ZORGEN OM BEHOUD OPLEIDING ZEELAND Yieerwaarts inleveren studenten tijd VRIJDAG 24 JANUARI 1986 Het is soms een beetje moeilijk te volgen. Werkgeversorganisaties die aandringen op een fijnere afstemming van het onderwijs op de arbeidsmarkt kunnen rekenen op flinke bijval van de rijksoverheid. Want betere scholing is een probaat middel om de werkloosheid te bestrijden. Maar aan de andere kant brengt die zelfde rijksoverheid de kwaliteit van de scholing in gevaar door een ontmoedigingsbeleid te voeren voor de lerarenopleidingen. De studiekosten voor deze opleidingen gaan omhoog, door de verlaging van de onderwijssalarissen is een baan als leraar financieel niet erg aantrekkelijk en door de terugloop van het aantal leerlingen zijn de vooruitzichten op werk in het onderwijs niet echt gunstig. Een ontwikkeling die menige schooldirecteur met zorg en onbegrip vervult. Vooral in het beroepsonderwijs, want daar blijkt het nogal eens moeilijk te zijn om voor de beroepsgerichte vakken leraren te vinden. Verreweg de meesten van die leraren komen sinds jaar en dag van de deeltijd opleidingen van het Nederlands Genootschap tot Opleiding van Leraren in het Beroepsonderwijs (NGOLB). De cursussen worden voornamelijk gevolgd door studenten die een baan in het bedrijfsleven hebben en leraar willen worden. Tot aan het eind van de jaren 70 was in Goes een zelfstandige avondschool van het NGOLB gevestigd. Een vermindering van het aantal cursisten vormde de aanleiding om het werkterrein door middel van een dependance in Bergen op Zoom naar West-Brabant uit te breiden. Het gevolg daarvan was dat Zeeuwse studenten voor een aantal vakken niet langer in Goes terecht kon. Ondanks deze vergroting van het werkgebied bleef het aantal cursisten na een korte opleving afnemen. Mede onder invloed van de plannen van minister drs W. J. Deetman om te komen tot herstructurering en schaalvergroting in het hoger beroepsonderwijs fuseerde de NGOLB-school Goes/Bergen op Zoom met die in Rotterdam. Beide vormen sinds het begin van het schooljaar 1985/85 het NGOLB-regio-instituut Rotterdam/Goes met de lesplaatsen Rotterdam, Gouda, Delft, Goes en Bergen op Zoom. Deze samensmelting heeft de terugloop van het aantal Zeeuwse studenten niet tot staan kunnen brengen. Telde de school omstreeks 1975 nog meer dan 300 cursisten uit deze provincie, bij de fusie met de jschool in Rotterdam waren er 250 Zeeuwse en Westbrabantse [studenten. Inmiddels zijn er nog 100 over. Dat heeft als [consequentie dat een aantal lessen wegens het ontbreken |van voldoende deelnemers niet meer in Goes of in Bergen op |Zoom wordt gegeven, maar in Rotterdam. De lange reistijden |daarheen bevorderen de aanmelding van nieuwe [cursisten niet. Bij velen in het beroepsonderwijs bestaat de |vrees dat de lessen in Goes op 'en duur helemaal zullen orden beëindigd omdat er te einig deelnemers voor zijn. Directeur ir A. L. Smit van het |NGOLB-instituut Rotterdam/Goes (hij was laauvankelijk schoolleider van |de zelfstandige vestiging in |Goes) is zich ervan bewust dat nede door deze ontwikkeling ieen neerwaartse spiraal in Bang is gezet. Hij hoopt dat de bodem ervan zo j langzamerhand is bereikt. Toch |is het zijn stellige overtuiging ^dat de fusie met de Rotterdamse school de redding Ijs voor de NGOLB-opleidingen |in Goes. I.Het ministerie van onderwijs Ten wetenschappen kijkt naar de gemiddelde groepsgrootte, dankzij het feit dat we in Rotterdam groepen hebben met ^0 a 25 studenten kunnen we in joes extreem kleine groepjes praaiend houden", zegt hij. poms is het bijna individueel Pnderwijs". De eis die het ministerie aan de gemiddelde groepsgrootte stelt bedraagt |29Emomenteel 16 deelnemers. Nolgend schooljaar komt die eis Jager te liggen. Dit betekent dat mieer leraarlessen