ik heb bewondering
voor de blijvers
het gaat buiten alle
verwachtingen goed
PZC/ streek
Baan
Minder mensen
-
•,-•-•>' <- V~>v.s\ o.
hlNSDAG 25 JUNI 1985
ONDERWIJSMAN
Meneer, ik ben de klas uitgestuurd, omdat ik teveel gehakt heb gemaakt". Gekleed in
een 'oversized' schort, rijkelijk bedrukt met reclame voor een bekend biermerk,
iiwt de leerlinge haar bord onder de neus van schooldirecteur Jo de Rijk. „Mmmmm, teveel
lehakt hè?", reageert hij. „Ga maar even in de lerarenkamer zitten".
jee, geknoei met ingrediënten, daar
lit de directeur van de Nijverheids-
Chool in Sas van Gent niet zo zwaar
an. Zijn coulante optreden heeft ech-
Ir niets te maken met het feit dat hij
jver enkele weken met VUT gaat. „In
te elf jaar dat ik hier nu directeur
jen, heb ik hooguit twee keer straf
Itgedeeld", zegt de vierenzestigjarige
Ie Rijk. „Ik heb nooit het nut van
Iraf ingezien. Tja, als het gedrag van
|n leerling werkelijk de spuigaten
Itloopt, dan doe je iets, maar in de
Igel los ik die dingen op met een
esprek.
|ls je straffen gaat uitdelen, dan gaan
leerlingen stiekem doen en dat is
liet de( bedoeling, ze moeten open
[lijven. Straf is hier een zeldzaam-
fed, daarom zijn we ook zo'n rustig
khooltje".
Ir wordt op de deur van de directeurs-
lamer geklopt. De Rijk verrukt: „Ah,
laar is onze liefste leerlinge. Zeg eens
[indje, wat scheelt eraan?" „Weer pijn
i m'n knie meneer, mag ik tussen de
liiddag overblijven?" Voor de direc-
lur geen enkel probleem. Wel aarzelt
Ij een paar minuten later met de
Teslissing of één van de' leerlingen,
|nja, die ziek is gewordeh, wel naar
uis mag brengen.
|A'ist je dat ik vroeger elke dag
nderhalf uur spreekuur voor de leer-
ngen hield? Wat dacht je, allemaal
heisjes in de leeftijd van elf tot zes
tien, zeventien jaar, die hebben grote
problemen. Dan hebben ze weer moei
lijkheden thuis, dan is er weer iets met
hun vrijer. Het is altijd wat. En ik sta
op het standpunt dat daar naar ge
luisterd moet worden. Maar wat komt
daar nu nog van terecht? Kijk eens
wat voor een enorme hoop circulaires
van het ministerie hier elke dag op
m'n bureau wordt uitgestort. Denk
niet dat je dan nog aan je leerlingen
toekomt. Ik heb er geen idee meer van
wat er allemaal in Den Haag wordt
gekokstoofd, maar ik weet wel dat
steeds meer mensen het in het onder
wijs niet meer zien zitten en opstap
pen. Men voelt zich steeds onzeker
der. Ik heb grote bewondering voor
degenen die het nog op kunnen bren
gen om enthousiast les te geven".
Vroeger was het veel leuker. De Rijk
herinnert zich zijn glorietijd in De
Zandstraat waar hij 23 jaar lang hoofd
was van de katholieke lagere school
Sint-Petrus èn de jaren daarvoor, vlak
na de oorlog toen de Sint-Aloysius-
school in Sas van Gent waar hij
werkte, door het Amerikaanse leger
werd gevorderd. „We gaven toen an
derhalve dag les per week in de open
bare school. Dat was een makkie,
want we kregen toch mooi een hele
week doorbetaald. En de kinderen
gingen in hun eigen school naar Ame
rikaanse films kijken en werden ge-
tracteerd op chocola".
In zijn 'Zandstraatperiode' was De
Rijk ook directeur van de Midden
standsavondschool in Schoondijke en
de Zandstraat. „Het is ongelooflijk, ik
denk dat ik zo'n 1200 middenstanders
aan een diploma heb geholpen. Daar
heb ik nu nog last van. Overal waar ik
kom daar kennen ze me, ik kan geen
café binnenstappen. Dan is het écht
oppassen geblazen", lacht De Rijk,
een drinkgebaar makend.
