INFORMATICA ONDERWIJS practicum experiment' centjes burger basiscursus interesse VRIJDAG 24 JANUARI 1986 De grens ligt ongeveer bij 25 jaar. Voor de meeste mensen boven deze leeftijd is de computer een apparaat vol geheimen en informatica een toverwoord. Jongeren krijgen er op school echter volop mee te maken. Kinderen van amper zes jaar hebben vaak al geen problemen meer met het rekentuig. Geroutineerd bespelen ze de toetsen en in een fluks tempo hanteren ze de machinetaal om met het apparaat te communiceren. In warenhuizen zijn de kinderen niet weg te slaan van de demonstratiecomputers. Duizenden ouders schaffen een home-computer aan voor hun kinderen, want bij vriendjes en vriendinnetjes staat ook al zo'n apparaat in huis. In eerste instantie blijft het bij spelletjes, niet veel later zijn termen als 'run', 'goto' en 'poke' ook geen geheim meer voor deze toekomstige programmeurs. Het overgrote deel van de scholen in Nederland beschikt inmiddels over één of meerdere computers. Leraren verzuchten wel eens dat sommige leerlingen, de fanatiekelingen, verder zijn op het gebied van informatica dan zijzelf. De opmars van de computer en informatica in het onderwijs kent geen grenzen. Hoe ver zijn de scholen in Zeeland op het gebied van informatica? Nog voor de zomervakantie werd de openbare basisschool in Wemeldinge verblijd met een BBC-computer. Prijs: zevenduizend gulden. De leerlingen worden nu vertrouwd gemaakt met de apparatuur. Dat is het belangrijkste doel van de invoering. Daarnaast moet de computer zijn diensten bewijzen voor kinderen die het tempo van de groep niet kunnen bijhouden. Die leerlingen kunnen dan met de computer speciale herhalingsoefeningen uitwerken, terwijl deleraar zich met de rest van de groep bezighoudt. Maar zover is het nog niet in Wemeldinge. Directeur J. P. Eversdijk verwacht dat de gehele invoering van de computer na pasen voltooid is. „We hebben eerst alles grondig bekeken. Eén leerkracht is ingewerkt, maar 't liefst zie ik dat alle leerkrachten kunnen omgaan met de computer". De basisschooldirecteur meent dat de computer niet mag worden beschouwd als het ei van Columbus. Echt tevreden over de elektronische machine is hij nog lang niet. Volgens hem moet nog een aantal belangrijke problemen worden opgelost. Zo ontbreekt naar zijn mening structuur in de hardware (apparatuur) en de software (programma's). Eversdijk: „De scholen werken met verschillende soorten hardware en software. Programma's zijn dus niet uitwisselbaar. Daarnaast is de educatieve software minimaal aanwezig. Ze is duur en de kwaliteit is niet om over naar huis te schrijven. De toepassing van computers in het onderwijs staat echt nog in de kinderschoenen". Hij is van oordeel dat de invoering van de computer pas is geslaagd als acht van de tien scholen over hetzelfde merk beschikken. Hij pleit dan ook voor ministeriële richtlijnen. Tegelijkertijd tekent hij aan dat het ministerie van onderwijs kampt met de steeds snellere ontwikkelingen op het gebied van informatica. Voor de kinderen zullen de hoofdbrekens van hun leraar allemaal een zorg zijn. Het enthousiasme voor de computer bij de leerlingen is groot. Ze zijn teleurgesteld, omdat ze slechts een beperkt aantal uren achter de toetsen kunnen zitten. De stereotiepe reacties van de scholieren op de vraag hoe het is om met een computer te werken is steevast 'leuk, vooral de spelletjes'. De 12-jarige Benjamin Tissink zegt met meer plezier naar school te gaan sinds de computer zijn intrede deed. Twee weken geleden kocht hij de computer van zijn broer die een nieuwe aanschafte met een groter geheugen. ■Maar die van mijn broer reageert anders dan die op school". De 10-jarige Ad Moelker vindt het jammer dat de computer niet de hele dag in de klas staat. „Ik ken jongens die soms een hele dag computerles krijgen. Mijn vader heeft thuis ook een computer, dus als ik later de zaak van hem overneem, dan moet ik het ook kunnen". In het