kx ADIO je schrikt niet wanneer je teller op 47 millirem staat WERKEN IN DE KERNCENTRALE ACTIEF PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT PAGINA 29 ingehuurd vaag getraind schoonmaker voorkomen rinus antonisse \NEEK ZATERDAG 8 FEBRUARI 1986 Hij zit er na twee jaar nog flink mee in zijn maag. Rook noch voelde destijds iets. Kwam er aan het eind van de dag pas achter dat hij een inwendige besmetting had. Schrok daar behoorlijk van. „Er gaan dan allerlei beelden door je heen: haaruitval, nare ziektes. Straling aan de buitenkant, daar leefde je hele dagen mee; binnenin ging boven mijn pet. Ze vertelden dat het niets bijzonders was en ik mocht weer gewoon gaan werken. Toen ik vertrok was ik nog steeds inwendig besmet. Daar werd niks van gezegd. Het werkt wel op je zenuwen. Je weet dat het er is en het zitje niet lekker". Danny Brandt uit Vlissingen, ex-werker in de kerncentrale Borssele. Je moet weten wat je doet. Dan is er niet zoveel aan de hand, vindt hij. Goed opletten en stralingsbronnen zoveel mogelijk mijden. Doordacht werken en elkaar attent maken op alles. Begon zijn eerste karwei in de Borsselse bol in twee overalls, handschoenen aan en gasmasker op. Isolatiemateriaal verwijderen; met handenvol trap op, trap af. „In het begin heb ik wel even geaarzeld. Maar mijn maats deden het ook. Er waren jongens uit een andere groep die stonden te trillen om naar binnen te gaan. Het lijkt ook wat beangstigend. Je bent ingepakt en voelt of ziet helemaal niks. Het is een droge en warme lucht, dus veel zweten". Pedro van Dorst uit Lewedorp, ex-werker in de kerncentrale Borssele. De mensen hebben geen goed inzicht in wat straling precies is, zeggen ze. Het is lang niet zo erg als sommigen beweren. De maximaal toegestane dosis is 5000 millirem per jaar en kan zijn opgebouwd uit alleen uitwendige besmetting, alleen inwendige besmetting of een combinatie van beide. In 99% is sprake van uitwendige besmetting. Ze melden met gepaste trots dat er tot op heden geen echte besmettingsproblemen zijn geweest. ..Er is nog nooit iemand boven de maximum dosis gekomen. En 5000 millirem is weliswaar een harde grens, maar het betekent niet dat iemand bij zo'n dosis meteen ziek wordt". U. Banga en J. Abrahamse, medewerkers van de NV Provinciale Zeeuwse Energie-Maatschap pij- Ze komen van heinde en ver. Elk jaar opnieuw. Vele honderden werkers. Ingehuurd op tijdelijke basis, via bedrijven, arbeids- en uitzendbureaus. Nodig voor de splijtstofwisseling in Nederlands eerste - en nog altijd enige - commerciële kernenergiecentrale. Eigendom van de PZEM, gevestigd op een voor uitbreiding geschikt terrein aan de Westerscheldedijk bij Borssele. De vaste ploeg van de PZEM - ongeveer 200 personeelsleden - komt handen te kort. Het gaat niet alleen om het wisselen van eenderde deel van de 121 splijtstofelementen, maar ook om een uitgebreide inspectie en onderhoudsbeurt. Vandaar de ongeveer 600 tijdelijke werkers. Globaal in vier groepen te verdelen: hulpkrachten, zoals corveeërs, ongeveer 100; vakmensen, zoals stellingbouwers, isoleerders, lassers, ongeveer 300; specialisten van KEMA en Kraftwerk Union, ongeveer 150; stralingscontroleurs, ongeveer 30. Als er veel werk is, loopt het aantal op tot wel 800. Tijdens een splijtstofwisselstop zijn bovendien in het conventionele, niet door straling bezoedelde, deel van de centrale 300 tot 400 ingehuurde krachten aanwezig. Het semi-overheidsbedrijf PZEM (de aandelen zijn van provincie en gemeenten in Zeeland) neemt de arbeidskrachten niet rechtstreeks en derhalve zeker niet in vaste dienst aan. ,,Dat willen we niet", laat hoofd kerncentrale Banga weten. Het zou veel te veel soesa met zich mee brengen én de nodige verplichtingen, die nu door het nutsbedrijf zowel formeel als gemakshalve richting bedrijven en uitzendbureaus worden geschoven. Sociale voorzieningen, nazorg, en dergelijke, kunnen beperkt blijven tot de vaste ploeg. Wel krijgen de inleenkrachten een medische keuring en voorlichting. En de PZEM gaat alleen met bonafide bedrijven in zee, verzekert ir Banga. ,,In geval van twijfel wordt dat, zonodig in samenwerking met arbeidsinspectie, loontechnische dienst, onderzocht. Er zijn wel eens geruchten. Daar gaan we op