DE MACHT VAN HET GEWONE COMPONIST CHIEL MEYERING Ik voel me heerlijk in deze 20-eeeuw' Afrika Aangepast dierelantijnen Legsel Leeftijd Sophia Loren Doemdenken gezondheid /RIJDAG 17 JANUARI 1986 De Mus pen mus is een doodgewoon vogeltje. Het is een beetje een clochard, soms ook wel een net baasje. Hij is ook een jlJ levensgenieter en een zorgeloze flierefluiter. Maar het is een beestje met spirit, dat alleen maar de makkelijkste ,veg heeft gekozen om in stand te blijven. En al heeft de mus niet de pracht van sommige exotische vogels, het nannetje is toch een schoonheid. loewel de mus waarschijnlijk de vo- ;el is, die in ons land het meeste oorkomt, is er betrekkelijk weinig ;ver gepubliceerd. Er is echter ie- nand die zijn hart heeft verpand aan tie eenvoudige huismus. Het is de )ioloog-onderwijzer C. J. Hey. Vorige naand promoveerde hij op een proef- ichrift over de huismus. Het resultaat an negen jaar onderzoek. }e mus een eenvoudig grauw vogel- je? Kom nou! Jemakshalve spreken we steeds over le mus en bedoelen dan de huismus, innaeus gaf hem zijn officiële naam: 3asser domesticus. Passer is de naam 'ooi een verzameling kleine, grijze ogeltjes. Misschien is de naam ook vel afgeleid van passim, wat betekent groepsgewijs hier en daar voorko- nend' en tenslotte is er nog het atijnse woord musea, dat vliegeneter letekent. Hoe dan ook de naam Pas- ILer wordt algemeen een zeer passende aam gevonden voor de mussen, naartoe vijftien soorten behoren, die ogal verspreid voorkomen. Papegaai krijgt visite van huismus. meeste musachtigen komen nog in tfrika voor en men vermoedt dat laar in een ver verleden ook de lakermat van onze huismus ligt. Door zijn dikke snavel, het kenmerk an de zaadeters, deelde men de mus- ;en aanvankelijk in bij de vinken. In iet begin van deze eeuw had men de leiging onze mussen in te delen bij de vevervogels en daar zat wel wat in, vant de bouw van de snavel en ook indere delen van het skelet wezen in lie richting, terwijl ook de bouw van iet nest een gemeenschappelijke af komst waarschijnlijk maakte, as de laatste tijd heeft men de rmssen met nog enkele soorten in een aparte familie van het dierenrijk inge- ieeld: de familie der Passeridae, die en mogelijke, nog verre relatie heeft net de wevervogels, de Ploceidae. In 983 werd deze onderverdeling ook /oor het eerst officieel opgenomen in ie Algemene Amerikaanse lijst voor Ornithologie. Hoewel er enige grond bestaat om aan te nemen dat de mus van oor- prong uit Afrika stamt, is dit niet ;eker. Nel weet men. dat het dier afkomstig uit savannen en steppengebieden. Hoe deze dieren over de gehele wereld ;ijn verspreid is basis voor verschil- ende theorieën. Enige tijd voor de Tweede Wereldoorlog heeft W. Meise iet verspreidingsgebied rond de Mid dellandse Zee bestudeerd en op grond iaarvan reconstrueerde hij hun af- lomst. Volgens Meise zouden de mus sen als stamvorm zo'n twintig tot tien niljoen jaar geleden zijn ontstaan in Mrika en zich daarna via het Midden- Dosten hebben verspreid over Azië. 5en deel ervan verspreidde zich ech- er verder noord- en westwaarts rond- >m de Middellandse Zee. Weer een tndere groep ging via Gibraltar rich- ing Klein-Azië. Op bepaalde plaatsen «vamen de verschillende groepen el kaar tegen en vermengden zich onder- ing. Deze situatie zou gelijk zijn ge- Dieven, als de klimatologische om standigheden rond de Middellandse lee niet waren gewijzigd. Aangeno men wordt dat de laatste Ijstijd de populaties mussen in Spanje, Italië, Driekenland en de