basisonderwijs blijft het bij een kennismaking met de toetsen, het beeldscherm, de cassetterecorder en de floppy's 'schijven). Het echte programmeren is voorlopig voorbehouden aan leerlingen in het voortgezet onderwijs. De eerste computers op de mts in Vlissingen kwamen ongeveer zes jaar geleden het gebouw binnen. Alle leerlingen krijgen in het eerste jaar al computerkunde, op de mts aangeduid als practicum/wiskunde. „De leerlingen leren hoe een programma in elkaar zit en hoe ze de computer als toepassingsapparaat kunnen gebruiken", vertelt directeur M. A. P. Verhoeven. „Allerlei berekeningen werden vroeger met de hand uitgevoerd. Nu gebeurt dat met de computer. Daarbij is het van belang dat de leerlingen kunnen omgaan met de invoer van gegevens. Hetzelfde geldt voor simulatieproeven. Met behulp van een computer kun je in plaats van oefeningetjes maken heel snel de effecten zien als je slechts een paar gegevens verandert. De computer is gewoon een hulpmiddel op elk vakgebied". Bovendien worden met behulp van de computer programma's gemaakt voor aansturing van bijvoorbeeld een freesmachine. In een lokaal van de mts zijn op het moment van het gesprek ongeveer vijftien leerlingen van de tweede klas elektro-techniek bezig met het maken van een schakelverbinding. Vantevoren is een schema op papier gezet, waarna later de gegevens worden ingevoerd. Voordeel van deze manier van werken is de snelheid, de nauwkeurigheid en het gemak. De mts kreeg vlak voor de jaarwisseling toestemming van het ministerie van onderwijs om een centrum voor informatietechnologie te vestigen in een dependance van de school. Het centrum zal cursussen informatica verzorgen voor leerlingen die na het lbo, mavo of havo nog een keuze moeten maken. Met pasen moet de eerste 2,5 jaar durende opleiding beginnen. Na twee jaar theorie wordt de opleiding informatica min of meer afgesloten met een stage in het bedrijfsleven. Docent natuurkunde ir A. P. de Buck gaat het centrum coördineren. „Binnen het middelbaar technisch onderwijs wordt de informatietechnologie steeds belangrijker", zegt hij. „Er is een grote behoefte aan techneuten die tijdens hun opleiding een goede kennis hebben gekregen van informatica, werktuigbouw met CAD/C AM (ontwerpen en vervaardigen met behulp van een computer) of lasrobots". Overigens is de bedoeling om in het middelbaar technisch onderwijs als keuzevak informatietechnologie in te voe ren. „Experimenteren is tijdens computerkunde tot op zekere hoogte toegestaan, maar spelletjes zijn uit den boze", vertelt de 20-jarige Robbert de Hond uit Vlissingen. „Een computer doet precies wat je hem vraagt. De mensen hikken tegen zo'n apparaat aan, maar ermee omgaan is helemaal niet moeilijk. Je moet er wel goed bij nadenken". De 16-jarige Rob Houtepen uit Middelburg maakte al op de mavo kennis met de zin en onzin van de computer. Al spelende werd hij zo vertrouwd gemaakt met de computer. Hij is zeker van plan door te gaan in de informatica. „Die kennis heb je nodig, wantje wordt ermee doodgesmeten. Iedere keer ontdek je iets nieuws, de mogelijkheden van de computer zijn ontuitputtelijk". De 19-jarige Frank Meyer uit Vlissingen betreurt het dat de mogelijkheden op de mts ontbreken om zelf het doen en laten van de computer uit te testen. Hij vertelt dat een groot aantal scholieren die elektronica op de mts kiezen zelf een computer hebben: „Je merkt datje veel verder bent dan degenen die er geen hebben. Op school is het eigen initiatief beperkt. Als ik bepaalde commando's al ken of een programma te omslachtig vindt, dan mag ik die kennis niet gebruiken". De invoering van de computer in het onderwijs verloopt zachtjes gezegd nogal chaotisch. Veel scholen kopen met eigen financiële middelen computers om niet achter te raken op het gebied van informatica. In 1984 zette de overheid het licht op groen voor het informatica-stimuleringsplan (INSP) om de burger vertrouwd te maken met de computer. Het ministerie