PZC
oud nieuw
I. K. A. SNICK
VROUWENARTS
23
cyclus
a. j. snel
vernieuwing
kneuzen
onderzoek
schade
m «iarltflur
De vruchtbaarheid is
een last geworden.
En last past niet in
onze wereld en be
hoeft dus 'behande
ling'. Tot die consta
tering komt dokter H.
K. A. Snick, vrouwen
arts te Vlissingen. De
heer Snick houdt zich
bezig met verloskun
de en met die 'last'
van de vruchtbaar
heid. Maar zijn hobby
is onderzoek naar on
vruchtbaarheid en
mogelijke oplossin
gen.
dwingend, omdat er een goede
mogelijkheid is en een vrouw
dus niet gedwongen wordt een
kind te krijgen op grond van het
feit, dat ik geen abortus pleeg".
Zijn kijk op het reproduktief
vermogen van de vrouw.
Hij vertelt over een onderzoek,
dat eens door een collega is
uitgevoerd in een Afrikaans
land. Meisjes worden er
uitgehuwelijkt als hun
borstontwikkeling begint en het
komt nogal eens voor dat ze
vóör hun eerste menstruatie in
verwachting zijn. Als het kind er
dan is, geven ze achttien
maanden lang borstvoeding,
wat een behoorlijke
bescherming tegen
zwangerschap geeft. Dan raken
ze weer in verwachting en zo
gaat de cyclus door. Op hun
vierendertigste jaar raken de
vrouwen in de overgang en dan
hebben ze acht kinderen gehad,
waarvan de helft als regel is
gestorven. Ze hebben vrijwel
hun hele leven lang niet
gemenstrueerd.
Snick: „In het westen gaat de
leeftijd, waarop meisjes voor het
eerst menstrueren nog steeds
omlaag. Dat ligt nu gemiddeld
in de buurt van de elf jaar. Als
een vrouw dan tot haar
drieënvijftigste jaar vruchtbaar
blijft, dan heeft ze een
reproduktieve periode van 42
jaar. Daarvan wordt met twee
geboren kinderen precies
achttien maanden benut. De
vruchtbaarheid is een last
geworden. En last past niet in
onze wereld en behoeft dus
'behandeling'. Dat is toch niet
het originele. Je gooit een
belangrijke functie weg, hoe je
ook draait of keert. Daar in dat
Afrikaanse land zullen ze aan
een gynaecoloog niet veel
behoefte hebben. Waar wij over
praten, dat is echt de
problematiek van het westen.
En bij die problematiek komt
dan nu de vergrijzing. Ik denk,
dat mensen vooral om fianciële
redenen zeker niet meer dan
twee kinderen willen en kunnen
hebben. En ik heb dan aan de
andere kant te maken met
mensen, die er alles voor over
hebben om kinderen te krijgen,
maar die met verminderde
vruchtbaarheid zitten".
Ach", zegt hij,je moet het per
individu zien. Er is daar teveel
en hier te weinig".
En: „Je moet het individu
blijven zien als medicus.
Mensen met hun vrustraties,
hun trauma's, hun verlangens.
Ik maak me wel zorgen over de
mogelijkheden voor een
individuele benadering. Je
krijgt van die grote instituten in
de gezondheidszorg waar maar
vergaderd en gepraat wordt
zonder dat men nog goed aan
mensen toe komt".
Dan zegt hij: „We moeten in de
geneeskunde opletten, dat we
onszelf niet overschatten. Ik zie
wel verandering. Het comfort
zal wel wat verdwijnen. We
gaan, ook door de
verminderende welvaart, naar
een geringere medische
consumptie. Dat kan hier en
daar ook best. Je hebt van die
topics. De overgang, dat is het
wegvallen van een functie en
daar past een beetje troost bij.
Er is niet tegen iedere kwaal
een pil en de mensen worden
zich er meer van bewust, dat
chemische rommel kwaad kan.
Zo gezien zijn wij hier heel
behoudend. We lopen
misschien wel een beetje voor".
Bij het afscheid nemen, geeft hij
me een brochure mee over
inwendig onderzoek van de
baarmoeder. Het gaat over de
benadering van patiënten als
individu, over de ontmoeting en
communicatie tussen
vrouwenartsen en hun
patiënten. Joni Magee, zelf
gynaecologe, geeft er een
aardige verhandeling in over de
omgang met mensen, een
pleidooi voor vriendelijkheid en
behoedzaamheid. „Lees dat
maar eens", zegt Snick. „Ik wil
het eigenlijk wel terug hebben".
