PZC
oud nieuw
STAMMENKRIJG
GULLIVER
HUMANAE VITAE
bevolkingspolitiek
door de eeuwen heen
22
middeleeuwen
gulliver
malthus
volgelingen
zwarte bladzij
wetenschap
maatregelen
jan geert majo<
MHMML».
Er wordt gezegd dat de
Egyptenaren het prototype
van de condoom bedacht en
gebruikt hebben. Ook zouden
sommige vrouwen in deze verre
oudheid zich een steen in de
baarmoeder hebben laten
aanbregen ter voorkoming van
zwangerschap. Of dat de eerste
bevolings-politieke daden in de
geschiedenis waren, is helaas
onbekend.
Het zoeken naar de eerste
bevolkings-politieke daad in de
geschiedenis is zoeken naar stro
in een hooiberg. Maar het kan
niet anders dan dat er vanaf het
prille begin sprake moet zijn
geweest van het bewust of
onbewust regelen en
organiseren van het menselijk
leven.
Een deel van een stam dat van
de ene naar de andere plaats
trekt, omdat er te weinig
voedsel voor iedereen is, doet
daarmee aan
bevolkings-politiek. Het
overleven van de stam staat op
het spel en door weg te trekken
naar vruchtbaarder streken,
wordt de kans op overleven
groter en daarmee de kans op
het voortbrengen van een
levensvatbaar nageslacht.
Opmerkelijk is het eerste
duidelijk beschreven geval van
bevolkings-politiek ten tijde
van de Romeinse keizer
Augustus. Onder zijn bewind
werden maatregelen genomen
om mensen met kinderen meer
voorrechten te geven dan
mensen zonder kinderen. De
maatregelen waren zelfs
vastgelegd in een aantal
wettelijke maatregelen. Je zou
kunnen zeggen dat er een
uitgewerkt stelsel bestond van
beloningen, bestraffingen en
voorlichting om mensen aan te
zetten meer kinderen te krijgen.
Specifiek daarbij was ook nog
dat er een soort huwelijksbeleid
gevoerd werd. Dus niet alleen de
getrouwde mensen aanzetten
tot het krijgen van kinderen,
maar ook jonge, ongehuwde
mannen met allerlei
maatregelen tot trouwen
krijgen, natuurlijk in de hoop
dat er uit deze verbintenissen
kinderen geboren zouden
worden. Het streven van keizer
Augustus om sterke, gezonde
jongelingen uit de betere
kringen te laten trouwen met
dochters uit dezelfde
bevolkingsgroep, gaat in onze
ogen al weer een forse stap te
ver. Ook dat is echter bevol
kingspolitiek.
Tussen de tijd dat keizer
Augustus deze maatregelen
nam en het begin van de
negentiende eeuw, ligt er
eigenlijk een vrij duistere
periode wat
bevolkings-politiek betreft.
Natuurlijk was er sprake van
bevolkings-politiek, maar het
ontbreekt aan feitelijke
gegevens om ons een duidelijk
beeld te vormen van de
werkelijke maatregelen die
genomen werden.
Wel zijn er stukken bekend
waarin gesproken wordt van
stadsbestuurders die in de late
middeleeuwen premies
uitloofden voor jongeren die
naar de stad trokken. Daarmee
lokten ze mensen van het
relatief arme platteland naar de
qua omvang en rijkdom
groeiende steden. Op die manier
kreeg men de kans in de stad
een economische basis te
scheppen voor een gezin. Het
spreekt voor zich dat de steden
onder andere daardoor in
omvang snel toenamen.
Vanaf het begin van de
negentiende eeuw is er echter
een opleving waar te nemen met
betrekking tot de
geboortecijfers. Een aardig
voorbeeld van een experiment
met kinderbijslag geeft de
Michelin-fabriek in Frankrijk.
De huidige bandenfabriek zat
toen met het probleem dat er
veel te weinig jonge arbeiders in
de fabriek kwamen werken. Er
was sprake van een vergrijzing
van het arbeidersbestand.
De Michelin-demograaf,
waarschijnlijk een inventieve
boekhouder, had bedacht dat
het geven van kinderbijslag in
ieder geval een aantal jonge
arbeiders met kinderrijke
gezinnen zou aantrekken. Het
was een voor die tijd origineel
idee. Te meer omdat men er ook
vast op rekende dat de kinderen
van de nieuwe populatie
arbeiders het werkzame leven in
de fabriek zou slijten.
