BASKETBAL IN BELGIE ALFONS FRANKEVIJLE maarten van gent trammelant sponsors kroegen belg knokken kwetsbaar peter van kouteren ATERDAG 8 FEBRUARI 1986 sponsors maken de dienst uit Bij het uitlopen van zijn flat wijst hij op het naambordje. „Dat geloven ze hier dus niet, he. Dat ik Maarten van Gent heet. Ze denken dat ik een grapje maak. Van Gent in Gent; dat bestaat niet. Meneer Maarten noemen ze me hier". In basketballend België kan dus alles. „Vanavond speelt onze stadgenoot BC Gent tegen de koploper, Racing Mechelen. Een mevrouw maakt bij BC Gent de dienst uit. Als die jongens winnen, jooit ze na afloop haar jontmantel op de speelvloer en dan duiken al die spelers op de ias. Degene die hem het eerst tieeft, mag de bontmantel verkopen". Zuidamerikaanse taferelen in het Vlaamse land; het kan allemaal. Ooit vertrok Van Gent bij landskampioen Donar, omdat hij niet met een stel amateurs kon werken. „Donar is een verademing bij de toestanden die ik hier beleef. Het ligt altijd aan de Amerikanen en de coach. Als je wint, staat de champagne klaar: als je verliest, word je afgemaakt door bestuur, sponsors en pers. Wanneer BC Gent vanavond niet wint, staan de Amerikanen op straat. Dat wordt vooraf rustig in de krant gezet". Lachen, vriendelijk zijn, handjes schudden, en van tijd tot tijd slijmen met de invloedrijke mensen: dat is zo ongeveer het leven van de gemiddelde basketbalcoach. „Want", zo weet Van Gent, „in België zijn de sterken sterk en worden de zwakken steeds onderdaniger. Ze likken naar boven en schoppen naar onderen. De mensen zijn emotioneel en partijdig. Iedereen heeft een oordeel". Dus kun je in België een wedstrijd winnen, omdat er ook nog zo iets is als een taalstrijd. „We spelen in Wallonië tegen Pepinster. Vijf seconden voor tijd staan we één punt voor. Pepinster heeft nog één aanval, schiet mis, de zoemer gaat, de tijd is om en ik sla mijn boek dicht. Hoor ik ineens een kabaal, ik kijk op en zie dat een speler van Pepinster alsnog de bal in de basket gooit. De scheidsrechter was resoluut, de wedstrijdtafel was resoluut: de punten telden niet. Er brak me daar een trammelant uit! De ene scheidsrechter sloegen ze voor zijn muil, de andere rukten ze het hemd van het lijf en we moesten uiteindelijk via een kooi naar de kleedkamer". Dat was dus deel ééen van de Pepinster-story. Deel twee kwam tot stand van achter de groene tafel. „Pepinster ging naar de protestcommissie. Daarin zitten drie Walen, drie Vlamingen en één Brusselaar. De Walen steunden Pepinster, de Vlamingen steunden ons, dus moest de Brusselaar de beslissing brengen. Die steunde de Walen, dus de wedstrijd moest worden overgespeeld. Wij gingen natuurlijk in beroep en hadden al gehoord dat we naar beroepskamer A moesten en niet naar beroepskamer B, want kamer A bestond voor het merendeel uit Vlamingen. En ja hoor, wij naar A en de beroepskamer stelde ons in het gelijk. De einduitslag bleef gehandhaafd". En zo gaat het maar door. Externe factoren zijn bepalend. „Alles is politiek. Wij van Hellas Gent zijn Zijn tweede jaar in België. Vanuit zijn flat kijkt hij uit over Gent. Het leven is goed in het Belgische land, moet hij denken, maar je moet wel je principes inle veren. Maarten van Gent, de perfectionist in Neder land, is veranderd. Hij zegt ja-nee-en-amen, strijkt nu een hoop geld op en wil onbezorgd met een zeil schip over vijf jaar de we reld rond. Het verhaal van een basket balcoach in Belgenland, waar niets te dol is, het bier en de frankskes in ruime mate voorradig zijn, Ameri kanen en coaches met de regelmaat van de klok op straat worden geschopt, de chaos heerst in alle