DE MACHT VAN
HET GEWONE
COMPONIST CHIEL MEYERING
Ik voel me heerlijk
in deze 20-eeeuw'
Afrika
Aangepast
dierelantijnen
Legsel
Leeftijd
Sophia Loren
Doemdenken
gezondheid
/RIJDAG 17 JANUARI 1986
De Mus
pen mus is een doodgewoon vogeltje. Het is een beetje een clochard, soms ook wel een net baasje. Hij is ook een
jlJ levensgenieter en een zorgeloze flierefluiter. Maar het is een beestje met spirit, dat alleen maar de makkelijkste
,veg heeft gekozen om in stand te blijven. En al heeft de mus niet de pracht van sommige exotische vogels, het
nannetje is toch een schoonheid.
loewel de mus waarschijnlijk de vo-
;el is, die in ons land het meeste
oorkomt, is er betrekkelijk weinig
;ver gepubliceerd. Er is echter ie-
nand die zijn hart heeft verpand aan
tie eenvoudige huismus. Het is de
)ioloog-onderwijzer C. J. Hey. Vorige
naand promoveerde hij op een proef-
ichrift over de huismus. Het resultaat
an negen jaar onderzoek.
}e mus een eenvoudig grauw vogel-
je? Kom nou!
Jemakshalve spreken we steeds over
le mus en bedoelen dan de huismus,
innaeus gaf hem zijn officiële naam:
3asser domesticus. Passer is de naam
'ooi een verzameling kleine, grijze
ogeltjes. Misschien is de naam ook
vel afgeleid van passim, wat betekent
groepsgewijs hier en daar voorko-
nend' en tenslotte is er nog het
atijnse woord musea, dat vliegeneter
letekent. Hoe dan ook de naam Pas-
ILer wordt algemeen een zeer passende
aam gevonden voor de mussen,
naartoe vijftien soorten behoren, die
ogal verspreid voorkomen.
Papegaai krijgt visite van huismus.
meeste musachtigen komen nog in
tfrika voor en men vermoedt dat
laar in een ver verleden ook de
lakermat van onze huismus ligt.
Door zijn dikke snavel, het kenmerk
an de zaadeters, deelde men de mus-
;en aanvankelijk in bij de vinken. In
iet begin van deze eeuw had men de
leiging onze mussen in te delen bij de
vevervogels en daar zat wel wat in,
vant de bouw van de snavel en ook
indere delen van het skelet wezen in
lie richting, terwijl ook de bouw van
iet nest een gemeenschappelijke af
komst waarschijnlijk maakte,
as de laatste tijd heeft men de
rmssen met nog enkele soorten in een
aparte familie van het dierenrijk inge-
ieeld: de familie der Passeridae, die
en mogelijke, nog verre relatie heeft
net de wevervogels, de Ploceidae. In
983 werd deze onderverdeling ook
/oor het eerst officieel opgenomen in
ie Algemene Amerikaanse lijst voor
Ornithologie.
Hoewel er enige grond bestaat om
aan te nemen dat de mus van oor-
prong uit Afrika stamt, is dit niet
;eker.
Nel weet men. dat het dier afkomstig
uit savannen en steppengebieden.
Hoe deze dieren over de gehele wereld
;ijn verspreid is basis voor verschil-
ende theorieën. Enige tijd voor de
Tweede Wereldoorlog heeft W. Meise
iet verspreidingsgebied rond de Mid
dellandse Zee bestudeerd en op grond
iaarvan reconstrueerde hij hun af-
lomst. Volgens Meise zouden de mus
sen als stamvorm zo'n twintig tot tien
niljoen jaar geleden zijn ontstaan in
Mrika en zich daarna via het Midden-
Dosten hebben verspreid over Azië.
5en deel ervan verspreidde zich ech-
er verder noord- en westwaarts rond-
>m de Middellandse Zee. Weer een
tndere groep ging via Gibraltar rich-
ing Klein-Azië. Op bepaalde plaatsen
«vamen de verschillende groepen el
kaar tegen en vermengden zich onder-
ing. Deze situatie zou gelijk zijn ge-
Dieven, als de klimatologische om
standigheden rond de Middellandse
lee niet waren gewijzigd. Aangeno
men wordt dat de laatste Ijstijd de
populaties mussen in Spanje, Italië,
Driekenland en de Balkan van elkaar
scheidde.