in. Het gebeurt in alle openheid, de aannemers zijn ervan op de hoogte. In een contract zijn ook bepalingen opgenomen. Meestal zijn de geruchten niet juist. Van het natrekken gaat wel een preventieve werking uit". Bijzondere eisen worden door de PZEM aan de tijdelijke arbeidskrachten niet gesteld. .Van vakmensen eisen we uiteraard dat ze hun vak verstaan. Daar letten de PZEM-vakafdelingen op", vertelt hoofd stralingscontroledienst Abrahamse. „Bij nucleaire inzet is van belang dat de mensen elkaar verstaan, dus in principe Nederlands spreken en ook wel Engels en Duits". De PZEM hecht aan voorlichting. „De bedrijven doen er weinig aan, wij veel". Onderdeel van de procedure vóór het eigenlijke werk in het nucleaire deel van de kerncentrale is ook een medische keuring (door de bedrijfsgeneeskundige dienst). Banga zegt dat de mensen wel geconfronteerd worden met de vraag: voor foto: lex de meester of tegen kernenergie. „Niemand moet bij ons tegen zijn zin werken. We zijn wel een aantal keren tegen gekomen dat mensen niet goed wisten wat ze te wachten stond, met name dat ze in het nucleaire deel moesten werken. Het is voorgekomen dat ze afhaakten". Het hoofd kerncentrale durft niet te beweren dat het allemaal waterdicht is. „Het kan best zijn dat iemand zijn mond houdt en tegen zijn zin werkt". Danny Brandt (23) zat op de kustvaart, was werkloos en zag bij het arbeidsbureau dat mensen gevraagd werden voor werk in de kerncentrale Borssele. Hij meldde in 1984 zich bij THC in Vlissingen-Oost, één van die bedrijven waarvan de PZEM tijdelijke krachten huurt. Danny: „Omdat het een tijdelijke baan was, leek het me wel wat, al kon ik me niet goed voorstellen waar het precies om ging. Op vragen kreeg ik een vaag antwoord. Dat vond ik niet bezwaarlijk. Ik dacht: ik ga er gewoon werken; bevalt het me niet, dan kan ik altijd nog opstappen". Hij doorliep de normale procedure. Keuring ('vrij zwaar'), voorlichting ('veel heb ik er niet van opgestoken'), rondleiding centrale ('aan het eind wasje het begin vergeten'). Zijn eerste werk in het nucleaire, door de stralingsdienst gecontroleerde, gebied was het schoonmaken van vloeren. Vooral in het begin was Danny veel bezig met straling. Net als iedere werker kreeg hij een dosismeter voor het registreren van straling (van de PZEM zelf) en een filmbadge voor hetzelfde doel (van TNO). „Ik keek steeds op de dosismeter. Op een gegeven moment moesten we helemaal de bol in. Daar liep ik mijn eerste millirem op. Ik vond dat griezelig. Er was kennelijk straling door mijn lichaam gegaan, zonder dat ik er iets van merkte". Het oplopen van straling werd na enkele dagen een gewoon gebeuren, met zelfs een zeker competitie-element. „Ik kon aan het slot van de eerste week tegen mijn collega's vertellen: ik heb er al 7, zonder dat ik wist waar het precies om ging. Het leek er aardig op of het een spelletje was". In ploegverband en afwisselende diensten (er wordt tijdens de splijtstofwisseling continu gewerkt) voerde Danny Brandt allerlei werkjes uit. Muurtjes bouwen om straling af te schermen ('jij vangt de straling op voor degene die er later moet werken'), het leggen van plastic, het ophangen van loodmatten, het persen van afval en vooral veel schoonmaken. Water wast de besmetting goed weg. Desondanks registreerden dosismeter en filmbadge bij Danny regelmatig straling (hoogste weekscore in zijn radiologisch paspoort is 318 millirem). „Je staat er nog wel bij stil, maar je schrikt er niet meer van wanneer je teller bijvoorbeeld op 47 staat. Je probeert de tijd in het stralingsgebied zo kort mogelijk te houden, ook al leidt vlug werken gauw tot ongelukjes, zoals snij- en schaafwondjes. Dan heb je kans dat er besmetting in de wondjes komt. Dat is bij mij ook gebeurd met een snijwond aan een vinger. Het wondje op zichzelf was niks, maar wel meteen besmet. Het moest eruit worden gewassen. Toen dat niet lukte ging er zalf op en een handschoen over. Daar kon ik mee naar huis. Het moest eruit zweten". Danny's score - en die van zijn ploegmaten - was laag vergeleken bij die van sommige anderen. „Ik heb Duitsers meegemaakt die gingen in één keer tot 1000 millirem. Die moesten aan de onderkant de reactor binnen. Ze bleven er maar één