gele dingen, maar waar het voor Van Gent toch prettig toeven is. Het geld ver goedt veel en „wat heb ik nog te bewijzen? Neder lands kampioen met Do nar, Belgisch kampioen met Oostende, en in Italië zitten ze niet op Van Gent te wachten". Ofwel het an dere verhaal van Maarten van Gent: van eigenzinnig tot plooibaar. de rijken, en BC Gent is de arbeidersclub. Dus zitten bestuursleden van ons bij vergaderingen van de PVV (de Belgische VVD - red.De zoon van die Belgische minister De Clerq heeft ervoor gezorgd dat Renault ons sponsort. Verder moeten we het maar uitzoeken. Hier in Gent zijn twee prachtige sporthallen, maar die staan de hele dag leeg. De een is van het rijk en de ander van de gemeente. Bij de gemeente hebben ze gestemd: vijf tegen vier. Hellas moet maar naar Merelbeke. Daar zitten we dus in een oude zaal. Bij de training hebben ze dwars door de zaal een tennisnet opgehangen. Wij aan de ene kant en aan de andere kant staat een stel volleyballers. De ballen vliegen je dus om de oren, want dat tennisnet is maar een meter hoog". De dienst wordt in België uitgemaakt door de sponsors. Geld is macht, „en iedereen wil belangrijk zijn. Dan staan ze met die jassies aan in de hal te schreeuwen dat de coach moet opvliegen, dat ze die en die kopen en meer van die dingen. Bij ons hebben we vlak bij de kleedkamers een bierpomp staan. Daar staan die kerels de hele wedstrijd te hijsen. Kom ik in de rust met de ploeg langs die pomp en schreeuwt er een: 'Hé, Van Gent, je moet meer over de vleugel spelen. En je voorstopper moet je zeker wisselen'. Echt, ze begrijpen er niets van. Ze willen alleen maar rennen. Zo'n Ton Boot, die zou hier worden afgemaakt. Die zouden ze het liefst willen deporteren". Op dit moment maakt bij Hellas Gent een groep industriëlen de dienst uit. Maar wee je gebeente als ze in de fout gaan. „Het schaduwkabinet staat al klaar. Dat heeft de taken al verdeeld. Ze bellen ook geregeld naar de voorzitter voor een gesprek. Voorlopig krijgen ze echter geen voet tussen de deur". Dus moet Maarten van Gent het doen met de huidige blauwe blazers, die wit wegtrekken bij een nederlaag, hem de ene week op de schouder kloppen en drie dagen later naar de journalisten lopen met de mededeling dat Van Gent binnenkort op straat wordt geschopt. „Een regelmatig salaris? Je denkt toch niet dat ik keurig elke maand op tijd mijn geld krijg. Af en toe vraag ik erom, maar dan moet ik dus goed het moment timen, want anders heb ik het weer voor een paar weken verknald. Na een nederlaag moet ik zeker niet aankomen. Dan is het: 'Wat?! Verliezen en dan nog geld willen ook. Als we een paar keer hebben gewonnen, informeer ik eens voorzichtig. Ze betalen wel: alleen een jaar later of zo. Het is hier in België echt de grootste chaos die ik ooit heb gezien". Hij wijst op de inboedel van de flat. „Die hebben ze nu nog niet helemaal ingericht. De eerste maanden kon ik er niet eens wonen. Sterker nog: ik kan nu nog niet eens koken, maar dat hoeft ook niet want elke dag word ik wel door iemand uitgenodigd. Onze voorzitter, een aardige vent die wél normaal doet, heeft de grootste banketbakkersindustrie van Gent. Daar moet ik constant komen. Hoeveel deeg ik al naar binnen heb gewerkt. Ik weeg nota bene al tachtig kilo. Mijn vorige werkgever in Oostende had de gewoonte om me 's zondags tussen de middag op te bellen. Dan heb je thuis met je vriendin gewoon een gezellige dag, maar dan moest je bij hem komen dineren. Met de hele familie om de tafel. Dat vond hij interessant". Zijn vorige werkgever, Rudolf Vanmoerkerke. eigenaar van een groot reisbureau, de financiële weldoener van