Jederland herrijst, werd na de
Iweede Wereldoorlog monter
astgesteld. Nederland
ergrijst. is het intussen
;eworden. De gevolgen van de
nassale geboortebeperking
leginnen langzaam zichtbaar te
forden. Snick speelde en speelt
ndie geboortebeperking als
lynaecoloog in Vlissingen zijn
cleine rol: hij schrijft de pil voor,
'erricht soms sterlisaties en
jast de andere gangbare
nethoden ter voorkoming van
mangerschap toe. Maar aan
lijn werk zit ook een heel andere
sant, die waarover hij met zeker
Mveel enthousiasme spreekt:
iet medisch onderzoek naar
Jnvruchtbaarheid en mogelijke
Jplossingen. En de verloskunde,
iie sinds het begin van de jaren
leventig een ontwikkeling
ioormaakte, die revolutionair
jenoemd kan worden: de
lartregistratie met behulp van
jeavanceerde apparatuur. Een
jesprek met een geestdriftig
Jverzijn vak pratende arts. die
Jij tijd en wijle hoofdschuddend
ioor de medische wereld
sjouwt, omdat collega's wel eens
ie basis hebben gelegd voor de
onvruchtbaarheisproblemen
iie hij tegenkomt.
Snick (47), die in het Belgische
leper geboren werd, volgde in
Leuven zijn artsenstudie en
vervolgde die in Amsterdam in
iet Onze Lieve
Vrouwengasthuis, waar hij vier
tn een half jaar werkte.
Vervolgens werd hij chef de
clinique in het ziekenhuis in
Heerlen en in april 1971 kwam
bijnaar Vlissingen.
Hij koos voor Nederland, omdat
ajns inziens hier de opleiding
beter was. Hij koos voor
Vlissingen omdat op Walcheren
dringend behoefte was aan een
gynaecoloog. „Je gaat niet
ergens zitten waar je overbodig
bent en bovendien voel ik iets
'oor de streek. Dezelfde taal en
destreek is vrij egaal, het doet
denken aan waar ik vandaan
kom".
Heel ruw geschat heeft hij in
zijn loopbaan zo'n drieduizend
verlossingen gedaan. In een
Periode van vernieuwing. Het
Herd mogelijk de
bartslagpatronen van
ingeboren kinderen te
registreren en aan zo'n patroon
kan men zien wat een kind nog
aan reserves heeft.
Daarvoor was het nogal eens
natte vingerwerk. Met een
bouten toeter, die op de buik
Enig probleem. Dat kan zijn de
kans op een vroeggeboorte,
mindere zuurstof toevoer naar
het ongeboren kind. Snick: „De
grenzen zijn verlegd. Destijds
was de geboorte van een kind
met 34 weken nog riskant. Nu is
30 of 31 weken veilig en 28
weken leefbaar".
Hij duidt aan, dat er weinig
'kneuzen' geboren worden,
maar hij verhult niet, dat soms
kinderen ter wereld komen,
over wie artsen zich afvragen
of men een weldaad verricht
door ze te beademen en op die
manier kunstmatig in leven te
houden.
En hij spreekt licht aarzelend
over de vraag hoe de
rolverdeling tussen ouders en
medici moet zijn als het gaat
over de beslissing over leven of
dood in die gevallen. „We
moeten wel onze
verantwoordelijkheid nemen als
medici", zegt hij aarzelend. En:
„Mijn vader was huisarts en van
hem heb ik toch een soort
fatalisme, een zekere
nuchterheid meegekregen. Als
arts heb je er voor geleerd om te
kunnen zien welke
mogelijkheden er nog zijn. Je
moetje voor ogen houden, dat
er dingen zijn waar wij niets
kunnen aan doen".
Fatalisme, nuchterheid. In de
loop van het gesprek lijkt het of
dokter Snick die woorden ook
wel gebruikt als hij eigenlijk
'bescheidenheid' bedoelt.
Hij heeft het over zijn hobby,
onderzoek naar
onvruchtbaarheid. Hij schudt
zo wat cijfers uit de mouw. Tien
procent van de echtparen in
Nederland is vrijwillig
kinderloos. Tien procent is
verminderd onvruchtbaar of
onvruchtbaar. Bij die laatste
groep waartoe worden
gerekend mensen die een kind
willen en na een jaar zonder
anti-conceptie niet tot een
zwangerschap komen zit het
probleem voor een derde bij de
man, voor een derde bij de
vrouw en voor een derde bij
beiden.