Balkan van elkaar scheidde. Na die koude periode konden de mussen hun gebied weer uitbreiden en zij pasten zich aan aan het cul tuurpatroon, dat de mens in hun gebied ontwikkelde. Wat er in Zuid- Europa nog aan (oude) mengvormen bestond, werd opgenomen of ook wel verdreven door de Passer domesti cus, onze huidige mus. Op het Italiaanse schiereiland en enkele eilanden in de buurt bleef een stabiele en goed aangepaste meng vorm van vóór de Ijstijd bestaan en die leven thans nog voort onder de naam Italiaanse mus. Iets dergelijks gebeurde in Spanje. Als u uw vakan tie doorbrengt in Spanje, Italië of Griekenland zult u onmiddellijk mussen herkennen, die bij wat nade re beschouwing toch op verschillen de punten afwijken van onze (man netjes) huismussen. Dit was één theorie. Volgens latere theorieën zouden de echte huismus sen zich al negenduizend jaar voor Christus ontwikkeld hebben als cul tuurvolgers van de mens. En die mens bedreef intensief veeteelt en land bouw in Midden- en Noord-West-Eu- ropa. Pas later, rond 1600 voor Chris tus, zouden de volksverhuizingen in zuidelijke richting de mussen hebben meegevoerd naar de Middellandse Zee. Door de koude periode zo'n driedui zend jaar later zouden sommige groe pen zijn geïsoleerd, waardoor afwij kende soorten in Spanje en Italië konden ontstaan. De wetenschap is nog in discussie. Een niet te bestrij den feit is echter, dat de huismus dankbaar gebruik maakt van de men selijke cultuur en waar hij de mens niet kon volgen, nam de mens de huismus mee of maakte hij gebruik van de transportmiddelen van diezelf- de mens. Het is een bekend verschijn sel, dat landverhuizers in hun nieuwe vaderland zoveel mogelijk hun oor spronkelijke leefwijze wensten voort te zetten en het invoeren van vreemde dieren in dit geval mussen was daar een gevolg van. Zo werd in Noord-Amerika tussen 1850 en 1870 de huismus op verschil lende plaatsen uitgezet en binnen vijftig jaar had hij bijna het gehele continent veroverd. Hetzelfde gebeur de in Australië en ook hier weer met bijzonder goed gevolg voor de mus sen. In Zuid-Amerika ging het wat langza mer. Daar nam de populatie pas goed toe, toen de grote immigraties uit Europa op gang kwamen. Het laatste land dat door de mussen werd ver overd was Peru, waar men de diertjes pas in 1953 uitzette. Om zich te kunnen handhaven moe ten er jongen worden opgevoed. Het broedseizoen is dus uiterst belang rijk als jaarlijks weerkerend evene ment. Om te broeden moet er echter aan een aantal voorwaarden owrden voldaan. Zo moet er voldoende voed selaanbod zijn, er moet de mogelijk heid zijn een goed nest te bouwen en daarna moeten de jongen nog kunnen opgroeien om op hun beurt weer voor nageslacht te zorgen. De mussen lij ken wéinig veeleisend, doordat zij een groot aanpasssingsvermogen hebben. Bij de mus is de paarvorming niet zo sterk vastgepind op een bepaalde periode. Als het weer een beetje mee werkt zijn er, althans in Nederland, soms in januari al mannetjes, die zich duidelijk aan de vrouwtjes presente ren. Zij doen dit door luid te tjilpen en hun territorium in dit geval hun nest af te bakenen. Zij sjouwen nestmateriaal aan in de vorm van hooi, stroo en andere plantendelen en in de stad schamen zij zich niet om daartoe ook afval van de mens te gebruiken. Zelfs plastic en gebruikte tissues wordt in de nesten aangetrof fen. Er bestaat een wereldberoemde foto van een mussennest in New York, dat in belangrijke mate bestaat uit stroken papier, afkomstig van de tele- graafticker. Het nest