van onderwijs stelde 1,7 miljard gulden beschikbaar voor onderwijs, onderzoek, bedrijfsleven en overheid. Het onderwijs krijgt daarom 300 miljoen gulden uitgetrokken. Volgens veel docenten is dit initiatief van de overheid te laat gekomen. Op scholen voor voortgezet onderwijs in Zeeland wordt inmiddels gewerkt met diverse merken computers. De ene school werkt met de Commodore 64, de ander zweert bij de BBC. In de ene school krijgen de leerlingen van de brugklas al les in informatica, in een andere begint computerkunde pas in de bovenbouw. De scholengemeenschap voor lbo Groot-Stelle in Goes besloot na overleg met het Nederlands Instituut voor Audiovisuele Middelen 12 BBC-B computers aan te schaffen. Na zeer uitvoerige discussies, wel te verstaan. Het ministerie betaalde immers niets, er moest een beroep worden gedaan op de portemonnee van de ouders. Voldoende reden voor directeur H. van der Vinne om zich negatief uit te laten over het ministerie. „De rijksoverheid heeft schandelijk gefaald ten aanzien van het inventarisbeleid wat betreft informatica. We lopen fors achter op het buitenland, maar laten we hopen dat die achterstand ingehaald kan worden. Gelukkig hebben de schoolbesturen zelf ingezien dat het fout ging met als gevolg dat er flink geld werd ingepompt. Er is gewoon roofbouw gepleegd op dereserve". Alle leerlingen van Groot-Stelle krijgen één keer in de drie weken een uur burgerinformatica. Op een totaal van tachtig klassen en met slechts éém computerlokaal is dat het maximale wat gerealiseerd kan worden. In de examenklas van het lager economisch en administratief onderwijs (leao) krijgen de scholieren het dubbele aantal uren. Als de school alle leerlingen elke week een uur les wil geven in burgerinformatica dan moet Groot-Stelle minstens drie computerlokalen hebben. In de dependance van de scholengemeenschap zitten twaalf leerlingen uit de brugklas achter de computers. Op het scherm staan voor een leek onbekende termen als 'run', 'for', 'end' en 'tab'. De leerlingen tikken naam, adres, woonplaats en telefoonnummer in en geven vervolgens het commando 'run'. Op het beeldscherm verdwijnen alle opdrachten. Wat overblijft is een keurig adreskaartje. De 13-jarige Martin Bakker uit Biezelinge zit gespannen achter het toetsenbord. „Leuk", is zijn antwoord op de vraag of de computer bevalt. Verder heeft hij geen tijd, want de docent is alweer met een nieuw probleem bezig. In het gezin van de 12-jarige Sabine Penning uit Wemeldinge staat ook een computer. Niet zonder resultaat, zo blijkt. Met meer routine dan de andere leerlingen weet ze om te gaan met de toetsen. Het enige dat ze kwijt wil is dat ze 'best het nut inziet van de computer'. Docent natuurkunde en tevens adjunct-directeur B. Westhuis is de grote animator van het vak burgerinformatica op Groot-Stelle. Hij is van mening dat de computer in het onderwijs noodzakelijk is. Een leao-leerling moet weten hoe een tekstverwerker functioneert, aldus Westhuis. Tijdens de stage in het vierde leerjaar krijgen de leerlingen te maken met automatisering. Ze zien tekstverwerkers, computers gekoppeld aan werktuigen en kwaliteitsbewaking met behulp van computer. Naast het gebruik van de computer bij de vakken wiskunde en algemene techniek krijgen de leerlingen 'informatica-maatschappijleer'. „Aan de orde komen dan vragen als: wat zijn de invloeden van de computer in de maatschappij? Leidt de computer tot werkloosheid?", zegt Westhuis. „Het is zeker geen vrijheid, blijheid. Je moet de computer niet zien als een verlengstuk van spelletjes". De rijksscholengemeenschap Professor Zeeman in Zierikzee werkt sinds het schooljaar 1981/1982 met burgerinformatica. Idee achter die lessen: er staat een maatschappij met computers voor de deur. In de derde klas krijgen de leerlingen van mavo, havo en vwo een kennismaking met burgerinformatica. Daarbij gaat het vooral om leren omgaan met de computer. Programmeren staat op de tweede