minuut en hadden tevoren getraind op een dummy. Natuurlijk hadden ze speciale pakken aan en persluchtmaskers op. Ikzelf heb ook meerdere malen extra beschermende kleding aangemoeten, met name tijdens het opruimen van water. Er was een put overgelopen en een andere keer een leiding geklapt". Danny Brandt heeft de indruk overgehouden dat het eigen PZEM-personeel zoveel mogelijk uit de buurt van (grote) stralingsbronnen gehouden wordt. „Het werk werd ook haast niet gecontroleerd. Er werd op vertrouwd datje zoveel verantwoordelijkheidsgevoel had, datje het goed deed. Voor mij was dat geen probleem; ik heb geen hekel aan werken. Maar er zullen er ook wel zijn geweest van: laat maar waaien". Van een paniekgevoel 'zo van: ik moet gauw weg') had Danny geen last. „Wel een paar keer een luchttekort, door zwaar werk, zwaar tillen met een gasmasker op. Daar werd ik een beetje draaierig van, met vlekken voor mijn ogen. Maar we waren altijd met zijn tweëen. M'n maat en ik hielpen elkaar". Eén keer ging het mis. Danny ademde ontsnapt kobaltgas in. Met hem raakten 26 anderen inwendig besmet. Pas één dag later werd het ontdekt en werd hij onderzocht. „Ik had een inwendige dosis van 43 millirem. Het zou niets zijn om me zorgen over te maken; na 5,3 jaar zou het verdwenen zijn, grotendeels via natuurlijke weg. Voor mijn gezondheid kon het geen kwaad. Het klonk allemaal nogal overtuigend, maar ik kreeg niks zwart op wit, ook niet bij mijn vertrek. Einde dienstverband is ook einde service PZEM. Mijn huisarts wist er geen raad mee. Hij kon me alleen wat over röntgenfoto's vertellen. Ik ben een tijdje flink ziek geweest. Misselijk, veel overgeven, erg gespannen". Danny Brandt heeft inmiddels een vaste job als heftruckchauffeur bij een chemische industrie. Hij koestert geen rancune jegens de PZEM, integendeel. „Ik zal niet zeggen dat de centrale onveilig is. De PZEM is wel zorgvuldig en zorgt goed voor de veiligheid. Maar ongelukken gebeuren nu eenmaal. Ik ben ook niet tegen kernenergie. Niemand wil terug naar het wasbord en iedereen draait graag een plaatje. En olie en gas raken ook op. Als er een alternatieve manier is, dan zou ik dat liever zien. We zitten nog altijd met de afvaltroep". Danny vindt het jammer dat hij van het nutsbedrijf geen verklaring over het hoe en waarom van zijn inwendige besetting kreeg. „Als ze zo zeker zijn van hun zaak, dan kunnen ze me toch wel een papiertje geven. Dat geeft meer zekerheid. Nu sta je op straat met onbeantwoorde vragen". Hij is van plan zich binnenkort nog eens te melden voor een nieuw onderzoek. „Als het weg is, zal ik enorm opgelucht zijn". Pedro van Dorst (23) kwam als bakschipper niet meer aan de slag. Via arbeidsbureau en THC werkte hij tijdens de wisselstop 1985 als schoonmaker in de kerncentrale. In 1986 is hij weer present. Het is hem goed bevallen. „Ik zou er best vast willen werken. Elk bedrijf heeft zijn gevaren, de kerncentrale ook. Die is daarvoor juist beveiligd. Voor of tegen kernenergie? Daar heb ik nooit bij stilgestaan. Als mijn lamp maar brandt, in die zin dat ik liever een kerncentrale zie dan rokende schoorstenen. En de mens levert meer afval dan de kerncentrale ooit voor elkaar kan krijgen. Het kernafval is gemakkelijk ergens op te slaan". Ook Pedro doorliep medische keuring ('vrij grondig') en kreeg voorlichting ('het ging nogal snel, ik kreeg wel een indruk van het bedrijf, niet van mijn werk'). De ploegbaas wees aan waar gewerkt moest worden; de PZEM-voorman hield toezicht. Zeker in het begin nam de ploegbaas een belangrijke plaats in. Pedro: „Die wist goed de weg en zei waar je wel of niet het beste kon gaan staan. Ook was er steeds iemand van de stralingscontroledienst in de buurt". Overigens had hij met het fenomeen straling geen moeite. „Bij200 millirem gaat je pieper. Dan moetje de bol uit. Ikzelf heb dat nooit meegemaakt. Wel een jongen uit mijn ploeg. Die zat vol. Hij heeft er 100 bij laten zetten door de stralingscontroledienst. Ik heb één keer op 183 gezeten". Pedro bekeek elke dag op de computeruitdraai zijn score. „Ik had op den duur ongeveer 1800. Dat is heel weinig. Wij kwamen ook maar kort in de ruimten met meer straling, vergeleken met anderen die moesten installeren. Dat