de basketbalclub Oostende, een invloedrijk man in de Belgische samenleving, maar ook iemand die zich door niemand de wet laat voorschrijven. „Hij komt'nu nog wel eens kijken bij ons. Dan loopt hij de tribune af en dan schreeuwt hijMaarten, je moet die en die wisselen. Vorig jaar bemoeide hij zich constant met de coaching". En dat pikte Maarten van Gent? „Natuurlijk, ik gaf hem gelijk. Na afloop stapte ik naar hem toe, gaf hem een hand en zei: Meneer Vanmoerkerke, U hebt er toch veel kijk op. Dan was ik zo'n vent. Ik kon me dat ook permitteren. We verloren tenslotte maar eén wedstrijd in het hele seizoen". De waarheid staat ook in België in de kranten. Wat de gazet zegt, is waar: dus als er staat Van Gent moet eruit, dan moet hij eruit. „Bob Geuens van Press-magazine, het Belgische basketbalblad, staat op de pay-role van Vanmoerkerke. Als Geuens twee weken naar Majorca wil, belt hij Vanmoerkerke op en zit hij in het vliegtuig. Gratis en voor niets. Maar als Vanmoerkerke tegen Geuens zegt: Je moet dit en dat schrijven, dan doet hij dat". De macht van het geld, nogmaals ten voeten uit. „Gisteren bij de training was het weer raak. Moesten er foto's worden gemaakt, dus kwamen al die sponsors weer opdraven. Cheer-girls erbij, spelers die de haren kammen, maar wel mijn hele training naar de Filistijnen. Ik kan op foto's vaak mijn ogen niet openhouden, dus hoor ik over een paar weken wel weer het geouwehoer. Het voordeel is echter dat Belgen een ruzie na een paar uur al weer zijn vergeten. Alles wordt ook in kroegen en restaurants besproken. Weetje hoe mijn contract destijds bij Oostende is geregeld? We zaten in een restaurant en Vanmoerkerke trok gewoon dat witte blad, dat ook altijd in Chinese restaurants ligt, van tafel en daarop schreef hij wat dingen. Dat was voor hem normaal". Van Gent wil helemaal niet een negatief beeld schetsen. Alleen de realiteit, en die is volstrekt anders dan in Nederland. „Dus kun je twee dingen doen. Of je haakt af, en gaat terug naar Nederland; of je past je aan en pakt het geld. Daar kies ik voor en er is eigenlijk maar één ding wat me daar van afkan houden. Ik zou graag coach worden van het Nederlands basketbalteam. Desnoods gratis". andrévis ik heb de ambitie om de snelste atleet van nederland te worden Zes jaar geleden nog speelde Al fons Frankevijle in een jeugd- team van de Zeeuws-Vlaamse voet balvereniging Axel. De toen 15-jari- ge junior viel vooral op door zijn razendsnelle acties en werd daarom door een oom aangemeld bij de Belgische atletiekvereniging Ra cing Gent. Onder leiding van trainer Gilbert van Hamme ontwikkelde Frankevijle zich tot een sprinter met grote kwaliteiten. De 12.5 sec. over zijn eerste honderd meter be hoort al lang tot het grijze verleden. Met 10.6 sec. op de 100 meter en 21.4 sec. op de 200 meter als beste per soonlijke prestaties zit de atleet van Racing Gent en de Terneuzense ver eniging Scheldesport tegen de abso lute Nederlandse sprinttop aan. Dit weekeinde doet de Nederlander in Belgische dienst tijdens de nationa le indoorkampioenschappen in Zuidlaren een serieuze aanval op de positie van Achmed de Kom. Het moet het begin zijn van een carrière, waarin hij in elk geval Nederlands beste man op de kortste afstanden denkt te worden. Alfons Frankevijle weet precies wat hij wil. De inmiddels 21-jarige atleet heeft zijn loopbaan aan de hand van zijn Belgische trainer zorgvuldig op gebouwd en hoopt van die planning in de nabije toekomst de vruchten te plukken. Hij beschouwt de eerste jaren als een goede leerschool, waar in hij veel ervaring opgedaan heeft. Het moet voor de frêle atleet niet