Maar zo cijfermatig denkt hij
niet. „Het heeft", zegt hij, „een
enorm emotionele kant. Het
niet kunnen krijgen van
kinderen is enorm beladen. Het
geeft bij veel mensen een
onnoemelijke frustratie. Ik zie
dat in de praktijk. Ook als je
mensen vertelt, datje er niets
kunt aan doen, dan komt zo'n
tachtig procent terug of men
probeert bij een ander
bevrediging in dezen te vinden".
Het is naar mijn mening
ingeboren. Een functie werkt
niet en iedere keer als een zusje
of een vriendin een kind krijgt,
komt het weer naar boven. „Een
enorm traumatiserende
toestand. Een onvoorstelbaar
drama".
Die bescheidenheid. „Bij
mannen weten we in geval van
verminderde onvruchtbaarheid
in tachtig procent van de
gevallen geen oorzaak te
vinden", zegt hij. „We hebben
daarover maar weinig kennis, ik
denk omdat het lang een taboe
is geweest. En bij vrouwen? Je
kunt de vrouw wat oppeppen,
de eisprong wat verbeteren. Om
te beginnen probeer ik altijd in
korte tijd zekerheid te geven
over wat wel en wat niet kan.
Als er mogelijkheden zijn, doe je
iets in de sfeer van behandeling.
Maar eerlijk gezegd denk ik
vaak: 'Het was vanzelf ook wel
gelukt, zonder enige maatregel'.
De keren, dat ik een beetje trots
ben op wat ik heb weten uit te
richten, dat is niet veel meer
dan in twintig procent van de
gevallen".
Onvruchtbaarheid bij mannen,
daar is niet zoveel over bekend.
Pas in de jaren zestig is
onderzoek op enige schaal
begonnen. Daarvoor werd dat
niet zo'n belangwekkend
terrein geacht en dat had
stellig te maken met de
gedachte, dat aan mannen niet
zoveel kon mankeren, in ieder
geval niet zoveel als aan
vrouwen.
Snick: „Toen Franco op sterven
lag, najaar 1975, hebben we in
Madrid een congres gehad van
mensen, die zich vooral met dit
probleem bezighielden. Ik
herinner me dat nog goed door
de sfeer, die daar hing Franco
stervend. Allerlei specialisten
kwamen met de resultaten van
hun methoden. Men had
ervaring opgedaan met
manieren van behandelen. Aan
honderd verminderd
vruchtbare mannen was
honderd keer een pilletje
gegeven met dit en dat
resultaat. Alleen, er was
nagelaten dat te spiegelen aan
wat zou zijn gebeurd als dat
pilletje niet zou zijn gegeven. Al
dat gepraat over de resultaten
van een behandeling, dat was
weg toen we vier jaar later in
ZATERDAG 28 DECEMBER 1985
meenden te maken te hebben
met een jongetje met niet
ingedaalde teelballen, maar ze
hadden te maken met een
jongetje, bij wie die
samentrekkende spier bij eerste
aanraking in werking trad. Dat
gegeven was, ontdekte Snick,
veelal onbekend. En zo werd er
in zeer veel gevallen geopereerd
zonder enige noodzaak. Om
precies te zijn: volgens Snick
werd in Nederland in het jaar
1982 7.288 maal zo'n operatie
uitgevoerd en op Walcheren 52
maal. In meer dan tachtig
procent van die gevallen ging
het om een volstrekt overbodige
operatie, die bovendien later tot
vruchtbaarheidsproblemen bij
de geopereerde jongetjes kan
leiden, want het gaat om kleine
en dus kwetsbare organen. De
oplossing: onderzoeken hoe het
zit bij de geboorte van kinderen
en in hun eerste levensjaar en de
resultaten van dat onderzoek
registreren, en schriftelijk aan
de ouders mededelen. Er werd
dus vaak, tot en met 1982,
behandeld zonder dat gegevens
uit onderzoek op een rij waren
gezet. Snick ziet met enige
regelmaat die jongetjes, die
intussen in de twintig zijn en
aan het stichten van een gezin
denken, terug met hun
vrouwen. Ooit heeft een chirurg,
mede onder druk van ouders,
die de zaak 'in orde wilden
hebben' het lancet zo
gehanteerd, dat ze nu geen
kinderen meer kunnen
verwekken. Snick: „Door te
registreren hoe het zit met het
indalen van de balletjes bij
kleine jongens en door dat bij de
geboorte of in de maanden
daarna vast te stellen en te
noteren, is het aantal van die
operaties heel sterk gedaald.