In die 'zalige tijd' had het schoolhoofd
nog meer pijlen op z'n boog. Hij zat in
de politiek. „Jazeker, ik ben twaalf
jaar raadslid van de Katholieke Partij
geweest. Dat was een eigen lijst hè, ik
was fractieleider. Maar ja, toen met
die gemeentelijke herindeling kwa
men er allerlei problemen, dus ben ik
overgestapt naar een confessionele
groepering, maar daar werd ik uitge
loot en werd m'n zwager wethouder".
„Na vier jaar splitste de club zich en
ontstond Gemeentebelangen Groot
Sas. Daar was ik verkiesbaar voor.
Heel de Zandstraat met achthonderd
stemmen stond achter me, maar ik
werd weer uitgeloot. Toen had ik er
geen zin meer in en heb het bijltje
erbij neergegooid".
De Rijk ging zich daarna toeleggen op
de harmonie De Vereenigde Vrien
den', waarvan hij nog steeds voorzit
ter is.
In 1974 zette hij een nieuwe stap in
zijn onderwijscarrière en werd direc
teur van de rooms-katholieke Nijver
heidsschool in Sas van Gent. „Ze
hebben mij ook gevraagd directeur
van de katholieke mavo in Terneuzen
te worden, maar ik had meer zin in de
Nijverheidsschool, hoewel ik wel in
het schoolbestuur van de mavo ben
gaan zitten".
De nieuwe functie was een hele uitda
ging. „Het is een stichtingsschool. Dat
betekent veel vrijheid, maar ook een
grote verantwoordelijkheid en alles
zelf doen en uitzoeken. Dat is nog zo.
Met twintig man personeel heb je dus
je handen vol. Wij hebben hier geen
machtig bestuur zoals scholenge
meenschap 'De Leeuwtjes' dat bij
voorbeeld heeft".
Niettemin loopt het schooltje met
zo'n 120 leerlingen gesmeerd. „Het
niveau ligt hier vrij hoog en we heb
ben fantastische leerlingen", aldus De
Rijk. Hij zegt dat de Nijverheids
school nauwelijks meer te vergelijken
is met de traditionele huishoud
school, waar een sterk accent op de
huishoudelijke taken lag. Met andere
woorden, de puddingacademie is een
echte vakschool geworden, waar ook
jongens op zitten. Maar die zijn nog
steeds sterk in de minderheid. Er
zitten nu vijf jongens op de Sasse
Nijverheidsschool.
De telefoon gaat. „Een afspraak me
vrouw, nou dat kan hoor. Vrijdag om
twaalf uur dan zit ik hier". De Rijk
legt de hoorn neer.
„Kijk, daar heb je zoiets, een leerling
die in Terneuzen naar school gaat en
terug naar Sas van Gent wil komen.
Dat maken we regelmatig mee. Dat
moeten we echt goed bekijken of zo'n
leerling terug kan komen. Hij moet
echt wel met een goeie reden komen.
We spreken zoiets altijd door in het
directieberaad van de LHNO-scholen
in Zeeuwsch-Vlaanderen".
Volgens De Rijk is de samenwerking
tussen die scholen uitstekend. Van
concurrentie is geen sprake. „Moeten
we ook niet aan beginnen, want dan
concurreert de ene school de andere
kapot. Over samenwerking heb ik
geen klagen. Dat is een unicum in
Zeeland. De LHNO-scholen in
Zeeuwsch-Vlaanderen houden zelf
driemaal per jaar gezamenlijk een
infomarkt voor de leerlingen van de
lagere scholen".
Die kunnen met een gerust hart aan
een LHNO-opleiding beginnen, meent
hij. „We hoeven echt niet meer voor
een mavo onder te doen. Met ingang
van 1986 kan men bij ons op hetzelfde
niveau examen doen. Dat is ook weer
zo'n maatregel uit Den Haag, daar
willen ze via allerlei achterdeurtjes
toch naar de middenschool toe".