De bedrijfs-demograaf moest
ook het effect van zijn plannetje
onderzoeken en daarmee
hebben we ook de eerste 'studie'
foto wim riemens
in handen naar effecten van
bewuste
demografische-politiek. De man
rapporteerde natuurlijk dat het
prima ging: er kwamen meer
jonge arbeiders en meer
kinderen. Later hebben echte
demografen aangetoond dat het
natuurlijk allemaal onzin was
wat deze man rapporteerde,
maar goed. dat gebeurt
tegenwoordig met rapporten
van demografen ook wel eens.
Het 'wetenschappelijk' bezig
zijn met bevolkings-politiek
was eigenlijk al eerder
begonnen. In 1727 verscheen in
Engeland een vierdelig werk
van Jonathan Swift dat daar
duidelijke trekken van
vertoonde. Swift was een
bekend politiek pamflettist en
een scherp satiricus.
Het genoemde werk werd in
Nederland in 1791 vertaald en
anoniem uitgegeven. Het is
bekend geworden als het
kinderboek 'Gulliver's reizen',
maar Swift had het zo nooit
bedoeld. Het was zijn utopische
reis naar het land van de
Houyhnhms en als je dit volk in
het kort typeert, dan wordt
duidelijk dat Swift in het boek
bezig was met
bevolkings-politiek.
De Houyhnhms zijn ideale
wezens die hun samenleving
zeer doelmatig hebben
ingericht. De begeerte is er
uitgeschakeld en ondergeschikt
gemaakt aan het verstand.
Paren worden door vrienden en
bloedverwanten
samengebracht op basis van
rationele overwegingen. De
liefde was nooit een argument,
iedereen hield namelijk van
iedereen.
Zo bestond er ook geen
voorkeur voor de eigen kinderen
boven die van anderen. De regel
was dat ieder paar twee
kinderen kreeg, een van elk
geslacht. Als een paar twee
jongens kreeg, dan werd geruild
met een paar met twee
dochters. Was dat bereikt, dan
hield al het sexueel contact
gewoon op. Als een kind door
een ongeluk stierf, dan werd
gezorgd voor een
plaatsvervanger. En als het
betreffende paar daar te oud
voor was, dan werd een jonger
paar aangewezen om een kind
voor hen te verwekken.
De Houyhnhms hadden dus
zeer strikte regels en maakten
slechts uitzondering voor de
mindere klasse. Die mochten
van elk geslacht drie kinderen
voortbrengen. De reden was
even eerlijk als duidelijk: die
moesten dan bij de geslachten
die in hoger aanzien stonden
fungeren als hulpje.
De vader van Thomas Robert
Malthus was een bemiddeld
ZATERDAG 28 DECEMBER 1985
man. Hij ontving de
vooruitstrevenden van zijn
tijd, zoals Jean Jacques
Rousseau en David Hume, bij
hem thuis en had een grote
bewondering voor Jonathan
Swift en William Godwin (1756
-1836). Godwin vond dat de
heersende noodtoestand van de
arbeiders veroorzaakt was
door de gebrekkige
maatschappelijke instellingen
en de maatschappij moest om
die reden rechtvaardiger
worden ingericht.
In 1793 publiceerde hij een boek
waarin hij het volgende
toekomstbeeld schetst:
gelijkheid voor allen, een
toenemende welvaart en wel zo
dat het privaatbezit afgeschaft
kon worden. Hij dacht dat vrij
geslachtsverkeer mogelijk zou
zijn, omdat de moeders geen
zorgen meer zouden hebben
voor de kinderen: in een
welvarende gemeenschap zou
het opnemingsvermogen voor
deze kinderen voldoende
aanwezig zijn.
Thomas Robert Malthus werd
door deze stelling zeer
aangegrepen. Hij was van
mening dat het helemaal niet
kon op deze manier en hij
probeerde de stellingen van
Godwin te weerleggen. Om de
oorzaken van de overbevolking
te ontdekken en de gevolgen
ervan tegen te houden, zouden,
volgens Malthus, de mensen
bereid moeten zijn diepgaande
veranderingen in hun
levensgewoonten te accepteren.
En als ze dat niet zelf konden,
moest het maar onder dwang.