bestaat in principe uit een bolrond grondpatroon, afhankelijk van de beschikbare ruimte. In plaat sen waar nog huizen met dakpannen zijn, vertonen zij een zekere voorkeur onder zo'n dakpan te bouwen. Het maakt een wat slordige indruk, ook als zij nesten van andere vogels of nestkastjes gebruiken, want de mus maakt het zich graag gemakkelijk. Gewoonlijk begint het mannetje met een nest en verleidt dan een vrouwtje om hem te helpen. Aangenomen wordt, dat een nest noodzakelijk is voor een eventuele paarvorming. Zij blijven overigens bouwen, want ook als het huwelijk eenmaal is gesloten worden er nog draadjes en strootjes aangevoerd. De binnenkant wordt ge voerd met zacht en isolerend mate riaal, donsveertjes en vruchtpluis bij voorbeeld. Toch wordt niet iedere plaats om te nestelen gebruikt, hoe geschikt die óns ook voorkomt. Voor waarde is, dat het nest buinnen de grens van de groep ligt. Het is met de werving van een vrouwtje wat merkwaardig gesteld. Een jong mannetje, dat nog geen gereed eigen nest heeft, zal in de buurt van zijn huis in aanbouw zijn lokroep laten horen. Mannetjes, die om de een of andere reden hun partner zijn kwijtgeraakt hebben het gemakkelij ker. Zij presenteren zich duidelijker met een getjilp, dat lijkt te zeggen: ..Hier is een huiselijke man met een moderne woning". Terwijl hij zijn lo kroep laat horen zet hij zijn veren uit en trilt wat met zijn enigszins opgehe ven vleugels. Als een vrouwtje interes se heeft, lijkt hij zich nog dikker te maken en belet dan merkwaardiger wijs hét vrouwtje zijn nest binnen te gaan. Neemt het vrouwtje daarna de benen, dan vliegt hij haar na en pikt haar in de nek. Dit is dan gewoonlijk de inleiding tot de baltsceremonie, waarbij meerdere vogels betrokken zijn. Het is de zogenaamde mussen- bruiloft, die we regelmatig kunnen waarnemen en waar opgewonden mannetjes en vrouwtjes aan deelne men. Ook dit is een merkwaardigheid in het leven van de mussen, want aan die mussenbruiloften nemen willekeurige vogels uit de groep deel. Ook gehuwde en ongehuwde vrouwtjes. Het kan zelfs voorkomen, dat een gehuwd vrouwtje het hof wordt gemaakt door een vrije mus, terwijl haar wettige echtgenoot erbij aanwezig is. Een Engelse bioloog heeft er een verklaring voor gevonden. Hij meent, omdat de vogels uit warme streken afkomstig zijn waar geen verschil tus sen de seizoenen uit de lengte van de dag of temperatuur bleek. Deze socia le balts zou dus een aansporing kun nen zijn om gezamenlijk tot broeden te komen wat dan in de koelere streken is voortgezet. Na de bruiloft legt het vrouwtje gemiddeld vier eieren van ongeveer drie gram. De legsels verschillen nog al in aantal en kleur. Gewoonlijk is de kleur heel licht groen met wat bruine spikkeltjes. Hetgeen ook al weer een uitzondering is, want holen- broeders als de mus leggen gewoon lijk witte eieren, omdat deze geen schutkleur nodig hebben. Als het legsel volledig is gaat het vrouwtje over tot het echte broeden. Dat gebeurt pas als zij kale vlekken op haar buik heeft gekregen, de zoge naamde broedplekken, waardoor de warmte-afgifte direct aan de eieren ten goede komt. Toch brengt het mannetje ook zijn deel aan het broe den in. Hij voert namelijk zijn vrouw tje niet, zoals bij veel vogels gebruike lijk is, zodat het vrouwtje er zelf op uit moet. Het mannetje neemt dan haar taak even over. Zoals alles bij de mus wat vrijblijvend is, heeft ook het broeden geen vaste tijd. Men constateerde dat het broe den negen tot achttien dagen duren kan. Hoewel mussen