Dat is goed, want er worden
drama's later in het leven mee
voorkomen. Want drama's zijn
het. De individuele burger is
bekommerd over zijn eigen
probleem, dat vooral. Of de
Nederlandse Bank goed draait
is echt een tweede zorg, voor ons
allemaal".
Snick heeft de resultaten van
zijn onderzoek naar buiten
gebracht, omdat het om een
landelijke zaak ging en niet om
een paar collega's, die hij wel
even kon bellen over de
kwestie.
Hij hoopt, dat er schade door
wordt voorkomen: lichamelijk,
psychisch, financieel en
vermoedelijk ook schade aan de
vruchtbaarheid. „We kennen
meer van die dingen. Tot rond
1970 zijn wegens
onvruchtbaarheid duizenden
operaties uitgevoerd om
achterover gekantelde
baarmoeders op de plek te
brengen. Dat was, zo is intussen
gebleken, niet nodig en zelfs
schadelijk voor de
vruchtbaarheid. Ik behoor
waarschijnlijk tot de
behoudende dokters ja, in die
zin, dat ik niet zo vlug tot
ingrepen overgegaan wil zien en
eerst zeker wil weten dat het
nuttig en nodig is".
Behoudend, zo zal hij soms ook
overkomen op vrouwen, die
zich willen laten steriliseren.
Hij zegt: „Vooral in het begin
vond ik het emotioneel moeilijk.
Je vernietigt, watje hebt leren
opbouwen. Nu vind ik het een
groot goed, maar dan wel op het
moment datje rustig hebt
kunnen beslissen en zeker wêet,
dat je het wilt laten doen. Ik
spreek nogal eens vrouwen, die
bijvoorbeeld door een
afgesloten relatie in een labiele
toestand verkeren. Ik raad ze in
zo'n situatie af zich te laten
steriliseren. Vaak zie je ook dat
vrouwen van begin dertig, die
ëën kind hebben en zich dan
laten steriliseren, daar na een
paar jaar enorme spijt van
krijgen. Dat houd ik ze dan wel
voor en ik probeer met zo'n
vrouw na te gaan wat er aan
alternatieven zijn". Opgewekt:
„Er is bij mij wel eens iemand
met ruzie en een slaande deur
vertrokken, die later blij was,
dat ze nog een kind kon krijgen.
Ik zie ook wel eens mensen, die
vinden dat ze geen kinderen
meer willen en die stralend
komen melden dat ze er toch
nog een krijgen. Vooral als
mensen ëën kind hebben of kort
na een misgegane
zwangerschap of relatie, dan
krijgen ze van een sterilisatie
heel vaak later spijt. Veel teveel
zie ik mensen, vooral mannen
die van een sterilisatie spijt
hebben en herstel 'eisen'.
Helaas lukt dat maar bij
ongeveer de helft".
Behoudend? Snick breekt geen
zwangerschappen af.
„Emotioneel kan ik geen
abortus plegen. Ik moet er bij
zeggen, dat in Groede goed en
deskundig abortus gepleegd
wordt. Het feit, dat ik het niet
doe, betekent dus niet dat een
kind er dan wèl komt. Ik ben in
de comfortabele positie, dat ik
er niet over hoef na te denken.
De vraag speelt niet zo
i
Teden luidt de boodschap
J.nogal eens: gezellig thuis
evallen. Vooraf goed leren
utspannen, waarbij de man
ordt gemobiliseerd voor het
rijven van de rug. Flink
efenen, dan komt het best in
rde. Pijnloos.
lis. Eén op de vijfhonderd
(vallingen is pijnloos, schat
okter H. K. A. Snick,
rouwenarts te Vlissingen. Een
ind krijgen, dat gaat wèl met
ijn gepaard. „In allerlei
laden zie je publicaties over
ie gezellige bevalling, liefst
huis. Zo makkelijk als wat.
laar dat klopt niet", zegt hij.
