lieuw
moeten zich
'ig voelen...
DE BEHOEFTE GROEIT MAAR DE
CAP A CITEITBLIJFT A CHTER
zeeland
26/27
gastouderproject.
annet van eenennaam
fotografie wim riemens
«viel vanaf het begin. Els: „Immetje
et meteen naar haar zin. Dat scheelt
tó. En Gert zegt: „De eerste keer dat ik
daar achterliet, dacht ik: Nu gaat ze
irlijk huilen. Maar nee hoor; ze was al
n haar nieuwe speelgoed verdiept en
amper de moeite om me uit te
en."
etljd later toen Jelle als hummeltje
es weken op de Zuidsingel achterbleef,
Is het weer even moeilijk. „Maar dat
leer omdat dat voor mezelf emotioneel
nmiddels had ik alle vertrouwen in de
ters."
shet Inmiddels vaste prik geworden:
■00 uur begint voor Els de werkdag,
brengt eerst de kinderen weg en racet
tlgens ook naar Oostkapelle.
van beiden hebben ze het gevoel hun
eren iets te kort te doen. „Ik weet dat ze
minstens zoveel aandacht krijgen als
ds bij mij zouden hebben; niet alleen
t begeleidsters, maar ook van de
re kinderen." „Het is eigenlijk de beste
®ing", meent haar echtgenoot. „Op
manier steekje veel meer energie in je
'jks nieuwe eisen. Ouders
orden opgevangen. Het
worden. Het groeit zijn jasje uit
kind. Als ik 's middags thuis kom, vind ik
het prachtig om met die kinderen te
stoeien. Ik weet zeker dat ik, wanneer ik
elke dag voortdurend met ze op moest
trekken, rond vijf uur chagrijnig zou zijn."
En Els relativeert: „Natuurlijk heb je soms
het idee datje het als ouder niet goed doet.
Maar die twijfels zou ik ook hebben
wanneer ik altijd thuis zou zijn."
Het echtpaar Krepel zegt zich terdege te
realiseren dat ze 'bloedmazzel' hebben
gehad.
In 1977 stelde de rijksoverheid de
zogenaamde rijkssubsidieregeling in die er
op neer kwam dat de overheid de
salarissen van de
kinderdagverblijfbegeleidsters voor 100
procent vergoedde, op voorwaarde dat de
desbetreffende gemeente de aanvraag
indiende. Volgens het ministerie kwam er
een 'hausse' van aanvragen binnen. Daar
was niet op gerekend; het beschikbare
potje dreigde leeg te raken, dus werd de
regeling in 1982 'bevroren': nieuwe
aanvragen werden niet meer in
behandeling genomen. De 100
dagverblijven die het geld op tijd hadden
aangevraagd, konden gebruik blijven
maken van de regeling, maar werden wèl
gekort; vanaf '82 kregen ze nog maar 91,5
procent van de personeelskosten vergoed.
Voor de overige 8,5 procent moest de
gemeente voortaan opdraaien.
De subsidieverzoeken bleven echter
richting Den Haag stromen, dus besloot het
ministerie als pleister op de wonde jaarlijks
een bedrag ter beschikking te stellen voor
projecten op specifiek
kinderopvang-gebied: Dit jaar kwam dat
bedrag neer op 8,8 miljoen gulden. Daarvan
draaien op het moment 16 zogenaamde
Experimentele Arbeidsprojecten voor jonge
Werklozen: jonge haanlozen runnen een
kinderdagverblijf, krijgen de gelegenheid
zich op dat gebied te scholen, en worden
bovendien betaald door de overheid. De
projecten zijn echter niet structureel.
Een andere pleister op de wond was de
belastingverlaging die
'tweeverdienende'-ouders in 1984 kregen
toebedeeld: Elk echtpaar met twee banen
en een kind beneden de 12 jaar mag per jaar
een bedrag van 768 gulden van de belasting
aftrekken. Daarvan kunnen ze de eventuele
oppas betalen. De 'happy few' die hun
kroost in een dagverblijf kwijt kunnen,
betalen daar overigens een bijdrage voor
die is afgestemd op hun inkomen. Het
bedrag varieert per maand van 45 gulden
voor de minima tot 421 gulden voor de
hoogste inkomensgroepen. De ouders van
de 24.000 kinderen die niet in het 'officiële
circuit' terecht konden, zijn aangewezen op
oppas thuis. Over het algemeen is dat een
stuk duurder.
Hoe is de situatie in Zeeland. Het
Middelburgse 'Kinderdijk' valt als enig
Zeeuws dagverblijf in de
Rijksbijdrageregeling. De 'tweeënhalve'
kinderleidsters worden dus betaald door
het rijk en de gemeente. „Maar", stelt
hoofdleidster Janny, „we hebben ook nog 4
vrijwilligsters rondlopen. Het is toch niet
erg rechtvaardig dat zij voor precies
hetzelfde werk géén geld krijgen. Ze zijn
net zo onmisbaar als wij." Een andere wens
van 'Kinderdijk' is dat de beide
vestigingen (Zuidsingel en Kinderdijk) op
één locatie worden samengebracht. Maar
daarvoor zal de gemeente met geld over de
brug moeten komen. Het is de vraag of zij
Vlissingen wilde wel een béétje meebetalen,
maar niet als enige. Dus stonden de 20
peuters 'op straat'.
Maar nu. Het moge duidelijk zijn dat
uitbreiding van de bestaande
mogeljkheden niet waarschijnlijk is,
te2wijl de behoefte wel steeds toeneemt.