zorgeloze diertjes lij ken is hun leven allesbehalve zorge loos. Dat blijkt ook uit de leeftijd, die de diertjes bereiken. Slechts twintig procent van de jonge dieren wordt oud genoeg om het vol gend jaar zelf een gezin te stichten. De eerste twee maanden is dan al de helft gestorven. Maar ook eenmaal volwassen, worden de dieren gemiddeld maar twee jaar oud. Onderzoekers hebben weliswaar enkele uitschieters gevonden, maar dit zijn echt grote uizonderingen. De oudste mus bleek een Belg te zijn, die ruim elf jaar oud werd. De kroon spant echter een huismus in gevan genschap, die twaalf jaar, zeven we ken. en vier dagen mocht halen. Mussen zijn schadelijk voor de mens. In de tijd dat zij de jongen moeten voeden vangen zij echter veel insek- ten en zijn dan beslist nuttig. In landbouwgebieden blijken mussen circa vier kilo graan per dier en per jaar te consumeren. Vooral bij de grote aantallen van deze vogels is dit een opmerkelijke hoeveelheid. In ste den valt de schade weer heel erg mee, omdat de dieren daar leven van het afval van de mens. De studie van dr Hey wijst uit, dat mussen in de grootstad niet volledig aan hun trekken komen. Weliswaar is er vaak voedsel in overvloed, maar dat is niet altijd van geschikte sa menstelling. Vooral in de periode, dat de jongen van insekten moeten leven blijkt er in de grote steden te weinig voedsel aanwezig. Het best gedijen de mussen in de voorsteden, waar ook meestal veel groen is. De grootte van een groep en het voortbestaan wordt bepaald door de aanwezigheid van beplanting en daar mee samenhangend de mogelijkheid tot nestelen. In normale gevallen houdt de natuur zelf het aantal dieren redelijk in de hand. Alleen als de mens ingrijpt blijkt dit soms weinig effect te heb ben. Er komen dan eenvoudig weer dieren uit nabije populaties in de gedecimeerde groep. De studie van dr Hey is een bijzondere studie over een bijzonder vogeltje. Het is in leesbaar Engels geschreven en zal in de vogelwereld ongetwijfeld met vreugde zijn begroet. Iz M. de Klerk Het proefschrift is in eigen beheer uitgege ven. Voor enkele geïnteresseerden is een exemplaar a 15,te verkrijgen bij dr C. J. Hey, Adr. van der Doesstraat 54, 3054 EG Rotterdam, postgiro 36 69 50. Door Anneke van Vliet Het telefonisch antwoordappa raat laat een zo hysterisch kwe lende sopraan horen dat je haren ervan overeind gaan staan. Op het moment dat het zeker lijkt dat dit nummer niet kan kloppen, klinkt een geruststellende mannenstem die zegt: „Dit is niet zo erg als het lijkt, maar u bent verbonden met het antwoordapparaat van Chiel Meijering, wilt u inspreken na de pieptoon...". Grappenmaker Chiel Meijering (31) is de componist van het stuk 'Moga don', dat deze week in première ging bij het Nederlands Studenten Orkest onder leiding van Anton Kersjes. Meijering schreef deze compositie in opdracht van het ministerie van WVC. De opbrengst van deze serie van negen concerten, waarin ook Moessorgski en Chausson op het programma staan, is bestemd voor materiële hulp aan gehandicapte studenten. Meijering werd onder meer bekend door zijn muziek bij het ballet 'Wij weten niet wat wij doen' van Rudi van Dantzig voor het Nationale Bal let en maakte daarmee zoveel indruk dat hij dit jaar de opdracht kreeg voor het componeren van het ope ningsballet bij de ingebruikneming van de nieuwe Stopera in Amster dam. „'Mogadon' is zeker niet als slaappil bedoeld, het begin dan ook met een paar rake ritmische klappen", ver telt Meijering. „Het werk is meer een afspiegeling van