Na die koude periode konden de
mussen hun gebied weer uitbreiden
en zij pasten zich aan aan het cul
tuurpatroon, dat de mens in hun
gebied ontwikkelde. Wat er in Zuid-
Europa nog aan (oude) mengvormen
bestond, werd opgenomen of ook wel
verdreven door de Passer domesti
cus, onze huidige mus.
Op het Italiaanse schiereiland en
enkele eilanden in de buurt bleef een
stabiele en goed aangepaste meng
vorm van vóór de Ijstijd bestaan en
die leven thans nog voort onder de
naam Italiaanse mus. Iets dergelijks
gebeurde in Spanje. Als u uw vakan
tie doorbrengt in Spanje, Italië of
Griekenland zult u onmiddellijk
mussen herkennen, die bij wat nade
re beschouwing toch op verschillen
de punten afwijken van onze (man
netjes) huismussen.
Dit was één theorie. Volgens latere
theorieën zouden de echte huismus
sen zich al negenduizend jaar voor
Christus ontwikkeld hebben als cul
tuurvolgers van de mens. En die mens
bedreef intensief veeteelt en land
bouw in Midden- en Noord-West-Eu-
ropa. Pas later, rond 1600 voor Chris
tus, zouden de volksverhuizingen in
zuidelijke richting de mussen hebben
meegevoerd naar de Middellandse
Zee.
Door de koude periode zo'n driedui
zend jaar later zouden sommige groe
pen zijn geïsoleerd, waardoor afwij
kende soorten in Spanje en Italië
konden ontstaan. De wetenschap is
nog in discussie. Een niet te bestrij
den feit is echter, dat de huismus
dankbaar gebruik maakt van de men
selijke cultuur en waar hij de mens
niet kon volgen, nam de mens de
huismus mee of maakte hij gebruik
van de transportmiddelen van diezelf-
de mens. Het is een bekend verschijn
sel, dat landverhuizers in hun nieuwe
vaderland zoveel mogelijk hun oor
spronkelijke leefwijze wensten voort
te zetten en het invoeren van vreemde
dieren in dit geval mussen was
daar een gevolg van.
Zo werd in Noord-Amerika tussen
1850 en 1870 de huismus op verschil
lende plaatsen uitgezet en binnen
vijftig jaar had hij bijna het gehele
continent veroverd. Hetzelfde gebeur
de in Australië en ook hier weer met
bijzonder goed gevolg voor de mus
sen.
In Zuid-Amerika ging het wat langza
mer. Daar nam de populatie pas goed
toe, toen de grote immigraties uit
Europa op gang kwamen. Het laatste
land dat door de mussen werd ver
overd was Peru, waar men de diertjes
pas in 1953 uitzette.
Om zich te kunnen handhaven moe
ten er jongen worden opgevoed. Het
broedseizoen is dus uiterst belang
rijk als jaarlijks weerkerend evene
ment. Om te broeden moet er echter
aan een aantal voorwaarden owrden
voldaan. Zo moet er voldoende voed
selaanbod zijn, er moet de mogelijk
heid zijn een goed nest te bouwen en
daarna moeten de jongen nog kunnen
opgroeien om op hun beurt weer voor
nageslacht te zorgen. De mussen lij
ken wéinig veeleisend, doordat zij
een groot aanpasssingsvermogen
hebben.
Bij de mus is de paarvorming niet zo
sterk vastgepind op een bepaalde
periode. Als het weer een beetje mee
werkt zijn er, althans in Nederland,
soms in januari al mannetjes, die zich
duidelijk aan de vrouwtjes presente
ren. Zij doen dit door luid te tjilpen en
hun territorium in dit geval hun
nest af te bakenen. Zij sjouwen
nestmateriaal aan in de vorm van
hooi, stroo en andere plantendelen en
in de stad schamen zij zich niet om
daartoe ook afval van de mens te
gebruiken. Zelfs plastic en gebruikte
tissues wordt in de nesten aangetrof
fen. Er bestaat een wereldberoemde
foto van een mussennest in New York,
dat in belangrijke mate bestaat uit
stroken papier, afkomstig van de tele-
graafticker.
