afkeer voor deze figuur. Vermakelijk is de aankomstscène waar Leendert Brüno meteen met een geweer bedreigt. Gijselhart probeert uit te vinden wat de Andere Man in Pruis ogen op hem voor zou kunnen hebben: Alles wat Prul in hem miste was te herleiden tot dit Ene Ding, dat ze als vader en dochter nu eenmaal niet konden delen en waar tegenwoordig bespotte lijk veel drukte om werd gemaakt, als je het hem vroeg" (172). Maar uiteindelijk meent Gijselhart dat hij er het slimste aan doet zich vriendelijk tegenover Bruno i Pechman op te gaan stellen. De verwarring neemt j enorme vormen aan - tot op een kwade dag Prul en haar onbetrouwbare minnaar vertrekken. Verdriet drijft haar vader in de dood. Er valt niets op aan te merken hoe Kellendonk dit merkwaardige familieverhaal heeft uitge werkt. Hij varieert en parodieert virtuoos andere literaire teksten. Vooral de Bijbel heeft hem hiertoe nogal eens geïnspireerd. Het gaat helemaal mis als het verhaal moet wijken voor ideeën. Kellendonk waant zich blijkbaar een filosoof, een theoloog en een maatschappijcriticus. In zijn boek laat hij regelmatig doorschemeren dat er een ver band bestaat tussen de geschiedenis der Gijselhar- ten en de algemene geschiedenis. Het wereldbeeld dat in deze roman wordt gepresenteerd krijgt daarmee een veel wijdere strekking. Een en ander zit hoogst curieus in elkaar. „Mannen en vrouwen hebben samen het verbond van God met zijn volk" (119) - dat is de pijler waar alles op komt te rusten. Homosexuelen zijn van dat verbond uitgesloten. Homosexualiteit, heet het, staat „buiten de geschiedenis en (heeft) geen eigen vormen" (121). Deze liefde is niet meer dan parodie, maar in de heterowereld zo meent Kellendonk worden de naapers nageaapt. Ook daar wordt steeds meer de sex zonder geschiedenis „die zich onttrekt aan het huwelijk van hemel en aarde" (122) vereerd. Dat huwelijk tussen hemel en aarde heeft dan weer met de voortplanting te maken. Het is allemaal zulke onzin dat het niet eens tot tegenspraak prikkelt. We kunnen alleen maar ho pen dat Kellendonk - ook zelf homosexueel - het niet meent en dat hij een volgende keer bij zijn leest blijft. Een verhaal vertellen kan hij, maar een visie op de wereld ontwerpen niet. Mystiek lichaam - door Frans Kellendonk - 196 pag 24,50; gebonden editie 39,50 - Meulenhoff, Amsterdam. 1

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 20