REACTIE OP PRONK EN PRUIKEN bhagwan verhuist naar de slegte roodkapje volkscultuur spionage mystiek johan pameijer louis burgers ZATERDAG 8 FEBRUARI 1986 William Hogarth, Eerste stadium van wreedheid PruiKen, hoepelrokken en de on beschrijflijke verwording van Versailles. Dat is het beeld dat vaak opkomt wanneer gesproken wordt over Frankrijk in de 18e eeuw. Het is het tijdperk van de Verlichting, gevolgd door de Romantiek en de Franse Revolutie van 1789. Deze clichés kloppen in grote lijnen en zijn tevens onnoemlijk ver van de werkelijkheid verwijderd. Want om hoepelrokken te dragen, boeken te schrijven of een revolutie te begin nen moet je een redelijk gevulde maag hebben. En zeker 85 procent van alle Fransen leefden 200 jaar geleden in bittere armoede. Grote delen van de bevolking, vooral op het platteland, moesten elke dag opnieuw strijd leveren tegen de hon ger. Dan is er geen tijd na te denken over politieke vernieuwingen. Zware belastingen en onderdrukking door kerk, staat en de 'patron' sloten een verbetering in de positie van deze onderlaag uit. De Amerikaanse historicus Robert Darnton heeft deze opvatting als uitgangspunt genomen voor een on derzoek naar de volkscultuur in het Frankrijk van twee eeuwen geleden. Zijn studie is zojuist in het Neder lands vertaald Robert Darnton, 'De grote kattenslachting andere epi soden uit de culturele geschiedenis van Frankrijk', uitgeverij Bert Bak ker, Amsterdam). De moordpartij op de katten uit de titel van het boek gebeurde om streeks 1740 rond een drukkerij in Parijs. Darnton legt uit - aan de hand van een verslag van een deel nemer - dat de slachting vooral symbolische betekenis had: de leer- lingdrukkers reageerden zo hun on vrede af over hun slechter worden de economische omstandigheden. De moord op de katten was een actie, gericht tegen de meester-druk- ker, die steeds minder drukker en steeds meer kapitalist werd, en zijn vrouw. De leerlingen en gezellen za gen in hun patron de oorzaak van de achteruitgang. Zij werden geholpen door de geschoolde arbeiders, wier positie werd bedreigd doordat de drukkers steeds vaker losarbeiders in dienst namen. Ook de vermindering van het aantal drukkerijen (ze fuseerden tot steeds grotere bedrijven) maakte dat de drukkersgezellen zich bedreigd voel den. Het aantal mogelijkheden om zelf meester-drukker te worden ver minderde immers. Darnton beargumenteert waarom juist katten, in die periode de gelief de huisdieren van veel drukkerij- eigenaren, het slachtoffer werden. De arbeiders konden de baas niet direct aapakken, en dus deden ze het via de dieren. In de dagen na de slachting in de Rue Saint Séverin spelen de arbei ders hun actie nog verscheidene ke ren na. Onder algemene hilariteit wordt dan ook het gejank geimiteerd van 'la grise', de lievelingskat van de vrouw van de baas. Dit beest was het eerste slachtoffer van de woede van de gezellen en leerlingen. Voor ons is dit alles weerzinwek kend. Hetgeen volgens Darnton dui delijk maakt hoe groot de afstand is geworden tussen de moderne mens en de arbeiders van 200 jaar geleden. Hij stelt vast dat het 'volk' - de 85 procent die weinig of niets bezaten - in wrede en genadeloze omstandig heden leefde. Het reageerde op over eenkomstige wijze. Hij komt tot deze stelling door de sprookjes van de 18e eeuw te verge lijken met de bij ons bekende versie. Ze waren meestal gruwelijk, vaak humoristisch op aardse, boerse wij ze. Ook winden ze er geen doekjes om waar het in het leven om gaat: eten, drinken, seks en een onge stoord leven. Wij herkennen veel van de sprook jes dfe boeren elkaar rond het haardvuur of in de schemering op het dorpsplein vertelden. Roodkap je, Assepoester, de Gelaarsde Kat worden ook nu nog veel gelezen en verteld. Maar bij de titel houdt elke overeenkomst op. Op het Franse platteland was er geen redding voor Roodkapje. De wolf 'doodde de Robert Darnton grootmoeder, goot haar bloed in een lies en sneed haar lichaam op een schaal in repen'. Het beest zette Roodkapje dit als voedsel voor, vroeg of ze bij hem in bed wilde komen en vrat het meisje op, na de bekende uitwisseling van vraag en antwoord. Punt, uit. Er zijn volgens Darnton voldoende aanwijzingen