UITWAAIEN
IN HET LAND VAN
GUIDO GEZELLE
per fiets door de
daamse middeleeuwen
PZC/ vrijdagkrant
de vlaeminck
m
flaneren
hoogste punt
theater
LPAG 21 JUNI 1985
Damme
blijkt „Straffe Hendrik" te
heten. Het wordt gebrouwen,
deelt een viltje ons mede, door
de plaatselijke brouwerij „De
Halve Maan". Het kost ondanks
de vele centimeters schuim
waarmee het dient te worden
getapt iets meer dan al die
andere wit gekuifde brouwsels
die men in Brugge pleegt te
serveren. Maar dat ben je na één
slok al vergeten. „Moet ge er
nog één", vraagt Roger.
Stomme vraag.
In Brugge ben ik nu ongeveer
voor de tiende keer. Maar dat
verveelt me geenszins. Nog
nooit had ik vanaf de Sint Jans
Huysmol en „Het Stenen
Juweel" mogen zien. Maar
omdat Roger toevallig de
molenaar kent... Daar staan
tegen het witte voorjaarslicht
de torens van de stad.
Inderdaad: de Middeleeuwen.
Roger: „Het is toch zo'n schoon
land hè".
Dat blijkt nog eens als we
terugrijden. Gedeelte van de
Gentele-route. We fietsen
tussen muren van wuivend
gras, hoog opgeschoten
fluitekruid en groen uitlopende
knotwilgen. Roger moet naar
Bredene bij Oostende, dus
waarom ook niet even die
richting ingeslagen. Opnieuw
die stilte. Geaccentueerd door
de over het asfalt zoevende
fietsbanden en het geschreeuw
van een vogel. Tussen
Meetkerke en Plassendale
komen we niemand tegen.
Fietsend van Oostende naar
Blankenberge hadden we graag
hetzelfde gezien. Maar opeens
moeten we over de grote weg.
De door de middenberm
schommelende tram brengt ons
nog even in de sfeer van eerder
die dag, maar voor het overige:
auto's, auto's, auto's. Roger had
ons al gewaarschuwd: „Daar is
het niet zo leuk fietsen hè". Ach,
we zijn wel wat gewend. Maar
waarom geen fietspad door de
duinen aangelegd?
Een VW-meneer daar 's avonds
over aangeschoten, gaat
ogenblikkelijk in de contra
attaque. „Alsof jullie dat wel
hebben", stuift hij op. Ik leg
hem uit datje bij Hoek van
Holland spierwit de duinen in
kan fietsen om er bruinverbrand
pas in Den Helder weer uit te
komen. Hij gelooft er geen zier
van, maar zal het nog eens
„onderzoeken".
Hij is werkelijk kwaad. Gunt
ons niet de tijd hem uit te
leggen dat we niettemin een
heerlijke dag hebben beleefd.
Dat de Belgische kust toch iets
heel anders is dan die van
Nederland. Waar vind je zoveel
moois op zo weinig vierkante
kilometer? 's Avonds schiet me
ineens de eerste regel in
gedachten van William
Wordsworths befaamde poëem
„The Daffodils": I wandered
lonely as a cloud that floats on
high or vales and hills.
„Ik zwierf eenzaam als een wolk
die hoog drijft boven valleien en
heuvels". Ja, zo was het wel
ongeveer.
'u kan je natuurlijk wel aan
het strand blijven liggen.
If j een bult lachen met die
Ike fietsjes op „De Lustige
Hodrome". Of een Café Filtre
Sin drinken aan het einde van
elvandelpier... Maar België is
[uurlijk niet alleen maar
Inkenberge. Met zijn
Iroorlogse sfeertje. Met zijn
fend dat je ogenblikkelijk
It denken aan vergeelde
[nten met daarop je oma en
Ipa die met onhandig
■hoog gesjorde
Inbedekking en komisch
[e kuiten pootje baden in het
t krullende zeewater.
Ir een dag huur je vlak achter
Ie i ijk zoals Belgen een
ïlevard plegen te noemen,
fleurig blauw gelakt rijwiel
Je peddelt zomaar de
lihdeleeuwen in. Lissewege,
lenkerke, Ter Doest.
Èinkelweggetjes die zich als
ertjes tussen zulk hoog gras
r slingeren dat de torens van
gge bij tijd en wijle
iichtbaar zijn. Soms rol je een
•pje binnen. Met in het
iden een tot aan de hemel
:ende kerktoren. Op het met
le keitjes belegde pleintje
at een knoestige bank
arop niemand zit.
|t land van Guido Gezelle die
rzijn „schrijverkes" ragfijne
itjes in het roerloze water zag
kken en die tussen het
lsgroene lover van de popels
reugeltjes" zag „schuufeln".
It is toch wel het meest
htrekkelfjle van de Belgische
lorzeekust: dat unieke
literland.
Als we net een tweede glas
hebben besteld - want het is
warm vandaag - komt Roger de
Vlaeminck langsrijden.