Het nest bestaat in principe uit een
bolrond grondpatroon, afhankelijk
van de beschikbare ruimte. In plaat
sen waar nog huizen met dakpannen
zijn, vertonen zij een zekere voorkeur
onder zo'n dakpan te bouwen. Het
maakt een wat slordige indruk, ook
als zij nesten van andere vogels of
nestkastjes gebruiken, want de mus
maakt het zich graag gemakkelijk.
Gewoonlijk begint het mannetje met
een nest en verleidt dan een vrouwtje
om hem te helpen. Aangenomen
wordt, dat een nest noodzakelijk is
voor een eventuele paarvorming. Zij
blijven overigens bouwen, want ook
als het huwelijk eenmaal is gesloten
worden er nog draadjes en strootjes
aangevoerd. De binnenkant wordt ge
voerd met zacht en isolerend mate
riaal, donsveertjes en vruchtpluis bij
voorbeeld. Toch wordt niet iedere
plaats om te nestelen gebruikt, hoe
geschikt die óns ook voorkomt. Voor
waarde is, dat het nest buinnen de
grens van de groep ligt.
Het is met de werving van een
vrouwtje wat merkwaardig gesteld.
Een jong mannetje, dat nog geen
gereed eigen nest heeft, zal in de buurt
van zijn huis in aanbouw zijn lokroep
laten horen. Mannetjes, die om de een
of andere reden hun partner zijn
kwijtgeraakt hebben het gemakkelij
ker. Zij presenteren zich duidelijker
met een getjilp, dat lijkt te zeggen:
..Hier is een huiselijke man met een
moderne woning". Terwijl hij zijn lo
kroep laat horen zet hij zijn veren uit
en trilt wat met zijn enigszins opgehe
ven vleugels. Als een vrouwtje interes
se heeft, lijkt hij zich nog dikker te
maken en belet dan merkwaardiger
wijs hét vrouwtje zijn nest binnen te
gaan. Neemt het vrouwtje daarna de
benen, dan vliegt hij haar na en pikt
haar in de nek. Dit is dan gewoonlijk
de inleiding tot de baltsceremonie,
waarbij meerdere vogels betrokken
zijn. Het is de zogenaamde mussen-
bruiloft, die we regelmatig kunnen
waarnemen en waar opgewonden
mannetjes en vrouwtjes aan deelne
men.
Ook dit is een merkwaardigheid in het
leven van de mussen, want aan die
mussenbruiloften nemen willekeurige
vogels uit de groep deel. Ook gehuwde
en ongehuwde vrouwtjes. Het kan
zelfs voorkomen, dat een gehuwd
vrouwtje het hof wordt gemaakt door
een vrije mus, terwijl haar wettige
echtgenoot erbij aanwezig is.
Een Engelse bioloog heeft er een
verklaring voor gevonden. Hij meent,
omdat de vogels uit warme streken
afkomstig zijn waar geen verschil tus
sen de seizoenen uit de lengte van de
dag of temperatuur bleek. Deze socia
le balts zou dus een aansporing kun
nen zijn om gezamenlijk tot broeden
te komen wat dan in de koelere
streken is voortgezet.
Na de bruiloft legt het vrouwtje
gemiddeld vier eieren van ongeveer
drie gram. De legsels verschillen nog
al in aantal en kleur. Gewoonlijk is
de kleur heel licht groen met wat
bruine spikkeltjes. Hetgeen ook al
weer een uitzondering is, want holen-
broeders als de mus leggen gewoon
lijk witte eieren, omdat deze geen
schutkleur nodig hebben. Als het
legsel volledig is gaat het vrouwtje
over tot het echte broeden.
Dat gebeurt pas als zij kale vlekken
op haar buik heeft gekregen, de zoge
naamde broedplekken, waardoor de
warmte-afgifte direct aan de eieren
ten goede komt. Toch brengt het
mannetje ook zijn deel aan het broe
den in. Hij voert namelijk zijn vrouw
tje niet, zoals bij veel vogels gebruike
lijk is, zodat het vrouwtje er zelf op uit
moet. Het mannetje neemt dan haar
taak even over.