Hij publiceerde zijn opvattingen
in boekvorm als reactie op de
stellingen van Godwin anoniem
in 1798. Het maakte een grote
indruk in die tijd en kan
beschouwd worden als de
grondslag van het theoretisch
malthusianisme. Een sterk
gewijzigde en fors uitgebreide
druk verscheen in 1803 in vier
delen. Dit keer stond zijn naam
er wel bij.
Een belangrijke stelling van
Malthus was dat de
wanverhouding tussen
bevolkingsaantal en
beschikbare bestaansmiddelen
steeds groter zou worden als er
niet ingegrepen zou worden. Hij
bepleitte uitstel van het
huwelijk tot men in staat zou
zijn, zijn gezin te onderhouden
en was een fanatiek voorstander
van sexuele onthouding vóór
het huweüjk. Hij veroordeelde
voorbehoedmiddelen en
erkende slechts de vrijwillige
onthouding als oplossing.
Er was een enorme bijval voor
de stellingen van Malthus. Zijn
werk béleefde vele drukken en
werd vertaald in vele talen. In
Nederland promoveerde H.B
Smissaert in 1879 op een
„Overzicht der bevolkingsleer
van Malthus" en stelling 23 bij
het proefschrift luidde: „de
oorzaak der armoede ligt
voornamelijk in de neiging der
bevolking om zich boven de
middelen van bestaan te
vermeerderen".
De tegenstand was het
krachtigst in de kringen van het
opkomend socialisme. De
theoretici van de
arbeidersbeweging zochten de
oorzaak van de
Maatschappelijke ellende niet
in de bevolkingstoename maar
in het kapitalistische
productiesysteem. Dat systeem
functioneerde namelijk niet
voor de behoefte van de
mensen, maar voor de winsten
van een zeer kleine groep
bezitters. De conclusie was
duidelijk: de oplossing van de
maatschappelijke nood lag in
het omvormen van de
maatschappij tot een
socialistische samenleving.
Francis Place (1771 - 1854) wordt
wel de eerste neo-malthusiaan
genoemd. Hij had de
samenhang tussen armoede en
overbevolking aan den lijve
ondervonden: op
negentienjarige leeftijd was hij
gehuwd met een meisje van
zeventien, ze kregen vijftien
kinderen, waarvan er slechts
tien hun eerste levensjaar
overleefden. Hij koos partij voor
Malthus, maar hij was beter
thuis in het gevoelsleven van de
gewone man. Hij wees de
'vrijwillige onthouding' af en
kwam als eerste met duidelijke
standpunten over
voorbehoedmiddelen.
Hij schreef pamfletten in
duidelijke, eenvoudige taal over
'coitus-interruptus' en het
'vaginaal sponsje', die bij
duizenden verspreid werden
onder de arbeiders in Londen en
het noorden van het Engeland.
Het was voor de eerste keer dat
duidelijk en zonder omwegen
Malthus, naar het schilderij van Linnel.
werd gesproken over het
loskoppelen van
geslachtsverkeer en
bevruchting. Place was de vader
van de neo-malthusiaanse
beweging en heeft als zodanig
het fundament gelegd voor de
latere sexuele hervorming.
De geschiedenis van de sexuele
hervorming vormt een
belangrijke onderstroom van
de geschiedenis van de
Bevolkingspolitiek door de
eeuwen heen: de achter
gronden en de methoden.
Een langgerekt antwoord
op de vraag: hoe houden
we de ontwikkelingen in de
hand?
Planning: van de oevers
van de Nijl tot aan de boor
den van de Schelde.
bevolkings-politiek. Was de
eerste een zaak van utopisten,
filosofen, medici en andere
betrokken wetenschappers, de
tweede blijft een zaak van
overheden.
De meest duistere bladzijden
van de bevolkings-politieke
geschiedenis worden
ingenomen door het Duitsland
van Hitler en in iets mindere
mate het Italië van Mussolini.
In Duitsland is vanaf het eind
van dejaren20een
uitdrukkelijke
geboortebevorderende politiek
gevoerd waar twee kanten aan
zaten. De ene kant bestond uit
het verbieden van abortussen,
die tot die tijd oogluikend
werden toegestaan. De andere
kant bestond uit het invoeren
van een heel stelsel van premies
en beloningen om Duitse
moeders en vaders aan te zetten
meer Duitse kindertjes te
krijgen.
En dan natuurlijk de meest
extreme en walgelijke vorm van
bevolkings-politiek: het
uitroeien van een hele
bevolkingsgroep; de joden.