beschikbaar billen zijn. Smit verwacht dat het NGOLB daardoor langer in staat zal zijn het deel van de opleidingen in Goes vol te houden. Het NGOLB organiseert deeltijd opleidingen tot derde-graads leraar bouwtechniek, elektrotechniek, mechanische techniek, motorvoertuigentechniek, installatietechniek, consumptieve techniek en grafische techniek (de beide laatste overigens alleen in Amsterdam). Verder zijn er opleidingen tot leraar wiskunde en natuurkunde alsmede een cursus voor het pedagogisch getuigschrift. Studenten die geen opleiding hebben op het niveau van het middelbaar technisch onderwijs doen eerst een voorbereidend jaar. foto: lex de meester hoe verder van goes hoe slechter de les... Op het ogenblik ziet de arbeidsmarkt voor leraren in het beroepsonderwijs er gunstig uit. Aan leraren elektrotechniek bestaat zelfs een duidelijk tekort. Nogal wat studenten staan tijdens hun opleiding al voor de klas, onbevoegd weliswaar. Bij de diploma-uitreikingen de afgelopen jaren bleken twee van de drie geslaagden al enige ervaring als leraar te hebben. Door de vermindering van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs is het werkgelegenheidsperspectief op langere termijn evenwel minder gunstig. Dat is de reden voor - Smit om de werving van nieuwe studenten op bescheiden voet te houden. „Als ik het korte-termijn verhaal zou vertellen, dan zou ik zeggen: kom maar leren, want er is werk genoeg te vinden in het onderwijs. Op die manier zou ik meer studenten krijgen, meer leraren en meer geld", aldus de directeur van het NGOLB-regio-instituut. „Maar ik vind dat ik eerlijk moet blijven en ook op de wat verdere toekomst moet wijzen. En het gevolg daarvan is inderdaad dat de opleiding in Zeeland bedreigd blijft". Directeuren van scholen die een deel van hun leraren plegen te betrekken uit de NGOLB-opleidingen zijn van mening dat Smit de werkgelegenheid in het beroepsonderwijs te somber ziet. Ze vrezen een veroudering van de leraren in de beroepsgerichte vakken. J. Kingma, directeur van de scholengemeenschap voor lager- en middelbaar beroepsonderwijs De Wellinge in Middelburg, vertelt dat vacatures op zijn school tot voor kort probleemloos konden worden vervuld. Momenteel zoekt hij evenwel een leraar mechanische techniek ter vervanging van een zieke collega. Kingma: „Maar ik krijg 'm maar niet te pakken. Ik wil graag een bekwaam iemand hebben en als ie dan ook nog bevoegd is dan is dat mooi meegenomen". De directeur van De Wellinge houdt er rekening mee dat hij in de toekomst vaker voor dit soort situaties komt te staan. Naar zijn mening versluiert het teruglopende aantal leerlingen in het beroepsonderwijs het probleem van het lerarentekort. H. van der Vinne van de scholengemeenschap voor lager beroepsonderwijs Groot-Stelle in Goes is het wel met NGOLB-directeur Smit eens dat op grond van de prognoses voor het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs op termijn eerder een overschot dan een tekort aan leraren voor het beroepsonderwijs mag worden verwacht. Maar hij maakt zich evenals vele collega-directeuren bezorgd over de toekomstige instroom van nieuwe leraren voor de beroepsgerichte achtergrond met praktijkervaring in het vak dat ze geven. Van der Vinne: „Want mensen moet toch echt wel heel graag leraar willen worden die nu nog aan zo'n opleiding beginnen, moeten toch wel heel graag leraar willen worden. Door de ingrepen in de onderwijssalarissen valt in het bedrijfsleven in veel gevallen meer te verdienen. Bovendien is tegenwoordig sprake van een onrustige situatie in het onderwijs. Zeker in het lager beroepsonderwijs kom je als leraar niet de meest gemotiveerde leerlingen tegen. En het beroep van leraar is zijn maatschappelijke aanzien kwijt geraakt". De opmerking van Van der Vinne