Zoals alles bij de mus wat vrijblijvend
is, heeft ook het broeden geen vaste
tijd. Men constateerde dat het broe
den negen tot achttien dagen duren
kan.
Hoewel mussen zorgeloze diertjes lij
ken is hun leven allesbehalve zorge
loos. Dat blijkt ook uit de leeftijd, die
de diertjes bereiken.
Slechts twintig procent van de jonge
dieren wordt oud genoeg om het vol
gend jaar zelf een gezin te stichten. De
eerste twee maanden is dan al de helft
gestorven.
Maar ook eenmaal volwassen, worden
de dieren gemiddeld maar twee jaar
oud. Onderzoekers hebben weliswaar
enkele uitschieters gevonden, maar
dit zijn echt grote uizonderingen. De
oudste mus bleek een Belg te zijn, die
ruim elf jaar oud werd. De kroon
spant echter een huismus in gevan
genschap, die twaalf jaar, zeven we
ken. en vier dagen mocht halen.
Mussen zijn schadelijk voor de mens.
In de tijd dat zij de jongen moeten
voeden vangen zij echter veel insek-
ten en zijn dan beslist nuttig. In
landbouwgebieden blijken mussen
circa vier kilo graan per dier en per
jaar te consumeren. Vooral bij de
grote aantallen van deze vogels is dit
een opmerkelijke hoeveelheid. In ste
den valt de schade weer heel erg mee,
omdat de dieren daar leven van het
afval van de mens.
De studie van dr Hey wijst uit, dat
mussen in de grootstad niet volledig
aan hun trekken komen. Weliswaar is
er vaak voedsel in overvloed, maar
dat is niet altijd van geschikte sa
menstelling.
Vooral in de periode, dat de jongen
van insekten moeten leven blijkt er in
de grote steden te weinig voedsel
aanwezig. Het best gedijen de mussen
in de voorsteden, waar ook meestal
veel groen is.
De grootte van een groep en het
voortbestaan wordt bepaald door de
aanwezigheid van beplanting en daar
mee samenhangend de mogelijkheid
tot nestelen.
In normale gevallen houdt de natuur
zelf het aantal dieren redelijk in de
hand. Alleen als de mens ingrijpt
blijkt dit soms weinig effect te heb
ben. Er komen dan eenvoudig weer
dieren uit nabije populaties in de
gedecimeerde groep.
De studie van dr Hey is een bijzondere
studie over een bijzonder vogeltje.
Het is in leesbaar Engels geschreven
en zal in de vogelwereld ongetwijfeld
met vreugde zijn begroet.
Iz M. de Klerk
Het proefschrift is in eigen beheer uitgege
ven. Voor enkele geïnteresseerden is een
exemplaar a 15,te verkrijgen bij dr C. J.
Hey, Adr. van der Doesstraat 54, 3054 EG
Rotterdam, postgiro 36 69 50.
Door Anneke van Vliet
Het telefonisch antwoordappa
raat laat een zo hysterisch kwe
lende sopraan horen dat je haren
ervan overeind gaan staan. Op het
moment dat het zeker lijkt dat dit
nummer niet kan kloppen, klinkt
een geruststellende mannenstem
die zegt: „Dit is niet zo erg als het
lijkt, maar u bent verbonden met
het antwoordapparaat van Chiel
Meijering, wilt u inspreken na de
pieptoon...".
Grappenmaker Chiel Meijering (31)
is de componist van het stuk 'Moga
don', dat deze week in première ging
bij het Nederlands Studenten Orkest
onder leiding van Anton Kersjes.
Meijering schreef deze compositie in
opdracht van het ministerie van
WVC. De opbrengst van deze serie
van negen concerten, waarin ook
Moessorgski en Chausson op het
programma staan, is bestemd voor
materiële hulp aan gehandicapte
studenten.
Meijering werd onder meer bekend
door zijn muziek bij het ballet 'Wij
weten niet wat wij doen' van Rudi
van Dantzig voor het Nationale Bal
let en maakte daarmee zoveel indruk
dat hij dit jaar de opdracht kreeg
voor het componeren van het ope
ningsballet bij de ingebruikneming
van de nieuwe Stopera in Amster
dam.