de hectische ge moedstoestand waarin mensen zich bevinden als zij plotseling buiten de werksfeer komen te staan. Vooral ouderen van rond de vijftig jaar hebben daar dikwijls veel moeite mee. Men voelt zich afgeschaft. „Ik heb dat in mijn naaste omgeving meegemaakt. Het viel mij op dat in die kringen het 'Mogadonnetje' nog al eens als redmiddel gebruikt moet worden. Bovendien ziet de klassieke zender Radio Vier de muziek vaak ook als niet meer dan een rustgevend middel, gedoseerd in een eindeloze brij van muzikaal behang. Dat had Brahms niet kunnen voorzien, maar je weet maar nooit wat er in de toekomst met mijn werk gebeurt". Het openingsballet voor de Stopera in Amsterdam is grotendeels klaar. „Rudi van Dantzig zal het wel een andere titel geven, maar voorlopig noem ik het 'Ahnung des Endes' gevoel voor het einde en dat lijkt me een toepasselijke titel voor een Stop era waarover tijdens de bouw zoveel is geruzied. Een onderdeel uit deze balletmuziek gebruik ik later weer voor mijn alt vioolconcert dat ik apart ga uitge ven. Er is in het verleden veel te weinig voor de altviool als solo instrument geschreven. Bekende violisten zijn er nu al enthousiast over en zeggen dat Bartok daar peanuts bij is". Chiel Meijering kreeg compositie leer van Ton de Leeuw op het Swee- linck-conservatorium, waar hij te vens slagwerk, piano en gitaar heeft gestudeerd. Op dit moment houdt hij zich nog uitsluitend bezig met het componeren. Zijn muziek wordt wel getypeerd als: filmisch, vitaal en met de sterke motoriek van deze tijd. Zoals ook zijn inspiratiebron nen duidelijk een afspiegeling zijn van zijn eigen generatie. 'Crossing my bed', dat hij schreef voor de meidenpopgroep Narcisters, betekent niet alleen 'Elke nacht een andere man', maar kan ook 'Een kruisraket boven je bed' betekenen. Terwijl hij zijn grote bewondering voor de Italiaanse filmster Sophia Loren niet onder stoelen of banken steekt in het toondicht 'De neusga ten van Sophia Loren', dat door de fraaie ritmiek (ook) weer als ballet muziek werd gebruikt. „Die neusgaten van Loren zijn zo schitterend van vorm en zo groot, dat je er gewoon in weg zou willen kruipen", mijmert Meijering. ,,We be vinden ons momenteel in een ware explosie van muzikale activiteiten. Zag je in de jaen vijftig nog drie grijsaards in de zaal, nu bruist het weer overal van muzikaal leven. Ook bij de jongeren. Met dit verschil, dat er in deze tijd veel meer uiteenlopen de stromingen bestaan dan ten tijde van de barok en de romantiek. „De muziek is veel individualisti- scher geworden. Iedereen is bezig in zijn eigen taal. Er is geen 'school' van te maken, al draagt het vaak het kenmerk van eenvoud, frisheid en stevige ritmiek. Acht-, twaalf of tien- toons. da is niet meer van belang. Aan fanatisme gaat de wereld ten onder en dat kunnen we ook in de muziek niet hebben". „Jammer dat de Nederlandse com ponisten direct klaar staan om el kaar in de grond te boren", vervolgt hij. „Er is bijzonder veel haat en nijd. Ik wil geen namen noemen, maar het is gebeurd dat iemand langs mijn tafeltje liep alléén om een paar schampere opmerkingen te maken". Minder moeite heeft hij met het feit dat de moderne muziek door het grote publiek niet altijd wordt begre pen en dat er juist in deze tijd een enorme hang is naar de echte 'klas sieken'. „Dat kan ik me goed voorstellen. Toen ik die moderne muziek voor het eerst op het conservatorium hoorde, was ik diep geschokt. Ik begreep er niets van. Zo'n ontwikkeling kost jaren. Het is begrijpelijk