over de matige honorering van leraren is zijn collega's uit het hart gegrepen. „Niemand wil toch inleveren om leraar te mogen worden", aldus P. Backe, adjunct-directeur van scholengemeenschap De Vaart in Terneuzen. „Degenen die dan toch aan de deeltijd opleiding beginnen zijn idealisten. Zelfben ik op eën dagschool voor het onderwijs opgeleid. Ik neem dan ook mijn petje af voor mensen die zich zoveel moeite getroosten om voor de klas te kunnen staan". Directeur T. H. de Bakker van de technische school in Oostburg is van oordeel dat de minister van onderwijs en wetenschappen er uiteindelijk niet aan zal ontkomen om het beroepsonderwijs een financiële injectie te geven, gezien het belang dat wordt gehecht aan een betere afstemming ervan op de arbeidsmarkt. „Een van de veranderingen die in dit verband noodzakelijk zijn is vermindering van de werkdruk, die door de bezuinigingen vrij groot is geworden", aldus De Bakker. B. Buijs van de Streekschool voor beroepsbegeleidend onderwijs in Middelburg ziet ook het in het algemeen niet gunstige werkgelegenheidspersperctief in het onderwijs en de matige honorering als de oorzaken waarom het aanbod van leraren met ervaring in het vak waarin ze lesgeven tegenwoordig niet zo groot is. Hij vertelt voor zijn school een sterke voorkeur te hebben voor leraren die uit de praktijk komen en de deeltijd cursus van het NGOLB hebben gevolgd. Buijs: „Wij zijn als streekschool zelf een deeltijd opleiding. Dan is het zonder meer uitstekend leraren te hebben die goed weten hoe het er in het bedrijfsleven aan toe gaat. Wat dat betreft zou ik het liefst leraren aanstellen die een halve baan in een bedrijf hebben en een halve bij ons op school". HetlD0 kost de Streekschool evenwel steeds meer moeite leraren te vinden die net uit het bedrijfsleven zijn gekomen. Dat geldt vooral voor de technische beroepen. En dan de studenten aan de lerarenopleiding. Eric Janse 21uit Hoofdplaat, Piet Schoonen (35) uit Bergen op Zoom en Ferdi Kreys (33) uit Goes volgen in een van de gebouwen van de scholengemeenschap Groot-Stelle in Goes de voorbereidende opleiding. Die duurt een jaar. Het vakkenpakket bestaat onder meer uit wiskunde, natuurkunde en Engels. Daarmee worden ze ongeveer op hetzelfde niveau gebracht als iemand die mts als vooropleiding heeft. De timmerman Janse heeft zich voor de opleiding aangemeld omdat hij het 's winters in de bouw nogal koud vindt. Dan zit hij liever binnen. Bovendien heeft hij last van zijn knieën en dat is in zijn huidige beroep een tamelijk ongerief. Schoonen is automonteur en doet de opleiding, zo vertelt hij enthousiast, omdat hij zijn kennis van het vak graag op jongeren wil overbrengen. De elektrotechnicus Kreys wil zich vooral verder in zijn vak bekwamen. Drie avonden in de week gaan ze naar school. De Zeeuwsvlaming Janse is evenveel keren van vijf uur 's middags tot kwart voor elf 's avonds van huis. Met de ongeveer tien uur per week die in het huiswerk moet worden gestoken, blijft alles bij elkaar weinig vrije tijd over. Televisie kijken is er dan ook niet meer bij, sport beoefenen gaat mondjesmaat en verjaardagsvisites worden nog maar zelden afgelegd. „Als je gezin er niet achter staat, dan kun je het wel vergeten", is de algemene opvatting van vijf aankomende leraren elektrotechniek die aan het laatste jaar van hun opleiding bezig zijn. Van dit groepje is René de Punder (35) uit Kwadendamme de enige die - onbevoegd - al voor de klas staat. „Ik heb eigenlijk altijd al leraar willen worden", verklaart hij. „Dat leek me heel leuk. Maar nu ik voor de klas sta, valt het soms toch wel wat tegen. Er zijn nogal wat leerlingen die weinig enthousiasme hebben en slecht gemotiveerd zijn". Zijn medestudenten aarzelen nog in het onderwijs te stappen. De meesten