„'Mogadon' is zeker niet als slaappil
bedoeld, het begin dan ook met een
paar rake ritmische klappen", ver
telt Meijering. „Het werk is meer een
afspiegeling van de hectische ge
moedstoestand waarin mensen zich
bevinden als zij plotseling buiten de
werksfeer komen te staan. Vooral
ouderen van rond de vijftig jaar
hebben daar dikwijls veel moeite
mee. Men voelt zich afgeschaft.
„Ik heb dat in mijn naaste omgeving
meegemaakt. Het viel mij op dat in
die kringen het 'Mogadonnetje' nog
al eens als redmiddel gebruikt moet
worden. Bovendien ziet de klassieke
zender Radio Vier de muziek vaak
ook als niet meer dan een rustgevend
middel, gedoseerd in een eindeloze
brij van muzikaal behang. Dat had
Brahms niet kunnen voorzien, maar
je weet maar nooit wat er in de
toekomst met mijn werk gebeurt".
Het openingsballet voor de Stopera
in Amsterdam is grotendeels klaar.
„Rudi van Dantzig zal het wel een
andere titel geven, maar voorlopig
noem ik het 'Ahnung des Endes'
gevoel voor het einde en dat lijkt me
een toepasselijke titel voor een Stop
era waarover tijdens de bouw zoveel
is geruzied.
Een onderdeel uit deze balletmuziek
gebruik ik later weer voor mijn alt
vioolconcert dat ik apart ga uitge
ven. Er is in het verleden veel te
weinig voor de altviool als solo
instrument geschreven. Bekende
violisten zijn er nu al enthousiast
over en zeggen dat Bartok daar
peanuts bij is".
Chiel Meijering kreeg compositie
leer van Ton de Leeuw op het Swee-
linck-conservatorium, waar hij te
vens slagwerk, piano en gitaar heeft
gestudeerd. Op dit moment houdt
hij zich nog uitsluitend bezig met
het componeren. Zijn muziek wordt
wel getypeerd als: filmisch, vitaal
en met de sterke motoriek van deze
tijd. Zoals ook zijn inspiratiebron
nen duidelijk een afspiegeling zijn
van zijn eigen generatie.
'Crossing my bed', dat hij schreef
voor de meidenpopgroep Narcisters,
betekent niet alleen 'Elke nacht een
andere man', maar kan ook 'Een
kruisraket boven je bed' betekenen.
Terwijl hij zijn grote bewondering
voor de Italiaanse filmster Sophia
Loren niet onder stoelen of banken
steekt in het toondicht 'De neusga
ten van Sophia Loren', dat door de
fraaie ritmiek (ook) weer als ballet
muziek werd gebruikt.
„Die neusgaten van Loren zijn zo
schitterend van vorm en zo groot,
dat je er gewoon in weg zou willen
kruipen", mijmert Meijering. ,,We be
vinden ons momenteel in een ware
explosie van muzikale activiteiten.
Zag je in de jaen vijftig nog drie
grijsaards in de zaal, nu bruist het
weer overal van muzikaal leven. Ook
bij de jongeren. Met dit verschil, dat
er in deze tijd veel meer uiteenlopen
de stromingen bestaan dan ten tijde
van de barok en de romantiek.
„De muziek is veel individualisti-
scher geworden. Iedereen is bezig in
zijn eigen taal. Er is geen 'school' van
te maken, al draagt het vaak het
kenmerk van eenvoud, frisheid en
stevige ritmiek. Acht-, twaalf of tien-
toons. da is niet meer van belang.
Aan fanatisme gaat de wereld ten
onder en dat kunnen we ook in de
muziek niet hebben".
„Jammer dat de Nederlandse com
ponisten direct klaar staan om el
kaar in de grond te boren", vervolgt
hij. „Er is bijzonder veel haat en
nijd. Ik wil geen namen noemen,
maar het is gebeurd dat iemand
langs mijn tafeltje liep alléén om
een paar schampere opmerkingen te
maken".
Minder moeite heeft hij met het feit
dat de moderne muziek door het
grote publiek niet altijd wordt begre
pen en dat er juist in deze tijd een
enorme hang is naar de echte 'klas
sieken'.
„Dat kan ik me goed voorstellen.