dat het publiek met wat minder muzikale kennis vijftig jaar achter loopt. Dat was vroeger ook het geval. Alleen hoop ik dat de ontwikkeling door de mogelijkheden van de media var- sneld zal worden". Het teruggrijpen van het grote pu bliek naar barok en rococo vindt hij prima: „Als we maar niet vluchten in de verleden tijd. Ik heb een verschrikkelijke hekel aan dat doemdenken. Het komt gewoon door de media. Stierf vroeger in een land tweederde deel van de bevol king aan een pestepidemie, dan wist je daar weinig van. We noemen dat de goede oude tijd. Nu zien we elke aardbeving, elke revolutie of elk ongeluk 's avonds direct op de buis en lijkt deze tijd één chaotische crisissituatie. Narigheid is er altijd geweest. Die bewapeningsspiraal betekent tot nog toe niet meer dan mondeling wapengekletter van twee oude heren. Ik weet zeker dat we daar een verstandiger oplossing voor zullen vinden". ..Kortom: Ik bruis van energie, het muziekleven maakt een ongekende bloei door... Ik voel me héérlijk in deze twintigste eeuw". Nederlands Studenten Orkest, maandagavond, 20 uur Concert- en Gehoorzaal Middelburg Chiel Meyering Benauwd door teveel lucht In medische termen betekent 'hy per' teveel en 'ventilatie' ademen. 'Hyperventilatie betekent dan ook letterlijk 'teveel ademen'. Het is een veel voorkomende kwaal, waar de meeste mensen wel eens van gehoord hebben. Maar in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, is het geen ziekte op zichzelf, maar een ver schijnsel oftewel een uiting van over belasting of stress welke op zichzelf geen kwaad kan. Iedereen die een keer een hyperventi- latie-aanval bij iemand heeft meege maakt, kan beamen dat het een in drukwekkend verschijnsel is. Vrij plotseling krijgt de desbetreffende persoon het benauwd en begint naar adem te snakken of te zuchten en te hijgen. Vrij kenmerkend zijn de tinte lingen of het doof gevoel dat ontstaat >n de handen, voeten of rondom de mond in de lippen, gepaard gaand met duizelingen en de neiging om flauw te vallen. Vooral wanneer de Persoon niet door heeft wat er aan de hand is, ontstaat er paniek of een angstig gevoel. Daarnaast kunnen nog allerlei andere klachten ontstaan, zoals transpireren, pijn op de borst, .hoofdpijn, een droge mond, misselijk heid, oorsuizen, wazig zien of vlekken voor de ogen en dergelijke. Het is belangrijk dat de persoon, die last heeft van hyperventilatie, goed weet wat hem of haar op zo'n mo ment overkomt en wat hij of zij mankeert. Om te begrijpen wat er bij hyperventilatie aan de hand is, is het noodzakelijk eerst iets te vertellen over de ademhaling. Door middel van het vergroten van de borstkas en het uitzetten van de buik wordt lucht in de longen gezogen. In deze lucht zit zuurstof die in de longen wordt opgelost in het bloed en via het bloed door het lichaam vervoerd wordt. Zuurstof hebben we nodig voor onze stofwisseling, waarmee we onze energie opwekken. Voedingsstoffen worden met behulp van zuurstof 'ver brand', hierbij ontstaat koolzuurgas. dat weer wordt afgevoerd naar de longen en bij de ademhaling uitgea demd wordt. Wij ademen dus om twee redenen, ten eerste om zuurstof binnen te krijgen, en ten tweede om koolzuurgas kwijt te raken. De ademhaling verloopt automatisch, dat wil zeggen zonder dat we ons daarvan bewust zijn. De regeling ervan vindt plaats in de hersenen en wordt aangepast aan de behoefte van het lichaam. Bij hyperventilatie komt door het teveel ademen ook teveel zuurstof binnen. Maar dat is geen probleem. De klachten ontstaan