van hen hebben een goede baan en voelen er niet veel voor die te verruilen voor een aanstelling als leraar met het risico bij een teruglopend aantal leerlingen ontslag te krijgen. Trouwens, daar wijst de 29-jarige Roosendaler Anton Krom op, de deelname aan de lerarenopleiding betekent voor menigeen vaak verbetering van zijn vooruitzichten in zijn eigen baan. Veel bedrijven laten medewerkers met het doorzettingsvermogen om zo'n pittige opleiding te volgen liever niet vertrekken en belonen dergelijke inspanningen daarom met een promotie. Sinds de fusie met de school In Rotterdam moeten de studenten een deel van de opleiding in de Maasstad volgen. Daarover zijn ze duidelijk: „Hoe verder van Goes, hoe slechter de lessen". De grote hoeveelheid tijd die in de opleiding gaat zitten is er een van de oorzaken van dat nogal wat deelnemers afhaken. René de Punder, die de opleiding 'onmenselijk zwaar' noemt, vertelt dat hij als enige is overgebleven van een eerste-jaars klas van 28 man. Directeur Smit: „Vroeger was in de eerste twee jaar een kwart uitgevallen. Tegenwoordig is dat minder. De mensen die er nu aan beginnen zijn beter gemotiveerd en in de voorlichting over de opleiding proberen we goed duidelijk te maken hoe moeilijk het kan zijn om naast een gewone baan nog eens zo'n cursus te volgen". Een belangrijke stimulans om de opleiding te voltooien blijkt de sfeer in de groep te zijn. De deelnemers helpen elkaar over dode punten heen sommigen studeren samen. Piet Jongenelen uit Roosendaal (36, inmiddels onbevoegd leraar bouwtechniek): „Ik ben begonnen met de voorbereidende cursus. Dat was een zeer gemotiveerde groep. Bijna iedereen ging door. En als je dan eenmaal een paar jaar bezig bent, dan wil je de opleiding afmaken ook. Maar als ik nu terugkijk, dan weet ik niet of ik het weer over zou doen. M'n vrouw en m'n kinderen hebben toch wel veel gemist" Drs J. P. A. Neve van het Samenwerkingsverband voor keuzebegeleiding en onderwijs-arbeidscontacten (kortaf SKOA) in Goes is verontrust over de neerwaartse spiraal waarin de lerarenopleiding van het NGOLB zich bevindt. Een van de doelstellingen van het SKOA is de kwaliteit van het onderwijs naar het arbeidsveld toe te blijven bevorderen. „Dat is een beetje met de kraan open dweilen als je ziet dat het aantal Zeeuwse deelnemers aan de opleiding steeds minder wordt", aldus Neve. „Want ook al is er minder behoefte aan leraren voor het beroepsonderwijs, je zult toch altijd voor vers bloed moeten zorgen. Mensen met veel ervaring in hun vak blijf je nodig hebben als je goed opgeleide leerlingen de arbeidsmarkt op wil laten gaan". De SKOA-medewerker vindt dat de spiraal koste wat het kost moet worden doorbroken. Concentratie van de NGOLB-opleidingen leidt tot grotere reisafstanden voor de cursisten met als gevolg dat geringe aantallen zich aanmelden. Dat maakt weer een nieuwe concentratie nodig enzovoort. Ir Smit beaamt dat met de vorming van het regio-instituut Rotterdam/Goes twee jaar geleden niet de zozeer gewenste rust binnen de lerarenopleiding voor het beroepsonderwijs heeft gebracht. Het instituut telt thans 700 studenten en dat is nog steeds veel te weinig volgens de normen die minister Deetman aan instellingen voor hoger beroepsonderwijs stelt. In het NGOLB wordt nu een interne discussie gevoerd over de maatregelen die verder zullen moeten worden getroffen. Er liggen twee mogelijkheden: de vijf regio-instituten van het genootschap kunnen verder fuseren tot één landelijk instituut of de vijf sluiten aan bij evenzoveel plaatselijke of regionale hbo-verbanden. Deze laatste mogelijkheid geniet volgens Smit, de directeuren van de scholen voor beroepsonderwijs en het SKOA verre de voorkeur. BEN JANSEN

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 53