Toen ik die moderne muziek voor het
eerst op het conservatorium hoorde,
was ik diep geschokt. Ik begreep er
niets van. Zo'n ontwikkeling kost
jaren. Het is begrijpelijk dat het
publiek met wat minder muzikale
kennis vijftig jaar achter loopt. Dat
was vroeger ook het geval. Alleen
hoop ik dat de ontwikkeling door de
mogelijkheden van de media var-
sneld zal worden".
Het teruggrijpen van het grote pu
bliek naar barok en rococo vindt hij
prima: „Als we maar niet vluchten
in de verleden tijd. Ik heb een
verschrikkelijke hekel aan dat
doemdenken. Het komt gewoon
door de media. Stierf vroeger in een
land tweederde deel van de bevol
king aan een pestepidemie, dan wist
je daar weinig van. We noemen dat
de goede oude tijd. Nu zien we elke
aardbeving, elke revolutie of elk
ongeluk 's avonds direct op de buis
en lijkt deze tijd één chaotische
crisissituatie. Narigheid is er altijd
geweest. Die bewapeningsspiraal
betekent tot nog toe niet meer dan
mondeling wapengekletter van
twee oude heren. Ik weet zeker dat
we daar een verstandiger oplossing
voor zullen vinden".
..Kortom: Ik bruis van energie, het
muziekleven maakt een ongekende
bloei door... Ik voel me héérlijk in
deze twintigste eeuw".
Nederlands Studenten Orkest,
maandagavond, 20 uur Concert- en
Gehoorzaal Middelburg
Chiel Meyering
Benauwd door teveel lucht
In medische termen betekent 'hy
per' teveel en 'ventilatie' ademen.
'Hyperventilatie betekent dan ook
letterlijk 'teveel ademen'. Het is een
veel voorkomende kwaal, waar de
meeste mensen wel eens van gehoord
hebben. Maar in tegenstelling tot wat
de meeste mensen denken, is het geen
ziekte op zichzelf, maar een ver
schijnsel oftewel een uiting van over
belasting of stress welke op zichzelf
geen kwaad kan.
Iedereen die een keer een hyperventi-
latie-aanval bij iemand heeft meege
maakt, kan beamen dat het een in
drukwekkend verschijnsel is. Vrij
plotseling krijgt de desbetreffende
persoon het benauwd en begint naar
adem te snakken of te zuchten en te
hijgen. Vrij kenmerkend zijn de tinte
lingen of het doof gevoel dat ontstaat
>n de handen, voeten of rondom de
mond in de lippen, gepaard gaand
met duizelingen en de neiging om
flauw te vallen. Vooral wanneer de
Persoon niet door heeft wat er aan de
hand is, ontstaat er paniek of een
angstig gevoel. Daarnaast kunnen
nog allerlei andere klachten ontstaan,
zoals transpireren, pijn op de borst,
.hoofdpijn, een droge mond, misselijk
heid, oorsuizen, wazig zien of vlekken
voor de ogen en dergelijke.
Het is belangrijk dat de persoon, die
last heeft van hyperventilatie, goed
weet wat hem of haar op zo'n mo
ment overkomt en wat hij of zij
mankeert. Om te begrijpen wat er bij
hyperventilatie aan de hand is, is het
noodzakelijk eerst iets te vertellen
over de ademhaling.
Door middel van het vergroten van de
borstkas en het uitzetten van de buik
wordt lucht in de longen gezogen. In
deze lucht zit zuurstof die in de longen
wordt opgelost in het bloed en via het
bloed door het lichaam vervoerd
wordt. Zuurstof hebben we nodig voor
onze stofwisseling, waarmee we onze
energie opwekken. Voedingsstoffen
worden met behulp van zuurstof 'ver
brand', hierbij ontstaat koolzuurgas.
dat weer wordt afgevoerd naar de
longen en bij de ademhaling uitgea
demd wordt.
Wij ademen dus om twee redenen, ten
eerste om zuurstof binnen te krijgen,
en ten tweede om koolzuurgas kwijt
te raken. De ademhaling verloopt
automatisch, dat wil zeggen zonder
dat we ons daarvan bewust zijn. De
regeling ervan vindt plaats in de
hersenen en wordt aangepast aan de
behoefte van het lichaam.
Bij hyperventilatie komt door het
teveel ademen ook teveel zuurstof
binnen. Maar dat is geen probleem.