met name om dat ook teveel koolzuurgas wordt uit geademd. Koolzuurgas is namelijk wel een afvalprodukt, maar het is ook heel belangrijk voor de 'zuurgraad' van ons lichaam en deze zorgt er weer voor dat allerlei stofwisselingsproces sen goed verlopen. In feite kent iedereen de verschijnse len van hyperventilatie. Wanneer u weieens een luchtmatras hebt opge blazen en dat wat te fanatiek heeft gedaan. Dan kent u ook wel de duize lingen en dat lichte gevoel in uw hoofd. We kunnen dus dat te snelle ademen zelf opwekken. Maar het ademhalingscentrum, dat vanuit onze hersenen de ademhaling automatisch regelt, reageert normaal gesproken op onze stofwisseling. Dus de snelheid van ademen wordt inge steld aan de hand van het koolzuur en zuurstofgehalte in het bloed. Het ademhalingscentrum kan echter ook reageren op andere prikkels, met na me emoties die we meemaken. Voor beelden hiervan zijn: Wie gespannen is, zucht vaak; wie schrikt, houdt zijn adem in; wie van de schrik bekomen is, slaakt een zucht van verlichting etc. De aanval van hyperventilatie, waar bij iemand niet kan stoppen met een te snelle ademhaling, is dan ook erg vaak een signaal van overbelasting of 'stress', de (inwendige) spanningen zijn groter dan iemand op dat mo ment aankan. De belasting is te groot geworden, maar het kan ook zijn dat de weerstand wat is afgenomen zodat ook overbelasting ontstaat. Overi gens kan deze belasting zowel op geestelijk als op lichamelijk terrein plaatsvinden. Vaak wordt 'stress' gezien als iets ziekelijks of een teken van zwakte, maar dat is het zeker niet. Een gezon de vorm van belasting of stress heeft iedereen nodig in zijn leven, zowel geestelijk als lichamelijk. En het is even gezond dat het je af en toe wat teveel wordt en iets dergelijks uit zich dan in een zogenaamde 'zwak ke' plek in het lichaam. De een krijgt dan hoofdpijn, de ander buikpijn, een derde steken in zijn borst en noemt u het maar op. Bijna iedereen heeft wel zo'n zwakke plek en de klachten die wij dan krijgen hebben de functie van 'alarmsymptomen'. Zij vertellen ons dat de boog even te veel gespannen is en dat we het rustig aan moeten doen. „Er mee leren leven", zou je kunnen zeggen, maar dat heeft niet de voor keur. Beter is ermee leren omgaan. En veel mensen lukt dat met relatief eenvoudige hulpmiddelen. Het be langrijkste is te weten wat er aan de hand is, daarmee wordt al veel van de angst weggenomen. Is er sprake van een ongezonde 'belasting' of stress, dan moet dat natuurlijk worden rechtgetrokken. Ontspanningsoefe ningen en ook ademhalingsoefenin gen kunnen de spanningen verminde ren. Veel mensen die hyperventileren, hebben er een soort gewoonte van gemaakt om te zuchten. Met ademha lingsoefeningen kunnen dergelijke slechte gewoonten worden afgeleerd. De meest bekende techniek is 'het plastic zakje'. Een aanval kan vroeg tijdig onderdrukt worden, wanneer men, wanneer men een aanval voelt opkomen, een plastic zak voor de mond en neus gehouden wordt. Al het uitgeademde koolzuurgas komt daar door in het zakje terecht en wordt vervolgens, wanneer de lucht uit het zakje weer wordt ingeademd, weer mee in de longen gezogen. Er gaat hierdoor minder koolzuurgas verlo ren, waardoor de hyperventilatieprik- kel vermindert. Het zakje wordt niet helemaal afsluitend rond de mond en neus aangebracht, de vingers houdt men er tussen. Hierdoor komt toch ook voldoende zuurstof binnen. R. B. M. R. Bakker, arts DGD-Zeeland

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1986 | | pagina 9