Over de kwaliteit van het onderwijs is
De Rijk dik tevreden, die sluit prima
aan bij het bedrijfsleven. In het kader
van de COWA (Coördinatie Onderwijs
Arbeid) lopen regelmatig docenten
stage in de bedrijven. „De docente die
hier kookles geeft, staat volgende
week gewoon een paar dagen in de
kantine van Dow om te kijken hoe het
daar allemaal reilt en zeilt. Zo stem
men we ons onderwijs op het bedrijs
leven af'
Leerlingen van de Nijverheiasscnooi
kunnen tegenwoordig na het beëindi
gen van hun studie makkelijk op de
arbeidsmarkt terecht, merkt De Rijk
op. „Van de dertig leerlingen die dit
jaar de school verlaten, willen er
zeven aan de slag, ze hebben stuk
voor stuk al een baan".
Leerlingen die een jaar of vier geleden
de school verlieten, zijn daarentegen
nog steeds driftig op zoek naar werk.
„Daar zit ik ook achteraan. Een kwes
tie van nazorg. Ik bel voortdurend
bedrijven op of ze iemand kunnen
plaatsen. Gelukkig lukt dat in veel
gevallen".
De Rijk's invloed op de arbeidsmarkt
gaat echter verder. Zo ijverde hij met
succes voor de Nederlandse erken
ning van het certificaat van het Belgi
sche Provinciaal Instituut Haartooi in
Gent. „Daarmee kan men zich nu als
kapper of kapster in Nederland vesti
gen. Het is een ideale opleiding daar
in Gent. De hele buurt rond die school
wordt gratis gekapt. Ik heb ook al
eens overwogen om me daar een cou
pe te laten aanmeten. Maar alle gek
heid op een stokje. Het probleem in
Zeeuwsch-Vlaanderen is het gebrek
aan stageplaatsen. Je kunt ook in
Axel een opleiding tot kapster volgen,
maar je kunt nergens terecht om
stage te lopen. De kappers zeggen: ik
ben gek om m'n toekomstige concur
renten op te gaan leiden. Daar kan ik
best inkomen. Vandaar dat het een
goede zaak is dat men met een Bel
gisch diploma in Nederland terecht
kan".
Nog drie weken en dan zit het er op
Jo de Rijk, nog even directeur van de
Sasse nijverheidsschoolNooit nut
van straf ingezien"
voor De Rijk. Spijt? Nee, heeft nog tal
van hobby's waarin hij zich kan uitle
ven. Hij geeft toe dat het pijn doet om
afscheid van school en leerlingen te
nemen. Maar gelukkig is zijn opvol
ging goed geregeld. „Piet Bertram
komt op mijn plaats, dus ik heb er alle
vertrouwen in dat het goed komt".
Dat het uiteindelijk toch niet goed
komt, zal volgens De Rijk niet aan
Bertram liggen, maar aan de HEF-
nota (Herstructurering En Fusie), die
waarschijnlijk de volgende kabinets
periode z'n beslag zal krijgen. „We
weten nu al dat het leerlingenaantal
gaat dalen. Volgens die nota moeten
er jaarlijks dertig leerlingen op de
school bijkomen. De vraag is of we dat
halen. Er zijn al eens fusiebesprekin
gen geweest tussen de besturen van
de Nijverheidsschool en de katholieke
mavo in Terneuzen, maar dat gaf
allerlei problemen met de locatie en
zo. Dus dat zit er ook niet in. Ik denk
dat als die HEF-nota doorgaat, alle
kleine schooltjes in Zeeuwsch-Vlaan
deren verdwijnen. De Nijverheids
school zal daarbij niet gespaard wor
den, maar wat doe je eraan. Het
onderwijs is voortdurend in beweging.
Het is die veertig jaar dat ik erin heb
gezeten altijd onrustig geweest, maar
nog nooit zo onrustig als nu".
Waldemar Ysebaert.