waren vooral Duitsers; die deden werk waarbij ze aan veel straling bloot stonden". Pedro van Dorst werkte veel in de afvalbunker. Samen met twee of drie collega's vast afval in vaten persen, ongeveer 70 kilo per vat. „Dat is nog redelijk te tillen". De straling viel mee. „De meeste vaten hadden maar 5 millirem, enkele 800". Hij stelt dat van PZEM-zijde goed werd opgelet of de voorschriften werden nagekomen. „Je kunt er geen potje van maken. Ik vind niet dat er overdreven wordt. Ik ben nooit besmet geweest en toch heb ik met besmette spullen gewerkt. De verspreiding van radioactiviteit wordt zoveel mogelijk tegengegaan. Daarom zitten er ook zoveel schoonmakers". Pedro kan zich - mede tegen de achtergrond van zijn persoonlijke ervaringen - voorstellen dat mensen bang zijn voor kernenergie. „Maar veel mensen weten niet waar het om gaat. Kernenergie wordt op één lijn gezet met kernwapens. Zo zie ik het niet. Met de energie die vrijkomt doe je wat nuttigs voor de mensheid en niet wat ertégen". De veiligheidsmaatregelen zijn streng. Narigheid voorkomen staat voorop. De eisen van de ICRP (International Committee on Radiological Protection) worden nageleefd. De wettelijk toegestane jaardosis is 5000 millirem en de PZEM zit daar met een eigen norm van 4000 ruim onder, verduidelijken hoofd kerncentrale Banga en hoofd stralingscontroledienst Abrahamse. „We willen voorkomen dat we over grenzen gaan. We willen de mensen zo laag mogelijke dosissen laten oplopen. En bij afwijkingen van de meters willen we een reserve hebben". Met die meters (de dosismeter van de PZEM en de filmbadge van TNO) is het typisch gesteld. Het zijn twee verschillende systemen en ze geven dan ook verschillende meetwaarden aan. Enigszins beschroomd merkt Abrahamse op dat afwijkingen tot 20% kunnen voorkomen. De PZEM gaat altijd af op de hoogste meting en dat is meestal die van de filmbadge. Stralingsdeskundige Abrahamse legt uit dat een opgelopen dosis van een werker aan zijn werkgever wordt gemeld. „Die is in principe verantwoordelijk voor zijn mensen. Hij moet voorkomen dat iemand boven de 5000 komt. Ter informatie van de werknemer geven we een paspoort. Dat heeft juridisch geen waarde". Er is een landelijke centrale dosisregistratie van TNO. Alle radiologische werkers worden in de computer gestopt, binnenkort ook die in ziekenhuizen, laboratoria en andere plaatsen waar met radioactiviteit omgegaan wordt. Daardoor is een landelijke controle mogelijk. Buitenlanders hebben een stralingspas, die over een periode van 5 jaar alle stralingsgegevens vermeldt. In EG-verband wordt de uitgifte van een Europees stralingspaspoort onderzocht, maar het kan nog wel even duren voor het zover is, moet Abrahamse toegeven. En helemaJl 'af is het systeem allerminst. Hoe zit het met Nederlanders die naast werk in de kerncentrale Borssele naar het Belgische kernenergiepark bij Doel trekken en daar eveneens aan de schoonmaak gaan? Abrahamse: „Doel heeft dezelfde plichten als wij. Ze doen ook alle controles, dat weten we. We hebben goede contacten met ze en wisselen gegevens uit. Maar als iemand bewust de zaak beduvelt, dan is daar geen controle op". Ir Banga erkent dat tijdens de wisselstops voor een belangrijk deel de tijdelijke werkers (van wie sommigen heel kort en anderen meerdere weken in actie komen) voor het stralingsgevoelige werk worden ingezet. Het wisselen van de elementen doen PZEM'ers. De gewone bemanning is daarnaast vooral met toezicht houden bezig. „En een deel van de eigen mensen hou je achter de hand voor onvoorziene, niet-geplande dingen". Volgens Banga lopen de medewerkers van de corveedienst en de stralingscontroledienst van de PZEM de meeste straling op. Abrahamse beklemtoont dat er geen desondanks geen alarm hoeft te worden geslagen. „De gemiddelde j aardosis van het PZEM-personeel ligt op ongeveer 500 millirem per persoon. Er zijn uitschieters naar beneden en boven. Tijdens de stop wordt 80 tot 90% van de jaardosis opgelopen. De computeruitdraai van TNO geeft van iedere werker een zogenaamde levensdosis. De hoeveelheden zijn tot nu toe niet alarmerend. Wel gaan we er bij een aantal lieden langzamerhand wat op letten".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 29