Wielervedette van de jaren
zeventig. Eddy Merckx'
grootste tegenstrever.
Hartelijk weerzien nadat we
elkaar zo'n tien jaar niet meer
hebben gezien.
De rest van de dag neemt hij de
leiding. Op naar Damme. Via
Ter Doest waar hij ook al een
uitstekende uitspanning weet
aan te wijzen. Aardbeien, ijs en
slagroom! „Trainde je altijd in
deze omgeving?" Scheve grijns,
vette knipoog. „Ja, maar soms
trainde ik in deze omgeving ook
wel eens niet".
Haal je de koekoek. Wie is er zo
stom om hier, in de driehoek
Oostende, Blankenberge en
Brugge zo ferm op de pedalen te
stampen dat het zweet hem in
de ogen lekt? Eddy Merckx in
zijn beste jaren misschien. Maar
Roger de Vlaeminck zeker niet.
Die hurkt met zijn onverwachte
gezelschap nu ook naast een
visser aan het kanaal van
Brugge naar Damme en vraagt
of „ze nogal willen bijten".
Dat willen ze dus niet vandaag.
Zodat we maar doorfietsen.
Eerst naar het pittoreske
Damme waarop het dorpsplein
de terrasjes alweer lonken. De
derde „Duvel" van die dag.
„Maar", beweert Roger zich het
schuim van de lippen vegend,
„ik zal u nog een beter bier leren
kennen". Daartoe dienen we ons
naar Brugge te begeven. Een
tochtje van vijf kilometer langs
een weg van een
onvergelijkbare schoonheid. Zal
er hier sinds veertienhonderd
ook maar iets veranderd zijn?
Het favoriete biertje van Roger
Dat achterland met plaatsjes
als Lissewege. We rijden er twee
keer doorheen. Domweg omdat
we er niet genoeg van kunnen
krijgen. Die klinkerstraatjes, die
tegen elkaar hurkende, witte en
met rode geraniums opgedirkte
huisjes, dat carillon ook dat met
over elkaar buitelende klanken
aangeeft dat het inmiddels als
één uur is geworden.
Tijd voor een pint zouden ze in
België zeggen. En omdat we
toevallig toch in dat land zijn...
Lissewege
dirk bouts in het
plezante leuven
Jauwelijks 20 kilometer bui-
x ten Brussel, sneuvelen we
Leuven. We zouden er wat
lan eten, maar omdat mijn
welschap nog nooit ,4Het Laat-
e Avondmaal" had gezien van
irk Bouts, lopen we de Sint
eterskerk binnen. „Mooier
in het avondmaal van Da Vin-
fluistert mijn compane na
ikele seconden ademloos. Ik
e geen enkele aanleiding haar
ïgelijk te geven.
mven heeft een paar jaar gele-
'n mijn hart gestolen. Niet
ns zozeer om dat adembene-
ende als uit een slagroom-
iuit geknepen stadhuis; niet
ns ook om dat schitterend
'restaureerde Groot Begijn-
>f; niet eens tenslotte ook om
e altijd in restauratie zijnde
nt Pieter met die prachtige uit
barsten hout gesneden kop
in de „Kromme Christus" en
it zo mogelijk nog mooiere
matste Avondmaal" van de
aarlemse meester Dirk Bouts.
Leuven kom ik vooral om de
eer die er hangt. En om de
ensen die die sfeer maken,
ier kan je ineens Gaston Mom-
ens tegenkomen. Kleine Gas-
'n die zich bescheiden mompe-
nd „handelaar in conserven-
iuziek" noemt („handelaar in
noplaten" verduidelijkt hij
for alle zekerheid nog even),
aar die intussen wel zoveel
|'er Dirk Bouts, diens schilde-
fien en de al eerder gememo-
erde kop van de „Kromme
'hristus" kan vertellen, dat je
I
bijna vermoedt dat hij de con
servator moet zijn van de Sint
Pieter. „Welnee meneer, ik doe
dit omdat ik het plesant vind. 't
Is meer een hobby, verstaat
ge"?
Hij is er debet aan dat we
eigenlijk veel te laat naar Luik
vertrekken. Ook al zo'n stad
waaraan ik vroeger achteloos
voorbij ging. Luik? Stinkende
fabrieksschoorstenen en nim
mer krimpende autofiles op de
langs de Maas getrokken boule-
koopt een zak vruchtjes waar
van je de naam nog steeds niet
weet en de smaak eigenlijk ook
niet. „Vond jij het lekker", vraag
ik mijn gezelschap. „Dat kan ik
niet zeggen", zegt ze, „maar het
ziet er wel erg leuk uit en het is
apart".
Luik heeft raffinement. Zelfs als
de stadsreiniging staakt, weet
het zijn feilen nog voortreffelijk
te verbergen achter een facade
van vooral vrolijkheid. Daar is
de vogeltjesmarkt op zondag
ochtend, daar zijn de kleine bals
musettes van de Rue Leopold,
vards. Tot ik werd uitgenodigd
om een drankje te drinken op
de Rue Pont d'Avray. Toen de
zon achter de heuvels daalde en
Luik zich gereed maakte voor
een avondje ouderwets flane
ren.