altijd gemakkelijk geweest zijn om zich tussen de talentrijke sprintélite I te handhaven. Hij werd door een oom ontdekt, die hem razendsnel aanmeldde bij Racing Gent. Vanuit het kleine Axel werd de bescheiden atleet min of meer voor de leeuwen geworpen, waarbij het hem meer dan eens duidelijk gemaakt werd dat hij sneller liep dan dat hij sprak. Alfons Frankevijle („iedereen noemt me Frank, dat vind ik een mooiere naam") wijt het aan een gebrek aan zelfvertrouwen. „Ik was altijd heel gespannen", legt hij uit. „Ik stond tot voor kort stijf van de zenuwen voor de start van een wp'1-' was dan al helemaal ^acorand. Maar vorig jaar ben ik op advies van de huisarts op yoga gegaan. Eén keer per week volg ik nog steeds een les". „Ik heb er al veel baat bij gehad", verzekert hij. „Mijn ademhalings techniek was helemaal verkeerd, waardoor ik niet tot rust kon komen. Door allerlei oefeningen heb ik me leren ontspannen. Ik heb nu een goede controle over mijn spieren en pezen. Ik slaap 's nachts goed. omdat ik me totaal kan ontspannen. Mede daardoor kom ik beter aan de start. Rustiger én zelfverzekerder". Meer bewust van zijn eigen moge lijkheden werkte Frankvijle zich vorig seizoen in de nationale sprint selectie. Het was een bevestiging van zijn mogelijkheden en een er kenning van zijn prestaties. „Het was niet echt een verrassing meer dat ik gekozen werd", vertelt hij. .•Ik liep in 1982 bij de jongens A 10.8 sec. over honderd meter. Dat was al een eerste bevestiging van mijn mo gelijkheden. Daarna ging het niet zo snel meer. Vorig jaar had ik gehoopt op 10.5 sec. te komen, maar dat lukte iet niet. Tijdens het Nederlands kampioenschap behaalde ik op de 200 meter echter zilver en de week daarna liep ik 100 meter in 10.6 sec. ■Het valt niet mee om tot de sprint- groep door te dringen. Er zijn een paar gevestigde namen, die minder presteren dan ik. Henk Brouwer bij voorbeeld is nog wel Nederlands re cordhouder, maar duidelijk op zijn retour. Door die resultaten kon de keuzecommissie natuurlijk niet mer dan ik. Als ik geen goede bege leiding zou hebben, dan zou ik me ook kapot lopen", meent hij. Dank zij die instelling heeft de 21- jarige atleet zich inmiddels opge werkt tot de top van Nederland. „Ik ben geen neger, dus geen natuurta lent", weet hij. „Die zwarte Ameri kanen lopen op hun achttiende alle maal tien seconden rond op de 100 meter. Ik moet er keihard voor knokken en dat doe ik graag, want dat is het mooiste dat er is. Atletiek is in dat opzicht een harde sport. Ik heb een bewuste keus gemaakt en voor de sport gekozen. Ik sta inge schreven bij een uitzendbureau en af en toe heb ik werk. Ik wil bést werken, maar niet meer dan vier uur per dag. Werk en topsport is anders niet te combineren. Maar ik wil wél iets om handen hebben". „Mijn dag is redelijk goed gevuld. Ik heb laatst nog drie maanden bij de Stadsdienst in Gent gewerkt, her stellingswerkzaamheden aan de 'ver kiezingskotjes' uitgevoerd. Daar naast bepaalt de training toch een groot deel van de dag. Ik ga niet uit heb helemaal geen vrienden en let er een beetje op dat de voeding niet te vet is. In zekere zin het leven van een kluizenaar, ja. Maar ik heb het hier in Gent prima naar mijn zin. Ik kan me bijvoorbeeld terugtrekken op mijn kamer (hij woont bij familie) als ik dat wil. Daar heb ik een video- en stereo- installatie". Het heeft er alle schijn van dat Alfons Frankevijle dit seizoen defini tief door zal breken. Hij is erop gebrand om Nederlands beste sprin ter te worden en acht zich- gesterkt door zijn recente prestaties- bij voor baat niet kansloos. „Ik heb de ambi tie om de snelste atleet