SOCIO WONING
Bewoonsters van de sociowo-
ning aan de maaltijd„De
meiden hebben gewoon een
baan"
Integratie en normalisatie zijn termen die de
laatste jaren binnen de zwakzinnigenzorg erg in
zwang zijn geraakt. Het streven om geestelijk
gehandicapten onder te brengen in grote goed
geoutilleerde inrichtingen, een typisch naoorlogs
verschijnsel waar ook het vergrijsde deel van de
bevolking mee te maken heeft gehad, wordt tegen
woordig door deskundigen binnen de zorg als
verouderd beschouwd. Mensen, ouderen, maar ook
zwakzinnigen, moeten in deze tijd zoveel en zolang
mogelijk zelfstandig blijven functioneren. Vandaar
ook dat de gedachte om geestelijk gehandicapten
onder te brengen in gewone huizen, middenin de
samenleving, leeft binnen het bestuur en de directie
van het zwakzinnigeninstituut 'De Sterre' in Clinge.
Volgens algemeen directeur P. E. M. Bottelier moet
de verzelfstandiging van de inrichtingbewoners na
drukkelijk worden nagestreefd. Het plaatsen van de
eerste Sterrebewoners in de dorpsgemeenschap van
Clinge de verwezenlijking van de gedachte
geschiedde half april van dit jaar. Acht bewoners van
de inrichting pakten hun spulletjes in en verhuisden
naar de socio-woning aan de Beatrixstraat. Een stap
die overigens niet verliep zonder problemen. Ortho
pedagoog N. Vandevorst van De Sterre uit zich
voorzichtig. „Toen eenmaal bekend geworden was
dat we in de Beatrixstraat de eerste Zeeuws-Vlaamse
I socio-woning wilden bouwen, klonken vanuit de
I Clingse gemeenschap niet alleen positieve geluiden.
|Een aantal buurtbewoners had ernstige bezwaren
I tegen de komst van de geestelijk gehandicapten in
Ihun straat. Zij vreesden dat de waarde van hun
I woning drastisch zou dalen. Een buurman diende
I zelfs een bezwaarschrift in bij de gemeente Hulst".
De directie van de inrichting had een zware kluif aan
het gladstrijken van de hindernissen. „Na lang en
veel praten werden de onoplosbaar lijkende proble
men toch opgelost", vertelt de pedagoog.
Overigens liggen soortgelijke problemen in de nabije
toekomst ook in andere Zeeuws-Vlaamse gemeenten
op de loer. Onlangs klopte het bestuur van de
Clingse inrichting namelijk aan bij het ministerie
I van welzijn, volksgezondheid en cultuur (WVC) met
Jhet verzoek om nóg twee socio-woningen te mogen
[bouwen. „Het is de bedoeling dat deze wooneenhe
den niet in Clinge gebouwd worden", stelt directeur
Bottelier nadrukkelijk. „Ondanks de goede band die
wij met het dorp hebben zijn wij van mening, dat we
deze gemeenschap niet mogen belasten met nog wat
wooneenheden".
De directeur, maar ook de pedagoog zijn ervan
overtuigd, dat het plaatsen van geestelijk gehandi
capten, mits zij voldoende begeleid worden, in
woonwijken van andere Zeeuws-Vlaamse gemeen
ten, moet lukken. Bottelier denkt aan Terneuzen,
Axel of Sas van Gent. „West-Zeeuwsch-Vlaanderen
behoort niet tot de mogelijkheden, omdat de bewo
ners van de socio-woningen toch grotendeels afhan
kelijk blijven van de faciliteiten die hier in het
instituut aanwezig zijn, met name moet dan gedacht
worden aan de arbeidsafdeling. Het zou ondoenlijk
worden om heen en weer te rijden tussen bijvoor
beeld Oostburg en Clinge", vertelt hij.
De eerste socio-woning in de regio ligt aan een stille
straat in Clinge. Een gewone twee-onder-één-kapwo-
ning met een grote tuin. Met de bouw werd begonnen
in augustus 1984. Een kleine acht maanden later
werd de zaak opgeleverd. De 400.000 gulden die het
project gekost had, waren uitgegeven en de acht
bewoonsters konden hun intrek nemen. Klazien
Smits, met haar 48 jaren de oudste bewoonster,
beschrijft de verhuizing. „Het was wel gek om ineens
te verhuizen van paviljoen Elmaerhof naar hier. Toen
we de eerste nacht hier sliepen hing er niets aan de
muren. Alles was nog kaal, maar in de daaropvolgen
de week hebben we samen met de begeleiders alles
ingericht".