Een stad met een „tic". Eet ik
ooit niertjes? Hier wel. Haal ik
het ooit in mijn hoofd notabene
een glas champagne te bestel
len? Hier wel. Luik daagt uit. Je
loopt langs de reusachtige,
prachtig opgetaste fruitschalen
die bij nader inzien fruit-
kraampjes blijken te zijn en je
daar is ook het restaurant „l'A-
driatique" van een nerveus heen
en weer drentelende Italiaan die
later grijnzend zal verklappen
dat hij Amedeo heet.
Waar haal ik dat in Nederland?
Een soepje, een verrukkelijke
entrecote met sla en frites zoals
ze die alleen in België uit de
frituur kunnen halen, een ijsje
en een kopje koffie voor net iets
meer dan 24 gulden? Mijn gezel
schap deed zich in plaats van
die entrecote tegoed aan een
roze forelletje en was nóg min
der kwijt. In de Rue Saint-Paul
zetelt signor Amedeo en denk
nou maar niet dat hij het enige
goede en tevens goedkope res
taurant in Luik beheert.
Want daar wordt me even lek
ker gegeten. Net als in het ove
rige deel van de Ardennen trou
wens. De volgende dag namen
we plaats in het al even uitne
mende restaurant „Le Lac" aan
de stuw van Robertville, vlak
bij de plek die wordt aange
merkt als het hoogste punt van
België, het Signal de Botrange.
Bijna 700 meter hoog is het hier
en niet zelden hangt de mist er
zo dik boven de venen dat je
geen hand voor ogen kan zien.
Maar vandaag is het weer bijna
een cliché. Blauwe lucht en
witte schapewolkjes.
Mijn compane was ook hier nog
nooit geweest. Ze is jong. Had
zich van België een voorstelling
gemaakt die totaal niet klopte
met de werkelijkheid. Ach ja,
Coo (bij Trois Ponts) is nogal
toeristisch. Maar dat doet na
tuurlijk toch niets af van de
charme van deze plek waar de
Ambleve zich schuimend en ro
kend een tiental meters naar
beneden stort. En uiteraard
mag men La Roche beschouwen
als het Valkenburg van de Ar
dennen. Maar daarom ziet het
plaatsje er komend vanuit de
richting van Marcourt nog wel
schattig uit.
Ik ken de Ardennen goed. Door
kruiste dit in soms zeer driftige
Leuven, een van de mooiste stadhuizen ter wereld.
plooien gelegde land meerdere
malen. Wandelend, per fiets, per
kano, per scooter en - zoals nu -
per auto. Maar elke keer zie ik
weer wat nieuws. Is het niet die
merkwaardige synthese van
museum en pretpark te Blegny-
Trembleur (waar men bovenop
de voor het publiek toegangelij-
ke kolenmijn een jankend en
schetterend pretpark heeft op
getrokken), dan is het wel het
stille serpentinedal van de Lien-
ne.
Nu had ik mijn eigen gezicht wel
eens willen zien toen ik door het
„Natuurparkcentrum" van Ho
ge Venen slenterde. Twee jaar
geleden stond hier nog niets; nu
hebben die dekselse Belgen er
een van de mooiste tentoonstel
lingsgebouwen ter wereld ge
bouwd. Alleen om dat gebouw
plus interieur al zou je naar het
„Signal de Botrange" moeten
trekken. De prachtig gerang
schikte tentoonstelling over een
van de ruigste gebieden van
West-Europa (De Hoge Venen),
kan je dan tegelijk meenemen.
Tien tegen één dat je ook hier
een soort Gaston Mommens te
genkomt. Een meneer die uit
sluitend en alleen voor zijn
plezier al het tentoongestelde
nog eens een dimensie extra
geeft door middel van met veel
gevoel voor theater vertelde
verhalen. Want het zijn praters
Belgen. Gezellige praters.
Een sinjeur als de ober van
Hotel de Casino in Tilff valt
daarom dubbel op. Hij stormde
met een verontwaardigde trek
op een gezicht dat toch al niet
noodde tot „Ha-Heerlijk-Uit' op
een wielrenner af die in in zijn
tricootje in de deuropening
vroeg of hij hier misschien een
kamer kon huren. Het verwaan
de kereltje („Hotel de Casino"
niet waar?) verwaardigde zich
zelfs niet eens te antwoorden.
Hij knikte met stijf aaneenge
sloten lippen nee en wierp met
een de deur dicht. Een deur die
hij vijf minuten later wijd open
zwaaide toen een wel keurig in
een kostuum gestoken heer ook
vroeg of er misschien een bed
voor hem was.
Maar kom, de ober was een
jammerlijke uitzondering in
twee dagen pure gastvrijheid.
Zelfs in België zijn er dus uitzon
deringen die de regel bevesti
gen.
ROB VAN DEN DOBBEL
STEEN