van Neder land te worden", zegt hij. „En dat zal gebeuren ook. Ik ben in eerste in stantie aan de selectie toegevoegd voor de 4x 100 meter, maar de 200 meter vind ik de mooiste afstand. Honderd meter is zo snel voorbij: één foutje en je verliest. „Op 200 meter kun je nog eens iets goed maken. Vorig seizoen kwam ik nog tamelijk veel tekort op Achmed de Kom, zeker vijf meter. Ik zal proberen om dat gat kleiner te ma ken. Voorheen ontbrak het me nog te vaak aan kracht. Er is bewust gekozen voor een zeer voorzichtige opbouw, want ik ben een frêle atleet en dus zeer kwetsbaar. Ik ben ooit eens acht keer op een seizoen gebles seerd geweest. Ik moest toen nog veel leren, bijvoorbeeld op het ge bied van wedstrijdvoorbereiding. Vorig jaar was ik maar twee keer geblesseerd. Dat tekent de grotere ervaring. Nu voel ik wanneer er iets fout dreigt te gaan en dan stop ik meteen. Dat wordt me niet altijd in dank afgenomen. De dag na Indoor Zeeland moest ik voor Belgische begrippen een belangrijke wed strijd in Antwerpen lopen en na veertig meter voelde ik dat er iets mis was. Die waarschuwing was voldoende. Ik heb de laatste meters zonder inspanning uitgelopen. Mijn trainer was kwaad en teleurge steld", lacht hij. „Daar kon ik verder ook niets aan doen". Hij rechtvaardigt die beslissing snel: „Ik wil dit seizoen echt goed preste ren. Ik richt me op de wedstrijden om de Gouden Spike, de interlands en het kampioenschap. Mijn tijden zullen veel scherper worden", verze kert hij. „Ik durf niet te zeggen hoeveel, maar ik heb er gewoon veel vertrouwen in. Ik wil eerst de beste van Nederland worden. Daarna wil ik Europees mee gaan tellen....". Alfons Frankevijle fotografie camile schelstraete meer om me heen. Het was wel even wennengeeft hij graag toe. „Die mannen zijn niet op hun mondje gevallen. Ik keek in het begin echt tegen Achmed de Kom, Jeroen Ooie vaar en Peter van de Heijden op. Het is tenslotte de top van Nederland. Maar het zijn allemaal aardige gas ten. Natuurlijk wordt er wel eens geplaagd. Ik ben een Belg..„Maar ik pak ze gewoon terug. Dat moét, anders kun je beter teruggaan". Voor alle duidelijkheid: Alfons Fran kevijle heeft de Nederlandse natio naliteit. „Ik heb lange tijd in Axel gewoond zegt hij. „Daar heb ik op de LTS mijn diploma als timmerman behaald. Daarna heb ik nog een jaartje gemetseld, totdat ik in mili taire dienst moest. Ik werd in Zuidla ren gelegerd, een heel eind van huis. Van trainen kwam toen niet veel. In die tijd was ik lid van Racing Gent en RKHAV uit Hulst, om mee te kunnen doen aan Nederlandse wed strijden". „Ad Hendriks heeft me naar Schel desport (Terneuzen) gehaald. Hij had via de KNAU goede relaties in het leger en kon me dichter bij Gent gelegerd krijgen. Op die voorwaar de ben ik naar Scheldesport gegaan. Verder heb ik weinig contact met de club. Ik ken er een paar mensen. Ze zijn wel vriendelijk. Ik ben natuur lijk een duur mannetje", beseft hij. „Scheldesport betaalt mijn inschrij vingsgeld en de kosten van een hotel. Voor het overige heb ik er niet veel mee te maken. Ik heb er nooit getraind. Dat is ook nooit de bedoe ling geweest. Hendriks heeft inder daad zijn sporen verdiend, maar ik was tevreden over Gilbert van Hamme. Ik heb veel vertrouwen in hem". „Hij heeft de training langzaam op gebouwd en het is gebleken dat het de juiste aanpak geweest is. Toen ik bij de jongens A liep, waren er zeven atleten sneller dan ik. Ze trainden toen al zes keer per week en dat is niet goed. Nu zijn ze allemaal langza Alfons Frankevijle traint in de straten van Gent Maarten van Gent

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 35