Terwijl ze haar verhaal doet zijn Roos Desstombes
en Emma Wechelaar in de keuken bezig met het
bereiden van de avondmaaltijd. Het is een drukte
van belang aan het aanrecht. Wanneer er iets mis
dreigt te gaan met het voorbereidingsproces schiet
begeleider Rudy Martens uit Clinge te hulp. Zonder
problemen wordt amper een kwartier later de maal
tijd tomatensoep, aardappelen, prei en gehaktbal
opgediend.
„Is Thea er nu nog niet?", vraagt Rudy aan de
meisjes. „Misschien is ze nog eventjes langs het
fasehuis gegaan", roept Jeanet de Lijser.
Thea Bolders maakt dankbaar gebruik van haar
nieuw verworven vrijheid en zelfstandigheid. Wan
neer de soep in de magen is verdwenen, valt ze
binnen. „Oef, wat is het warm met die jas aan", zegt
ze met veel bravour. Rudy helpt haar uit haar jas en
haalt de pan waarin nog een bodempje soep is
achtergebleven. „Die is koud", rept ze. „Eigen
schuld, had je maar op tijd moeten komen", luidt het
antwoord.
Eigen verantwoording en zelfstandigheid zijn be
langrijke begrippen in het zorggebied. Ondanks de
permanente aanwezigheid van één der begeleiders
(het team bestaat uit Rudy Martens, Jessy van Erp,
Shirley van Hove en hoofdleider Eric van de Gucht)
moeten de acht bewoonsters zoveel mogelijk hun
eigen zaakjes zien te klaren. Dat betekent dat zij om
toerbeurt de zorg dragen voor het huishouden en de
maaltijden. Elke week zorgen twee meisjs voor de
maaltijden en twee anderen voor de poets- en
schrobactiviteiten. Iedere bewoonster is verant
woordelijk voor het aan kant houden van haar
slaapkamer. Alleen in noodzakelijke gevallen
springt de beroepskracht in.
Buiten de huishoudelijke taken hebben de meisjes
allemaal een baan op de arbeidsafdeling van De
Sterre. Alleen Jacqueline d'Hert doet wat anders. Zij
verzorgt een aantal uren per dag de dieren op de
boerderij van het Clingse instituut. „De meiden
hebben in feite gewoon een baan", legt Rudy Mar
tens uit. „Wanneer ze huishouddienst hebben komen
ze een paar uur eerder naar huis om de zaak schoon
te houden en de maaltijden te bereiden. Verder
hebben ze twintig snipperdagen die ze vrij op kunnen
nemen wanneer ze bijvoorbeeld geen zin hebben om
te gaan werken. Tijdens het weekeinde gebeurt het
nogal eens dat de meisjes naar hun ouders gaan".
Opvallend is dat de acht meisjes, in leeftijd variërend
van 27 tot 48 jaar, goed met elkaar overweg kunnen.
Ook qua geestelijke ontwikkeling ontlopen ze elkaar
weinig. Resultaat van selectie. Eric van de Gucht
hierover: „Het selectie-criterium valt moeilijk te
omschrijven. Je hebt per slot van rekening te maken
met individuen. De één kan dit zelfstandig doen, de
ander weer iets anders. Een zekere mate van zelfstan
digheid was wel een van de voorwaarden waaraan
bewoonsters van de socio-woning moesten voldoen",
stelt hij.
Verder werd er volgens Van de Gucht gekeken naar
de zelfwerkzaamheid, het sociale gedrag en de
ontwikkeling.