Italië was iets minder rigide,
maar ook daar was de
bevolkings-politiek niet echt
fatsoenlijk te noemen. Vreemd
genoeg voerde Zweden in die
tijd ongeveer hetzelfde beleid
wat betreft fasciliterende
maatregelen (premies en
beloningen) Maar daar maakte
men zich gewoon zorgen over de
scheve verhouding tussen
jongeren en ouderen.
Aangezet door de
neo-malthusianen, die een
duidelijk bevolkings-politiek
doel nastreefden, begonnen de
echte wetenschappers zich
rond de jaren twintig en dertig
met de problemen te bemoeien.
Europa en de Verenigde Staten
hadden toen te maken met een
vrij lage vruchtbaarheid en
men wilde daar iets aan gaan
doen.
Maar voor de wetenschappen
goed en wel aan de slag waren
brak de Tweede Wereldoorlog
uit met de bekende baby-booi
(geweldige geboortengolf)
daarna. Daarmee waren de
problemen van voor de oorlog
een klap opgelost. Later kwar
de belangstelling voor
bevolkings-politiek weer teru
en was de rol van de demograi
in allerlei overheidscommissii
gevestigd.
De meeste demografen zijn he
erover eens dat het verder
blijven inzakken van de
vruchtbaarheid vanaf de jarei
zestig in bijna alle
Westeuropese landen (Ierlanc
een uitzondering) te maken
heeft met het feit dat de pil op
de markt kwam en de
voorbehoedmiddelen in hun
algemeenheid steeds meer
geperfectioneerd werden.
II
Succesvolle maatregelen die
bevolking doen toenemen
liggen bijna allemaal in de
financiële sfeer: hoge
periodieke uitkeringen
(kinderbijslag), baby-bonussi
(een bedrag ineens als je een
kind aangeeft bij de
Burgerlijke Stand),
gezinsvormingsleningen
(terugbetalen door het krijge
van kinderen), een
opvoedingsinkomen,
belastingaftrek, extra
kortingen op gebruik van
openbaar vervoer voor oudei
en kinderen. Voorts natuurli
het verbieden van abortus of
het sluiten van de grenzen vo
moderne, veilige
anti-conceptiva. Daarnaast
speelt een deugdelijke
voorlichting een steeds
belangrijker rol.
De andere kant, maatregelen
om de bevolking te doen
afnemen, zien er heel wat
minder vriendelijk uit: een
korting op het inkomen als er
meer dan het voorgeschreven
aantal kinderen komt (China;
één kind toegestaan en bij elk
kind meer, 15 procent van het
inkomen af), ouders en kinder
met opzet in een slecht huis
laten zitten, verplichte
sterilisatie (India in de jaren
zestig).
Het is duidelijk dat al deze
maatregelen een wettelijke
achtergrond hebben en dat
daarmee hun succes valt of
staat. Er moeten sancties zijn
zo vertellen deskundigen, wil
een bevolkings-politiek ook
slagen. Daarmee wordt de rol
van de kerken in de
bevolkings-politiek door de
eeuwen heen voor een groot d
bepaald.
Je kunt natuurlijk als
kerkgenootschap een
demografische doelstelling
hebben, bijvoorbeeld het
vermeerderen van het aantal
mensen dat tot jouw
kerkgenootschap behoort. Mi
doorgaans, en zeker in de
huidige samenleving, hebben
kerken geen, of veel minder,
invloed op het vormen van
wettelijke maatregelen
waarmee je demografisch
handelen kunt beinvloeden.
Kerken kunnen hun invloed
uitoefenen door middel van
overtuiging of door middel va
Herderlijke Schrijvens, altijd
morele argumenten dus, maa
ze hebben geen echte sturend
middelen tot hun beschikkini
Wel natuurlijk als de politiek
totaal (Iran) of voor een
belangrijk deel beheerst wore
door religieuzen.
Een voorbeeld is de encycliek
Humanae Vitae die in 1968 de
de paus werd afgekondigd
Kernpunten waren: een verbi
op het gebruik van
anti-conceptiva en op het
hebben van gemeenschap
buiten het huwelijk. De zake:
die daarin staan zijn door de
rk-kerk nog steeds niet
herroepen, maar de gelovige]
zijn duidelijk hun eigen gang
gegaan. Dat was dus een
bevolkings-politieke opvatti:
van de kerk die nauwelijks
enige invloed heeft gehad.