n die publicaties hebben
ogal eens tot gevolg, dat er
iet één, maar twee keer sprake
svan pijn. Fysiek tijdens de
evalling zelf en psychisch
aarna. Dokter Snick komt ze
ogal eens tegen, die vrouwen,
lepressief zijn ze. „Ik heb het
t-eer niet gemaakt", delen ze
em mee.
nick: „Ze hebben het gevoel,
at ze afgaan. Dat idee, dat het
un fout is als het niet gaat, of
liet pijnloos, daarmee wordt
Touwen een nieuw probleem
langepraat. Ze krijgen er het
[evoel door, dat ze als vrouw
nvolwaardigzijn". Hij stelt
ast: „De hele cultuur is ervan
oortrokken, dat bepaalde
irestaties moeten worden
:eleverd. Tien kilometer
mrdlopen zonder te blazen. Het
s niet goed als mensen wordt
langepraat, dat ze tot bepaalde
lingen in staat zijn, die ze
;ewoon door eigen kracht niet
lunnen".
...er zijn dingen waar ook
wij niets kunnen aan doen...
Israël nog eens zo'n congres
hielden. Men was tot de
ontdekking gekomen, dat
helemaal niets vaststond over
de resultaten van behandeling.
Je kunt honderd mannen
honderd keer een pilletje geven
en dan bij een bepaald
percentage gebleken
vruchtbaarheid zeggen, datje
succes hebt, maar dat weetje
natuurlijk niet als je niet hebt
gekeken naar het percentage
geleken vruchtbaarheid van
mannen, die allemaal géén
pilletje hebben gehad. In Israël
en tijdens het derde congres dit
voorjaar in Boston ging het
helemaal niet meer over
behandelen. Het ging eindelijk
over onderzoek naar de
oorzaken zelf'.
Eerst behandelen en dan
onderzoeken, dat is dokter
Snick meer tegengekomen. In
1984 publiceerde hij het
resultaat van een onderzoek,
dat hij had ingesteld op
.(i-'- '"pV.vf A.j L-
- w.-
»'u
van de vrouw werd gezet, kon
men de hartslag van het kind
horen, maar echt veel meer dan
dat het leefde was daar niet uit
op te maken. Snick: „Vroeger
was de gynaecoloog een
verloskunstenaar, die moeilijke
dingen deed met tangen.
Tegenwoordig doen we geen
wilde kunstverlossingen meer.
Destijds werden kinderen, dat
moet men bedenken, ook wel
regelrecht de rolstoel
ingetrokken. Met de
registratiemethoden, die we nu
hebben, kan het kind
nauwkeurig bewaakt worden en
als het misgaat kan het eruit
gehaald worden. Je ziet niet veel
in slechte conditie geboren
kinderen meer. Ook niet in het
ziekenhuis, waar de vrouwen
komen, die toch met enig
probleem zitten".
H. K. A. Snick foto wim riemens
Walcheren. De titel: 'De te hoge
orchidopedieffequenties,
onderzoek en maatregelen op
Walcheren'. Snick wil het voor
leken wel even vertalen: Er is
jaar in jaar uit in Nederland en
ook op Walcheren veel en veel te
vaak geopereerd als artsen
veronderstelden, dat de
teelballen van jongens niet
ingedaald waren. Dat zit zó: bij
ruim twee procent van de
pasgeboren jongens zijn de
ballen niet in het scrotum
ingedaald. Dat komt meestal
vanzelf in orde. Bij tweederde
van dit aantal kinderen dalen
de teelballen in de loop van het
eerste levensjaar spontaan.
Maar als een jongetje later
wordt onderzocht en een arts
wil voelen of die teelballen
inderdaad op hun plek zitten,
trekt zich vaak een spier
samen, die de ballen het
onderlichaam intrekt.
Zeer vaak is zo door medici een
beoordelingsfout gemaakt. Ze
I r**<r.
f ff»O"'
*4A* jrjfCsïf +f( y-Jj
V.f» sttS W«»»
J-rf'i -
A.( "H'l r
t itrrt f ,/tr AtnCv 'Hf
,iV- rrnY'lt*' >1.-tty -r
i, r5*»^
7 fi rmrtl'
- '0* - '*'h. 'r'ï W ".f4*?*
i:-fV" 1.
"f «t-
- 'il.za
i-.-„ LL.'
'>S
Schetsboekblad Leonardo da Vinei.