Alvorens de meisjes de stap naar de socio-woning,
dus buiten de inrichting, maakten, hebben zij gedu
rende een jaar bij elkaar gewoond in het paviljoen
'De Elmaerhof. „Ze kennen elkaar al een hele tijd en
weten ook wat ze aan elkaar hebben", benadrukt de
hoofdleider. Zelf ervaart hij zijn werk in de socio-
woning als verschillend van datgeen hij placht te
verrichten op De Sterre. „Allereerst heb je te maken
met veel minder mensen", legt hij uit. „In een
pavilpaviljoen heb je constant te maken met 24
mensen die om aandacht vragen en hier zitten we
met zijn achten. Verder heb ik veel meer te maken
met huishoudelijk werk, hetgeen in de paviljoens ook
wel voorkwam, maar in veel mindere mate". Naast
het assisteren en bijstaan van de bewoonsters heb
ben de begeleiders ook de taak om de vorderingen
van de meisjes nauwlettend in het oog te houden.
Het wonen in een socio-woning is niet zomaar een
streven, er zijn ook nog wat doelstellingen aan
verbonden. Van de Gucht: „Zo moeten de bewoon
sters zelfstandig hun huishoudelijke taken verrich
ten. Hun uiterlijke verzorging en hygiëne is ook hun
verantwoording en verder is het heel belangrijk dat
er initiatieven worden ontplooid".
„Moet jij je broer nog opbellen?", vraagt Martens aan
Klazien. Enigszins geschrokken kijkt ze op uit de
televisiegids. „Dat ben ik vergeten", antwoordt ze.
Corry Stoop neemt de gelegenheid waar om een
initiatief te nemen. „Ik moet nog bellen", roept ze.
Het groepje zwakzinnige meisjes in de socio-woning
zijn, na de strubbelingen in het begin, inmiddels door
de buurt geaccepteerd. Tijdens de open dag kwa
men, volgens Van de Gucht, tal van buurtbewoners
een kijkje nemen en spraken hun verwondering uit
over de inrichting. De meisjes hebben die gedeelte
lijk bekostigd.
„Ook blijven de buren tegenwoordig nogal eens
staan om een praatje te maken", meldt hij.
Van de Gucht is evenals pedagoog Vandevorst van
mening dat de acht meisjes in kwestie het in de
samenleving kunnen bolwerken, mits ze begeleid
worden. „Verder geloof ik zeker dat de acceptatie
door de buurtbewoners makkelijker verloopt dan
eerst gedacht werd en het accepteren van deze
meisjes door hun medemensen is voor hen het
leukste wat er is", aldus de Z-verpleger.
De pedagoog meent te moeten stellen dat wanneer
het experiment met de socio-woning in Clinge een
positief resultaat oplevert „En om eerlijk te
zeggen, het gaat buiten alle verwachtingen zo goed"
dit ook in andere plaatsen mogelijk is. Sterre-
directeur Bottelier is wat voorzichtiger: „Het nadeel
van decentralisatie van geestelijk gehandicapten,
wat momenteel erg in is je zou het bijna een trend
noemen is dat de intra-murale zorg, dus de
verzorging in tehuizen en inrichting gedefinieerd
wordt als slechter. Natuurlijk is dit pertinent niet
waar, want ook in de inrichtingen wordt namelijk
nog altijd door veel mensen goed werk geleverd".
Toch onderschrijft hij de doelstellingen van de
socio-woningen volledig. „Een thuis bieden in een
'gewoon' milieu, meer privacy en een grotere zelf
standigheid bieden waar mogelijk, dat moeten we
zeker nastreven", benadrukt hij.
Terwijl de meisjes tv kijken neemt begeleider Mar
tens een aantal paperassen door. Zo nu en dan stelt
hij wat vragen. Doelgerichte vragen, dat wel, want in
zijn hand houdt hij een formulier waarop hij met een
haal van de pen de antwoorden van het meisje in
kwestie aanstreept. Aan de hand van de antwoorden
kan de zelfredzaamheid van de meisjes worden
bepaald. De vorderingen worden namelijk voortdu
rend in het oog gehouden. Om de veertien dagen
bespreekt het team begeleiders wat er in de afgelo
pen twee weken is voorgevallen. „Tot nu toe niets
bijzonders", laat hij weten.
Toos Aanraad staat op en kondigt aan dat ze gaat
slapen. Morgen komt er weer een andere dag....
Connie van Gremberghe