Een situatie die Els Akkermans en Ineke
Willemsen, beide consulente bij de
belangengroepering Stichting Overleg
Kindercentra Zeeland, zorgen baart. „Om
moedeloos van te worden", meent Els. „Net
nu in de plattelandsprovincies de behoefte
aan kinderopvang op gang begint te
komen, draait de overheid de
subsidiekraan dicht.
Eigenlijk hebben alleen de grote steden van
die rijksbijdrageregeling geprofiteerd." Ze
diept uit een aantal archiefmappen
gegevens die aantonen dat de dagopvang
van kinderen in andere Europese landen
veel beter is geregeld. „In België
bijvoorbeeld, werkt ongeveer zestig procent
van de moeders met kinderen tot 3 jaar. De
overheid vindt dat daar de normaalste zaak
en neemt de verantwoording voor de
opvang op zich. Maar hier zegt de regering
dat, als ouders zo nodig willen werken, ze
dan zelf maar voor de oppas moeten
zorgen."
Maar ontertussen zitten zij met de
gebakken peren. „We moeten verder", stelt
Ineke nuchter. „We kunnen wel blijven
klagen over het feit dat we geen extra geld
krijgen, maar de wachtlijsten worden in de
toekomst alleen maar groter." Er dient dus
een alternatief gevonden te worden. De
Stichting Overleg Kindercentra meent dat
gevonden te hebben in de zogenaamde
Gastouderprojecten. Het principe is
eenvoudig: Het project bestaat eigelijk uit
een bureau: Vraagouders dienen een
verzoek tot oppas in en 'gastouders' bieden
zich aan. Het bureau bemiddelt. In feite is
het dus een soort uitzendbureau, maar dan
voor kinderoppassers.
Het ministerie van WVC is een groot
voorstander van het gastouderschap; ze ziet
hierin een goedkope oplossing van het
kinderopvang probleem. De kinderen
worden gewoon thuis bij de gastouders
opgevangen, en dat scheelt nogal wat in de
kosten.
De vrouwenbeweging is amper
gecharmeerd van het idee. Zij vinden dat de
kinderen opgevangen moeten worden door
daarvoor opgeleid personeel, en niet door
'zomaar' wat mensen thuis. Bovendien,
zeggen ze, is het gastouderschap een
bevestiging van het aloude rollenpatroon.
Immers, de opvang zal vooral door vrouwen
worden verzorgd. Een andere doorn in het
oog van de emancipatiebeweging is dat het
om slechtbetaald werk gaat.
Om allerlei belastingtechnische redenen is
het inderdaad de bedoeling dat gastouders
hooguit twee dagen per week kinderen
opvangen, en daar maximaal 3 gulden per
uur voor krijgen uitbetaald. Er moet
namelijk voorkomen worden dat er tussen
de vraagouders en de gastouders een
werkgever-/werknemerrelatie ontstaat; is
dat wel het geval dan moeten de
vraagouders sociale premies aan hun
'werknemer' betalen. En dat zou het hele
project voor hen veel te duur maken.
De Zeeuwse Stichting Overleg
Kindercentra is nog druk overleg aan het
plegen over invoering in Zeeland van het
project. In het voorjaar van 1986 worden
voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. Het
hangt, volgens Els en Ineke van de reacties
die daarbij loskomen af, wanneer de
gastouderprojecten daadwerkelijk van
start gaan. „Kijk, ik begrijp die kritiek op
het gastouderschap best", zegt Els. „Ik ben
ook van mening dat opvang in
kinderdagverblijven de beste oplossing is.
Maar als dat er niet inzit, moetje verder
zoeken: Een gastouderproject is dan altijd
nog beter dan niets..."
daartoe bereid is. Volgens Janny ziet
Middelburg wèl het belang van de
kinderopvang in. „Het mag alleen geen
extra geld kosten."
Bij het kinderdagverblijf 'De Wip Wap' in
Terneuzen zijn de kaarten weer anders
geschud. In 1977 verzocht de
oprichtingsgroep de gemeente een
rijksbijdragesubsidie aan te vragen bij het
rijk. Terneuzen weigerde. Dus vroegen de
vrouwen in 1979 in aanmerking te mogen
komen voor een zogenaamde
werkgelegenheidsverruimende maatregel.
Dat mocht; in 1980 konden de eerste twee
leidsters dus aan de slag met 10 kinderen.
De rijksbijdrage kwam nog steeds niet los;
Wip Wap ging op zoek naar een andere
financieringsmogelijkheid. Die werd
gevonden in het eerder genoemde
Experimentele Arbeidsproject voor Jonge
werklozen. Op 1 maart 1986 konden 6 tot
dan toe werkloze vrouwen aan de slag. Het
E. A. J.-project liep echter dit jaar af. Maar
het ministerie besloot Wip Wap, waar
inmiddels 97 kinderen bivakkeren, twee
jaar verlenging te geven. Wat er daarna gaat
gebeuren is nog onduidelijk
Het kinderdagverblijf in Goes valt onder
weer een andere regeling. Met de crèche
aldaar wordt geëxperimenteerd in het
kader van de decentralisatie die, volgens de
laatste berichten per 1 januari 1987 ingaat.
Het rijk hevelt het benodigde geld alvast
over naar de gemeente, en deze stort het op
haar beurt op de rekening van het
kinderdagverblijf. Maar Goes doet dat niet
alleen, ook de omliggende gemeenten
(Borsele, Reimerswaal, Wissekerke,
Kortgene en Kapelle) dragen hun steentje
bij.
Een stuk minder rooskleurig zit de situatie
er in Vlissingen uit. Daar draaide vanaf
februari 1984 tot mei 1985 een dagverblijf.
Door gebrek aan financiële middelen moest
die echter worden opgeheven. De
rijksbijdrage was immers bevroren, en de
overige koek was al verdeeld. De gemeente