De klachten ontstaan met name om
dat ook teveel koolzuurgas wordt uit
geademd. Koolzuurgas is namelijk
wel een afvalprodukt, maar het is ook
heel belangrijk voor de 'zuurgraad'
van ons lichaam en deze zorgt er weer
voor dat allerlei stofwisselingsproces
sen goed verlopen.
In feite kent iedereen de verschijnse
len van hyperventilatie. Wanneer u
weieens een luchtmatras hebt opge
blazen en dat wat te fanatiek heeft
gedaan. Dan kent u ook wel de duize
lingen en dat lichte gevoel in uw
hoofd. We kunnen dus dat te snelle
ademen zelf opwekken.
Maar het ademhalingscentrum, dat
vanuit onze hersenen de ademhaling
automatisch regelt, reageert normaal
gesproken op onze stofwisseling. Dus
de snelheid van ademen wordt inge
steld aan de hand van het koolzuur en
zuurstofgehalte in het bloed. Het
ademhalingscentrum kan echter ook
reageren op andere prikkels, met na
me emoties die we meemaken. Voor
beelden hiervan zijn: Wie gespannen
is, zucht vaak; wie schrikt, houdt zijn
adem in; wie van de schrik bekomen
is, slaakt een zucht van verlichting
etc.
De aanval van hyperventilatie, waar
bij iemand niet kan stoppen met een
te snelle ademhaling, is dan ook erg
vaak een signaal van overbelasting of
'stress', de (inwendige) spanningen
zijn groter dan iemand op dat mo
ment aankan. De belasting is te groot
geworden, maar het kan ook zijn dat
de weerstand wat is afgenomen zodat
ook overbelasting ontstaat. Overi
gens kan deze belasting zowel op
geestelijk als op lichamelijk terrein
plaatsvinden.
Vaak wordt 'stress' gezien als iets
ziekelijks of een teken van zwakte,
maar dat is het zeker niet. Een gezon
de vorm van belasting of stress heeft
iedereen nodig in zijn leven, zowel
geestelijk als lichamelijk.
En het is even gezond dat het je af en
toe wat teveel wordt en iets dergelijks
uit zich dan in een zogenaamde 'zwak
ke' plek in het lichaam. De een krijgt
dan hoofdpijn, de ander buikpijn, een
derde steken in zijn borst en noemt u
het maar op. Bijna iedereen heeft wel
zo'n zwakke plek en de klachten die
wij dan krijgen hebben de functie van
'alarmsymptomen'. Zij vertellen ons
dat de boog even te veel gespannen is
en dat we het rustig aan moeten doen.
„Er mee leren leven", zou je kunnen
zeggen, maar dat heeft niet de voor
keur. Beter is ermee leren omgaan. En
veel mensen lukt dat met relatief
eenvoudige hulpmiddelen. Het be
langrijkste is te weten wat er aan de
hand is, daarmee wordt al veel van de
angst weggenomen. Is er sprake van
een ongezonde 'belasting' of stress,
dan moet dat natuurlijk worden
rechtgetrokken. Ontspanningsoefe
ningen en ook ademhalingsoefenin
gen kunnen de spanningen verminde
ren. Veel mensen die hyperventileren,
hebben er een soort gewoonte van
gemaakt om te zuchten. Met ademha
lingsoefeningen kunnen dergelijke
slechte gewoonten worden afgeleerd.
De meest bekende techniek is 'het
plastic zakje'. Een aanval kan vroeg
tijdig onderdrukt worden, wanneer
men, wanneer men een aanval voelt
opkomen, een plastic zak voor de
mond en neus gehouden wordt. Al het
uitgeademde koolzuurgas komt daar
door in het zakje terecht en wordt
vervolgens, wanneer de lucht uit het
zakje weer wordt ingeademd, weer
mee in de longen gezogen. Er gaat
hierdoor minder koolzuurgas verlo
ren, waardoor de hyperventilatieprik-
kel vermindert. Het zakje wordt niet
helemaal afsluitend rond de mond en
neus aangebracht, de vingers houdt
men er tussen. Hierdoor komt toch
ook voldoende zuurstof binnen.
R. B. M. R. Bakker, arts
DGD-Zeeland