dat Charles Perrault (Moeder de Gans) en de gebroeders Grimm deze en vergelijkbare sprook jes. die de ronde deden op het Franse platteland, gebruikten als basis voor hun vertelsels. Daarom zijn het his torische documenten, die inzicht ge ven in de mentaliteit van het gewone volk. Wat wij nu onze kinderen voor het slapen gaan vertellen staat in geen verhouding tot de wereld van bruut en naakt geweld, van kannibalisme, sodomie, incest en verkrachting die de sprookjesvertellers van die tijd schilderden. De 'Kattenslachting' geeft daar een groot aantal voorbeel den van. Darnton, enkele dagen in Nederland ter gelegenheid van het verschijnen van zijn boek: „Ik heb geprobeerd mijn eigen kinderen enkele van de oorspronkelijke sprookjes voor te lezen. Maar dat ging niet, ze konden er niet van slapen omdat ze te gruwelijk zijn". „Dat is ook wel logisch, want de sprookjes waren bedoeld om in de 'veillée', de avondschemering, door de boeren uitgewisseld te worden". Kinderen kregen de verhalen wel te horen, omdat ze veel meer bij het volwassen leven betrokken werden, maar ze waren niet speciaal voor hen bestemd. ,,De scheiding tussen kin deren en volwassenen was in die tijd niet zo duidelijk als tegenwoordig. Kinderen werden ook gekleed als kleine volwassenen". „De sprookjes waren een reactie op de langzame verarming van de boe ren. In de achttiende eeuw groeide de bevolking op het platteland, waardoor de boeren moesten leven van steeds kleinere stukken land. Daardoor worden steeds meer men sen gedwongen als bedelaars of die ven rond te trekken en in de open lucht, in het struikgewas te over nachten". „Dat gevoel van onzekerheid vinden we terug in de sprookjes. De boeren voelden dat er iets moest verande ren, al wisten ze niet wat". Darnton wijst erop dat de vertellingen vaak uitmonden in een rolwisseling. Door list of bedrog weet een boerenzoon of een rondtrekkende bedelaar de 'Seigneur' de loef af te steken. Zo werd de arme sloeber vaak welva rend. In de sprookjes begint de boer, nadat de rollen zijn omgekeerd, met zijn maag vol te eten. Als hij een wens mag doen vraagt hij vaak om een welvoorziene dis voor de rest van zijn leven. Past daarna kiest hij voor de hand van de traditionele prinses. Deze pre-occupatie met voedsel maakt duidelijk dat een hongers nood nooit ver verwijderd was van een boerenerf. Uit deze vertelsels, maar ook uit het verhaal van de kattenslachting con cludeert Darnton dat de 18e eeuwse mens anders dacht dan zijn moderne nakomeling. Het aardige van het boek is dat Darnton ook kan aangeven dat deze volkscultuur gedurende de 18e eeuw langzaam plaats ging maken voor een nieuwe kijk op de wereld. Dat gebeurde onder invloed van de Ver lichting, die zich vanuit Parijs lang zaam eerst over de andere steden en daarna over het platteland ver spreidde. Hij vond in de Franse archieven bijvoorbeeld een beschrijving van het stadsleven van Montpellier, op getekend door een gezeten burger. Deze beschrijft een stadsprocessie waaraan alle groepen deelnemen, be halve de arbeiders en boeren. De schrijver blijkt net als wij nauwelijks meer wat te begrijpen van de diepere achtergronden van het optreden van boeren en arbeiders (zijn tijdgeno ten!). Ambachtslieden waren volgens deze Montpellieriaan agressief en geweld dadig. Ze waren vaak dronken en sloegen dan zonder redenen voorbij gangers in elkaar of sneden hun keel door. Wat deze gezeten burger door zijn gekleurde bril zag waren de uitingen van de traditionele arbei derscultuur. vermengd met angst voor het onbekende, aldus Darnton. Er was volgens hem een culturele kloof ontstaan tussen het gewone volk en de beschaafde kringen, zo interpreteert de historicus deze 'Des cription de la ville de Montpellier' uit 1768. Dit thema komt ook terug in het deel van het boek waarin Darnton aan de hand van een groot aantal brieven van een koopman uit La Rochelle. Jean Ranson. de invloed van Rous seau en de Verlichting op diens leven analyseert. De bourgeois Ranson dweepte met Rousseau. Zijn kinderen moesten in de geest van Rousseau worden opge voed, waarbij hij - en dat is nieuw - pedagogische werken raadpleegde. Als zovele andere Fransen voelde Ranson zich direct