plaats. Over een paar jaar moet burgerinformatica ook in de brugklas bekend zijn. Daarnaast wordt de computer gebruikt ter verbetering van het onderwijs. Een voorbeeld: een educatief programma kan de leerling door voortdurende herhaling Engelse woorden leren tot ze er volledig inzitten. In klas 4 van de havo en klas 5 van het vwo kunnen de leerlingen een basiscursus informatica volgen met programmeren, tekstverwerken en de maatschappij-effecten van de computer. Die cursus beslaat dertig lesuren per jaar, waarvan vijftien theorie en vijftien prakticum. „Zolang er nog geen goede software is, zal de computer zeker niet taakverlichtend werken voor een docent", reageert ir J. de Kreuk, docent natuurkundemformatica. „En als je zelf programma's maakt, word je voor gek versleten". „De Nederlandse onderwijssituatie is wat dat betreft nog te embryonaal bezig", vult rector R. Soesman aan. Toch moet de rol van de computer in de toekomst niet overschat worden vindt Soesman. „Een leerling blijft een mens en wil wel eens iets anders dan de informatiestroom uit de computer. Goed, een computer biedt de leerling zeker mogelijkheden, maar daarom zal hij nooit een docent kunnen vervangen". Mark Langerak uit Zierikzee (16) beoordeelt de computer als een machine 'met mogelijkheden te over'. „Belangrijk datje nu al begint, wantje krijgt er later automatisch mee te maken", vindt hij. Marko van der Puil uit Renesse (15): „Omdat je thuis ook een computer hebt, ben je verder dan andere leerlingen. Nadeel is datje slechts één uur per week les krijgt". Burgerinformatica staat ook al op de Zeeuwse dag- en avondscholengemeenschap (ZDASG) in Goes volop in belangstelling. Eind januari begint weer een nieuwe algemene basiscursus computerkunde voor beginners. De cursus duurt een halfjaar, waarvan de helft van de lessen aan theorie wordt besteed. De andere helft van de cursus zitten de leerlingen zelf achter de toetsen. Op de ZDASG maken de cursisten gebruik van twee merken computers: de Tulip en de Tandy. Volgens adjunct-directrice mevrouw I. H. Markusse-Tack vormt dat voor de cursisten geen enkel probleem. „Er wordt gewerkt met bestaande programma's of geoefend met kleine zelfgemaakte programma's in basic. Zowel gebruikers in het bedrijfsleven als hobbyisten komen aan hun trekken omdat er met twee soorten computers omgegaan wordt en met diskettes en cassettes". Op de afdeling meao van de ZDASG kan informatica gekozen worden als één van d e zes eindexamenvakken. Aan de orde komen: programmeren in Basic, tekstverwerking, financiële administratie, loonadministratie, het sorteren van bestanden en systeemontwerp. Aan het eind van de cursus ontvangt de cursist een officieel deelcertificaat Informatica- meao. Het regionaal educatief centrum voor volwassenen 'De Bevelanden-Tholen' kan de belangstelling voor de oriënterende informatica nauwelijks aan. Vorig jaar januari begon het REC met de cursus, het aantal gegadigden was zo groot dat de wachtlijst nu nog niet is afgewerkt. Het REC begon destijds met de scholing in informatica om te voorkomen dat er een generatie 'computeranalfabeten' zou ontstaan. „We moeten ervoor zorgen dat de mensen bijblijven", zegt REC-medewerker E. Reinhoudt. In de toekomst zal de computer voor de mensen boven de 25 jaar geen geheimen meer kennen. Mede dankzij het initiatief van schoolbesturen n gemeenten leert bijna iedere jongere de zin en de onzin van de computer. Angst voor de apparatuur moet tot het verleden gaan behoren. „Een computer is ook niets meer dan een bundel electronica met touwtjes", zegt mts-directeur Verhoeven. De computer als ondersteunend hulpmiddel is nu nog het belangrijkste uitgangspunt van het werken met computers in het lager- en voortgezet onderwijs. Zolang leerlingen de computer nog bestempelen als 'leuk', 'interessant' en 'nuttig', lijkt niets de opmars van de computer tegen te houden. AB VAN DER SLUIS

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 49