betrokken bij de geschiedenis van 'La nouvelle Héloi- se', een voor twintigste eeuwers on leesbaar boek. Maar de emotionele reactie herkennen we wel: denk maar aan de moderne reactie op films als 'Gejaagd door de wind' of 'West side Story' of bestsellers als 'Love story'. Darnton wil niet concluderen dat uit deze sociale ontwikkelingen au tomatisch de Franse revolutie moest voortkomen. Wel stelt hij vast dat rond het midden van de eeuw langzaam een gevoel ontstaat dat de Staat in gevaar verkeert. Ook daarvoor heeft hij in de archie ven een voorbeeld gevonden, een inspecteur van politie die tot taak had schrijvers te bespioneren. Nauw gezet noteerde deze naam en woon plaats van ruim 500 schrijvers, met een korte karakteristiek van hun werk, en door wie ze beschermd werden. Inspecteur Joseph d'Hémery consta teert in zijn rapporten, daterend uit rond 1750, dat de schrijvers met hun pamfletten en schotschriften dat de smaadschriften de staat beginnen te ondermijnen. Ook bij d'Héemery groeit een gevoel van gevaar, rudi mentair misschien, maar wel duide lijk aanwezig. „Want wat betekenen op dat mo ment al mensen als Diderot en Rous seau. Toch omschrijft de inspecteur ze als 'gevaarijk'. Hij heeft Diderot een jaar in de Bastille opgesloten en Rousseau langdurig gewaar schuwd'. Darnton: „Dat is opmerkelijk, want in die tijd dacht nog niemand aan een revolutie of politieke omwente ling. Daarvan bestonden geen voor beelden. Pas na 1789 zocht men overal een revolutie achter". Van Darnton is in Nederland verder verschenen: 'De literaire onderwe reld tijdens het Ancient Régime' Bert Bakker, 1984). Hij heeft verder geschreven: 'Mesmerism and the end of Enlightenment in France' en 'The business of Enlightenment. A publis hing history of the Encyclopédie'. Grote gaten gapen in het magazijn van uitgeverij Ankh-Hermes. Twintigduizend Bhagwan-boeken (elf titels) zijn verbannen naar De Slegte. Daar liggen ze te koop voor een prik, voor wie ze nog hebben wil. Voor Paul Kluwer heeft Bhagwan Shree Rajneesj afgedaan. „Hij is hoog gestegen, maar heel diep gevallen", zegt Kluwer nu. „Na die uitspraken, waarin hij met Jezus en moeder Theresa de vloer aanveegde en Hitier omhoog stak, vielde ik mij diep gekwetst. Ik had al die boeken in de papiermolen kunnen stoppen. Maar dat doe je alleen als je erg boos bent. Verkopen aan De Slegte was een elegantere oplossing". En Paul Kluwer was boos. Dat lijkt wat te zeggen. De zeer lange, baardige uitgever, straalt eerder warme goedmoedigheid uit. Een sfeer, die is terug te vinden in de gerieflijke kantoren met de duizenden boeken. „Het is een financiële strop. Ik schat de schade op ruim een ton. Maar ik distancieer mij van hem, omdat ik in geen geval de indruk wil wekken dat ik met zijn uitspraken instem". Destijds was Paul Kluwer door Mae Kortenhorst, de latere Ma Prem Arup, secretaresse van de Bhagwan, op hem opmerkzaam gemaakt. „Bij haar heb ik nog een cursus gedaan over enlightment intensive. Zij was al naar Poona geweest en heel enthousiast teruggekomen. Later kreeg ik ook nog van een journaliste van de* Nieuwe Linie positieve informatie. Een inspirerende nieuwe stroming. Dat komt van alle kanten op je af. Datwordtzo dwingend, dat je je haast verplicht voelt om iets van die man uit te geven. Dat eerste boek 'Tantra' heeft een derde druk gehaald. Het liep nog steeds goed. Het opende de ogen. Bhagwan had zeker wat te zeggen. Dat bleek uit op zich belangrijke boeken. Het Oranje medidatieboekje was echt verfrissend. Niet zitten en zwijmelen, maar lopend, zelfs lachend kon je mediteren, ook in het dagelijks leven. Twee jaar geleden echter zei ik al tegen Amrita (Jan Foudraine), dat een groot deel van de Bhagwan-boeken zo langzaam ging, dat het commercieel niet interessant meer was. Toen Bhagwan een jaar geleden weer ging spreken en met zulke negatieve uitspraken in de publiciteit kwam, was het voor mij afgelopen. Je kunt het verdedigen door te zeggen: misschien wil hij de mensen wakker schudden, maar daar waren zijn stellingen toch te negatief voor. Toen nam ik het besluit om zijn boeken weg te doen. En dan te bedenken, dat ik eens erg nieuwsgierig ben geweest om Bhagwan persoonlijk te ontmoeten. Maar ik was altijd beducht om zelfs sannyasin te worden en in het oranje met een mala om mijn nek rond te stappen. Als uitgever wil ik zo breed mogelijk georiënteerd blijven en niet het etiket van een of andere beweging opgeplakt krijgen". Paul Kluwer kreeg de mystiek met de paplepel naar binnen. „Mijn vader begon al in de jaren twintig met boeken van inayat Khan, ir. Blok, de Bhagawas Gita en andere oosterse klassieken uit te geven. In zijn studententijd was hij met theosofen en soefi's in aanraking gekomen. In 1949 wilde hij 'Magiërs en zieners' van Maurice Magre uitgeven. Dat gaf ruzie binnen de uitgeverij. Toen heeft mijn vader gezegd: dan doe ik het onder mijn eigen naam, N. Kluwer. Toen is ook het vignet Ankh-teken ontstaan. Zijn initialen NK zitten de Ankh, en Hermes is de bode der goden. Ikzelf werd in 1963 directeur, maar ik werkte al veel langer bij het Kluwer-concern, waar ik me bezig hield met technische boeken. Toch lag mijn hart bij de mystiek". „Ik denk dat het mijn opdracht is om juist dat soort boeken uit te geven. Ik heb het idee dat we naar een steeds grotere spirituele openheid toegroeien. Daar wil ik zoveel mogelijk materiaal voor aandragen en op de breedst mogelijke voet". „Je ziet ook een verschuiving optreden. In de jaren zestig was men geïnteresseerd in de traditionele godsdiensten. Langzamerhand zijn de zogenaamde doe-boeken populairder geworden, op allerlei gebied: geneeskunst, mystiek, spiritualiteit, meditatie, yoga". „In die tijd hebben we ook de stroming Von Daniken gehad met zijn 'Waren de goden kosmonauten', dat in 1969 verscheen. Er trad toen een doorbraak in het denken op, die parallel liep met de lancering van de Apollo 11. Men wilde uitbreken vanaf de beperkende aarde. Men stelde zich vragen of andere planeten bewoond zijn. Doordat alle kranten over ruimtevaart schreven en er van de NASA weinig stof kwam, ging men ook over Von Daniken schrijven. Kort daarna kwamen ook mijn eerste Ufo-boeken. Het kwam op je toe als uitgever". De waarde van dit soort stromingen is, dat het denken wordt geprikkeld en verruimd. We gaan ons kleine wereldje wat relatiever zien. Von Daniken is later heel materialistisch geworden. Zijn boek 'Verschijningen' heb ik niet meer willen uitgeven, omdat hij over parapsychologie ging schrijven, waar hij geen verstand van had. Maar ai dit soort boeken heeft aanzet gegeven tot geestverruiming. Je probeert iets bij te dragen tot een leefbaarder wereld. Dat is verweven met je eigen instelling. Je bent niet alleen maar zakenman, je bent ook idealist". „Je ontmoet veel mensen die dat ook zijn. Per jaar komen hier tweehonderd manuscripten binnen. Tachtig procent wordt daarvan afgewezen. We hebben beperkte mogelijkheden. Ik kan vijftig boeken per jaar uitgeven. Dat moet goed en eerlijk verdeeld worden. De helft van onze uitgaven is vertaald uit het buitenland. Vaak krijgen we tips. We bezoeken de Buchmesse, de Bookfair, snuffelen in buitenlandse catalogi. Agenten bieden boeken aan in mijn genre. In Nederland hebben we een aantal vaste relaties, zoals Paul van Dijk, Pieter Langedijk en Jaap Huibers, die ook wel in opdracht schrijven. We kunnen niet alles uitgeven wat wij willen. Maar we doen het zo verantwoord mogelijk". „Bestsellers komen bij ons praktisch niet voor. Behalve Von Daniken heb je een aantal boeken, dat meerdere drukken van 3000 tot 5000 exemplaren per jaar haalt. 'De zin van het ziek zijn' is aan zijn vierde druk toe. Dat is een goedlopend boek. De mensen willen achter het ziek-zijn kijken". „Reacties van lezers krijgen we niet zoveel. Alleen auteurs als Langedijk, Huibers en Moolenburgh krijgen reacties. Vooral dokter Moolenburgh heeft met zijn boek over engelen veel teweeg gebracht. Er is een doorlopende stroom van reacties van mensen, die nu met hun eigen ervaringen ergens heen kunnen. Ze worden serieus genomen". „Als uitgever heb je het idee, dat je mensen helpt om naar grotere geestelijke vrijheid toe te groeien. Daarom ben ik een groot bewonderaar van Krisha-murti. Hij is voor mij een van de grootste figuren van deze tijd en zelfs uit de hele wereldgeschiedenis". Paul Kluwer

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 23